Felle aanklacht tegen de Franse oorlogsvoering in Algerije Beroep op Ferhat Abbas voorstellen van De Gaulle te aanvaarden SOCIALE WEGWIJZER gëfcdeiQ! Reclame IJ OPZIENBAREND BOEK VAN JULES ROY 1 4 Profetische naam van de boerderij „Hoe lang nog" halve prijs- Zelf rentezegels doorplakken? Hoge geldboete geëist voor dood door schuld Vermiste Amerikaanse jongen terecht Luchtvaar tstakin g Minder dan in Brazilië Werkloosheid in Canda Maakt voor Uw zaak Zwitsers kozen nie1*^ bondspresident )e VRIJDAG 16 DECEMBER 1960 Mqt „La Guerre d'Algérie" van Jules Roy is op de Franse boekenmarkt on langs vermoedelijk wel het meest explosieve brok litteratuur ver schenen over Frankrijks pro bleem nummer één. Te onzent ge niet de schrijver Jules Roy, ge loven we, nog geen grote bekend heid. In Frankryk heeft hij een zeer goede litteraire naam en vooral: aan deze naam komt een zeer groot moreel gezag toe. Men zal reeds enigszins begrijpen waarom, wanneer men weet, dat hij bewust en gewild, omdat het overeenkomt met zijn karakter en temperament, een lijn volgt en voortzet, die als een samen vloeiing is van de lijnen, uitgezet door Antoine de Saint-Exupéry en Albert Camus. Hij is enigszins hun beider geestelijke erfgenaam. Met beiden was hij intiem be vriend, voor beiden had hij een diepe bewondering. Met de Saint- Exupéry verbond hem o.a. dat hij, evenals deze, in de rangen van het Vrije Frankrijk, als oorlogs vlieger actief deelnam aan de strijd tegen het Derde Rijk. De Saint-Exupéry keerde, onder nimmer geheel opgehelderde om standigheden, op een goede dag van zomer 1944 niet terug van een hem gegeven opdracht. Jules Roy verliet later met de rang van kolonel het Franse leger. Met Albert Camus had Jules Roy op het vlak der uiterlijke omstandig' heden gemeen, dat hij evenals deze geboortig is uit Algerije, uit dezelfde streek, evenals deze, stammend uit een milieu van kleine „colons". «I ÜÏÏT0H PANTALONS ROTTERDAM té i.i L AU -i (Van onze Parijse correspondent) Opgedragen is het boek aan „mijn vriend Albert Camus", aan wie de schrijver in het voorwoord en op meer dere plaatsen in de tekst, nadrukkelijk refereert. Onder meer spreekt hij als zjjn overtuiging uit. dat, ware Camus niet zo noodlottig om het leven geko men (het auto-ongeluk begin van dit jaar) Camus zelf ongetwijfeld niet zou hebben kunnen volharden bij het zwij gen, dat hij zichzelf in 1958 perplex staande tussen de eisen der loyauteit tegenover zijn Europese rasgenoten en de eisen der rechtvaardigheid tegenover de Mohammedaanse bevolking - vrijwil lig had opgelegd. En hijzelf, Jules Roy, zou er dan van verschoond zijn geble ven te spreken als hij zich nu gedwon gen heeft gezien te doen. Daar men hem de eer aandoet hem te beschou wen als een fatsoenlijke geest, zo schrijft hij, „il fallait bien aller voir ga, pénétrer 4 mon tour dans le mer- dier, expliquer oü me semble être la vérité, a condition d la trouver. (Ik moest wel gaan kijken..., uitleggen waar de waarheid leek te liggen, op voorwaarde dat ik haar vond). De waar heid blijkt zich aan hem te hebben voor gedaan als afgrijselijk en absurd, en vol tegenspraken. In beide kampen even- i l aore'tin moeder begraven ligt: Rovigo, Sidi Moussa. Tal van herinneringen komen daarbij naar boven, zo het beeld van de oude knecht Meftah, die hij ais kleine knaap graag mocht opzoeken op het veld en die hem dan vaak op zijn schou ders terugdroeg naar huis, hetgeen on veranderlijk het bezorgd afgrijzen op wekte, dat hij onder de lüizen zou ko men te zitten. En reeds toen spraken de colons van de Arabieren als „les ratons" (de ratten), hoewel men ze ook placht aan te duiden met „troncs de figuier" (vijgeboomstammen), omdat zij urenlang roerloos onder de schaduw van de vijgebomen bescherming tegen de brandende zon konden zoeken. Kort om: men hield ze voor een lui, luizig volkje, levend zo ongeveer als de die ren, met bijzonder weinig behoeften; in ieder geval: „geen mensen zoals wij". En ongeneeslijk dom natuurlijk. De au teur maakt deze omzwervingen door zijn geboortestreek in gezelschap van zijn ter plaatse kleine „colon" geble ven broer René en diens vrouw Louise; en hij heeft daarbij met hen uiteraard menig gesprek, dat gaat over de diver se aspecten van „het probleem". Uit een daarvan lichten wij het volgende. Je weet, zeide Louise, hoe ze op school hard moeten werken om de Euro peanen bij te houden. Misschien, omdat ze een andere taal snreken, zei ik. -n. Ze kunnen het niet Het gaat En ze pakken niet goed aan. was komen dineren, ver- ha Roy. Een onderwijzer aan de "hooi van Menerville. „Ik wend, - tot hem." Ik ben het niet met je eens, Louise, zei hij spijtig. De vijf eersten van mijn klas zyn Arabieren. Ze be grijpen alles heel goed. Ik moet er aan toevoegen, dat ze leergierig zijn. wel bevinden zich „zijn broeders daarom, zo verklaart hij, zal hij „geen gelukkige nacht meer kennen, zolang ie vrede niet is teruggekeerd." Jules daarom, zo verklaart zal hij Roy is, als zijn Algerijnse landgeno ten, een man van hartstocht en harts tochtelijkheid beweegt dan ook al spoe dig en tot het einde toe zijn relaas. Maar het is er zeker niet door ver blind. En menig Fransman, die totdus- verre bij de Algerijnse oorlog zijn ge moedsrust en een goed geweten heeft kunnen bewaren, zal door de getuigenis- waarde van „La Guerre d'Algérie" ern stig geschokt zijn. In de eerste hoofdstukken doet Jules Roy het relaas van zijn weerzien met de streek, waar hij geboren werd en zijn kinderjaren doorbracht, waar de familiehoeve stond en waar z'n Uit ijverzucht jegens de Fransen, zegt Louise. Dan z{jn ze in staat zich kapot te werken Ik kan je niet volgen, zeg ik. Je beweert, dat ze lui zijn. Van nature, ja. Maar ze willen laten zien, dat ze maar waard zijn dan wij. Jules Roy kan slechts vaststellen, dat na al die jaren de Instelling der Europeanen tegenover dé Arabieren in wezen onveranderd is gebleven. En als nog het geval ter sprake is geweest van een Europeaan, die, ervan beschul digd wordt, dat hij „fellaga" heeft ge holpen, besluit hij het hoofdstuk: „Wat mij betreft; ik ken Louise, en ik weet, dat er voor haar nooit een probleem zal bestaan; er is slechts het eeuwige beginsel: Frankrijk kan geen dwaling begaan, omdat het Frankrijk is; de Ara bieren kunnen geen rechtvaardige zaak verdedigen, omdat het Arabieren zijn. Zoals men ginds zegt: „Snijdt varkens de staart af, het blijven toch varkens". Bijzondere indruk heeft gemaakt het hoofdstuk, waarin Jules Roy het ongeluk beschrijft, dat aan het dorp Toudja is overkomen, „Ik heb haast om over Toudja te spreken, zo vangt hij aan. Het komt me voor, dat ik daarna een geruster geweten zal hebben." Hij had, zo schrijft hii, ook naar Tizi-Oughui kunnen gaan, of naar Tougana. Maar hij bezocht nu eenmaal de sektor van Bougie." Toudja beschrijft Roy ons als „het dorp-type van Kaby- lië; nogal idyllisch: „de olijfbomen, de vijgebomen, de sintjansbroodbomen klimmen overal tegen de hellingen op... de granaatbomen stonden in bloei, toen ik er aankwam; de sinaasappel- en ci troenbomen droegen, nog vruchten." Tot aan de opstand, zo schrijft Jules Roy, had de bevolking- er van Frankrijk eigenlijk nooit iemand anders gezien dan de belastingambtenaar. „De Fran sen zijn werkelijk pas in Toudja geko men in 1956, om de opstand te verplet teren. Fransen met wapens, tanks en vliegtuigen: het leger. Het beeft er de repressie toegepast." Jules Roy geeft dan het volgende gesprek weer, dat hij er had met de plaatselijke commandant. „Ik geloofde de grenzen van het gruwzame te overschrijden door te be ginnen met bet cijfer van 500 doden en vermisten te opperen, maar ik ken eni germate de streek. Men sprak deze schatting tegen. Te veel? Neen. Achthonderd? Neen. Duizend. Men zweeg. Twaalfhonderd? Ongeveer. „Wanneer men dan weet," aldus Ju les Roy verderop, „dat het F.L.N. van zijn kant slachtingen aanricht - men stelt zestien moorden op zijn rekening sinds 6 jaar - begint men te begrijpen, in wat voor gevoelens de inwoners van Toudja leven. Zestien moorden, en dat telt reeds, aan de ene kant. Twaalfhon derd aan de andere. Daarbij levert men geen commentaar." En Toudja staat niet alleen... i A igerije heeft zijn deels beruchte f\ „hergroeperingskampen". Jules Roy brengt ook deze ter sprake. En ook de „bidonvilles", waar veie dui zenden Arabieren in de grootste armoe de en ellende opeengehoopt leven, om dat zij zowel „de repressie1', de algeme ne onveiligheid en „de kampen" wilden ontvluchten. Alleen al in Hussein Dey nabij Algiers leven aldus 80.000 mensen in 4 vah zulke „bidonvilles." Jules Roy heeft er een bezoek gebracht onder bet geleide van een priester van de „Mis sion de France", een van die priesters, zegt hij, wier apostolaat zich uitstrekt oiet slechts tot hun christen-schapen, naar tot allen die lijden. Europeanen ie titelen deze priester wel ais „de cu- rés-fellaga", zoals men de aartsbisschop van Algiers wel .Mahomed Duval" noemt. Geheel tot zijn eer, merkt Roy >p. „Wanneer men monsieur Abbas Terdianand zal noemen, zal Algerijns Algerije een feit zijn." De Europeanen verbazen zich erover, dat in deze bidon- illes „de bewoners, die er kreperen, »rwijl ze het gezicht beledigen, het jch ook nog klaar spelen om er kinde en te fokken." De reactie der muzel- ïannen, zo stelt Jules Roy vast, op de nti-conceptionele propaganda is even- èl een reflex van weerstand: „aange- en het de Europeanen schijnt te hinde- en, dat wij kinderen hebben, gaan we r mee voort." In een dezer door hem ezociite „bidonvilles" wilde een oude indeloze vrouw de pater van de „mis- ion" met alle geweld twee eieren doen annemen, hetgeen de pater weigerde. .Dank zij hem," aldus Jules Roy, glimlachte men tegen me." Als hij te lg is in de stad van deze „tournée des rands dues" voelt hij bijna schaamte n een pakje sigaretten te kopen, waar in de prijs „een dag levensonderhoud vertegenwoordigt van een geiln en het brood der kinderen, die men gezien heeft met hun gezichtan lijk bloemen en hun volmaakte lichamen, gedoemd om daar te vergaan en te sterven." Zal het voortzetten van de oorlog brood geven aan hen die honger lijden? zo vraagt hij. „Ik heb de maaltijd gedeeld van de priesters, die hun te hulp komen en ik heb een hunner vóór tafel horen bidden mijn God, leer ons brood te geven aan hen, die ervan verstoken zijn Behalve de hergroeperingskampen zijn er de interneringskampen met de politieke verdachten. Op dit aspekt van de Algerijnse oorlog werpt de schrij ver (een bijzonder navrant licht door weer te geven, wat een priester der „mission" eens buiten de prikkeldraadomheining van zulk een kamp spelende Arabische jongetjes tegen elkaar hoorde zeggen: „Wanneer wij groot zijn komen wij daar ook." Jules Roy schenkt ook aandacht aan de meer zuiver militaire kant van de stand van zaken, zoals die thans, na zes jaren pacificatie, is bereikt. Hij erkent, dat het F.L.N. hoegenaamd generlei kans meer ziet tot het voeren van enigerlei georganiseerde strijd en zich beperkt tot het instandhouden van een algemene toestand van on veiligheid, het uitoefenen van blinde terreur is het enige wapen, waarover het F.L.N. nog beschikt. Strikt mili tair bezien, kan men dus zeggen, dat het Franse leger „de overwinning heeft behaald." Maar wat voor een overwinning is dat, zo vraagt hij, die nog wel honderd jaren en langer de aanwezigheid in Algerije kan blijven eisen van Frankrijks dienstplichtige leger? Zeer in het bijzonder heeft Ju les Roy zich ook verdiept in de men taliteit van het leger, vooral van „de kolonels" en „de kapiteins." Op het aktief van velen hunner stelt hij, dat ook zij een werkelijk nieuw Algerije willen, waarin de colons voor eens en voor altijd hun onhoudbare egoïstische privileges zullen zijn ontnomen en waar de muzelmannen werkelijk ge lijkberechtigd zullen zijn. Maar in het aangezicht van de door het leger, ge bruikte strijdmethodes is Jules Roy er grondig van teruggekomen, dat het leger hoezeer het zulks zelf oprecht gelooft, in Algerije niet slechts Frank rijk maar werkelijk ook Het Westen verdedigt. In een der laatste hoofdstukken be- Franse parachutisten met Algerijnse krijgsgevangenen in het Aurès-gebergte. schrijft Jules Roy de fantastische nach telijke tocht, die hij in gezelschap van een kapitein in diens automitrailleuse onderneemt, langs een sektor van de geëlectrificeerde MoriceliJn. De patheti sche dialoog die hij daarbij heeft met de kapitein is, ook litterair, een der hoogtepunten van het boek. Alles wat de schrijver tijdens zijn reis heeft gezien en opgedaan aan verontwaardiging ont laadt zich hierin. „Wat is het Wésten, kapitein", zo vraagt hij. „Weet ge niet, dat gij een natie dient om haar de vre de terug te geven wanneer zij haar ver loren heeft?" Maar alle tegenwerpin gen konden niet zegevieren over de be duchtheden, het wantrouwen en de ont goochelingen, waarmede hij gepantserd was. Hij was daar om het Westen te verdedigen en hij zou het blijven verde digen. „Hii behoorde tot die mensen die geboren lijken voor de grote een zaamheden, omdat zü in zich de ontred dering dragen, die hen dwingt hun weg te gaan over de scherpste bergkam of te sterven." Toch was die kapitein hem sympathiek. Maar in zijn verbeelding ziet hij hem weer terug, wanneer hij ook nog op Tunesisch gebied een kamp van Algerijnse vluchtelingen heeft be zocht en geschokt is geworden door de onvoorstelbare ellende. Hij houdt dan tot zijn kapitein de volgende monoloog: „Kapitein ik ga u ergeren. Ik heb ze de hand gedrukt, al die bastaards. Al die bastaards van Frankryk en van God... Ik heb ze gezegd, dat ik alles zal doen, wat in mijn macht ligt, om een einde aan dat ailes te maken.." Het spreekt bij dit alles vanzelf, dat ook Jules Roy niet méér aan de mogelijkheid gelooft van een op lossing „Algêrie francni.se". Algórie Frangaise was mogelijk geweest nog niet zo heel veel jaren geleden, toen de muzelmanse bevolking, na in drie oor logen - wereldoorlog 1 en II en Indo- China - onder Franse vlag haar bloed te hebben vergoten, niets beters vroeg dan het verkrijgen van de „citoyonneté frangaise". Maar vernederingen bleven hun deel, hun menselijke waardigheid bleef miskend. En daarbij komt nu, dat de bestrijding zelf van de opstand in het leven heeft geroepen, wat er tot dan toe in Algerije nimmer was ge weest: het bewustzijn van een natio naal saamhorigheidsgevoel ttisseh voorheen elkaar vijandig gezinde ras sen, de Berbers en de Arabieren. On danks alles wat zich heeft voorge daan heeft Jules Roy vertrouwen dat Frankrijk in een toekomstig vrij Alge rije met andere dan materiële machtsmiddelen, een waardige rol zal kunnen blijven spelen. En dat de beide bevolkingsgroepen, de muzel mannen en de Europeanen, verzoend, er samen zullen kunnen leven, omdat beiden weten dat „de een zonder de ander ongelukkig zou zijn om eraan te sterven." Sinds Jules Roy zijn opzienbarend boek het licht deed zien heeft zich in middels de nieuwe verwachtingen wek kende aanpak van de Algerijnse trage die door generaal De Gaulle voorge daan. In een lanze open brief aan Fer hat Abbas, gepubliceerd in L'Express van 24 november j.l., bezweert nu Jules Roy het hoofd van de „voorlopige Alge rijnse regering" de voorstellen van De Gaulle la aanvaarden." Uw revolutie heeft gezegevierd, zo schrijft Roy daar in o.m., op de dag, waarop het woord „zelfbeschikking" werd uitgesproken en zij werd Voltooid op de dag, dat het woord „Algerijnse Republiek" ontplofte in de geluidsversterkers van het Elysée." Geloof er eindelijk eens aan, zo maant hij Ferhat Abbas en de zijnen aan. Hij besluit: „In tegenstelling met hetgeen gij denkt, is u niet veel tijd gelaten om te kiezen tussen de vrede met ons of een gemeenschappelijk onheil. (Jules Roy had eerder het schrikbeeld afgeschil derd van Algerije als een nieuw Korea.) Laten wij, gij van uw Kant, wij van de onze, alles redden wat nog gered kaa worden." Verdwijnend dorp Blankenburg In de Sociale Wegwijzer van 26 novem ber jl. gaven wij een resumé van het ad vies, dat aan de regering is uitgebracht inzake de liquidatie van de bestaande in validiteitswet. Naar aanleiding van conclusie, dat. het voor de hand lag, dat een ex-verzekerde niet vrijwillig door- plakt, kregen wij enige brieven. De heer G. J. F. G. te R. schrijft: „Wan neer men reeds jaren zelf plakt, is het toch wijzer wel te blijven plakken, omdat .daardoor de eventuele premievrije aan spraak groter 2ai worden." Wij zullen de laatste zijn. die beweren, dat door middel van het vrijwillig door- plakken de premievrije aanspraak op ouderdomsrente niet wordt verhoogd. Na tuurlijk wordt die aanspraak hoger! Maar laat men zich toch alstublieft eens duide lijk realiseren, om welke onbenullige be dragen het hier gaat. Een verzekerde krachtens de Invaliditeitswet, voor wie of door wie vanaf 1919 (het inwerkingtreden van de wet) onafgebroken tot nu toe ren- tezegeis zijn geplakt en die nü 65 jaar wordt, ontvangst aan ouderdomsrente on geveer f 300 per jaar. Niet per maand, maar per jaarl. Dat betekent per maand f 25 Wist u, dat u met twee personen met deze f 25 plus het AOW-pensioen momen teel in de grote plaatsen van ons land in het algemeen In de termen valt voor on dersteuning door Sociale Zaken? Wij vin den het. daarom beslist zonde van de ren tezegel (al kost die maximaal ook maar 'f 0,60 per week) om vrijwillig door te plakken. Het zou ons verbazen, als er niet mis schien voor enkele guldens meer premie 'I '.tttc. r De dreiging voor de Kerkdijk uit het Oosten. per maand een andere vorm van ver zekering gevonden zou kunnen worden waarvan de betrokkene later meer ple zier zou hebben. Om op de vraag van de briefschrijver terug te komen: wij blijven bij onze me ning, dat het niet verstandig is om door te plakken. Voor en door mevr. F. K.-V. te D. zijn gedurende 20 jaar rentezegels geplakt Briefschrijfster kan theoretisch nog 10 jaar plakken. Dan Is ze 65 jaar oud. Als alle plannen doorgaan kan ze in feite nog een jaar of drie plakken, want dan ver dwijnt de Invaliditeitswet. Wij kunnen moeilijk schatten, hoe groot de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen zal zijn, indien u nog 3 jaar doorplakt, want u vermeldt niet, welke zegels u plakt. Wij doen maar een gooi: f160 per jaar! Daar om ons advies: onmiddellijk ophouden met plakken. De heer C. K. te R. hopen wij met het bovenstaande al wel voldoende van ad vies te hebben gediend. De heer Th. R. te R. vraagt wat een we duwe moet doen. wanneer haar AOW- pensioen-trekkende echtgenoot is overle den. Het verstandigste, wat de weduwe in dat geval j^an doen. is zich met spoed wenden tot de Raul van Arbeid in haar woonplaats, of zo er in haar woonplaats geen Raad van Arbeid gevestigd is. tot de dichtst bijzijnde. Men zal haar daar precies vertellen, of en zo ja, welke for mulieren nog ingeleverd moeten worden. Omdat de briefschrijver niet de leeftijd van de weduwe vermeldt, kunnen wij hieromtrent verdof niets zeggen. (Vragen omtrent de sociale verzeke ringswetten kunnen schriftelijk worden ingediend bij onze sociaal-economische redactie, Kortenaerstraat 1 te Rotterdam). Het eiland Rozenburg i8 na de oorlog meegesleurd in de vaart van do tech nische vooruitgang en de uitgebreide Industrialisatie Toen men aan het gro te werk van Botlek en later aan de Euro poort begon, sloeg menige natuurliefheb ber de schrik om het hart. Het verlies aan natuurschoon en var, vruchtbare ak kers zou onherstelbaar zijn Er versche nen in die dagen ook berichten, die mel ding maakten van het sparen van natuur reservaten op de Beer e.a. Het leek er bee! even OP dat men zich hierdoor kon laten geruststellen. Nu is echter achtefaf gebleken, dat bet grootse plan van de Europoort, zozeer preva leer, dat alles daarbij in het niet zal ver zinken. Ook de uitbreiding en voltooiing van het Botlekgebied staan nog op het programma. Wanneer men nu de kaart van hel eiland Rozenburg voor zich neemt en er met enkele schetslijnen, de havens, de kanalen en de industriete-neinen op aan. geeft, blijkt, dat zo goed als het hele eiland aan de-ze doeleinden wordt opge offerd met uitzondering van bet dorp Ro zenburg. Het vas voor mij zeer leer zaam na twee jaren weer eens te gaan kijken naar de vorderingen der werken Ik koos als onderwerp van mijn excur sie het vlek Blankenburg, omdat dit plaatsje bet eerst, zal moeten verdwij nen en dus primair in de belangstelling staat. Ik noemde Blankenburg een vlek, omdat ik niet geloof, dat men er de naam dorp aan Kan geven Hei is slechts een samenklontering van enige buisjes waar een paar landwegen tezarnenkomen. Na de Maassluise pont verlaten te hebben, slaat men link* af en gaat hien langs do Molenlaan door hf< dorp Rozenburg Langs de dijk onmiddellijk aan de rivier, ziet men een nieuwe verkeersweg die !angs Ketjen Carbor, en de werf van Verolme naar Rotterdam-Zuid leidt via de Botlekbrug Het land verder mio- oend, voigt men sieehts een grote kron kelende weg in oostelijke richting die uitkomt op de Blankenburgsedtjk. Hier worden de huizen talrijker om ten slotte de grootste aaneengeslotenheid te berei ken in 31ankenburg Verder doorlopend komt men aan de Kerkdijk. Hier was mijn verrassing het grootst. Hier stond ik enige jaren geleden met mijn schetsboek, maar kon' toen nog vele kilorneters naar hè» oosten dwalen tot aan de prachtige landhoeve van de loco burgemeester Barenörecht. Thans stuit i men re-sds even voorbij Blankenburg op grote aarden wallen Van de Kerkdijk bestaat oog maar tvr. klein gedeelte De blik in oostelijke richting ontwaart slechts aarde, naggei en vuil w.ater Kraaien en meeuwen vliegen hier krij send rond Het geheel heeft iets drei gends en onwezenii'ks Terwijl de dijk. voorzover hii nog bestaat, nog schilder achtig is en vole idyllische plekjes ver toont, staat daar bet grauwe contrast tegenover van de b&vens ib wording. Dit schril^ contrast, heeii op de beschouwer haast de uitwerking van een nachtmer rie Wat op deze Kaai Finisterre ook zo beklemt. i„ het ontbreken van alle leven, alle gewoel en verkév. wat een dorpje zo levendig kan maken Ot> deze doodlo pende Kerkdijk L alles verstard Men hoort er slechts he' geknars en gepiep van kranen en grijper? die heel vlakbij hun honger stilien, Er zijn weer enige honderden bewoner? in deze streek, die aanzegging hebben gekregen om te ver dwijnen. Dat deze mededelingen met met gejuich werden b groet, laat z;ch begrijpen. Ik sprak een nog vrij jeugdige huisvrouw en uit baar uitlatingen kon men de spijt en hei leed om het gewij zigde lot proeven „De jongeren zullen zich, al is het niet met vreugde weten aan te Passen, als zij in een andere streek terechtko men Maar voor de ouderen ig het hard. bar hard Die komen e,r nooit overheen Mijn man werkt nu bij Verolme en wij zijn tevreden, maar Ms wij straks hioe- ten verhuizen, en wij weten nog niei waarheen, dan begint voor on? oo-k de narigheid. Bovendien vinden wij het zon de van het mooip land met alles wat er op staat. Men heeft ons in het begin zoet gehouden met de mededeling, dat men dit en dat met dat zou sparen Maar nu blijkt toch wel da» alles eraan gaat. Ze hadden tr net zo goed ineens een bom op kunnen gooien". Deze hittere uitlating geeft toch wel aan. hoe hoop het de meeste Rozenbur gers en Blanitenburgerg zit. Maar de grotere belangen van Rotterdam moeten hier overwinnen en dat zullen zij onge twijfeld. Op mijn terugtocht na>ar de pont was ik vervuld van stemmingen over alles wat ik gezien en gehoord had Ik fekeek net landschap met nog meer tederheid en liefde dan voorheen. Ik zag de vrachten bieten op de karre.n de dikke zware paarden, de vele kippen- fokk-rijen, de schapen in de weiden, de sloten, de bomen en de schilderachtige boerderijen Ik beschouwde het als een afscheid voor altijd -Maar één boerderij zal mij steeds in gedachten blijven. Met een zweempje van humor dacht ik ook aan deze boerderij toen ik op de Pont dp modder van mijn schoenen trappelde. Het was de naam van deze boerderij die mij deed glimlachten. Want zelden zag ik voor deze streek een toepasselijkere naam dan: „Hoe lang nog?" Octave DeConlnck ROTTERDAM, 15 dec. De officier van justitie bij de rechtbank in Rotter dam, mr. J. H. van de Roemer, heeft van morgen een boete van 1500 gulden, subs 7 maaden hechtenis, alsmede een maand voorwaardelijke gevangenisstraf (proef tijd drie jaar) en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf maanden geëist tegen de 56-jarige huidarts A. S. uit Zeist, die op 11 april jl. op de rijksweg van Utrecht naar Den Haag betrokken was bij een verkeersongeval, dat nood lottige gevolgen had voor een scooter berijdster. Zij overleed ter plaatse aan de gevolgen van een schedelbasisfractuiu De arts passeerde op die dag een voor hem rijdende bestelwagen met een snel heid van ongeveer 120 km per uur. Uit angst deze wagen te raken stuurde hij zover naar links, dat hij een bermpaaltje naasst dë weg raakte en de macht over het stuur verloor. De auto vloog tiaar de rechterkant en reed in op een scooter De bestuurder werd ernstig gewond, diens echtgenote is als gevolg van dit ongeluk overleden. De officier van justitie verweet de arts foekeloos te hebben gereden, maar toon de waardering voor diens houding na het ongeluk. De verdediger, mr. H D van Werkum uit Doorn, bestreed in een langdurig pleidooi de reconstructie van het ongeval. Volgens hem was niet ch arts, doch de chauffeur van de bestelwa gen de schuldige. Hij vroeg dan ook vrij spraak voor zijn cliënt. De uitspraak werd bepaald op 29 de cember a.s. DEN HAAG, 15 dec. De 16-jarige Amerikaanse jongen Wybrandt Fabius, die op 2 december bij zijn pleegouders in Den Hang wegliep, heeft zich gisteren gemeld bij de Amerikaanse ambassade in Stockholm. Aangenomen wordt, dat hij getracht heeff om van Zweden met een boot naar Amerika te reizen, waar zijn moeder woont. De jongen was sinds het overlijden van zijn vader in augustus van dit jaar bij pleegouders in Den Haag. 1 Als speciale kerstverrassing deze vlotte, sportieve, oersterke warme SPORTCOAT VOOR JONGENS EN MEISJES- Origineel stefano-model in d* nieuwste multicolors, duffel-mo hair met aangeweven ruit. Gezicht op de Kerkdijk van Blankenburg met de blik naar het Westen. SAO PAOLO, 15 dec. (AFP) Van nacht zijn 20.000 employés van de Bra ziliaanse luchtvaartmaatschappijen in sta king gegaan. Men venvacht een totale verlamming van het luchtverkeer. De stakers eisen een loonsverhoging van 50 pet. De regering heeft 30 pet. voorgesteld. OTTAWA, 15 dec. (Reuter) Het Ca nadese bureau voor de statistiek heeft bekendgemaakt, dat het aantal werklozen in Canada midden november gestegen was tot 429 000. Vergeleken met midden oktober betekent dit een toeneming met 61.000. Het cijfer was tevens het hoogste voor november sedert vijftien jaar Eén dag betaalt U voor deze l prachtige f-^pSPOPTfOAD voor jongens en meisjes, de Co$te'- kerstsurprisepri js: tot 10 jaar, ALLE MATEN 11-16 jaar, alle maten 24.75^ met nylon versterkt, voor jongens en meisjes. 1-5 jaar, ALLE MATEN'»#» 6-8 jaar, alle maten 4.90 P Geen tel. of schr. orders. Korte Hoogstraat 11 Meent hk. singel 9 Katendr. Lagedijk hk. Doïp West-Kruiskade 35 LEIDEN: Haarlemmerstraat 25 BERN, 15 dec. (AFP/DPA) Pld €f serse bondskamer hééft vanoch'®jfii 200 van de 217 stemmen prof. r je V Wahlen, tot op heden belast met ding van het ministerie van ec°ntjtp>ê zaken, als opvolger van Max "e tot bonds-president gekozen. fy De bondspresident wordt voorfngr> V riode van een jaar uit de zeven ,,tpi®L/ lende bondsregering gekozen. "ehet .d blijft belast met de leiding van pf nisterie van buitenlandse r.ak'en- <i Chaudet. hoofd van het ro'.nU^J. sie<' dpfensie. werd met 173 van de men tot vice-president gekozen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 6