JUBILEUM NA 50 OPWINDENDE JAREN
TROPENINSTITUUT heeft roer
definitief omge
Centrum van jarenlange
unieke tropenervaring
Een nieuwe GALLAS zingt in liet
theater van EPIDAUROS
DORSTIGE KEEL STEMT DE GODEN GUNSTIG
Bezoek uit hele
wereld
RESA-HILVERSUM
ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1960
Het is jammer, dat wij van vele belangrijke dingen uit het ver
leden soms maar weinig détails kennen. Meestal zijn het al-
leen hoofdzaken: namen, data, exacte feiten, onmisbaar wel
vaar, maar naakt, want niet gehuld in wat warme, kleurige ro-
Tintiek, die er de sfeer aan geeft. Neem bijvoorbeeld de „geboorte"
'ah het Koninklijk Instituut voor de Tropen, dat thans een halve
j';Uw bestaat: Gesticht in 1910, op initiatief van Dr. J. T. Cremer en
r- H. F. R. Hubrecht. Namen gebeiteld in de symmetrisch ge
ogde platen van Carrarisch marmer, waarmee wanden, vloeren,
NI aren, trappen en balustrades van de grote hal bij de hoofdingang
Jh bekleed. Namen die gedragen zijn door vooruitstrevende Neder-
anders, w'er typische méns-zijn echter mét de geest van de tijd
,vaarin zij leefden zijn vervluchtigd. Wat behelsde die tijd? Wat
ezielde mensen als de heren Cremer en Hubrecht? Wat bracht hen
hun grootse initiatief?
Vreemdeling moet tijdig betalen in het Abaton van Asklepioshij behoudt dan ogen en oren
Het Athene-festival duurt
nog voort. Maar over het
warme Odeion Herodes At-
ticus, waarin sedert eind juli een
keur van internationale culturele
manifestaties aan den volke is ge
toond, is nu een hoge schaduw
gevallen vanuit Epidauros. Want
daar, in het best geconserveerde
natuurtheater van Griekenland, is
Maria Callas teruggekeerd tot
haar moederland.
Haar eerste optreden in „Nor-
ma", het meesterwerk van Bellini,
op zondag jl. heeft vriend en vij
and plotseling naar het lijkt voor
goed verziend met haar grillige,
ongrijpbare persoonlijkheid, die in
het verleden vaak zo verknipt en
verkrampt naar buiten is getre
den. Twee jaar geleden, toen zij
gevraagd werd om op te treden in
het Atheense Odeion, vroeg zij
een schandelijke prijs. In de kran
ten en daarbuiten ontstond een
rel. Duizenden togen naar het
theater om tegen haar te protes
teren. Op de achtergrond speelde
de wijze waarop zij haar moeder
heeft verloochend een grote rol.
Maar er gebeurde iets vreemds.
Het leek of La Callas slechts
hoefde te komen en te zingen om
te overwinnen. Dezelfde mensen,
die gekomen waren om tegen haar
te betogen, werden doodstil toen
zij opkwam. Zij applaudisseerden
na afloop als bezetenen. Grieken
vergeten snel. Misschien vergeven
zij trager. Want het hoge honora
rium en haar manier van doen
bleven na haar ogenblikkelijk suc
ces een vlek op haar reputatie als
Griekse. Het was ermee als met
Dimitropoulos, die in Amerika
eens verklaarde dat hij geen Griek
was, maar burger van het Heelal.
De dwaze uitlating, door niemand
au sérieux genomen, verplaatste
de maestro inderdaad naar een
andere planeet voor al wat Grieks
is. Want men is Griek of men is
het niet. Daartussen is geen ruim
te, zeker niet voor grapjes.
Repetitie van Norma
in een herberg
Geslaagddank zij
e godenschemering der helden van het oude Indië wordt fraai gesymboliseerd
door dit schilderstuk van Coen in het trappenhuis.
papieren lichten ons
Sszins over in, maar steen spreekt
Ar», geval duidelijker. Het steen van
i,er<lams grootste gebouw, waarin
fleri °Pen'nstituut met zi.in onderschei-
is ne afdelingen en zijn Tropenmuseum
OnJfcvesligd', roept namelijk met zijn
tjj^rkelijke architectuur die voorbije
Voor ons op het begin van ónze
het ^en Uid waarin de laatsten van
der '"lussen lang uitgestorven gilde
kór- "kooien", gehuld in katoen-met-
de "et, middels koperen glazenspuiten
het^ens'erru'len van de grachtenhuizen
glanzen. Sic transit... Een tijd
hletn de strijd om vrouwenkiesrecht,
honfa dr- Mia Boissevain aan het
üjd °P §anS begon te komen. Een
Itot Waai'in de Nederlandse hoofdstad
'iitir kon zÜn °P ruin' vijftig open
fjCp gen b;j haar nauwelijks geëlectri-
Eonfrde Iramnet. De tijd waarin Jean
tebon, ^'suisse zijn cabaret ,,De Kat
te U voor het voetlicht ging brengen
b6 ??erabaya, in Nederlandsch Indië.
den ,derlanders die daar werkten kon-
aldus genieten van een ..Hollands"
gelifuarnrna- als afwisseling bij de da-
tin» Problemen die beslist niet ge-
biet- yaren. Want wetenschap en tech-
hea boden toen nog niet de mogelijk-
Cotyfb die wjj kennen. Onze machtige
heer "bicatiemiddelen, die het ver-
ovef, en bet contact tussen mensen
stoTien°rme afstanden vereenvoudigen,
-r. '"en voor zover zij er al waren
j^gbog in de kinderschoenen, maar de
terjbSeli)ke behoefte aan kennis en ma-
daff ^as even intens als vandaag de
Seh' daarom werd het Tropeninstituut
na de eeuwwisseling,
idgbden in een periode waarin nieuwe
Van c'b baan braken en waarin de blik
i flo i3ai i >-iE-hotrnn
et
de alledagmens
"Walen buiten de
él vaker begon
begrenzing van
ji "'Sen, smalle erf.
eu .I was een museum van producten
iri P.bbwerpen uit de tropen, het éérste
cUrf^n soort i'1 beel Europa en dus
tv., "s, maar toch niet toereikend voor
hu er mee gedaan zou kunnen worden.
heprTPrd duidelijk begrepen door de
rppp Cremer. Zijn blik had zich mm-
t>rf bepaald bij 'alleen maar het eigen
lep s Deli-pionier kénde hij de lus-
W, bn de lasten van werken in de
hii jh. Als minister van koloniën had
Nrlo ken"en. Als president van de Ne
tlij a"dsche Handelmaatschappij wist
to „.eb goed idee uitstekend in het vat.
s'tio i fin- Dooi' zijn vooraanstaande po
kes beschikte hij bovendien over rela
te R, waar een groot spel mee was
o» spelen. En liet spel dat hem voor
v"n Zweefde was groot: het creëren
W een instelling waar 1en aanzien
hpr,de tropen wetenschap, onderwijs,
KL en nijverheid gediend zouden
bobben worden. Daar was in Nederland
'op o aan en daarom sloegen de he-
t.ips vfemer en Hubrecht met hun rela
te handen ineen om een Comité
°orbereiding te gaan vormen.
boel was te komen tot een insti
tuut ,,waar de geleerde, de
la koopman, de zeevaarder, de
ïo ,Hbouwer en industrieel elkaar
pJrden kunnen ontmoeten, waar de
W, ,naar. de reiziger, de ontdek-
in een passende omgeving en
toegerust met de beste hulpmiddelen,
ziin ervaring ten beste zou kunnen
geven." Een instituut moest het wor
den waar gelegenheid zou zijn zowel
voor het instellen van degeiijke we
tenschappelijke onderzoekingen als
voor het opdoen van practische ken
nis „omtrent al wat op koloniaal-eco
nomisch gebied van actueel belang
kon zijn". Zó staat het te lezen in
de vijftig jaar oude „Memorie over
de wording en het doel der Vereni
ging „Koloniaal Instituut". „Een me
morie, die wat haar strekking betreft
best eergisteren opgesteld had kun
nen zijn, want nog immer zéér ac
tueel en bruikbaar van gedachten.
Léés maar: „Eene instelling dus
waar wetenschap en praktijk elkaar
de hand reiken, een levend organis
me waarvan vormende kracht uit
gaat in wijden kring en dat den weg
zal moeten wijzen aan het jonge Ne
derland dat de schoonè taak heeft te
vervullen om Grooter-Nederland tot
bloei en ontwikkeling te brengen en
met eere te doen uitkomen in den
wedloop met naburige natiën." Dat
was heel wat meer dan het museum
dat te Haarlem ontstaan was op de
zolder van de heer F. W. van Eeden,
de vader van een der opmerkelijk
ste, maar tevens de meest tragische
figuur van de Beweging van Tachtig.
Een bescheiden verzameling, die snel
groeide, zodat na een jaar reeds
fin 1865) meer ruimte nodig was,
welke gevonden werd in de beneden
verdieping van het voormalige paleis
van koning Lodewijk, het Paviljoen
Welgelegen te Haarlem. Er was reeds
een begin gemaakt met een tro-
penbibliotheek én ook was er al een
klein laboratorium voor productenon-
derzoek, doch middelen en ruimte om
veel vérder te gaan ontbraken.
Om wérkelijk iets groots te verrich
ten waren geld en ruimte nodig, te meer
waar volgens de conceptie van de heer
Cremer en de zijnen het te stichten in
stituut zich niet zou mogen beperken
tot koloniale producten, zoals de Haar
lemse instelling. Er diende evenzeer
aandacht te worden besteed aan de
oroducerende tropenlandende volken
kunde achtten de initiatiefnemers van
even groot belang als produktenkennis.
Het nieuw te vormen instituut zou bo
vendien ook nog dienstbaar moeten zjjn.
„aan de verbreiding van meerdere ken
nis over de intieme huishouding, de ze
den en gewoonten, het maatschappij-
lijk peil van ontwikkeling der inheem
se volksrassen." Het zou voorts ook
tot de taak van liet instituut behoren
te onderzoeken wat gedaan zou kunnen
worden om de productie en exploitatie
van de voortbrengselen van bodem en
nijverheid „te doen strekken tot het
grootst mogelijk voordeel van de oor
spronkelijke bewoners." En wat naast
het vrij nauwkeurig uitgestippelde
werkschema bij het bladeren in de
thans wat vergeelde documenten op
valt is de zinsnede: „dat het een in
stelling zou worden, in alle- opzichten
beantwoordende aan de eischen des tijds
en dat reeds bij den aanvang reke
ning gehouden zóu moeten worden niet
alleen met de bestaande behoeften,
maar ook met de waarschijnlijkheid
van verdere uitbreiding in de toekomst."
Hoezeer ook de heer Cremer en
de zjjnen blijk gaven een voor
uitziende blik té bezitten, zij
zullen nooit hebben vermoed hóe
groot en drastisch ooit die uitbreiding
in de toekomst zou moeten zijn. Dat
slechts enkele decennia na voltooiing
van hun grootse werk de Nederland
se belangen in en met Indonesië zou
den wegvallen, zal niemand hunner
ooit hebben kunnen bevroeden. Noch
tans is dit gebeurd. Hadden de grote
mannen die het aanzijn gaven aan
het Tropeninstituut dit kunnen voor
voelen, dan hadden zij hun plannen
wellicht nimmer uitgevoerd en dat
zou voor het nakroost hunner tijdge
noten noodlottig zijn gebleken. Im
mers, hóe zou Nederland onder de
zo onverwacht en snel gewijzigde
tijdsomstandigheden ziin grote tro
penervaring van eeuwen dan hebben
kunnen benutten?
Het Koloniaal Instituut, dat door zijn
naamswisselingen alléén al in de loop
van zijn bestaan blijk heeft gegeven
het voetspoor van de tijd te kunnen
volgen, is geworden wat zjjn stichters
hadden gewenst: een centrum van
tropenkennis en van studie en van ver
breiding van kennis. Het was ongetwij
feld een griezelig grote stap het Insti
tuut een nieuwe naam te geven én een
aanzienlijke taakuitbreiding. Want met
„Koninklijk Instituut voor de Tropen"
wordt gezegd, dat het Instituut heel de
tropengordel tot zijn arbeidsveld
rekent," iets wat uiteraard gauwer ge
zegd dan gedaan is.
Gebruik makend van een inderdaad
unieke tropenervaring en van een op
dit gebied klinkende naam in de wereld
heeft men de bakens durven verzetten.
Wie thans, ongeveer tien jaar daarna,
de blik laat gaan over hetgeen door
het Tropeninstituut bereikt is en ver
richt wordt, voelt bewondering en ver
trouwen.
De eens zo bescheiden boekerij te
Haarlem is middelerwijl uitgegroeid
tot de grootste tropenbibliotheek van
West Europa. De drie wetenschappe
lijke afdelingen: Tropische Producten,
Culturele en Physiscbe Anthropologic,
en Tropische Hygiëne en Geografische
Pathologie werden in verband met de
taakuitbreiding van het Instituut ver
rijkt met nieuwe specialisten en met
nieuwe onderafdelingen, zoals bijvoor
beeld het Bodemkundig Laboratorium
en een speciale afdeling voor het be
studeren van voedingsvraagstukken in
de tropen. De gespecialiseerde mede
werkers van het Tropeninstituut bleven
bovendien niet thuis over de boeken en
documentatiegegevens gebogen zitten,
hoe rijk de schat aan materiaal ook
mag zijn. Integendeel, zjj zwermden
uit naar tropenlanden, meestal op uit
nodiging van de desbetreffende landen
of van grote internationale organisaties
om elders vraagstukken te bestuderen
dan wel adviezen te geven.
Anderen verstevigden intussen de
wetenschappelijke waarde van het
Tropeninstituut, dat daardoor thans ne
gen. zelf ingestelde bijzondere leer
stoelen aan de Amsterdamse Universi
teit onderhoudt, waarbij twee zeer
„nieuw" en actueel, t.w. een in tropi
sche voedingsgeneeskunde, de ander in
de Nieuw-Indische talen, zoals Urdu,
Bengali en Hindi, waaraan in ons land
een groeiende behoefte bleek te be
staan en waarin het Tropeninstituut
heeft weten te voorzien.
Ook als wij het bij deze enkele
voorbeelden uit de bonte sca
la van tropenactiviteiten la
ten en slechts terloops vermelden,
dat het Tropenmuseum thans, wei
nige jaren na de taakverbreding, uit
nagenoeg alle tropenlanden iets te
tonen heeft, is het duidelijk dat het
Tropeninstituut modern is en vaart
heeft. Stoelend op een oerdegelijke
basis, die de stichters overigens
geheel in het beeid van hun tijd
aan het Instituut gaven en dit. tot
zelfs in het gebouw tot uitdrukking
brachten, werkt men voort, gedegen
en nauwkeurig, maar met een vinger
op de slagader van de tijd.
De grootse daden van onze voor
ouders, gevangen in beeldhouwwerk,
dat het Tropeninstituut tot misschien
wel het rijkst van symboliek voor
zien gebouw van ons werelddeel
maakt, worden aldus niet beschaamd.
Op de door hen verworven ervaring
is voortgebouwd en in een wijd ver
breid arbeidsveld gaat men voort
met het werk. Hoe kan het anders
of de betekenis van dit werk moet
doordringen tot verre, verre gebie
den onzer aarde?
Dat dit inderdaad het geval is, be
wijzen ook de bezoeken die tropenbe-
woners aan het Instituut te Amsterdam
Dr. T. J. Cremer, een van de domine
rende figuren in het oude Indië, aan
wiens vruchtbaar brein ook het initiatief
tot het Tropeninstituut is ontsproten.
Over de aard van deze dynamische per
soonlijkheid laat dit portret geen twijfel.
brengen: Nog in deze augustusmaand
kwam een aantal autoriteiten uit
Frans Kameroen naar het Instituut
met de bedoeling daar steun te vinden
in het streven naar verdere ontwikke
ling van het eigen land. Een dag daar
na beklom een Peruaanse landbouw-
expert de hoge stoep aan de Maurits-
kade. Men wil in zpn land de tabaks
teelt uitbreiden en de kwaliteit van
het product verder opvoeren. Met hel
doe] te Amsterdam hier richtlijnen
voor te vinden werd door de bedoelde
expert een bezoek gebracht aan het
Tropeninstituut, dat, gesticht op 11
augustus 1910, thans na vijftig jaar
nog ten volle beantwoordt aan de op
zet van zijn stichters. Méér dan dat
zelfs: het is verjongd en krachtig naar
voren getreden om de tweede haive
eeuw in te gaan met een nieuw devies,
dat het randschrift vormt van een ter
gelegenheid van het gouden jubileum
geslagen legpenning: Felix artibus
colendis" vrij vertaald: welvaart
door wetenschap. HUBERT F. JANS.
Een deel van het Tropeninstituut in Amsterdam. De architectuur is een lofprijzing op de Hollandse ondernemingslust
van het verleden. Maar binnen is het roer reeds jaren om.
De „nieuwe Callas' bij haar aankomst op het vliegveld van Athene.
Er kan inmiddels geen twijfel aan
bestaan of de 14.000 toeschouwers die
in Epidauros de première van „Nor-
ma" bijwoonden, zijn als één man en
als was bet voor de eerste keer, ge
grepen door de stem van La Callas,
haar prachtige sterke stem, waar men
niet over kan schrijven. Maar daar
naast is er een complex van redenen
waarom men met een plotselinge nieu
we warmte is gaan spreken van de
„Nieuwe Callas". Dit nieuwe beeld is
wellicht gecreëerd om er spontaan van
te kunnen houden, al was er sprake
van een jong meisje zonder verleden.
En naar buiten is de nieuwe Callas
inderdaad een heel jonge vrouw met
een modieus jeugdig kapsel en een ge
ruite meisjesjurk. Die habitieus wordt
gecompleteerd door een vertoon van
uiterste welwillendheid. Reeds voor
kaar aankomst in Athene had zij te ken
nen gegeven dat zij haar honorarium
van 15.000 dollar ditmaal wilde schen
ken aan de Nationale Griekse Opera.
Haar aankomst op het bloedhete vlieg
veld van Athene bevestigde haar nieu
we faam. Zij verklaarde met vërlan-
gen te hebben uitgezien naar de voorstel
lingen van Epidauros. Zij vormen
voor mij een speciale aantrekkelijkheid,
zei zij, dat zal men kunnen begrijpen,
Niettemin zal ik ook weer in de „Sca
la" gaan zingen en er enige grammofoon
platen maken. Verder ben ik bij herha
ling en met klem uitgenodigd om naar
Rusland en Amerika te komen, maar
ik zal daar niet naar toe gaan.
Ik heb het veel te druk vooral de laat
ste tijd." Wie in dit verband de naam
Onassis noemde, had de lachers op zijn
hand. Maar slechts even. Over haar
scheiding van Menighini valt geen
kwaad woord te vernemen. Dat zij in
Onassis' omgeving verwijlt lijkt volko
men geaccepteerd. Het is per slot van
rekening een Grieks contact van hoog
voltage. Daar kan men beter voorzich
tig mee zijn.
Na haar aankomst in Athene lag
het voor de hand dat La Cailas zou
vertrekken naar Epidauros. Er was
althans bekend, dat zij samen met
de mezzo-sopraan Adrianni Lazzari-
ni, de bariton Mirto Picchi en de
bas Ferrucio Nazoli een begin zou
maken met de repetities voor „Nor-
ma". Voor wie in Athene vluchtig
kennis had genomen van haar al dan
niet vermeende metamorfose, leek
bet een even absurde als aantrekke
lijke gedachte om in de dagen voor
haar eerste optreden op goed geluk de
reis naar Epidauros te wagen, vóór
een mensenzee het theater en de ver
re omgeving zou overspoelen. Waar
Pausanias, de periegeet. in de slan-
g.entempel van Asklepios ooit het
mooiste vond wat hij zag, leek een
onverwachte kans mogelijk op het
mooiste wat men ooit hoorde.
Welnu, de aankomst in Epidauros
bracht aanvankelijk alleen maar decep
ties. De slangentempel waar men vóór
iiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiiiiiiHiiiiiimmiiiiiiiimiiiiiiiiiMiiiiitiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiuiiiiiiiiit
het theater toch wel even naar toe
wil, is niet meer dan een ronde funde
ring. met een nogal onontwarbaar in
terieur. Hij ligt vlakbij het Abaton, de
zaal waar Asklepios zijn patiënten liet
slapen, alvorens ze te genezen. In het
Abaton blijkt een man te zitten. Hij is
bijzonder zwaarlijvig. Weet ge waar
om ge altijd moet betalen vreemdeling?,
vraagt hi.l met een bezwerende stem.
Nee, zeg ik. zonder enige interesse.
Wel, zegt hij. ik zal het u verklaren.
Eens kwamen twee dieven bij Askle
pios. Zjj waren gebrandmerkt met
kruisen op het voorhoofd. Asklepios liet
hen hier slapen, in het Abaton. Hij deed
hen een band om het voorhoofd. De
kruisen gingen van de hoofden in de
banden. Maar één van de dieven wilde
niet. betalen. Asklepios iiet hem toen
weer slapen en deed hem beide ban
den om. Hij ging met twee kruisen op
zjjn hoofd naar huis omdat hij niet be
taalde." Ik reageer waarschijnlijk niet
snel genoeg. Ik heb le veel dorst en
te weinig aandacht. De man staat nu
op. Hij is ontzagwekkend zwaar. Ver
gis ik mij niet. dan kijkt hij nu drei
gend. Er was eens een blinde, zegt
hij, die bij Asklepios kwam. Hij zag
niets. Er wordt een warme hand op mijn
ogen gelegd. Het wordt menens. De
hand gaat weg en wijst naar een hoek
van het Abaton. Asklepios liet de
blinde daar slapen. Toen genas hü hem.
Maar hij wilde niet betalen. Toen liet
Asklepios hem weer slapen en maakte
hem weer blind. En de blinde die niet
wou betalen toen hij zag, beloofde zijn
hele hebben en houden als Asklepios
hem weer zou helpen. Maar voor straf
dat hij niet meteen betaalde, gaf As
klepios hem slechts één oog terug en
liet hem blind aan het andere. Ge ziet
dus dat het beter is meteen te beta
len". Ik neem deze kans nu gaarne
waar. Per slot van rekening heb ik wel
slechter horen bedelen. Als hij het geld
heeft opgeborgen, zegt de man plotse
ling met een heel alledaagse, niet lan
ger profeterende stem: Aan de over
kant ligt het stadion. Daar konden lang
voor Christus al 20.000 mensen in. En
er was ook een hotel voor bezoekers met
twee verdiepingen en 150 kamers. Het
lijkt op een toegift. Ik vraag de weg
naar het theater. Men moet er naar
toe klimmen.
Dorstig uif hel theater
Grote bordenNo smoking wijzen op
een ingang. En inderdaad. Achter de
borden zit een vrouw met een zeer
oude trapnaaimachine groene gordijnen
aan elkaar te zetten. Mannen zijn aan
het zagen. Verderop wordt getimmerd en
in de schaduw van een grote olijf zit een
smal mannetje met grote zorgvuldig
heid muziekstandaard.jes die hemels
blauw zijn, zwart te lakken. Men pas
seert de parodos en staat dan in de
felle zon. Hier ligt het theater van
Epidauros. in de vierde eeuw vóór
Christus gebouwd door Polykleitos de
jongere. 60 rijen hoog en nog altijd
goed voor 14.000 bezoekers. De Bühne
is zo goed als klaar en voorzien van
een dertigtal getimmerde Kitschrotsen.
In het midden, waar eens de plaats
moet ziin geweest van het altaar, prijkt
een zuil met gong. Wie de ri.ien bestijgt,
krijgt een prachtig zicht op het natuur-
décor van olijven achter het theater.
Maar ik ben naar Epidauros gekomen
voor La Callas. Een man met een uni
formpet weet van niets. Hij haalt de
schouders op. Mannen met uniformen
zijn hier al even onvriendelijk als in
de musea. Met een wijde boog loop ik
terug naar de tuinen rond het theater.
Ik moet eerlijk toegeven dat de dorst
het wint. Als ergens een terras zicht
baar wordt of zelfs maar een glimp
van een herberg ben ik voorlopig in
Callas noch Norma geïnteresseerd. Want
de dorst groeit hier als een woestijn.
In een bocht, achter een haag van
oleanderboompjes wordt een gele luifel
zichtbaar. Zij blijkt gespannen boven
een luxueus terras. Er zitten geen men
sen. Maar binnen is gelukkig bier en
water dat men ijskoud toe krijgt bij alle
drank en spijs. Ik drink gretig. Het
bier kost 12 drachmen. Dat is ƒ1.60,
maar het lijkt een geschenk der goden.
Ik koop een foto van het theater en
vraag naar het toilet.
Horen en zien
Ik moet langs het terras naar een
koele, apart gebouwde gaanderij. Op
de kruising van beide ligt een kleine
binnenplaats. De muur is begroeid
met geurige jasmijn. Ik wil er een
plukken en blijf plotseling staan, twij
felend aan mijn eigen aanwezigheid.
Vlak bij mij is een stem gaan zingen
en er is geen twijfel mogelijk. Dit is
La Callas. De goden blijken nu be
stendig op mijn pad. Ik ga zitter op
pen marmeren bank in de schaduw.
Dorst en alle noden zijn geweken. Ik
zit maar en luister. Als er een pauze
intreedt begin ik koortsachtig rond
te lopen. Ik ben slechts door een lage
muur gescheiden geweest van de re-
hearsal-room, die met wijde deuren
openstaat naar een kleine tuin. Ik
begint met mensen te praten en vraag
naar de directie. Maar het is tever
geefs. Er is slechts één oplossing. Dat
is* langs een trapje naar boven gaan
en plaats nemen op de marmeren
zitplaats die het lage achtermuurtje
biedt, stil en voorzichtig als een jon
gen die voor de eerste Keer spiekt.
Er zit nog een man. Er is gelukkig
veel bedrijvigheid, daarbinnen in het
zaaltje. Een dikke man wijst een juf
frouw in een tijgerachtige jurk' hoe zij
al zingend moet knielen aan de voeten
van La Callas. Een man met een blauw
hemd zet rechts terzijde een tenorpartij
in. En dan plotseling is er weer La Cal
las, nu hoor- én zichtbaar op een af
stand van enkele meters. Het maakt in
druk. En anders dan men gedacht had.
La Callas lijkt inderdaad een jonge
vrouw, strak gekleed in een grijze jurk
die van voren sluit, met grote zwarte
knopen van hetzelfde materiaal als
de brede zwarte ceintuur. Waar de jurk
sluit is hij evenals de grote zakken op de
rok afgebiesd met een smalle gele strook.
Witte sandalen en een lichte zonnebril
completeren de verschijning van een
vrouw, die hoe dan ook veel jon
ger is en eenvoudiger dan men dacht.
Tot zij gaat zingen en lopen en er weer
die stem is: rijp en sterk en soms van
een onbegrijpelijke tederheid een
stem, die zich op die tederheid lijkt: te
betrappen om sneller dan men ademt
terug te keren naar een trotse, onheil
spellende kracht. De handen zijn lang en
krachtig. De rode nagels graaien soms
plotseling even in de buitenkant van de
zakken op de jurk. Er lijkt dan een aan
trekkelijk roofdier aanwezig, dat even
later weer lenig verglijdt tot een welwil
lende, charmante vrouw die beminne
lijk lachend met de zwaar aangezette
mond en zonder een zweem van nukkig
heid gehoor geeft aan de interrupties
van een gedrongen maestro, __die_ met
de rug naar ons toezit en bii tijd en
wijle resoluut met de rechterarm zwaait.
Er lijkt in het luisteren een onwezenlijk
heid geslopen. Ver van huis en haard
is men, slechts geleid door een grillige
inval, beland in een koele geurige tuin,
om waar te nemen wat zingen is, iets
wat men al meende te weten, maar an
ders en toch ergens hetzelfde. Het is
klaar, als de zon van dit land, dat dui
zenden betogers in het Atheense Odeion
verstilden tot ontroerde luisteraars.
Bij deze stem lijkt men even nauw
betrokken als toen men moegespeeld
naar huis kwam en moeder voor het
eerst hoorde zingen in de schemering
van: Goede maan, gij schijnt zo stille.
Als er een lange pauze intreedt, blij
ken meer dan twee uur verstreken. De
dikke man komt naar buiten en kijkt
naar ons als hadden wij nu echt ge
spiekt. Hu zwaait even met een verma
nende, dikke vinger als hij zijn zonne
bril opzet. En dan loopt hij wonderlijk
lichtvoetig naar de muur en plukt een
minuscuul boeket van kleine witte jas
mijnen. Hij gaat naar binnen en biedt
het La Callas aan, die op een bank,
recht tegenover ons. is gaan zitten, de
benen lenig opgetrokken, het hoofd sta
tig geheven als zü de bloemen lachend
aanneemt. Dit lükt een decent moment
om te verdwijnen. Mijn metgezel is reeds
opgestaan. Hü blükt verbonden aan de
grootste krant van Amerika. It was
the thrill of my life, zegt hij. Wij zeg
gen dat misschien niet zo. De dorst keert
weer als wij erover nadenken. Het is
een wonderlijke gunst geweest der go
den. Pausanias heeft ons goed geleid.
En een vreemdeling moet tijdig beta
len in het Abaton van Asklepios. Hij be
houdt dan ogen en oren. En beide heeft
hii nodig. Ook voor de „.nieuwe" Cal
las.
CAREL SWINKELS.
Advertentie
(Bekende Schriftelijke Cursus) - Tel. 5432
H. B. S., Gymnasium, Onderwijzersakte.
Middelbare Akten: Frans, Duits, Engels
en Nederlands M O. Tolkvertaler, Hcofd-
eorrespondent, V.T.H.-diploma.