JUBILEUM NA 50 OPWINDENDE JAREN TROPENINSTITUUT heeft roer definitief omge Centrum van jarenlange unieke tropenervaring Een nieuwe GALLAS zingt in liet theater van EPIDAUROS DORSTIGE KEEL STEMT DE GODEN GUNSTIG Bezoek uit hele wereld RESA-HILVERSUM ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1960 Het is jammer, dat wij van vele belangrijke dingen uit het ver leden soms maar weinig détails kennen. Meestal zijn het al- leen hoofdzaken: namen, data, exacte feiten, onmisbaar wel vaar, maar naakt, want niet gehuld in wat warme, kleurige ro- Tintiek, die er de sfeer aan geeft. Neem bijvoorbeeld de „geboorte" 'ah het Koninklijk Instituut voor de Tropen, dat thans een halve j';Uw bestaat: Gesticht in 1910, op initiatief van Dr. J. T. Cremer en r- H. F. R. Hubrecht. Namen gebeiteld in de symmetrisch ge ogde platen van Carrarisch marmer, waarmee wanden, vloeren, NI aren, trappen en balustrades van de grote hal bij de hoofdingang Jh bekleed. Namen die gedragen zijn door vooruitstrevende Neder- anders, w'er typische méns-zijn echter mét de geest van de tijd ,vaarin zij leefden zijn vervluchtigd. Wat behelsde die tijd? Wat ezielde mensen als de heren Cremer en Hubrecht? Wat bracht hen hun grootse initiatief? Vreemdeling moet tijdig betalen in het Abaton van Asklepioshij behoudt dan ogen en oren Het Athene-festival duurt nog voort. Maar over het warme Odeion Herodes At- ticus, waarin sedert eind juli een keur van internationale culturele manifestaties aan den volke is ge toond, is nu een hoge schaduw gevallen vanuit Epidauros. Want daar, in het best geconserveerde natuurtheater van Griekenland, is Maria Callas teruggekeerd tot haar moederland. Haar eerste optreden in „Nor- ma", het meesterwerk van Bellini, op zondag jl. heeft vriend en vij and plotseling naar het lijkt voor goed verziend met haar grillige, ongrijpbare persoonlijkheid, die in het verleden vaak zo verknipt en verkrampt naar buiten is getre den. Twee jaar geleden, toen zij gevraagd werd om op te treden in het Atheense Odeion, vroeg zij een schandelijke prijs. In de kran ten en daarbuiten ontstond een rel. Duizenden togen naar het theater om tegen haar te protes teren. Op de achtergrond speelde de wijze waarop zij haar moeder heeft verloochend een grote rol. Maar er gebeurde iets vreemds. Het leek of La Callas slechts hoefde te komen en te zingen om te overwinnen. Dezelfde mensen, die gekomen waren om tegen haar te betogen, werden doodstil toen zij opkwam. Zij applaudisseerden na afloop als bezetenen. Grieken vergeten snel. Misschien vergeven zij trager. Want het hoge honora rium en haar manier van doen bleven na haar ogenblikkelijk suc ces een vlek op haar reputatie als Griekse. Het was ermee als met Dimitropoulos, die in Amerika eens verklaarde dat hij geen Griek was, maar burger van het Heelal. De dwaze uitlating, door niemand au sérieux genomen, verplaatste de maestro inderdaad naar een andere planeet voor al wat Grieks is. Want men is Griek of men is het niet. Daartussen is geen ruim te, zeker niet voor grapjes. Repetitie van Norma in een herberg Geslaagddank zij e godenschemering der helden van het oude Indië wordt fraai gesymboliseerd door dit schilderstuk van Coen in het trappenhuis. papieren lichten ons Sszins over in, maar steen spreekt Ar», geval duidelijker. Het steen van i,er<lams grootste gebouw, waarin fleri °Pen'nstituut met zi.in onderschei- is ne afdelingen en zijn Tropenmuseum OnJfcvesligd', roept namelijk met zijn tjj^rkelijke architectuur die voorbije Voor ons op het begin van ónze het ^en Uid waarin de laatsten van der '"lussen lang uitgestorven gilde kór- "kooien", gehuld in katoen-met- de "et, middels koperen glazenspuiten het^ens'erru'len van de grachtenhuizen glanzen. Sic transit... Een tijd hletn de strijd om vrouwenkiesrecht, honfa dr- Mia Boissevain aan het üjd °P §anS begon te komen. Een Itot Waai'in de Nederlandse hoofdstad 'iitir kon zÜn °P ruin' vijftig open fjCp gen b;j haar nauwelijks geëlectri- Eonfrde Iramnet. De tijd waarin Jean tebon, ^'suisse zijn cabaret ,,De Kat te U voor het voetlicht ging brengen b6 ??erabaya, in Nederlandsch Indië. den ,derlanders die daar werkten kon- aldus genieten van een ..Hollands" gelifuarnrna- als afwisseling bij de da- tin» Problemen die beslist niet ge- biet- yaren. Want wetenschap en tech- hea boden toen nog niet de mogelijk- Cotyfb die wjj kennen. Onze machtige heer "bicatiemiddelen, die het ver- ovef, en bet contact tussen mensen stoTien°rme afstanden vereenvoudigen, -r. '"en voor zover zij er al waren j^gbog in de kinderschoenen, maar de terjbSeli)ke behoefte aan kennis en ma- daff ^as even intens als vandaag de Seh' daarom werd het Tropeninstituut na de eeuwwisseling, idgbden in een periode waarin nieuwe Van c'b baan braken en waarin de blik i flo i3ai i >-iE-hotrnn et de alledagmens "Walen buiten de él vaker begon begrenzing van ji "'Sen, smalle erf. eu .I was een museum van producten iri P.bbwerpen uit de tropen, het éérste cUrf^n soort i'1 beel Europa en dus tv., "s, maar toch niet toereikend voor hu er mee gedaan zou kunnen worden. heprTPrd duidelijk begrepen door de rppp Cremer. Zijn blik had zich mm- t>rf bepaald bij 'alleen maar het eigen lep s Deli-pionier kénde hij de lus- W, bn de lasten van werken in de hii jh. Als minister van koloniën had Nrlo ken"en. Als president van de Ne tlij a"dsche Handelmaatschappij wist to „.eb goed idee uitstekend in het vat. s'tio i fin- Dooi' zijn vooraanstaande po kes beschikte hij bovendien over rela te R, waar een groot spel mee was o» spelen. En liet spel dat hem voor v"n Zweefde was groot: het creëren W een instelling waar 1en aanzien hpr,de tropen wetenschap, onderwijs, KL en nijverheid gediend zouden bobben worden. Daar was in Nederland 'op o aan en daarom sloegen de he- t.ips vfemer en Hubrecht met hun rela te handen ineen om een Comité °orbereiding te gaan vormen. boel was te komen tot een insti tuut ,,waar de geleerde, de la koopman, de zeevaarder, de ïo ,Hbouwer en industrieel elkaar pJrden kunnen ontmoeten, waar de W, ,naar. de reiziger, de ontdek- in een passende omgeving en toegerust met de beste hulpmiddelen, ziin ervaring ten beste zou kunnen geven." Een instituut moest het wor den waar gelegenheid zou zijn zowel voor het instellen van degeiijke we tenschappelijke onderzoekingen als voor het opdoen van practische ken nis „omtrent al wat op koloniaal-eco nomisch gebied van actueel belang kon zijn". Zó staat het te lezen in de vijftig jaar oude „Memorie over de wording en het doel der Vereni ging „Koloniaal Instituut". „Een me morie, die wat haar strekking betreft best eergisteren opgesteld had kun nen zijn, want nog immer zéér ac tueel en bruikbaar van gedachten. Léés maar: „Eene instelling dus waar wetenschap en praktijk elkaar de hand reiken, een levend organis me waarvan vormende kracht uit gaat in wijden kring en dat den weg zal moeten wijzen aan het jonge Ne derland dat de schoonè taak heeft te vervullen om Grooter-Nederland tot bloei en ontwikkeling te brengen en met eere te doen uitkomen in den wedloop met naburige natiën." Dat was heel wat meer dan het museum dat te Haarlem ontstaan was op de zolder van de heer F. W. van Eeden, de vader van een der opmerkelijk ste, maar tevens de meest tragische figuur van de Beweging van Tachtig. Een bescheiden verzameling, die snel groeide, zodat na een jaar reeds fin 1865) meer ruimte nodig was, welke gevonden werd in de beneden verdieping van het voormalige paleis van koning Lodewijk, het Paviljoen Welgelegen te Haarlem. Er was reeds een begin gemaakt met een tro- penbibliotheek én ook was er al een klein laboratorium voor productenon- derzoek, doch middelen en ruimte om veel vérder te gaan ontbraken. Om wérkelijk iets groots te verrich ten waren geld en ruimte nodig, te meer waar volgens de conceptie van de heer Cremer en de zijnen het te stichten in stituut zich niet zou mogen beperken tot koloniale producten, zoals de Haar lemse instelling. Er diende evenzeer aandacht te worden besteed aan de oroducerende tropenlandende volken kunde achtten de initiatiefnemers van even groot belang als produktenkennis. Het nieuw te vormen instituut zou bo vendien ook nog dienstbaar moeten zjjn. „aan de verbreiding van meerdere ken nis over de intieme huishouding, de ze den en gewoonten, het maatschappij- lijk peil van ontwikkeling der inheem se volksrassen." Het zou voorts ook tot de taak van liet instituut behoren te onderzoeken wat gedaan zou kunnen worden om de productie en exploitatie van de voortbrengselen van bodem en nijverheid „te doen strekken tot het grootst mogelijk voordeel van de oor spronkelijke bewoners." En wat naast het vrij nauwkeurig uitgestippelde werkschema bij het bladeren in de thans wat vergeelde documenten op valt is de zinsnede: „dat het een in stelling zou worden, in alle- opzichten beantwoordende aan de eischen des tijds en dat reeds bij den aanvang reke ning gehouden zóu moeten worden niet alleen met de bestaande behoeften, maar ook met de waarschijnlijkheid van verdere uitbreiding in de toekomst." Hoezeer ook de heer Cremer en de zjjnen blijk gaven een voor uitziende blik té bezitten, zij zullen nooit hebben vermoed hóe groot en drastisch ooit die uitbreiding in de toekomst zou moeten zijn. Dat slechts enkele decennia na voltooiing van hun grootse werk de Nederland se belangen in en met Indonesië zou den wegvallen, zal niemand hunner ooit hebben kunnen bevroeden. Noch tans is dit gebeurd. Hadden de grote mannen die het aanzijn gaven aan het Tropeninstituut dit kunnen voor voelen, dan hadden zij hun plannen wellicht nimmer uitgevoerd en dat zou voor het nakroost hunner tijdge noten noodlottig zijn gebleken. Im mers, hóe zou Nederland onder de zo onverwacht en snel gewijzigde tijdsomstandigheden ziin grote tro penervaring van eeuwen dan hebben kunnen benutten? Het Koloniaal Instituut, dat door zijn naamswisselingen alléén al in de loop van zijn bestaan blijk heeft gegeven het voetspoor van de tijd te kunnen volgen, is geworden wat zjjn stichters hadden gewenst: een centrum van tropenkennis en van studie en van ver breiding van kennis. Het was ongetwij feld een griezelig grote stap het Insti tuut een nieuwe naam te geven én een aanzienlijke taakuitbreiding. Want met „Koninklijk Instituut voor de Tropen" wordt gezegd, dat het Instituut heel de tropengordel tot zijn arbeidsveld rekent," iets wat uiteraard gauwer ge zegd dan gedaan is. Gebruik makend van een inderdaad unieke tropenervaring en van een op dit gebied klinkende naam in de wereld heeft men de bakens durven verzetten. Wie thans, ongeveer tien jaar daarna, de blik laat gaan over hetgeen door het Tropeninstituut bereikt is en ver richt wordt, voelt bewondering en ver trouwen. De eens zo bescheiden boekerij te Haarlem is middelerwijl uitgegroeid tot de grootste tropenbibliotheek van West Europa. De drie wetenschappe lijke afdelingen: Tropische Producten, Culturele en Physiscbe Anthropologic, en Tropische Hygiëne en Geografische Pathologie werden in verband met de taakuitbreiding van het Instituut ver rijkt met nieuwe specialisten en met nieuwe onderafdelingen, zoals bijvoor beeld het Bodemkundig Laboratorium en een speciale afdeling voor het be studeren van voedingsvraagstukken in de tropen. De gespecialiseerde mede werkers van het Tropeninstituut bleven bovendien niet thuis over de boeken en documentatiegegevens gebogen zitten, hoe rijk de schat aan materiaal ook mag zijn. Integendeel, zjj zwermden uit naar tropenlanden, meestal op uit nodiging van de desbetreffende landen of van grote internationale organisaties om elders vraagstukken te bestuderen dan wel adviezen te geven. Anderen verstevigden intussen de wetenschappelijke waarde van het Tropeninstituut, dat daardoor thans ne gen. zelf ingestelde bijzondere leer stoelen aan de Amsterdamse Universi teit onderhoudt, waarbij twee zeer „nieuw" en actueel, t.w. een in tropi sche voedingsgeneeskunde, de ander in de Nieuw-Indische talen, zoals Urdu, Bengali en Hindi, waaraan in ons land een groeiende behoefte bleek te be staan en waarin het Tropeninstituut heeft weten te voorzien. Ook als wij het bij deze enkele voorbeelden uit de bonte sca la van tropenactiviteiten la ten en slechts terloops vermelden, dat het Tropenmuseum thans, wei nige jaren na de taakverbreding, uit nagenoeg alle tropenlanden iets te tonen heeft, is het duidelijk dat het Tropeninstituut modern is en vaart heeft. Stoelend op een oerdegelijke basis, die de stichters overigens geheel in het beeid van hun tijd aan het Instituut gaven en dit. tot zelfs in het gebouw tot uitdrukking brachten, werkt men voort, gedegen en nauwkeurig, maar met een vinger op de slagader van de tijd. De grootse daden van onze voor ouders, gevangen in beeldhouwwerk, dat het Tropeninstituut tot misschien wel het rijkst van symboliek voor zien gebouw van ons werelddeel maakt, worden aldus niet beschaamd. Op de door hen verworven ervaring is voortgebouwd en in een wijd ver breid arbeidsveld gaat men voort met het werk. Hoe kan het anders of de betekenis van dit werk moet doordringen tot verre, verre gebie den onzer aarde? Dat dit inderdaad het geval is, be wijzen ook de bezoeken die tropenbe- woners aan het Instituut te Amsterdam Dr. T. J. Cremer, een van de domine rende figuren in het oude Indië, aan wiens vruchtbaar brein ook het initiatief tot het Tropeninstituut is ontsproten. Over de aard van deze dynamische per soonlijkheid laat dit portret geen twijfel. brengen: Nog in deze augustusmaand kwam een aantal autoriteiten uit Frans Kameroen naar het Instituut met de bedoeling daar steun te vinden in het streven naar verdere ontwikke ling van het eigen land. Een dag daar na beklom een Peruaanse landbouw- expert de hoge stoep aan de Maurits- kade. Men wil in zpn land de tabaks teelt uitbreiden en de kwaliteit van het product verder opvoeren. Met hel doe] te Amsterdam hier richtlijnen voor te vinden werd door de bedoelde expert een bezoek gebracht aan het Tropeninstituut, dat, gesticht op 11 augustus 1910, thans na vijftig jaar nog ten volle beantwoordt aan de op zet van zijn stichters. Méér dan dat zelfs: het is verjongd en krachtig naar voren getreden om de tweede haive eeuw in te gaan met een nieuw devies, dat het randschrift vormt van een ter gelegenheid van het gouden jubileum geslagen legpenning: Felix artibus colendis" vrij vertaald: welvaart door wetenschap. HUBERT F. JANS. Een deel van het Tropeninstituut in Amsterdam. De architectuur is een lofprijzing op de Hollandse ondernemingslust van het verleden. Maar binnen is het roer reeds jaren om. De „nieuwe Callas' bij haar aankomst op het vliegveld van Athene. Er kan inmiddels geen twijfel aan bestaan of de 14.000 toeschouwers die in Epidauros de première van „Nor- ma" bijwoonden, zijn als één man en als was bet voor de eerste keer, ge grepen door de stem van La Callas, haar prachtige sterke stem, waar men niet over kan schrijven. Maar daar naast is er een complex van redenen waarom men met een plotselinge nieu we warmte is gaan spreken van de „Nieuwe Callas". Dit nieuwe beeld is wellicht gecreëerd om er spontaan van te kunnen houden, al was er sprake van een jong meisje zonder verleden. En naar buiten is de nieuwe Callas inderdaad een heel jonge vrouw met een modieus jeugdig kapsel en een ge ruite meisjesjurk. Die habitieus wordt gecompleteerd door een vertoon van uiterste welwillendheid. Reeds voor kaar aankomst in Athene had zij te ken nen gegeven dat zij haar honorarium van 15.000 dollar ditmaal wilde schen ken aan de Nationale Griekse Opera. Haar aankomst op het bloedhete vlieg veld van Athene bevestigde haar nieu we faam. Zij verklaarde met vërlan- gen te hebben uitgezien naar de voorstel lingen van Epidauros. Zij vormen voor mij een speciale aantrekkelijkheid, zei zij, dat zal men kunnen begrijpen, Niettemin zal ik ook weer in de „Sca la" gaan zingen en er enige grammofoon platen maken. Verder ben ik bij herha ling en met klem uitgenodigd om naar Rusland en Amerika te komen, maar ik zal daar niet naar toe gaan. Ik heb het veel te druk vooral de laat ste tijd." Wie in dit verband de naam Onassis noemde, had de lachers op zijn hand. Maar slechts even. Over haar scheiding van Menighini valt geen kwaad woord te vernemen. Dat zij in Onassis' omgeving verwijlt lijkt volko men geaccepteerd. Het is per slot van rekening een Grieks contact van hoog voltage. Daar kan men beter voorzich tig mee zijn. Na haar aankomst in Athene lag het voor de hand dat La Cailas zou vertrekken naar Epidauros. Er was althans bekend, dat zij samen met de mezzo-sopraan Adrianni Lazzari- ni, de bariton Mirto Picchi en de bas Ferrucio Nazoli een begin zou maken met de repetities voor „Nor- ma". Voor wie in Athene vluchtig kennis had genomen van haar al dan niet vermeende metamorfose, leek bet een even absurde als aantrekke lijke gedachte om in de dagen voor haar eerste optreden op goed geluk de reis naar Epidauros te wagen, vóór een mensenzee het theater en de ver re omgeving zou overspoelen. Waar Pausanias, de periegeet. in de slan- g.entempel van Asklepios ooit het mooiste vond wat hij zag, leek een onverwachte kans mogelijk op het mooiste wat men ooit hoorde. Welnu, de aankomst in Epidauros bracht aanvankelijk alleen maar decep ties. De slangentempel waar men vóór iiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiiiiiiHiiiiiimmiiiiiiiimiiiiiiiiiMiiiiitiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiuiiiiiiiiit het theater toch wel even naar toe wil, is niet meer dan een ronde funde ring. met een nogal onontwarbaar in terieur. Hij ligt vlakbij het Abaton, de zaal waar Asklepios zijn patiënten liet slapen, alvorens ze te genezen. In het Abaton blijkt een man te zitten. Hij is bijzonder zwaarlijvig. Weet ge waar om ge altijd moet betalen vreemdeling?, vraagt hi.l met een bezwerende stem. Nee, zeg ik. zonder enige interesse. Wel, zegt hij. ik zal het u verklaren. Eens kwamen twee dieven bij Askle pios. Zjj waren gebrandmerkt met kruisen op het voorhoofd. Asklepios liet hen hier slapen, in het Abaton. Hij deed hen een band om het voorhoofd. De kruisen gingen van de hoofden in de banden. Maar één van de dieven wilde niet. betalen. Asklepios iiet hem toen weer slapen en deed hem beide ban den om. Hij ging met twee kruisen op zjjn hoofd naar huis omdat hij niet be taalde." Ik reageer waarschijnlijk niet snel genoeg. Ik heb le veel dorst en te weinig aandacht. De man staat nu op. Hij is ontzagwekkend zwaar. Ver gis ik mij niet. dan kijkt hij nu drei gend. Er was eens een blinde, zegt hij, die bij Asklepios kwam. Hij zag niets. Er wordt een warme hand op mijn ogen gelegd. Het wordt menens. De hand gaat weg en wijst naar een hoek van het Abaton. Asklepios liet de blinde daar slapen. Toen genas hü hem. Maar hij wilde niet betalen. Toen liet Asklepios hem weer slapen en maakte hem weer blind. En de blinde die niet wou betalen toen hij zag, beloofde zijn hele hebben en houden als Asklepios hem weer zou helpen. Maar voor straf dat hij niet meteen betaalde, gaf As klepios hem slechts één oog terug en liet hem blind aan het andere. Ge ziet dus dat het beter is meteen te beta len". Ik neem deze kans nu gaarne waar. Per slot van rekening heb ik wel slechter horen bedelen. Als hij het geld heeft opgeborgen, zegt de man plotse ling met een heel alledaagse, niet lan ger profeterende stem: Aan de over kant ligt het stadion. Daar konden lang voor Christus al 20.000 mensen in. En er was ook een hotel voor bezoekers met twee verdiepingen en 150 kamers. Het lijkt op een toegift. Ik vraag de weg naar het theater. Men moet er naar toe klimmen. Dorstig uif hel theater Grote bordenNo smoking wijzen op een ingang. En inderdaad. Achter de borden zit een vrouw met een zeer oude trapnaaimachine groene gordijnen aan elkaar te zetten. Mannen zijn aan het zagen. Verderop wordt getimmerd en in de schaduw van een grote olijf zit een smal mannetje met grote zorgvuldig heid muziekstandaard.jes die hemels blauw zijn, zwart te lakken. Men pas seert de parodos en staat dan in de felle zon. Hier ligt het theater van Epidauros. in de vierde eeuw vóór Christus gebouwd door Polykleitos de jongere. 60 rijen hoog en nog altijd goed voor 14.000 bezoekers. De Bühne is zo goed als klaar en voorzien van een dertigtal getimmerde Kitschrotsen. In het midden, waar eens de plaats moet ziin geweest van het altaar, prijkt een zuil met gong. Wie de ri.ien bestijgt, krijgt een prachtig zicht op het natuur- décor van olijven achter het theater. Maar ik ben naar Epidauros gekomen voor La Callas. Een man met een uni formpet weet van niets. Hij haalt de schouders op. Mannen met uniformen zijn hier al even onvriendelijk als in de musea. Met een wijde boog loop ik terug naar de tuinen rond het theater. Ik moet eerlijk toegeven dat de dorst het wint. Als ergens een terras zicht baar wordt of zelfs maar een glimp van een herberg ben ik voorlopig in Callas noch Norma geïnteresseerd. Want de dorst groeit hier als een woestijn. In een bocht, achter een haag van oleanderboompjes wordt een gele luifel zichtbaar. Zij blijkt gespannen boven een luxueus terras. Er zitten geen men sen. Maar binnen is gelukkig bier en water dat men ijskoud toe krijgt bij alle drank en spijs. Ik drink gretig. Het bier kost 12 drachmen. Dat is ƒ1.60, maar het lijkt een geschenk der goden. Ik koop een foto van het theater en vraag naar het toilet. Horen en zien Ik moet langs het terras naar een koele, apart gebouwde gaanderij. Op de kruising van beide ligt een kleine binnenplaats. De muur is begroeid met geurige jasmijn. Ik wil er een plukken en blijf plotseling staan, twij felend aan mijn eigen aanwezigheid. Vlak bij mij is een stem gaan zingen en er is geen twijfel mogelijk. Dit is La Callas. De goden blijken nu be stendig op mijn pad. Ik ga zitter op pen marmeren bank in de schaduw. Dorst en alle noden zijn geweken. Ik zit maar en luister. Als er een pauze intreedt begin ik koortsachtig rond te lopen. Ik ben slechts door een lage muur gescheiden geweest van de re- hearsal-room, die met wijde deuren openstaat naar een kleine tuin. Ik begint met mensen te praten en vraag naar de directie. Maar het is tever geefs. Er is slechts één oplossing. Dat is* langs een trapje naar boven gaan en plaats nemen op de marmeren zitplaats die het lage achtermuurtje biedt, stil en voorzichtig als een jon gen die voor de eerste Keer spiekt. Er zit nog een man. Er is gelukkig veel bedrijvigheid, daarbinnen in het zaaltje. Een dikke man wijst een juf frouw in een tijgerachtige jurk' hoe zij al zingend moet knielen aan de voeten van La Callas. Een man met een blauw hemd zet rechts terzijde een tenorpartij in. En dan plotseling is er weer La Cal las, nu hoor- én zichtbaar op een af stand van enkele meters. Het maakt in druk. En anders dan men gedacht had. La Callas lijkt inderdaad een jonge vrouw, strak gekleed in een grijze jurk die van voren sluit, met grote zwarte knopen van hetzelfde materiaal als de brede zwarte ceintuur. Waar de jurk sluit is hij evenals de grote zakken op de rok afgebiesd met een smalle gele strook. Witte sandalen en een lichte zonnebril completeren de verschijning van een vrouw, die hoe dan ook veel jon ger is en eenvoudiger dan men dacht. Tot zij gaat zingen en lopen en er weer die stem is: rijp en sterk en soms van een onbegrijpelijke tederheid een stem, die zich op die tederheid lijkt: te betrappen om sneller dan men ademt terug te keren naar een trotse, onheil spellende kracht. De handen zijn lang en krachtig. De rode nagels graaien soms plotseling even in de buitenkant van de zakken op de jurk. Er lijkt dan een aan trekkelijk roofdier aanwezig, dat even later weer lenig verglijdt tot een welwil lende, charmante vrouw die beminne lijk lachend met de zwaar aangezette mond en zonder een zweem van nukkig heid gehoor geeft aan de interrupties van een gedrongen maestro, __die_ met de rug naar ons toezit en bii tijd en wijle resoluut met de rechterarm zwaait. Er lijkt in het luisteren een onwezenlijk heid geslopen. Ver van huis en haard is men, slechts geleid door een grillige inval, beland in een koele geurige tuin, om waar te nemen wat zingen is, iets wat men al meende te weten, maar an ders en toch ergens hetzelfde. Het is klaar, als de zon van dit land, dat dui zenden betogers in het Atheense Odeion verstilden tot ontroerde luisteraars. Bij deze stem lijkt men even nauw betrokken als toen men moegespeeld naar huis kwam en moeder voor het eerst hoorde zingen in de schemering van: Goede maan, gij schijnt zo stille. Als er een lange pauze intreedt, blij ken meer dan twee uur verstreken. De dikke man komt naar buiten en kijkt naar ons als hadden wij nu echt ge spiekt. Hu zwaait even met een verma nende, dikke vinger als hij zijn zonne bril opzet. En dan loopt hij wonderlijk lichtvoetig naar de muur en plukt een minuscuul boeket van kleine witte jas mijnen. Hij gaat naar binnen en biedt het La Callas aan, die op een bank, recht tegenover ons. is gaan zitten, de benen lenig opgetrokken, het hoofd sta tig geheven als zü de bloemen lachend aanneemt. Dit lükt een decent moment om te verdwijnen. Mijn metgezel is reeds opgestaan. Hü blükt verbonden aan de grootste krant van Amerika. It was the thrill of my life, zegt hij. Wij zeg gen dat misschien niet zo. De dorst keert weer als wij erover nadenken. Het is een wonderlijke gunst geweest der go den. Pausanias heeft ons goed geleid. En een vreemdeling moet tijdig beta len in het Abaton van Asklepios. Hij be houdt dan ogen en oren. En beide heeft hii nodig. Ook voor de „.nieuwe" Cal las. CAREL SWINKELS. Advertentie (Bekende Schriftelijke Cursus) - Tel. 5432 H. B. S., Gymnasium, Onderwijzersakte. Middelbare Akten: Frans, Duits, Engels en Nederlands M O. Tolkvertaler, Hcofd- eorrespondent, V.T.H.-diploma.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 11