EARTHA KITT ZINGT IN ALLE TOONAARDEN De ketel op de bakoven m FRANSE RIVIERA 11| pf| |||gP p| |j| Gezellige muziekgrapjes van „Les 4 Barbus a la Mouff' feilt V B mm 1 De kunst dan het kruien De spoorwegen zoeken Diplomatieke strijd tegen het euvel j der Turkse vlooien RONDVAARTBOOT EIKEHOUT ZATERDAG 10 JUNI 1961 1» ':T. iiiÉ Amsterdam, juni hijnlijk geen zangeres tal*1'6 te v'n('en> die zo'n ongekend aan fc' vocale mogelijkheden bezit als 'eidhii Felle swing Bernard Drukker uiiüimimmHiiiimimiiiiiimimiiiiimiiiimiiitiiiiiiiimmiimmi BENITA SOLAR! -Ht. t"- pa i K M&arm 9s U4 ,:r .(8SSSa&S -sb -vMVWi-V'V: - :i'MU if L' -W-' sj-ói. Ni:L jTYi' "NiLl Nog eenmaal Bernard Drukker aan het orgel. ding van Benedict Silberman Er is waar in het lichte bepaald ,f°t een kinderlijk juichende hoogte „J»tha Kitt. Wat zij met haar stem l"eit' 's bepaald verbluffend. Ilaar be te t "Kt van een haast exotische laag- jr„,t°t een kinderlijk juichende hoogte, eis- c'0 louter gesproken teksten zijn Vrolijk nog zang. Zij past haar stem «komen bij de te zingen tekst aan (ie Vvee* flitsend over te springen van j» ene stemming naar de andere. <n as' geestige voordracht en sterke I ertuigingskracht doen de rest. Op sit ?,°n IIAR 2296- i.Fartha Kitt revi- j. 0,«" kan men dit allemaal beluiste En beslist met «elf, ?°a|. veel genoegen. s de meest bekende „ever-greeus", -s nC'est si bon", „Let's do it" en „I 'rk around", ondergaan hier een Sse en nieuwe bewerking. A heel andere kant van de vocale tlXrkdracht, namelijk de Chanson, vin- tiie We op een zeer persoonlijke ma. vertolkt op Philips B 76 495 R, ïaaSA Barbus a la Moüff't Deze vier on®ruige zangers, die onlangs ook in land zijn opgetreden, zingen tien c knsons met een waarlijk uitgebalan- ÏCi" k®rd vakmanschap. De humor van \v^cel, Pierre, Georges en Jacques tinv aanstekelijk. Maar ondanks de ^velende spot en frisse originaliteit be- {J "et een uiterste aan raffinement. 4 Barbus: Cabaret van de beste O®1'*- Een keur uit de „Weltberühmte Bh;e„eflen-melodien",vinden we op As P 135I6 R. ,,Das Grosse Wi'e- Punkorchester" speelt onder lei van .Benedict silberman o.a. „Schenkt man sich Rosen in Tirol",.,Wol- galied", „Tanzen möchte ich", „Komm Zigany". Een zuiver instrumentale ver tolking dus, maar uiterst plezierig en smaakvol. Het is nergens goedkoop en te sterk genuanceerd. Het blijft luchtige en dansante muziek, terwijl de typische operettesfeer goed is getroffen. Tot slot van de ,,'33-toeren" een voor treffelijke opname van de jazz-trombo- nist en pianist Bob Brookmeyer op London Stereo SAH-K 6125. Hoewel Brookmeyer niet in de jazz-lijn „Harri- son-Wells-J.J. Johnson" past en uitslui tend de weinig gebruikte ventieltrom bone bespeelt, is hij toch ongetwijfeld een van de toonaangevende trombonis ten in de moderne jazz. Hij heeft voor al bekendheid gekregen door zijn werk met de bariton-saxofonist Gerry Mulli gan. Het spel van Brookmeyer Iaat dui delijk een zeer degelijke opleiding ho ren, terwijl hij over een schier onuit puttelijke ideeën-rijkdom beschikt. Me de door zjjn felle swing en zijn grote persoonlijkheid is hij een veelgevraagd musicus in de opnamestudio's. Op bo vengenoemde plaat speelt hij met zijn eigen groot orkest, bestaande uit twee trompetten, 1 trombone (naast de leider), hoorn, tuba. alt-, tenor- en bariton-sa xofoon, fluit, klarinet, bas en drums. De pianopartijen worden door Brook meyer .zelf gespeeld. Op kant I staat de uit vier delen bestaande Blues-Suite, kant II bevat meer bekende stukken, o.a. „Out of nowhere" en „Darn that dream". Hoewel de band hier en daar aan de laatste „blanke" orkesten doet denken, zoals die van Mulligan en Her man, vertoont ze een sterke affiniteit met de „big band" van Duke Elling ton. Niet onvermeld mogen blijven de fraaie arrangementen, die met een maximum aan kundigheid worden uit gevoerd. De juiste weergave van deze plaat vormt wel de titel: „Portrait of the artist". Van de Amerikaanse jazz naar Ne derlandse interpretaties op dit gebied. In de vier nummers op Philips 433 034 PE (Party Favourites no. 3) bewijst ons nationale dixieland-orkest „The Dutch Swing College" weer eens zijn internationale faam waard te zijn. Ge routineerde, maar ook sterk geïnspi reerde jazz, waarin een goed op el kaar afgestemde ritmegroep de solis ten Peter Schilperoort, klarinet, Jan Morks, klarinet, Oscar Klein, trompet, en Dick Kaart, trombone, op grootse wijze ondersteunt. De gespeelde num mers hebben niet veel met Dixieland te maken „Wilhelm Teil", „Bei mir bist du schon" maar de vertolking van het „College" maakt er wel iets bij zonders van. Wat hierboven reeds is gezegd voor de operette-melodieën door Benedict Silberman, kan herhaald worden voor „Weltberühmte Walzer" op Philips 428 057 PE. Dezelfde spran kelende sfeer en luchtige toon spreken uit „An der schonen blauen Donau", „Wiener Blut", „Kaiserwalzer" en „Kunstlerleben". Het wordt allemaal ge disciplineerd uitgevoerd door 't „Wie ner Staatsopernorchester" onder leiding van Max Schönherr. Op London RE-D 3281 wordt de enigszins in het vergeet boek geraakte Pat Boon.e weer eens in het daglicht geplaatst. Én niet ten on rechte. Het is bijzonder licht te verte ren muziek, maar Pat zingt het alle maal met een natuurlijk gemak en ver liest nergens zijn beschaafde voor dracht. De opname bevat onder meer de befaamde „Exodus Song". Waar we de verwantschap moeten zoeken tussen het wapen van onze landmacht, de mortier, en het draaior gel uit Breskens, dat naar de naam Mortier-orgel luistert, is ons niet recht duidelijk. Misschien wel in het geluids volume. Want met een oorverdovend la waai schieten de tonen uit het piere ment, van beverig hoog tot dreunend laag. Het kan ons allemaal niet zo be koren, maar de liefhebbers van het draaiorgel zullen aan deze wervelende, door elkaar dwarrelende klanken wel genoegen beleven. Het staat allemaal op Philips 318 455 PF. Onlangs heeft de organist van de hoofdstedelijke bios coop Royal en stadsbeiaardier van Am sterdam, Bernard Drukker, zjjn laatste concert gegeven op het carillon van de Munttoren. Hij is nu met zijn gezin op weg naar zijn nieuwe vaderland. Als herinnering aan de unieke plaats; die hij altijd iri de Nederlandse amuse- mentswereld heeft vervuld, kunnen we hem op Philips 433 013 PE ais bei aardier iioren, met begeleiding van het City-Theater'orkest onder leiding van Lex van Weeren, Er is een goede sa menwerking tussen deze vaklieden en het resultaat is dan ook een vlot plaatje, waarop Bernard Drukker op zijn bekende manier een medley speelt met o.a. „Blue Skies", .„O Sole Mio", „Moonlight and Roses", „Over the Rain bow". P. L. UTRECHT, 8 juni De voorzitter van de kath. klokken- en orgelraad, pastoor dr. W. Kerssemakern, heeft het hoofdbestuur van de Ned. St. Grego- riusvereriigln'g" doen weten, dat hij om gezondheidsredenen zijn voorzitterschap als beëindigd beschouwt. De kath, klok- -ken- en orgelraad is een onderdeel van de Gregoriusvereniging, die de leden be noemt en de voorzitter aanwijst. Condense brief Het Centraal Station van Milaan is een van 's werelds teleurgestel de stations. Het had vanaf de aanvang van de Luw duidelijk ®=hoopt een verbeterde editie te -worden .an het. gebouw van de Bank of' Eng- ar«d in Londen, gekruist met een ietwat 0. ,°Sant Hoog-Gerechfshof. Maar het is 'tdanks alles een stadion gebleven waar «r°te protserige en marmeren leegten £achten op een gloria, welke nimmer t^en zal. Op de buitenmuur braken rt e,e lelijke stenen mannekoppen mod- '.'kleung water. -ui de leegte van de enorme hal van station zat mismoedig een oud man- ?Be. Er verscheen eeri vage uitdrük- jJPS van hoop in zijn fletse ogen toen zijLGen weinig overtuigende poging deed „ch meester te maken van onze bagage j het aanbod deze naar ons hotel te -«.jgen. Wij zeiden beslist „neen". Want „u hadden dit sóórt onderneming eer- i-tr meegemaakt. Het hotel wa. juist jjs.te ver om niet het gebruik van een C Uler te rechtvaardigen. Maar het Oudé a'metje was geen kruier. Hij was een löerkruiper. En deze oude mannetjes de nnen altijd fier met het torsen van Wn gaRe> -naar halverwege het doel Zelf i het "un te machtig, en je moet je Qe bagage dragen. En het enige wat is ries^ bereiken van het doel dra man- voor wie je de koffers ge- Ve,,gen hebt, de verwachte fooi te ge- li=l'.f'eeil"> zeiden wij in onvervalst Ita- "«ns. tiJ'Eorca miseria", zuchtte het manne- Jt triest. hada door "em gebezigde uitdrukking ie?p w«i voorhec alleen maar ge- de Het was voor het eerst dat wij l6v Ultdrukking hoorden ontvallen aan "ppen. En als taalliefhebber Wjj e ons geen keus meer. „Ja", zeiden Uf gelaten en het mannetje pakte de "arkS op en ging óns voor de brede higj^'trop af naar het voorplein. Hij den "et minder lang vol dan wij had- "urven hopen. Wij droegen zelf vaae "agage, en hadden aan het eind zware wa deling niet anders te Bw0 "an «te verwachte fooi te geven. b6rpmannetje verklaarde zich aanstonds dien ons de volgende dag tot gids te ton 'en en alle wonderen van Milaan te te ,.n; tVij hadden moeite hem kwijt ii, Maar hij ging, en verdween rj ®t eerste het beste café. hip Portier in het hotel werd door be!n.and bemind, zulks omdat hem alle bvauInne"jke trekken in hoge mate ont- "a °p de "ede morgen in de hal ti- ontl t waren timmerlieden be- twtfm houten raam te bevestigen bin-. V0M v'e voordeur welke voorzien zou Sfot van een tochtvrije portiek. Het SeK„ "outen gevaarte was bijna aan- WmiiiiimiHmmmiiiMiMiiniiiiMiMmniimiiimiiimiiiiiiiiimiiiMiiiHiHiiMmHiMüiiiimiimiiHmiiiimnmir^ op de juiste plaats toen het j Weeën brak. De ene helft verbrij- k0]f® met lui gerucht een marmeren tip,. letafel, de andere helft gaf de-por- een klap welke leidde tot de snelle "et 8®esWriftige groei van een buil op te v^0rtiershoofd. Nooit heeft een stil- ais p omstaauders zo zeer geklonken p0en bedwongen gejuich. miseria!" riep de portier vér-- AióA"at did -he say?" vroeg ons een E„ e dame. .,P schietgebed", antwoordden wij. rik-"*03 miseria'.', herhaalde de Ame- anse dame vroom. I volgende morgen deelden wij het ontbijt met een ongewone Engels man. Hij had Op 'zijn eentje rond- ÏV. gekruist door. Z-witserland en t>erp.kiük in zijn auto en had nu Italië lk" Hij was ongewoon, omdat hij p a druk ma. over de geringe po- mariteit welke zijns inziens de Engel sen tegenwoordig zouden genieten op het vasteland van Europa. De Engelsen plegen zich over het algemeen over dergelijke kwesties nooit druk. te ma ken. Zij plachten het als vanzelfspre kend te beschouwen dat buitenlanders hun bewondering voor de Britten toon den door navolging van Britse Stijl en het overnemen van Britse uitdrukkin gen. Alleen Amerikanen maken zich ongerust over de mate waarin zij be mind worden door vreemdelingen. „De F'-ansen haten ons", zei onze. Engelse vriend. Wij. antwoordden dat -over het algemeen gesproken de Fransen geen buitenlander haten, omdat buitenlan ders nauwelijks meetellen en derhalve niet voor liefde of haat in aanmerking komen. „Bovendien", zo zeiden wij van achter een slappe op continentale thee, „is gisteren nog gebleken dat de Fran sen, indien zij een zwav hebben voor buitenlanders, dit alleen reserveren voor Engelsen." „Wat is gisteren ge beurd?" vroeg onze Engelsman belang stellend. De vorige dag, zo vertelden wii hem geheel naar waarheid, bevond zich in de expvestrein van Nancy naar Dyon een Brits ingenieur. De ingenieur, d;'e eigenaar was van een vals gebit, slaagde erin tijdens c -n bezoek aan het toilet in de buurt van Mouchard dit gebit te verliezen. Het kwam langs sa nitaire wegen terecht op de spoorbaan. Wat anderen in dergelijke gevallen doen, weten wij iet. Maar de Britse ingenieur wist wat .hem te doen.stond. Hij trok aan de noodrem. Hij vertelde aai de toesnellende hoofdconducteur welke ramp. herii had getroffen. De con ducteur tOQnde groot begrip voor het gebeurde en onthield zich van alle spoorwegverwijten. Hij bood aan de in genieur -te helpen zijn gebit weer te vinden. Hor 'erden - passagiers sloten zich bij hen aan cp •- zoek naar het' ver loren kleinood. Het gebit werd niet ge vonden en de 'trein, zette zich na een oponthoud van tien minuten opnieuw in be aging. „Dacht u", zo vroegen wij onze Engelse vriend, „dat die conduc teur én zijn honderden landgenoten zich zoveel moeite getroost zouden heb ben voor een Duitser, een Malëier of et" Rus?" Onze vriend geloofde niets van het verhaal en wij hebben hem het knipsel moeten tonen voprdat hij geloofde dat honderden Fransen de spoorbaan had- (jen afgezocht bij I ouchard naar een verloren Engels -gebit. Het bericht stond in de Telegraph, en onze vriend was het met oils eens dat je dit blad kon geloven. Toen de Engelsman zijn ontbijt had beëindigd en verdween, kwam er een Belg uit Namen op ons af. „Kent u die Engelsman?" vroeg hij. Wij antwoordden dat' wij hem de vórige dag voor het eerst ontmoet had den. De Belg keek peinzend. „Wat kan de man in 's hemelsnaam bedoeld heb ben?" vroeg hij. „Rij. wam gisteren op -mij toe cn zei dat Sir Percy Loraine dood was- en dat hij nu de Belgische regering niet langer lastig kon vallen over vlooien." Wij hebben de mijnheer -uit Namen uit zijn twijfels geholpen en hem verteld wat wij wisten van Sir Percy Loraine en de vlooien. Ook wij hadden met passend verdriet gelezen over het overlijden. Sir Percy Loraine was een Britse ambassadeur van de oude school, toen ambassadeurs nog een grote mate van zelfstandigheid be zaten, en voordat ministers van buiten landse zaken of zelfs staatshoofden in snelle vliegtuigen hun eigen vuile was kwamen doen bij buitenlandse regerin gen. Loraine was Britse ambassadeur in Turkije in de dag van Kemal Atatürk en was in hoge mate verant woordelijk voor de goede betrekkingen tussen Brittannië en Turkije. Want Lo raine ontdekte weldra dat Kemal Ata türk een passie had voor gokken en voor kaarten tegen hoge bedragen. Nacht na nacht gokte Loraine met Ata türk en verloor enorme bedragen. Maar Atatürk ging het alleen maar om het winnen, en als de dageraad gloorde over Ankara, gaf hij Loraine met een hoofs gebaar de verloren sommen terug. Maar met de vlooien had Atatürk niets of nauwelijks te maken. In een land, dat rijk aan vlooien, plegen zich de ze insecten weinig aan te trekken van zelfs de meest ingrijpende veranderin gen in het politiek regime van het land. Loraine had het Jand aan vlooien, zoals men kan begrijpen van een vooraan staand diplomaat. Ongelukkigerwijze moest Sir Percy Loraine dikwijls ge bruik maken van de Orient-Express (sinds enige weken voorgoed ter ziele, ocherm!). De Wagons-Lits op de route waren het eigendom van een Belgische maatschappij, die alle voorzorgen nam om te voorkomen dat zich vlooien zou den mengen onder de passagiers. Het was Turkse kruiers verboden zich in de wagons te begeven. Zij moesten de bagage via een open treinraam over handigen aan een speciale spoorwegbe ambte, die vervolgens de bagage over handigde aan de 'loofdcondueteur van de trein. Maar de vlooien waren traag van begrip. En iedere keer als Sir Per cy Loraine het ongeluk overkwam in de Oriënt-Express te worden gebeten door een Turkse vlo, placht hij zich na zijn terugkeer in de Turkse hoofd stad te tooien met jacquet en hoge hoed om zich vervolgens in staatsie en glorie te be--ven naar de Belgische ambassa deur om zich officieel te beklagen over het feit dat zich 'vlooien aan de Britse ambassadeur te buiten waren gegaan. Dit vertelden wij onze Belg uit Namen. De eerste pc r die wij de volgen de ochtend zagen toen wij ons vervoeg den in de hal van het hotel om de re kening te bet ten was het oude man netje van het i-ation die, met de neus platgedrukt tegen de buitenkant van het portiekraam. smekend in onze rich ting stond te staren. Wij gingen naar buiten en zeiden tegen het mannetje dat het hotel zou zorgen voor het ver voer vart de bagage. „Porca miseria", zuchtte het manne tje vertwijfeld. „De Italianen", zei de Amerikaanse dame ie op het trottoir stond te wach ten op haar taxi, „zijn een vroom volk." DAAN VAN DER VAT Ik ben Parnie en ik ben al negen jaar, maar ik ben niet groot zegt mam ma, maar ik ben flink en sterk weet je. En ik heb zwart haar en blauwe ogen. Ons huisje staat op een grote, eenza me bergvlakte, heel. heel ver weg. Zo ver weg, dat alleen rendierjagers en herders en pelsjagers by ons komen. Altqd is er nevel om de lantaren bo ven de deur en om ons huisje. En om ons huisje is de grote steppenacht. Daar zwerven wolven rond en jakhalzen. Daar kun je niet spelen. Ons huisje is vol warm en bewegend licht door ong vuur en buiten is het licht van de stralende sterren. In dat licht leven wij. Wij volgen met de slee de grote ster ren. Dan komen we in het dorp. De sterren laten een wit spoor na aan de hemel en onze slee laat een diepe vore na in de sneeuw, maar de wolven durven ons niet te volgen, want mijn pappa is heel groot en sterk en we hebben grote lichten voorop en branden de fakkels. Dan rijden we in wolken sneeuw, die we opjagen en als we dan weer terug zijn is het zo gezellig in ons huisje en dan schuift pappa de zware grendel voor de deur en dan kan niemand binnen komen, de boze heks niet en de wolven ook niet. Ik zit meestal te leren of te lezen op mijn eigen bankje bij de haard en onze grote bakoven. Die heeft grote tegels met mooi» landschappen waar je mooie en wonderlijke dingen bij beden ken kunt. Dikwijls komt Mihaly, dat is de koe herder, en vaak komen de jagers uit de bergen. Het ziJn ren(«ierjagers. Ze halen dan oude herinneringen op, zegt Pappa. Ik zie hen dan komen'door het raam. Ze hebben allemaal een lantaren mee en ze hebben prachtig geborduurde overmantels en hoeden met brede ran den en veren en laarzen tot over hun en kels. Dan zitten ze rondom de haard en vertellen sprookjes en sagen en allerlei mooie dingen, waar ze lang over den ken omdat het zo mooi en wonderlijk is. En buiten is de grote steppenaeht. De sprookjes zijn allemaal echt ge beurd. De oude mensen vertellen dat. Soms komen die langs en spelen op de balalaika en zingen. Dan verlangen 2e ergens naar dat vér weg is. Ik luister altijd, maar soms slaap ik half. En soms luister ik naar de win den. Die zitten elkaar achterna op de uilezölder. Soms zeggen ze allerlei dingen die ik niet begrijp, maar dan denk ik mooie dingen omdat hun stemmen mooi zijn. En alles wat ik niet begrijp of niet ver sta vertelt de Drornenman mij. Alle wonderlijke sprookjes van onze grote steppe en bergvlakte. De Drornenman weet alles. Hij komt overal. Op onze bakoven staat de hele grote ketej. Dat is een wonderketel weet je. Die is vroeger van de Drornenman ge weest. Op een morgen, toen Pappa de deur van ons huisje opendeed om naar buiten te gaan stond de ketel daar in de gieren de steppemvind, Bóje Zeitrek, dat is de paardeherder, en die brengt 's winters de brieven rond in zijn grote tas van berehuid, die kwam net aan. „Ole", zei hij tegen Pappa, „de step- penwind heelt je vrouw een prachtige ketel gebracht," Dat was dom om dat te zeggen, want vadertje Drornenman had de ketel daar 's nachts neergezet. Die was immers uit de schatten van de heks. Jullie moe ten niet denken, dat het een sprookje is, want de ketel komt echt uit Dromenland hoor. En in Dromenland is alles echt waar gebeurd. En dit is de geschiedenis van de ketel op de bakoven: „Het was nacht en het was aarde donker. Door de grote sparren loeide de sneeuwstorm. De boze heks sloop rond in het bos. Opeens hoorde ze het geknars van een slee. Gauw verschool ze zich ach ter een bosje. Het was de Drornenman met zijn lantarentje. Hij ging naar de eenzame hoeven van de mensen om mooie dromen te brengen. Hij had zulke mooie gedachten en daar dacht hij over. Daardoor zag hij de bo ze heks niet. De heks begluurde hem en toen zag ze dat hij bij ons door het raam keek. Dat mag de Drornenman doen, weet je. Toen strooide hij dromenzaad naar binnen en verdween in het donker. Toen keek de boze heks stiekem ook naar binnen. Het was zo leuk en gezel lig bij ons en daar werd ze kwaad om. Pappa en mamma stonden bij mijn wieg je. Ik was nog maar een paar dagen oud, weet je. „Waar kijkt dat kind toch zo naar" dacht de heks. Dat kind was ik na tuurlijk. Toen zag de heks dat ik naar het witte kruis keek op het raam. Dat had pappa daarop gemaakt om den bo ze af te weren. Het schitterde door de vorst. De boze heks zei iets vreselijks in zichzelf. Dat kon je wel merken en toen ging ze weg. Ze ging naar het donkere sparrenbos, waar wolven zijn. Daar woont ze. Ze liep op*de tast voort. Eindelijk ging ze een paar treden om laag, want ze was thuis. Het was half donker bij haar. Alleen brandde er een klein lantarentje op de grond. Toen ging ze op een grote vuurpot een toverdrank koken. De vlammen kronkelden om de berookte zwarte ke tel. Ze gooide kruiden in het vuur en toen stak ze een lange stok van een jeneverbessenstruik in de vlammen. Als een razende roerde ze met een grote houten pollepel in de kokende heksen ketel. Allerlei dreigende en wilde klanken mompelde ze. In de donkere hoeken van het spe lonk bewogen geheimzinnige schaduwen. Buiten was het noodweer geworden. De boze heks blies de lantaren uit en toen was het pikdonker, zodat je niets meer zag. En inp'aats dat de heks naar buiten kwam, zweefde ineens een uil met vu rige ogen naar buiten. Zjjn vurige ogen zag je in bet pikdonker. Toen hoorde je hem hol en akelig roepen tussen de bomen. De winden gild-en: „De uil is dê heks, de heks". „Hie, hie, de heks. de heks", gilden ze. Ik sliep in het wiegje in ons huisje en pappa en mamma sliepen op de gro te bakoven. Maar de uil sliep niet. Hij zag er duivelachtig en wild uit en hij riep al door dreigend en dan huilde hij weer. Onhoorbaar zweefde hii maar rond om ons huisje en toen ging hij op het strodak zitten Het was inesi.; doodstil. De heks had iets vreselijks gedaan. Pappa en mamma werden wakker. „Waarom weet ik niet", zei pappa, „maar ik ben toch zo ongerust". En toen ging pappa naar Stormwind kijken in de schuur. Stormwind is ons rendier weet je. En toen vond Pappa in het stro twee zeldzaam prachtige diamanten, die zo schitterden, dat de stralen pappa's ogen haast verblindden. Toen holde pappa weer naar binnen omdat mamma angstig riep: „Ole, Ole ons kindje is blind". Pappa en mamma stonden bij mijn wiegje. Ze wisten niet wat ze begin nen moesten. „Dat was de heks," zei pappa. „Ze keek door het raam. Ze heeft Parnie's ogen gestolen en ze in diamanten ver anderd, maar toen ik kwam is ze ge vlucht en in de haast heeft ze de dia manten laten vallen." iiiiiiiiiiiiMiiiiiMitiiiiintiiiiffi iiüiiiiiimitiiiiiiiiiimiiiiimt Prachtig aangeklede ouderwetse poppen. Öeze pop volgt de poppenmoeder met de ogen. Al wil je er misschien niet voor uit komen, elk meisje heeft in haar prille jeugd een speciale lievelingspop gehad. Of die nu van wat oude lappen was „Gauw" huilde mamma, „misschien is ze er nog. We moeten haar smeken het weer goed te maken." Mamma droeg rnjj en pappa hield de twee dia manten angstig vast. Dat waren im mers mijn ogen. „Als er toch wat mee gebeurde", dacht pappa. „Moedertje, moedertje", riepen ze zo hard ze konden om de heks te vleien. Maar de steppenwind gierde zo hard, dat je niets hoorde. Pappa en mamma holden maar angstig door de nacht tot dat ze eindelijk bü een houthakkershut kwamen, die verlaten was. Daar vie len ze uitgeput neer. En zo vond de Drornenman ons. Hij had ons huisje verlaten gevonden en de gierende steppenwind kwam naar binnen want de deur stond open. Hij begreep directdat er wat ergs gebeurd was en hp had ons overal ge zocht. Ontsteld hoorde hij wat gebeurd was en toen strooide hjj dromenzang zoveel hp kon en toen vielen pappa en mam ma in slaap. De drornenman holde- naar het huis van de heks. alle Ijskoude winden ont moeten elkaar daar. De Drornenman liet ze stil zijn want d- heks kent de taal van de winden cn als ze zouden fluis -en over wat hij ging doen, zou alles verloren zijn ge- i -eest. Voorzichtig sloop hij naderbij. Hij wist dat het hem zijn leven kon kosten. Zijn hart bonsde toen hij. de treden af ging. Op de tast ging hij verder. Wat was dat? ij hoorde de heks praten. „Zou ei iemand bil haar zijn?" dacht hij. „Wat is het raar stil", hoorde hij de heks zeggen. Nog een tree, dan was hij beneden. Hij zag licht schemeren. Er stond een deur op --en kier. Voetje voor voetje schoof hij dichter bij. Toen gluurd hij naar binnen. Zijn muts van schapevel had hij af gezet. Bij de ingang van haar spelonk had de heks een stuk rottend hout in de muur gestoken. Dat gloeit in het donker als vuur. Het was een spook achtig gezicht. De boze heks zat bij het vuur. Ze rookte een pijp. Die had ze met mos gestopt en ze zat in het vuur te kijken. De Seine zou de Seine niet meer zijn, wanneer de rondvaartboten ontbraken, die in alle jaargetijden toeristen uit binnen- en buitenland- over deze veel- bezongen rivier voeren. De rondvaartboten (er zijn er vijf) bieden ruimte aan 600 passagiers en zijn voorzien van een installatie, die het mogelijk maakt de uitleg van de gids in verschillende talen te beluis teren. De mogelijkheid bestaat aan boord van de boten te lunchen of te dineren. „Vreemd stil is het toch", zei ze weer. „Zou er geen wind zijn?" Toen wilde ze op gaan staan. Uit angst gooide de Drornenman haast ziju hele zak ii menzand leeg in haar richting. Ze wime zich tegen haar slaap verzetten, mar toen viel ze luid snur kend in haar stoel neer. „Net op tijd"; dacht de Drornenman. ,Tpen sloop hij naar binnen. Hij luisterde ingespannen of de heks hardop zou gaan dromen over wat ze gedaan had, want hij wilde het geheim te weten komen hoe mijn ogén weer beter gemaakt zoud n kunnen worden. Als hij dat geheim niet te weten kwam, zou ik waarschijnlijk altijd blind moeten blijven. Het was een hele tijd doodstil. En al die tijd lager, pappa en mamma met mij in de houthakkershut. eindelijk! „Z.e heeft maar één moeder" hoorde de Drornenman de heks hardop dromen. Het was haar niet te verstaan wat ze zei. Toen droomde de heks weer: „Elk kind heeft aar één moeder. Twee moe ders van je kunnen niet bidden voor je!" Toen praatte de hek„ niet meer in ha r droom maar de Drornenman had genoeg gehoord. Hij had wel kunnen juichen. Vlug loop hij weg. Zijn lanta-wn had hij weer aange stoken. Je zag hoe de nevel voor het lichtje danste. Het was net rook. De Drornenman zag dat er iets ge schreven stond boven de ingang van het spelonk. „Indiei ge mijn gentim ontdekt, zult ge mijn schatten delen", stond er. De Drornenman lette niet op wat er stond, want hij was zo opgewonden en hij had zo'n haast om t - helpen. Er was geen tijd te verliezen. (Wordt vervolgd). Een schilderachtig dorpje Geen landstreek is door de natuur zo uitverkoren als de „Cöte d'Azur". De 200 K.M. tussen Toulon en Menton zijn slechts één grote vreugde voor de ogen. Alles is er opwekkend, aantrekkelijk en even prachtig, zowel de blauwe zee als de vruchtbare, geurende vlakten en de hoge grillige bergen. Hier zijn het diepe rotskloven, die in zee uitlopen en waarop de pijnbomen de wind trotseren en zich weerspiegelen in de rimpelingen van het blauwe water, daar zijn het de lïcht- glooiende heuvels, waar de tijm, de blau we lavendel, de laurier, de citroenboom en de menthe groeien, of tuinen en vel den bezaaid met heerlijk geurende bloe men, die de onverwachtste kleureffec ten ten toon spreiden. Verder op, enkele kilometers van de „kust van azuur", ver heffen zich statige, steile bergen, waar tussen rotskloven met schuimende wa tervallen. Eindelijk op de hoogste top pen, waar de eeuwige sneeuw de witte wade gelegd heeft, vindt men die onver getelijke uitzichte over deze mooie kust, waar de helderrode tinten van de rot sen, de schitterende kleurschakeringen van lover en de bloemen en het blauw van de zee betoverend zijn. de Franse Rivièra. Het eikehout komt van de zomer, of steeleik en van de winter- of steeneik. De kleur van eikehout is in het kern hout geelachtig, roodachtig of grijs achtig bruin. Bij ons wordt het eike hout hoofdzakelijk uit Duitsland inge voerd. Wel is ons inlands eiken van goede kwaliteit, doch meestal grof en bochtig. Tal van soorten eikehout komen uit Noord-Amerika. Zij worden in de han del onderscheiden naar de kleur, in White-Oak, Red-Oak en Black-Oak. Eikehout is vast en duurzaam, doch veel kostbaarder dan grene-, vure. of dennehout. Het eikehout wordt onderscheiden in wagenschot en kloshout. Het wagenschot is eikehout. dat ge zaagd wordt uit over Ge volle lengte gekloofde stukken van regelmatig ge groeide stammen. Dientengevolge onder scheiden de wagenschotten-planken en -delen zich van andere eikehouten planken, doordat zij slechts aan één kant spint en wan hebben, terwijl de andere kant gekloofd hout vertoont. In tegenstelling met het wagenschot noemt men het eikehout, uit niet ge kloofde stammen verkregen, kloshout. Uit de aard der zaak is wagenschot dus rechtdradig en glad. Kloshout daaren tegen meestal dwarsdradig en kwastig. gemaakt of prachtig aangekleed, altijd was er bij de poppen een, welke de bijzondere voorliefde had. Meestal was het zelfs wel zo dat de mooie poppen gewaardeerd werden, maar een afge sleten, veel gebruikte en doorgaans lane niet mooie meer toch de meest gelief koosde bleef. Het spelen met poppen is al hee oud. Reeds duizend jaar geleden speel den kinderen met houten poppen, daar na kwamen de poppen van lappen ver vaardigd in gebruik. Pas in de achttien de en negentiende eeuw werd er vee; aandacht aan besteed en begon de fa bricage van grote hoeveelheden tego '-r sip: De kostuums zijn helemaal echt van deze met de hand gemaakte poppen. Spakenburg staat tussen Zeeland in. Poppenparade. lijk. Ze hadden toen houten koppen en lichamen van linnen, opgevuld met zaagsel of paardehaar. In de negen tiende eeuw en later kwamen er poppen met wassen koppen en van zogenaamd papier-mêché, d.i. taaie papierbrij. wel ke in vormen wordt geperst. En nog niet eens zo lang geleden kwamen er poppen met ogen, die open en dicht gingen, z.g. slaappoppen, die kennen jullie natuurlijk wel. Ze worden dik wijls prachtig aangekleed en de dozen waarin ze zijn geborgen, zijn schitterend van uitvoering. Er zijn tegenwoordig zoveel verschillende soorten dat wij die onmogelijk kunnen bespreken. Dp laat ste jaren worden ze hoe langer hoe echter. Behalve poppen die kunnen Jo pen, zijn er nu ook al die eten en drinken en buigbare poppen die kamer gymnastiek kunnen doen Het aller nieuwste is een babypop, die, als je er op drukt, begint te huilen!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 17