stad van toekomst 1PRONKSTUK VERDWEEN NAAR PARIJS j Natuurhistorisch Genootschap in Limburg bestaat vijftig jaar De eerste wilde kat van Nederland als toepasselijk jubileumgeschenk mm! i «'III! I Reuze-schildpad dook onder &*««fte»eass» BVUmfSHBL COR BERTRAND X Tussen Limburgse heuvels liggen nieuwe witte steden. Bij Beek en Geleen. Grote nieuwe wonderlijke steden met hoekige wolkenkrabbers en glanzende buizen - kilometers buizen. Met straten en straatnamen, treinen en bussen. Daartussen, de mensen. Zij dragen witte helmen, zij spreken een eigen vaktaal. En het wacht woord is: chemie^ Die nieuwe witte steden heten: de chemische bedrijven van de Staatsmijnen in Limburg. En zij worden steeds groter, want groot zijn de ontplooiingsmogelijkheden voor de mens en zijn techniek. Zó vreemd soms, en van een zó grote variatie, dat een merkwaardige stelling werkelijkheid wordt: en wel dat er in Nederland vrijwel niemand is die niet dagelijks iets gebruikt, wat zijn oorsprong vindt in die nieuwe witte steden van Limburg. Slechts weinig mensen kennen deze steden (en zij zijn voor toeristenbezoek ook niet geschikt). Toch hebt u er mee te maken. Want verbluffend is de verscheidenheid van de produkten die vanuit Limburg hun weg vinden. Door geheel Nederland, ja door de gehele wereld Plastics, kunstmest, grondstoffen voor parfums, tand pastageneesmiddelen, verf gloeilampen, tandwielen, naaldhakken, nylons Bijna eindeloos schijnt de reeks. De Staatsmijnen produceren en leveren via verschillende ver kooporganisaties - vple moderne produkten. Bijvoorbeeld: CHEMIE ftaalzuuranhydride cyclohexanon caprolactam ureum Stamylan-polyethyleen koolzuur oleum antraceen naftaline pyridine benzeen tolueen xyleen creosoot olie ammoniak alfa-bèta-gamma-picoline ether alcohol zuurstof waterstof methaan argon kunstmest KAS, FAS, NPK, KS, ZA, UREUM ENERGIE gas elektriciteit. BRANDSTOFFEN antraciet I, II, III, parel, IV, V, fijn mager-, ess-, rookzwakke- en vetkool eierbriketten, T-briketten cokes voor industrie, voor huisbrand Syntraciet. lil in ■hWmh'.» w. li.m mm verlte^ wie De enige wilde kat' die ^ot im foe in ons lond ;s nanget roffen Em toevasseliik m natuurhistorisch opzicht waardevolle jubileumgeschenk voor het gouden natuurhistorisch genootschap Limburgse bezittingen kunnen worden voorkomen. Zijn medestanders, die op het eind van 1910 onder leiding van rector Cremers in het Sittardse Oranje hotel tot de oprichting van het thans vijftigjarige Genootschap overgingen, dachten er net zo* over. Als een van de eerste en voornaamste actiepunten beschouwden zij immers de spoedige totstandkoming van een provinciaal museum. Amper twee jaar duurde het, voordat het zover was. Met medewer king van het Maastrichtse gemeente bestuur, dat een uit 1600 daterend kloos ter aan de Looiersgracht, waar tot aan de Franse Revolutie de Grauwe Zus ters van Hasselt hadden gewoond, ter beschikking stelde, kon het museum reeds in 1912 worden geopend. Een en ander geschiedde vrij geruisloos. Stel lig vanwege het feit, dat het museum- bezit toen nog slechts bestond uit en kele voorwerpen van particuliere ver- Jamelaars, alsook vanwege de slechte toestand, waarin het gebouw verkeer de. Het voormalige klooster, waarvan een gedeelte nu eens als schoolge bouw dan weer als schildersatelier dienst deed, was erg vervallen en vroeg dringend om herstel. Ook dit euvel werd verholpen, toen het ge meentebestuur van Maastricht in 1917 de museuminventaris in eigendom overnam en even later het gebouw grondig liet restaureren. Bovendien stelde de gemeente een conservator aan. Met toestemming van de bis schop van Roermond werd dit rector Jos Cremers, de onvermoeibare voor zitter van het Natuurhistorisch Ge nootschap. Een verstandige keuze, zo bleek al spoedig. Terecht kon prof. van der Klerk in 1938, toen rector Cremers als conservator afscheid nam, dan ook ge tuigen: ,,Zet een man met de karakter eigenschappen van rector Cremers aan het hoofd van een museum en gij kunt alles bereiken!" De benoeming van rector Cremers tot conservator kwam in 1917 net gp H)d loan immers werd do mergel- exploitatie, waarbij diverse krijtfossielen tevoorschijn kwamen, op grote schaal aangepakt. Het was zaak, dat deze fos sielen met verloren zouden gaan of te recht zouden komen in het buitenland, zoals in het verleden wel meer het ge val was geweest. Conservator Cremers nam onmiddellijk contact op met alle morgei-exploitanten en slaagde er met hun medewerking in, dat het pasge- opende museum weldra in het bezit kwam van een collectie Limburgse krijtfossielen, zoals er geen tweede in ons land te vinden is. Jammer genoeg is dit in de loop der jaren nog verder uitgebreide bezit slechts ten dele in staat om het verlies, dat Limburg in 1794 leed, te compenseren. In dat jaar verhuisde namelijk een van de meest waardevolle krijtfossielen, de beroem de mosasaurus of maashagedis, die door arbeiders in de jaren 1770 tot 1780 in de St.-Pietersberg gevonden was, voor goed van Maastricht naar Parijs. Bjj de komst van de Franse mili tairen was de mosasaurus in het. bezit van kanunnik Godding, die door mid-' del van een proces dit kostbare fos siel (dat op zijn grondgebied gevon den was, maar door arbeiders ten geschenke was gegeven aan de mili taire chirurg van Maastricht, Hoff mann) in eigendom had verworven. De militaire bevelhebbers van de Franse legers gaven derhalve aan de artillerie opdracht om het huis van kanunnik Godding niet te beschieten. Op die manier hoopten zij de mosa sauruskop de meest volledige kop van een maashagedis, welke ooit ge vonden is onbeschadigd in handen te krijgen. De Fransen waren goed van de mosasaurusgeschiedenis op de hoogte, maar nog niet goed genoeg, want het begeerde fossiel bleek on dergedoken te zijn. In ruil voor een beloning van 600 flessen wijn voor de drinkgrage Maastrichtenaren uit die dagen kennelijk een te aanlokke lijk bod kregen zij de gezochte onderduiker" toch te pakken om hem daarna regelrecht naar het ,,mu- sée de Paléontologie" te Parijs te vervoeren. Pogingen door Maastricht ondernomen om de geroofde mosa saurus terug te krijgen, zijn steeds op niets uitgelopen. De Fransen ble ken slechts bereid om aan het Maas trichtse museum een kopie van de beroemde mosasaurus af te staan. Gelukkig voor Maastricht, werd in 1954 in een mergelgrot te Bemelen een tweede mosasaurus gevonden, waarvan een gedeelte in Valkenburg en een an der gedeelte in Maastricht een ver deling, die ook weer het gevolg is ge weest van een fikse eigendomstwist wordt bewaard. Zeer tot genoegen van de huidige conservator van het natuur historisch museum, dr. E. Kruytzer, bevat het Maastrichtse gedeelte een tussenkaaksbeen. Echt wel een uniek bezit, omdat een dergelijk been toeval lig aan de overigens bijna volledige Parijse mosasauruskop ontbreekt. Hoe bijzonder dit been overigens ook is, toch is het beslist niet hét pronkstuk van het Maastrichtse museum. Deze eretitel komt al sinds vele ja ren toe aan de in 1864 in het Belgische grensplaatsje Kanne gevonden reuze schildpad. De Belgische eigenaar deed de vondst cadeau aan de burgemeester van Maastricht. Wellicht wist de milde gever niet, dat Maastricht daardoor in het bezit kwam van een uniek geschenk, het meest complete skelet van een reuze-schildpad, dat nooit eerder in een dergelijke vorm werd aangetroffen. Direkt bij de opening van het mu- Het pronkstuk van het natuurhistorisch museum te Maastricht is dit nooit eerder in zo volledige vorm aangetrofien skelet van een reuzeschildpad. seum kreeg de reuze-schildpad van Kanne, die tot dan toe in de H.B.S. stond opgesteld, een ereplaats in de zogenaamde carboonzaal. Tot de eerste museumbezittingen behoorde ook een uitgebreide vogelcollectie van pastoor Nillesen, waaronder de buitengewoon zeldzame waterspreeuw, die als broed- vogel het eerst in Limburg werd aan getroffen (1910) en de oehoe, die slechts één keer als gast in ons land is waar genomen en wel te Nuth. Voorts de bekende bryozoën-collectie van Ed Per- gens; vele fossielen aangetroffen in de beroemde Tegelse klei, een van de rijkste vindplaatsen van fossiele zoog dieren in Europa, waarop de Limburg se geleerde prof. Eugène Dubois in 1904 voor het eerst de aandacht ves tigde: gevolgd door latere aanwinsten, als de haaietanden van Elsloo, in 1932 Met een afgietsel van de in Parijs verblijvende Mosasauruskop, moet de vindplaats Maastricht zich thans tevreden stellen. door dr. Jos Beckers van Beek bij de aanleg van het Julianakanaal gevon den en gedetermineerd door de opvolg ster van conservator Cremers, mej. dr. W. van de Geyn; vele vleermuizen, waarvan niet minder dan twaalf soor ten in de mergelgrotten van Zuid-Lim burg komen overwinteren, alsmede ver schillende uiterst zeldzame reptielen, Ware pronkstukken van het mu seum, die beslist niet onvermeld mo gen blijven, zijn tenslotte nog de spin- nenverzameling van pater Chrysan- thus O.F.M. Cap., omvattend een groot aantal (maar liefst 252 oorten) Limburgse^ spinnen en de wereldbe roemde mierencollectie van pater dr. Erich Wasmann S.J., welke door het Collegium Canisianum in bruikleen aan het museum is afgestaan. In de ogen van de Duitse bezetters zulk een waardevolle collectie, dat zij ze in 1943 naar Berlijn overbrachten om ze aldaar ,,in veiligheid te stellen". Dank zij de Amerikaanse professor van de universiteit van Michigan, John W. Bailey, tijdens de oorlog ma joor bij het negende Amerikaanse le ger, keerde de mierencollectie in, 1945 weer terug. Intussen was in het museum ook weer gearriveerd de reuze-schildpad welke tijdens de oorlog samen met,,de Nachtwacht" ondergedoken zat in de St.Pietersberg. Werd de na-oorlogse reorganisatie van het museum ter hand genomen door mej. dr. W. van de Geyn haar opvolger, de huidige directeur, dr E Kruytzer, pakte in 1948 de verdere uit bouw van het museum met bibliotheek, waaraan de vermaarde kenner van dé zuidlimburgse flora, dokter A. de We ver, uit Nuth zijn kostbaar herbarium met 25.000 planten, alsmede een groot aantal boeken schonk, krachtig aan Bjj deze werkzaamheden wist dr' Kruytzer zich gesteund door de ruim zevenhonderd leden van het jubilerende genootschap. Van hen ontving hij be langrijke tips over opmerkelijke vond sten, waarvan zelfs drie van grote wetenschappelijke waarde. In 1952 ontdekte dr. Kruytzer name- Ujk de eerste en enige alpenmarmot van Nederland, gevonden te Cadier en Keer; vpf jaar later ontving hij negen kiezen aangetroffen in de Tegelsel klei die afkomstig bleken te zijn van een tapir, een voor Nederland wel zeer uit zonderlijke vondst en nauwelijks een jaar geleden verraste de Maasbrachtse ,a.f'2r S. Houben hem met de eerste wilde kat van Nederland. I Aanvankelijk dacht de heer Houben er niet over om deze unieke jagersbuit aan het Maastrichtse museum af te staan, maar ter ere van het gouden jubileum van het Natuurhistorisch Ge nootschap deed de fortuinlijke jager het toch. Een magnifiek jubileumcadeau. Ook het museum eerde het vijftigjari ge genootschap met een geschenk in de vorm van een belangwekkende in-ij sectententoonstelling, die tot en met 15 januari te bezichtigen is. Een expositie waarvoor de meeste permanente mu seumstukken tijdelijk hebben plaats ge maakt. Alleen de allervoornaamste pronkstukken zijn gebleven. Stellig om onwetende tentoonstellingsbezoekers ervan te overtuigen, dat het natuur historisch museum van Maastricht er neus wel zijn mag.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1960 | | pagina 9