De Nederlandse romanliteratuur is
een literatuur van ouderen
erof. romme
La Francaise
et Vamour
Film van zeven
regisseurs
In 1962 eerste begin als
alles meeloopt
Het jaar 1934 en het jaar 1961
NOG STEEDS BERA AD OVER ORGANISATIEVORM
Vooral een zaak
van geduld?
LUCHTIG EN VAAK HUMORISTISCH
NN m
8l'oot-off icier O.N.
^'Cl. Danstheater
verdwijnt
lJi danseressen
Aangehouden
hans van Manen in
eiding Amsterdams
Ballet
Cllne
s^aiis v,
(icht van diefstal
Grote expeditie voor
de Dode Zeerollen
Gr.Lgen en de
Het boek dat er niet is
en een bloemlezing
Literatuurgeschiedenissen en
-c verzichten hebben veelal de
vorm van een omgekeerde py-
arnide: naarmate de jongere tijd be-
t te naderen, neemt het aantal
^noemde auteurs en werken toe. Is
e eigen tijd bereikt, dan verdringen
^arnen en titels elkaar, weinig en
,ee' belovenden staan elkaar op de
ver,en. Twintig jaar later zijn veler
An hen al weer verdwenen, vijftig
ar later zijn de gelederen nog eens
Jerb uitgedund. In de literatuur
vTrcL het formaat van een schrijver
s op gr0|-e afstand zichtbaar. Toch
cigen wij vaak dat schiftingspro-
j. s te vergeten, vooral wanneer dc
f, eratuur van de eigen tijd, en met
hie de zwakheid daarvan, ter spra-
ko komt.
Sf>pt verleden wordt dan geïdeali-
0.erG Men kan bijvoorbeeld wijzen
t? het zeer vruchtbare jaar 1934,
er> o.a. verschenen: „Tusschen tijd
eeuwigheid" van Henriëtte Ijo-
Holst; „Porta Nigra" van
teaf,Sman; Nijhoffs „Nieuwe gedich-
j Bordewijks „Bint"; Walschaps
L,,'baat"„Politicus zonder par
it! p?n ^er Braak en ..Terug tot
dea ^arr>rnan", de eerst gepubliceer-
kp|-,r0rnan van Vestdijk. Hoeveel boe-
y.G in hetzelfde jaar verschenen,
tèL nu> ruim vijfentwintig jaar la-
te al geheel vergeten? Die verge
ld boeken vergeten wij echter en
hor 's^e^en enkele hoogtepunten als
rn> waarmee we het beeld van
-ratuur vervalsen.
ann<5er bier nu naar de literatuur
'HQ «J nu "UU1. vtv. jilvj-uiuui
hioet„ eigen t;id overgestapt wordt,
bij ,-n we, gezien het bovenstaande,
iègr neerschrijven van meningen
®i.«5Gri Vo°rzichtig zijn on geen hoogland
biaa] Waar laagland blijkbaar altijd nor-
<Lcht ls- Bpvendien moeten we in ge-
de '®n houden,.dat thans gerenommcer-
e®h ®hrtövers in hun' jonge jaren voor
hoev??er klein publiek schreven. Tot
zijn. a zou ..Politicus zonder partij"
c>piap0orgedrongen en hoe groot zou de
ï'ahr •vah ..Porta nigra" zjjn geweest?
Pe,a., „Leeuwen liongeren in Na-
zai -i r'at in hetzelfde jaar verscheen,
succes gehad hebben. Wan-
>evenw!f "lus constateren, dat van de
ionKp hoogtepunten uit 1934 vier door
sere auteurs werden geschreven,
f«n 2ns tJat biet tot de conclusie voe-
P°k' p voor tijdgenoten de literatuur
bet jven I°ng gezicht had. Wat dus in
*'Jatip r volgende over de literaire si-
dus j Van hu geschreven wordt, kan
Wom °or de geschiedenis gecorrigeerd
eh. Alles dient dus onder voorbe-
b/,o'N, HAAG, 3 maart Bij K.B.
JJon,, ®e koningin prof. mr. C. P. M.
k.V p de afgetreden voorzitter van de
'"«ractlp in de Tweede Kamer, be-
ran;i P.* groot-officier in de orde van
j ,e Nassau.
"et koi~te plechtigheid op het kabi-
j £!,e minister-president heeft prof.
birn de QuaJ' vanmiddag prof.
W0orri en diens echtgenote, in tegen-
6 kal£ 'd van de voorzitter der Twee-
K^lgen081^' ^r' L- Gi Kortenhorst, ont
zag r fn hem de bij deze onderschei-
'§d. "orende versierselen overhan-
be 'uueze plechtigheid was een delega-
^aani "e ministerraad aanwezig, be-
Vs- Kn t?'t de vice-minister-president,
Okono,1 als' en de ministers Beerman,
eh rnoi s. Zijlstra, Marijnen, Van Rooy
J- Klompé.
Lv'b'riutOAM, 'i
ke|f- 'au >i..
3 maart
Uit en-
h 'i0|i(liJ i e. mutaties, die-.worden aan-
j,!"n .k in de balletwereld mag
il^bs J'h/'ken, dat het Nederlands
\v? Vopfa gaat verdwijnen. Enkele
hJ.'b' (i,."11,1'nis,!" krachten Jaap Flier,
tn 'en 'a Bije en Aart Verstegen
k i ract °°.rvolgend seizoen een
h »'et- r\k?tekend met het Amsterdams
Da,, enkele andere leden van
''Ten "'neater zullen naar andere
v Bej AOVpreaan.
pfPaair) „rnsterciams Ballet ondergaat
bp'1 de u11 aderlating. Angela Bayley,
li ch - pochemonf cn Chris Toren-
6 6bvvpn UJ1en hun contract niet ver-
Sr h in', "aar verluidt zullen zij over-
b 'ha paf het Nederlands Ballet van
Ja ert Jbell. Ook zouden Philip
l3in« ..-wa-- -
esen Panchita de Pépi en
voi'laten het Amsterdams Bal-
bp^°,cn, T.a.n Manen zal in het komend
dpp°cn „wi „i .„„..nu
hp? bei'a»t as- Mascha ter Weeme, wor-
'l Am«t Tet de artistieke leiding van
bbn'Schiin!- ,arns Ballet. Deze groep zal
Sb! OnianJi 1Jk worden aangevuld met
1, Ti» krachten. Pieter van der
stp Zal ln Home een eigen troupe
pfdam oen choreografie voor het Am-
j. -t. ri;„ "met zetten. Martin Schec-
"atrp jn°S bij het American Ballet
biedpi-i 'siza' waarschijnlijk aan
Viands Ballet worde verbonden.
P
beeft Vn?' s maart De recher-
,vHh ''cis RoW danseressen van het Ne-
bf„ 1& t0, O'1 et, in de leeftijd variërend
9ifp biet 3®ai'. aangehouden in ver-
Ai bf j'.'hkeldiefstallen. waarbij zij
PW''lhciun "'reet zouden zijn betrokken.
ksKifh van fk('l"pen maanden dief-
G Parfums en kledingstukken
•**ueegd in een warenhuis.
J. BE RN LEF
houd gezegd te worden. Laten we het
er toch maar op wagen.
Vandaag had op deze plaats een li
terair werk, kort vóór of in de eerste
dagen van de boekenweek verschenen,
besproken moeten worden. Dat boek is
er niet. De boekenweek, die fashion-
week van de cultuur, heeft slechts en
kele boeken opgeleverd ze versche
nen midden op het feest, dus midden
in deze week voor de rest hebben
uitgevers van literaire werken niet aan
de verhoging van de feestvreugde mee
gewerkt. Die enkele boeken zijn: „Nieuw
Deps" van Gerard Walschap, een ver
volg op „Houtekiet". Het kan een be
langrijke roman zijn, doch opzienbaren
de verrassingen behoeven we van Wal-
schaap niet meer te verwachten. Hij heeft
zijn vaste plaats, en een belangrijke. Het
tweede boek is „Als water in de woes
tijn" van de vorig jaar gestorven schrijf
ster Ida Simons. Tijdens haar leven
heeft zij één boek gepubliceerd, het ver
rassende „Een dwaze maagd", zodat
nieuwsgierigheid naar .dit postume
werk groot is. Maar, Ida Simons was
achtenveertig toen „Een dwaze maagd"
verscheen.
En nu kom ik op het punt waar
ik heen wilde met in gedachten
en onder voorbehoud! het jaar
1934. Wie tijdens de Boekenweek eta
lages van boekwinkels meer dan
vluchtig heeft bekeken, hem kan het
niet ontgaan zijn, dat de literaire hoek
ervan gevormd wordt door auteurs, die
al jaren met naam en werk die lite
raire hoek aanzien moeten geven. Ik
zag in een etalage bijeen staan: de
dundrukuitgave van Marsmans „Ver
zameld Werk", hot zevende deel van
het „Verzameld Werk" van Du Per
ron, A. Roland Hoists jongste bundel
„Omtrent de grens", Vestdijks „Een
moderne Ant.onius", Anna Blamans
„De Verliezers", een bloemlezing uit
het werk van Boutens en „Een gat in
het plafond" van A. Koolhaas. Twee
schrijvers die tot de vooroorlogse pe
riode behoren: een dichter die in de
zelfde tijd thuishoort en zelfs nog in
enkele periodes daarvoor; een roman
schrijver on -schrijfster die tot de
„ouderen" behoren; een dichter, wiens
werk nu a.1 een vast-staand monument
is en één schrijver die pas enkele ja
ren geleden debuteerde.
Het beeld dat dezq etalage gaf, is
niet willekeurig. Overziet men de pro-
duktie van het nu aflopende leesseizoen,
dan komt men tot een gelijke constate
ring: de literatuur wordt gedragen door
oudere schrijvers. Wel erg scherp teke
nend is, dat het mooiste verhaal, dit
seizoen gepubliceerd, „Insula Dei" van
Nescio is! We hebben het vaste reper
toire weer voor een jaar afgewerkt
waarmee niets ten nadele van de kwa
liteit van dat repertoire is gezegd
en de grootste verrassing die ons voor
het voorjaar in het vooruitzicht is ge
steld, is het verschijnen van het tweede
deel van Nijhoffs „Verzameld werk"!
Belangrijke debutanten hebben zich niet
gemeld, waarbij ik een uitzondering
maak voor de Antilliaan Boeli van
Leeuwen cn voor J. Bernlef. „Stenen
spoelen" van de laatste was in zoverre
belangrijk, dat het patroon van het werk
der meeste debutanten-in proza er in
doorbroken werd. Over dat patroon is
hier al enkele keren geschreven het
laatst naar aanleiding van „Huilen zon
der tranen" van de debuterende Hans
Baaij zodat het als bekend veronder
steld mag worden. Buiten dat voor de
literaire ontwikkeling van de schrijver
zo fnuikende patroon komen er slechts
heel weinigen. Het gevolg is, dat debu
tanten geen literaire generatie gaan vor
men: na hun debuut verdwijnen zij
meestal en worden dan opgevolgd door
een nieuwe lichting debutanten. De af
stand tussen de enigszins gevestigde
schrijvers en de jongeren wordt daar
door steeds groter. Een complete scha
kel dreigt te gaan ontbreken. Het suc
ces van Mulisch moet m.i. mede ver
klaard worden, door de alleenvertegen
woordiging die hij voor zijn generatie
heeft. En de direct aan hem vooraf
gaande generatie kon ook maar nauwe
lijks aangesloten worden bij de oudere
schrijvers: Hermans staat praktisch
geheel alleen voor die opgave, sinds Van
het Reve zwijgt en Alfred Kossmann
schaars publiceert. Terugwandelend in
de literatuur heeft men dc schrijvers die
al voor de oorlog debuteerden heel gauw
bereikt. Men komt dan bij auteurs ge
boren tussen 1910 en 1920, die we, heel
bedriegelijk, maar tot de jongeren blij
ven rekenen, wat de armoede bewijst.
Ik geloof, weinig vermetels te zeggen
met de constatering, dat de Nederland
se romanliteratuur een literatuur van
ouderen is. Het boek dat er niet is uit
de kop van dit artikel, is de romanli
teratuur van enkele generaties.
JERUZALEM, 2 maart. Op 12
maart zal opnieuw een archeologische
expeditie een onderzoek instellen in de
holen rond de Dode Zee. Aan deze
grootscheepse actie zullen 150 vrijwil
ligers uit alle delen van het land deel
nemen. Vermoed wordt dat deze holen
in de wildernis van Judea nog meer
boekrollen en oude relieken van his
torisch en religieuze betekenis bevat
ten. Een van de te onderzoeken grot
ten is de „Grot van de Vrees". De
expeditie, die zestien dagen zal duren
wordt geleid door dezelfde Israëlische
experts die achttien eeuwen oude brie
ven van de laatste „President" van Isra
el, Bar Koehba, hebben gevonden.
Kan men in de romanliteratuur een
gevaarlijke stabiliteit constate
ren, ook het algemene beeld van
de poëzie biedt weinig variatie.
Met de winst door de zogenaamde ex
perimentele dichters behaald, is door
de daarop volgende generatie nauwelijks
iets gedaan. De experimentelen vormen
trouwens nog het krachtveld van de
huidige jongere poëzie, al moet jong
hier ruim genomen worden, hetgeen
Voor de poëzie, waar doorgaans de heel
jongeren het gezicht van de aarde ver
nieuwen, ongewoon is. Maar, wat wordt
door het woord „experimentelen" op het
ogenblik nog gedekt? Alleen naar hun
afkomst kan men Andreus, Kouwenaar,
Campert, Lucehert en, desnoods. Vin
kenoog, nog onder één noemer vangen.
Hun wegen zijn wel ver uiteengegaan.
Wij constateren dat niet zonder verwon
dering, gewend als we zijn aan de een
stemmigheid van een generatie, een ge
woonte die overigens meer uit gemak
dan uit beredeneerd inzicht voortkomt.
Terecht-wordt, in de inleiding «tot de on
langs verschenen bloemlezing „Met an^
dere woorden" (verschenen in de Ooie
vaar-reeks) opgemerkt: „In werkelijk
heid is poëzie echter nooit het werk
van een generatie, maar van afzonder
lijke dichters". De bloemlezing zelf be-
wjjst het. De ondertitel ervan luidt „Jon
ge dichters uit noord en zuid" en zij
werd samengesteld door René G;jsen en
Hans Sleutelaar.
Nu biedt deze bloemlezing nauwelijks
nieuws. De kern ervan kan men vin
den in het „Maatstaf-nummer „Tien
jaar experimentele poëzie, dat ver
scheen in december 1958. In dat num
mer werd de bloemlezing samengesteld,
compleet met commentaar. Veertien
dichters werden door de samenstellers
waardig gekeurd voor de bloemlezing.
Zij hanteerden bij hun keuze normen
die als origineel worden aangediend,
doch die in de literatuurgeschiedenis al
geschiedenis hebben gemaakt: autentici-
tcit, precisie („de dichters in deze bloem
lezing hanteren hun taal doorgaans doel
bewust cn trefzeker", om deze ontdek
king moest ik lachen) en ten derde het
revolte-gehalte, In de definitie van de
derde norm wordt ook weinig nieuw ge
zegd: „Aan zijn onbehagen ontsnappen
kan hij (de dichter) niet, maar wel kan
hij er iets mee beginnen: een gedicht
schrijven." Geen protest, maar een ge
dicht. Dat is het voornaamste wat hem te
doen staat. Daarbij kan zijn protest zich
richten op „the inevitable conditions of
human life" 0f op „theworld man
makes forihimself." Enfin, wat hier in
het Engels staat, zijn bekende thema's
uit de poëzie van alle eeuwen.
Leest men de bloemlezing nu door,
oordelend volgens de normen der sa
menstellers, dan wordt de opname van
bijvoorbeeld Armando, die alleen en
dat op nogal gemakkelijke wijze aan
de laatste norm voldoet, een raadsel.
„Autentiek" kan men 'deze dichter niet
noemen, zijn gedichten ljjden aan
grootspraak en precisie ontbreekt
hem dientengevolge ook, zoals het vers
„zoals men mij moest temmen zoals men
sloeg moge bewjjzen:
zoals men mij moest temmen zoals men
sloeg
zoals men schopte met gebroken flessen
het is bier met revolvers het is muziek
mijn leren handen zijn wakker van
vermoeidheid, maar sterk,
snel leven, teer tillen, en vruchten,
voordat
het woeste glas gaat lachen, van onder
tot boven
besmeurd, bloed en snaren,
zoals men vocht, mijn kracht, mijn
snelheid
zodat schijven vlees zich vertonen
onder luid gejuich
mijn voeten en laarzen op zijn hoofd
en ogen
zodat mijn armen langer, mijn greep
vaster,
mijn haat witter en mijn verdoving,
snel leven, zoals mijn leren handen
sloegen met bierslagen.
Vooral het middenstuk van het ge
dicht is niet meer dan krachtpatserij in
woorden. Gelijke bezwaren zijn ook in
tc brengen tegen de gedichten van Cor
nells Bastiaan Vaandrager en tegen
sommige verzen van Hans Sleutelaar,
zoals het volgende pretentieuze gedicht:
Vannacht: zweetdruppels uit de zon
in- de tijdruimte
anonieme geluiden
overstemmen elke hartslag
tot traag in de vicieuze stilte
De bloemlezing bewijst m.i., dat ook
de poëziespiegel een eenvormig beeld
blijft weerkaatsen. Leest men bij een
der jongste van de opgenomen dichters,
de Vlaming Georges van Vrekhem. de
volgende strofe:
Poëzie is een wijze van leven
woorden hebben weerslag in het vlees
en als ik spreek schemert in de diepte
de tegenhanger
die zijn hoofd heft handelt
en het geslacht der ongeboren kinderen
weet
dan beginnen veie, niet-anonieme, ge
luiden mee te zoemen. Er zijn onder
de opgenomenen ook dichters, die niet
voorgesteld behoefden tc worden, daar
hun eigen signatuur en kwaliteit over
het algemeen bekend en aanvaard is:
Ellen Warmond, Cees Nooteboom en
Paul Snoek. De laatste toont zich tus
sen de veertien toch wel van een ge
heel aparte, „hoogstaandere" klasse.
Vooruitzichten biedt „Met andere woor
den" niet, hoogstens van de kans op een
toenemende cerebraliteit (Gils, Per-
nath). Achteruitzichten vele. De toe
komst dreigt hier verleden tijd te wor
den. En daarin stemt de poëzie enigs
zins met het proza overeen. Onder voor
behoud: dat is een triest besluit voor
de Boekenweek.
KEES FENS.
BOELI VAN LEEUWEN
Schooltelevisie in Amerika.
(Van onze onderwijsredacteur)
DEN HAAG, 1 maart Vorige
week is in de Haagse Gemeenteraad
het idee geopperd plaatselijk een be
gin te maken met schooltelevisie in
een „closed circuit". Over de school
televisie worden op landelijk niveau
reeds enkele jaren besprekingen ge
voerd, er is druk gestudeerd en ge
rapporteerd, maar nog steeds is het
niet zover, dat men feitelijk tot uit
zendingen komt. Uit de K.V.P.-fractie
in de Haagse raad kwam daarom
de suggestie: laat men nu vast eens
beginnen met uitzendingen in een „ge
sloten keten"; de kosten van draad-
Het begin van de scène „Het huwelijk" van René Clair (scenario, dialoog en regie) met Claude Rich en Marie-José Nat.
La Frangaise et l'amour" is de
titel van een film, die in zeven
episoden op schetsmatige wijze en
in meestal luidruchtig erotische trant
een beeld geeft van wat niet minder
dan zeven regisseurs cn hun scenario
schrijvers zich als de aspecten van dit
onuitputtelijke onderwerp hebben voor
gesteld. Zü zijn allen routiniers. Henri
Decoin, Jean Delannoy, Michel Bois-
rond, René Clair, Henri Verneuil, Chris-
tion Jacque en Jean-Paul le Chanois
en z\j hebben in dezelfde volgorde
achtereenvolgens belicht: De kinderja
ren, het opgroeiende meisje, de jonge
vrouw, het huwelijk, de ontrouw, de
echtscheiding en de alleenstaande
vrouw.
De schetsen vormen alle een afge
rond geheel; er treden verschillende
personen in op. Zij nebben geen enkel
verband, al worden zij wel aaneenge-
praat door een vaak geestig commen
taar (hier de stem van Guus Oster).
Iedere regisseur kon dus, in zijn eigen
stijl, zijn gang gaan. Maar wat bijzon
der opvalt: er is van zo'n eigen stijl
bijna geen sprake. De deeltjes zijn ieder
voor zich met vakmanschap geregis
seerd, maar men treft geen enkel bij
zonder accent aan dat de ene regisseur
van de ander onderscheidt. Zij hebben
het allen in het vermakelijke, soms
naïeve gezocht en slechts Henri Decoin
en Michel Boisrond dragen iets bij dat
op poëzie lijkt. Zijn deze schetsen dan
op een bepaalde manier aandoenlijk,
het restant is vooral uit op de humor,
die Jicht en luchtig is en daardoor een
zekere eentonigheid veroorzaakt.
Zo ziet men een kaleidoscoop van
wat het leven van een vrouw zou kun
nen zijn: de jeugd waarin een meisje
het verkeer op straat ophoudt, omdat
een kool waar immers een kindje
in zit van een vrachtwagen is ge
vallen; het meisje van een jaar of veer
tien, dat graag gekust wil vorden en van
de gelegenheid ampel gebruik maakt;
het huwelijk met iri de trein naar de
plaats waar de eerste wittebroodsweken
zullen worden doorgebracht al het eer
ste ruzietje; de ontrouw, door Verneuil,
vooral vanwege ie monologue interieu-
re fraai verfilmd, en tenslotte: de iets
oudere vrouw, die haar keus niet heeft
kunnen maken en bijna ten slachtoffer
valt aan. een oplichter.
De Inhoud is tamelijk willekeurig ge
kozen. Andere scenarioschrijvers en re
gisseurs hadden een meer positieve film
kunnen maken en dit was ons heel
wat liever geweest. Want bij alle grap
penmakerij, er wordt, zeker in de
ontrouw en echtscheiding, bepaald ne
gatief te werk gegaan. Waarom als te
genwicht hier geen scène van liefde om,
voor en (of) door de kinderen of de
berusting van de ouderdom?
Intussen, in al zijn lichtvoetigheid,
een film, die qua maaksel de geves
tigde Franse filmgarde alle eer aan
doet, al moet men bezwaar maken
tegen de overdadige dialoog. Zij heeft
er niets opzienbarends mee gemaakt,
maar er wel haar ambachtelijke ta
lent mee bevestigd. Opmerkelijk overi
gens, dat men geen „indringer" van
de zogeheten nouvelle vague een kans
heeft gegeven zijn waarde in dit ge
zelschap van vakbekwame lieden
aan te tonen.
(Voor volwassenen in Tuschinski, Am
sterdam, Passage, Den Haag, Thalia, Rot
terdam).
televisie voor een beperkt aantal
leerlingen zouden zeker niet hoog be
hoeven te zijn. De wethouder van on
derwijs reageerde echter negatief;
men zou beter doen af te wachten
wat er landelijk met de schooltelevi
sie gaat gebeuren. Daarmee is dit
idee, althans voor wat Den Haag be
treft, weer van de baan en is het
wachten andermaal op de uitkomst
van het beraad over de organisatie
van de school-TV.
Het totaal uitblijven van de school
televisie in ons land begint zo langza
merhand wel wat vreemd te worden.
Het gaat bij de voorbereidingen moei
zaam toe. Op lange termijn zal dit ho
pelijk resulteren in een goed sluitende
organisatie, maar men moet dan wel
lang geduid oefenen voor het zover is.
Het gesprek over schooltelevisie is in
Nederland vooral op gang gekomen na
een publikatie van particuliere zijde in
het begin van 1957, waarin werd voor
gesteld door gebruikmaking van TV te
voorzien in het tekort aan leraren: Dit
was een weinig gelukkige start, die ech
ter achteraf bezien voor de gedachten-
vorming erg nuttig is geweest. Verant
woordelijke instanties werden gedwon
gen tot een duidelijk positie kiezen:
naar Nederlandse opvatting kan het
TV-toestel in het algemeen de leraar
niet vervangen; wei zou schooltelevisie
nut kunnen hebben als hulpmiddel bij
het onderwijs. De opvatting van de des
kundigen kan als volgt worden samen
gevat: schooltelevisie moet niet een uit
zending van lessen worden, maar ze
dient er te zijn om datgene te tonen
wat de onderwijzer of leraar niet zelf
in de klas kan brengen. De buiten
staander is geneigd hierbij met name
te denken aan uitzendingen van actu
ele gebeurtenissen; in het onderwijs
vraagt men zich echter nog af of der
gelijke uitzendingen nu wel zo'n grote
rol zullen spelen.
In 1957 werd op instigatie van mi
nister Cals een commissie „Onder-
wijs-Televisie" in het leven geroepen,
waarin zitting namen vertegenwoor-
verantwoordelijkheid voor de regie en
de technische realisering van de uit
zendingen. In verschillende overlegs-
groeperingen van het onderwijs beraadt
men zich thans over de wijze hoe de
eigen verantwoordelijkheid het best ge-
effectueerd kan worden. Het georgani
seerde onderwijs zou zijn bijdrage in de
samenwerking met de televisiedeskun
digen bijvoorbeeld kunnen leveren via
een lichaam, dat overeenkomst ver
toont met de Nederlandse Onderwijs
Film, een stichting, waarin de verschil
lende onderwijsrichtingen tot een goe
de samenwerking zijn gekomen.
Van de zijde van de N.T.S. wil men
de autonomie van het onderwijs op pe
dagogisch en didactisch gebied ook
erkennen; men streeft echter naar een
gemeenschappelijk beheersorgaan, ter
wijl aan de kant van het onderwijs de
voorkeur schijnt uit tc gaan naar een
contractuele samenwerking tussen twee
zelfstandige partijen, zulks naar analo
gie van de Franse opzet (met dien ver
stande, dat het in Frankrijk om twee
staatsinstellingen gaat, terwijl het te
onzent zou gaan om twee organen voort
gekomen uit het particulier initiatief).
De buitenstaander zullen de nuances
wellicht erg subtiel voorkomen, maar
rhen hecht er van onderwijszijde toch
wel veel waarde aan, dat de verant
woordelijkheden scherp worden vast
gelegd. Aangezien het beraad over een
en ander nog druk aan de gang is lijkt
het zo te zien vrijwel uitgesloten, dat
Nederland bij het begin van het volgend
schooljaar reeds schooltelevisie zou
hebben. Als het overleg in de onder
wijssector opschiet zou men wellicht in
januari 1962 met experimentele uitzen
dingen kunnen beginnen, maar het uit
spreken van dit soort voorspellingen
is een ietwat hachelijke zaak geworden
nadat reeds herhaaldelijk geuite ver
wachtingen niet gerealiseerd werden.
Het uitblijven van de schooltelevi
sie in ons land behoeft niet zoals
wel eens gebeurt te worden aan
gemerkt als een bedenkelijk tekort
van het Nederlandse onderwijs. In de
llllllIilIllllllllllllllllllllilllllllilllllllMMIIIillllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIiiilllHllllliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii,
IIIIIIIIIIKIIIllllllIllllllllllllllllIlIliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiij
ya" de Pedagogische centra,
de Nederlandse Onderwijs Film en
de Nederlandse Televisie Stichting
Genoemde commissie stuitte bij haar
studie op een aantaL organisatorische
kwesties. In september van het vo-
ng jaar werd aan de minister van
l eel? 'aterim-rapport uit
gebracht, waarin de wenselijkheid
van experimentele uitzendingen werd
uitgesproken zonder dat echter een
oordeel werd gegeven over de orga
nisatorische opzet van de schooltele
visie. Deze opzet moest nader beke
ken worden door het georganiseerde
onderwas en hiermee is men nu nog
doende.
De kwestie, waar het thans om
draait, is hoe de verantwoordelijkhe
den tussen liet onderwijs en de om
roepverenigingen, c.q. de N.T.S. ver
deeld moeten worden.
In onderwijskringen is men over de
gang van zaken bij de schoolradio niet
onverdeeld enthousiast. Het onderwijs
treedt bij de schoolradio-uitzendingen
adviserend op, maar men vindt, dat er
te weinig beraad is en dat de adviezen
niet voldoende worden opgevolgd. Over
de organisatie, die gewenst zou zhn
voor de schooltelevisie, bestaat in on
derwijskringen nog niet een unaniem
aanvaard, afgerond oordeel, maar de
gedachten schijnen vooral te gaan in
de richting van een opzet, waarin het
onderwijs zelf de verantwoordelijkheid
hegft voor de inhoud van de uitzendin-
iiiiiiiiiiiiiiiiijiiimiiniiiiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiii
Verenigde Staten heeft de schooltele
visie een enorme vlucht genomen,
maar in West-Europa zijn het welbe
schouwd alleen Engeland en Frank
rijk, die een georganiseerde schoolte
levisie hebben, welke te vergelijken
is met hetgeen ons land voor ogen
staat (in Italië vervult de onderwijs
televisie in hoofdzaak de functie van
het opvullen van hiaten in de onder
wijsvoorzieningen). In de andere West-
europese landen is men aan het ge
bruik van hét nieuwe medium nog niet
of nauwelijks toe. Nederland is dus niet
zó ten achter als men het nogal eens
doet voorkomen.
Tot nu toe hee'ft de schooltelevisie in
ons land, een enkele summiere proef
daargelaten, slechts een papieren be
staan geleid. Het is echter oen illusie
te menen, dat zfl, ingevoerd zijnde, ook
meteen het beoogde gunstige effect
kan sorteren, Men moet er in het on
derwijs mee leren werken; er zal een
zekere gewenningsperiode doorlopen
moeten worden. Juist daarom is de in
Den Haag geopperde
misschien elder
wel te realiseren, gedachte van belang:
men zou door proefnemingen met
draadtelevisie in beperkte kring erva
ringen kunnen opdoen voor de lande
lijke schooltelevisie aan het werk gaat.
„Closed circuit"-experimenten kunnen
trouwens hun betekenis behouden ook
als de „grote" schooltelevisie, degelijk
semsaapisaSiBflfr «8 is>
en afgewezen,
maar misschien elders in den lande