ARCHITECTUUR die uitgaat van
eten, slapen en voeten vegen"
o
Dn J.OUD: bouwen
in maatschappelijke
en individuele zin
1
Gelijk loon voor gelijke arbeid
B
Sociaal
commentaar
Koekoe met de groene duimen
w
Thieme's honden
boek
Stichting van de Arbeid voor
geleidelijke uitvoering
De kathedraal tegenover de
geëmotioneerde stofzuiger"
7
D
>6
üi
s
V B
Suit"
:v
;r-
Hlpl
A
VOOR KINDEREN EN VOLWASSENEN
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1961
Kr
P 10 januari 1959 hield dr.
T J. P. Oud een rede op de
tijs '10geschooldag van de Tech-
de .P® Hogeschool in Delft onder
^.pTpigerende titel: „Zijn er nog
haT] ecten?" Een rede, die nader-
liit ^6recht in brochurevorm is
spek,geven- Want zi.l was door-
met tal van behartigens-
roige opmerkingen. Opmer
en °°k die min of meer ont-
W611^ zijn voor wat aangaat de
soon 1 1 ---
de
van de redenaar, een van
j gutste architecten van onze
1^' Heze bijvoorbeeld: „Ik ver-
vJf Weer naar een persoonlijke
ötv,,n in de architectuur. Naar
Tcmt
^jPhecten met diep verantwoor-
gopAeidsgevoel tegenover de
p van het bouwen. We. kunnen
0tls apgzamerhand wel weten, dat
"ouwen niet lelijk meer is,
de p Van een tot SaPen dwingen-
if, entonigheid. Waarschijnlijk is
de fen tijd - behalve in de tijd van
i}0 ogenaamde revolutiebouw, die
tyT ielijk was ook - ons bou-
ge.. 2° weinig boeiend en zo saai
<jg eest. Zo zonder tot onder
H oppervlakte doordringende
^^nheidsdrang. Hiertegen is
s0cT,óén kruid gewassen: per-
eijj njke vormgeving. Niet voor
C Werk, maar wel voor die wer-
Vq0'. hie krachtens hun betekenis
in 1 onze samenleving daarvoor
SoT^nmerking komen. Met per-
ke vormgeving bedoel ik
VoftY, een ver-individualiseerde
vin? eving' maar 6611 vormge
lijk hie op persoonlijke wijze
Wijking geeft aan algemene
Cl, 2en van he tijd. Niet een
V$3> dus, maar een vooruit!" En
„Bouwen wordt in wezen
i^hlijk alleen gericht door een
LA heel eenvoudige dingen. Om
4^.
R||jgg
«StlÉI
Een model van het Congresgebouw in Den Haag
eens duidelijk te zeggen: door
*0fT s^aPen> voetenvegen, door
®$th T§en> wind. Niet no. 1 door
ijjj. etiea. Maar ook bij Mondriaan
trJ aet niet de graag overgeno-
horizontale en verticale lijnen
het hem doen: het is de geest,
li6j.achter deze lijnen leeft. Zo is
V0 o°k jn (je bouwkunst: een
W/1 *eeft daarin door zijn acli-
*)io®0bd, niet door zijn verschij-
Het Shell-gebouw in Den Haag
VT TaTte.ct zei nu:
%T>rk;
Het Bio-herstellingsoord in Arnhem, dat gebouwd werd in de jaren
1952-1960
55
GASFORNUIZEN
r\' D ai mrnvi tTTrtM/H" ItmTQn
h J J
aan de duizend jaar, die hij, naar hü
aanneemt nóóit halen zal.
Denk nu niet dat Oud de hyper-in
dividualistische bouwer is, die het ,,nut"
uit het oog verliest. Ik citeerde in de
aanvang van dit artikel al zijn uit
spraak over het bouwen, dat gericht
moet zijn door „eten, slapen en voeten-
vegen". En hij zegt tegen mij: „Een
van de aardigste facetten van mijn vak
is, dat ik te maken heb met allerlei
categorieën van mensen, met bioscoop
directeuren, met grote zakenmensen
of met leraren, ik probeer altijd
dat te doen, wat zij hebben willen.
Ik heb graag dat mijn opdrachtgevers
zoveel mogelijk zeggen en ik beschouw
hun aanwijzingen niet als een rem, maar
eerder als een steun. Ik vind dat je
iets moet maken, dat de mensen móói
vinden. Wat niet wil zeggen, dat ik al
tijd doe wat ze willen". En eens heeft
hü tegen een dokter gezegd: ,,Om te
bouwen wat u wil zou ik uw hele leven
van de oorsprong af meegemaakt moe
ten hebben." Een menselijker en dus
meer algemene uitspraak kan van een
architect nauwelijks worden verwacht.
Maar Oud komt dan tenslotte ook
tot deze geloofsbelijdenis:
„De grondslag van het bouwen is
een maatschappelijke zaak, de vorm
geving een individuele."
En van dat verblijdende principe
uit kan hq ook zeggen dat het bouwen
,,geen kwestie van teamwork is, of
schoon hij graag werkt met een pret
tig team"; zoals hij trouwens doet
nu hij bezig is aan het Haagse Con
gresgebouw^ Maar de „ronde tafel
architectuur is hem een gruwel. Hij
doet het nog steeds zélf, mooi of
lelijk, maar liefst mooi.
J. J. P. Oud heeft ofschoon het
„verrot vervelend" vindend, dat hij
tien jaar werd vergeten toch wel
het een en ander bereikt. Hij werd door
het strenge en gereglementeerde Delft
benoemd tot doctor honoris causa en,
wat méér zegt, hij is gén van de weinige
architecten die leven in de harten van
eenvoudig maar mensen, omdat ze zijn
werk gewoon mooi vinden.
Hij bleef onafhankelijker en dus per
soonlijk in een tijd waarin het bouwen
over het geheel genomen niet altijd le
lijk maar wel van een „tot gapen dwin
gende eentonigheid is". En dat zal dan
wel de reden zijn, waarom hij met ar
chitecten als Le Corbusier, Gropius of
Rietveld er in is geslaagd de oude geest
drift van het kathedralen willen bouwen,
in de moderne architectuur levendig
heeft weten te houden.
HERMAN HOFHUIZEN
Staten vormen tezamen, meen
ri>oiT.Vrfi £oed kloppend, geschreven
cr6t van de architect Oud. Zij
Toon mü uw hond en ik zal u zeg
gen wie gij zijt", zo luidt een ge
zegde, van de waarheid waarvan
elke lion de-deskundige hartgrondig
overtuigd is. Wij- hebben de indruk, dat
deze gedachte ten grondslag ligt aan
Thieme's hondenboek, dat zojuist van de
pers is gekomen.
Het is een Nederlandse bewerking van
Knaurs Hundebuch, geschreven door dg
bekende zoöloog en dierpsycholoog Ul-
rich Klever. De in ons land befaamde
kvnoloog Jan van Rheenen heeft voor
een uitstekende vertaling gezorgd en er
een beschrijving van de in Nederland
voorkomende hondenrassen aan toege
voegd. Het boek is keurig uitgegeven
met 180 platen en foto's, waaronder een
aantal gekleurde. Te oordelen naar de
omvangrijke literatuur over het onder
werp schijnt de wereld vol te zijn van
„honde-problemen
Wat hiervan zij, dit boek neemt een
vooraanstaande plaats in onder de vele,
die aan ,,'s mensen trouwste vriend"
zijn gewijd. Het is er de schrijver voor
al om te doen het eigen karakter van
de verschillende rassen duidelijk aan te
geven om zodoende zowel de eigenaar
van een hond zoveel mogelijk voldoe
ning van het dier te verschaffen, door
dat hij hem leert welke behandeling
voor die bepaalde hond de beste is, als
om de hond een aan zijn aard aange
past leven te bezorgen.
Het boek is prettig geschreven en be
vat zo ongeveer alles, wat een honde-
bezitter dient te weten over rassen, fok
ken en verzorgen. Wie zich op dit ter
rein grondig wenst te oriënteren, kan
dit boek met overtuiging worden aanbe
volen. Het is een uitgave van de firma
W. J. Thieme en Cie N.V. Zutphen.
uixïtmi' s
het moment dat het alles in een ma
niertje dreigde te ontaarden- Oudhield
destijds al niet van maniertjes, wel
van (architectonische) manieren. Hij
was een onverveerd en onafhankelijk
artiest en geen man, die zich neer
legde bij folkloristische architectoni
sche gebruiken. Voor zichzelf heeft
hij immers altijd verlangd „naar een
persoonlijke vorm in de architec
tuur". Én toen Van Doesburgh dus
naar aanleiding van de woonwijk die
hij in Hoek van Holland had gebouwd
zei: ,.Oud is teruggevallen naar de
Jugendstil", was zijn antwoord even
kort als krachtig geweest: „Barst
maar."
Oud schreef destijds in op een prijs
vraag, die de bouw van de Rotterdamse
Beurs tot onderwerp had. Maar hij werd
niet toegelaten tot de tweede ronde. Het
mocht niet van Berlage- Toen is hij hui
zen gaan bouwen in Stuttgart. „Met
die simpele bouw kon ik uitdrukken wat
ik wilde."
Uitdrukken wat hij wil. Dat is meen
ik, wat dr. J. J. P. Oud als architect
bezielt. Dat is overigens bij een bij uit
stek gebonden kunstvorm als de ar
chitectuur is, geen al te gemakkelijke
opgave. Zij is met name in de gegeven
Wtk i vPM,
X'J' {/i 'ff
■.VV
(Van een medewerker)
ij de totstandkoming van het
E.E.G.-verdrag geldt als een der
belangrijke doeleinden de soci
ale harmonisatie in de deelneme-
de landen. Sociale harmonicatie be
tekent iets anders dan een volkomen
gelijkheid in elk land en in elke land
streek van de partners. Om het eens
wat eenvoudiger te zeggen dan in de
officiële stukken staat: we hebben nu
nog altijd te maken met het hoogst on
bevredigende en sociaal onrechtvaardi
ge verschijnsel, dat in bepaalde stre
ken, ook van de E.E.G.-landen, een ho
ge mate van welvaart bestaat en in
andere gebieden bepaald bittere armoe
de wordt geleden. Dit verschijnsel lang
zamerhand doen verdwijnen behoort tot
de kenmerken van de sociale harmo-
:Tï:::.ï:
een krachtige en aan
hit tajai S.' H niets te wensen overlaten-
Aii Sei-; 2Ü verlaat hem ook niet als
küh eh y°nlük het woord tot u richt.
tjSWls zij dan vermengd -iet een
r\lr°n'e' hü °°k op zichzelf
V3 Aiid Anftr.om.o4- mii in
zij dan vermengd -iet een
mie, die hij ook op zichzelf
J. J. P. Oud ontvangt mij in
thij ÉVjder smaakvol ingericht huis
'VThs ^t losjesweg op enkele Mon-
VnJi"n Appels „die hij ook maar
l«h 'Sent gen" Hij heeft dat huis
k: lwB niet zelf gebouwd en ze moe-
Orr, trouwens ook „niet komen ha-
q kruk van de deur te maken".
heeft een bijzonder duidelijk
Vi cent- t hoofd, dat wel degelijk re-
d« 3 °Pr°ePt aan dat van zijn
V'Uew0 Politicus. Alleen in zijn ogen
T' gtvJets van (zelf)spot. Hij zegt op
Ju T dut. moment: „Ik heb min-
V*reü?6n,d l'aar nodig om mijn doel
w haai - Aangenomen dat ik dat
Val uS?1 ik altijd een baby in
M"eernt Olijven." Wat overigens niet
lit 6 Ovi^Tat hij staat voor zijn artis-
Verv umiging. Het vertelt een in
"d o thullend verhaal.
v^Ji Tu m het begin van zijn loop-
jj'ri GneP. protestants kerkje bou-
vers 'hJ liet dus aan de opdracht-
jy, de desbetreffende tekening
Itp zei: „Hat is aardig, maar
hJtjo ijl nu misschien de goede te-
t 41en-"
(i't<iriinpn>tWoordde: „Dit is de goede
whder jnaakte bezwaren, in het bij-
6tp £ri®gen het feit dat op het ont-
en ornamenten voorkwamen.
geliT! zich, neem ik aan, voor
4; evT! tegen de muur zetten Ik
Jfde.'?ntueel voor dit ontwerp het-
J
nisatie. De wijze waarop dat moet ge
beuren is in het E.E.G.-verdrag niet
al te concreet aangegeven. Maar het
is duidelijk wat ermee bedoeld wordt.
De arbeiders uit Italië, nu nog in zo
sterke mate afhankelijk van de groot
grondbezitters, nu nog zo sterk gebukt
gaande onder veelvuldige en langduri
ge werkloosheid, kunnen slechts gehol
pen worden door een reconstructie van
de sociale verhoudingen, van de bezits
verhoudingen, van een meer evenwich
tig gespreide industrialisatie, van een
meer harmonische landbouwpolitiek.
Sociale harmonisatie kan beslist niet
betekenen, dat er één Europese loon
politiek zou komen met één Europees
sociaal verzekeringsstelsen enz. enz.
Hoe het in de verdere toekomst zal
gaan laten we hier buiten beschouwing.
Een sociaal geharmoniseerd Europa
vordert volkomen vanzelfsprekend de
weg van de geleidelijkheid. Wij ken
nen dat uit onze eigen landelijke so
ciale geschiedenis, waar we telkens op
nieuw een grote waslijst van sociale
verlangens konden opstellen en ook op
stelden, maar telkens in de overtuiging
dat al deze verlangens niet van van
daag op morgen konden of kunnen wor
den gerealiseerd.
In deze zin zouden we de sociale pa
ragrafen van het E.E.G.-verdrag de
sociale wenslijst voor het Europa van
morgen mogen noemen. Het is op
merkelijk, dat dit sociaal verlangen
steeds meer ook in het gezichtsveld
van de Nederlandse werknemers komt
te liggen. Er groeien nu contacten met
Italiaanse en Spaanse arbeidskrachten
en wanneer men na enige tijd elkaar
enigszins heeft leren verstaan, hoort
men van de stomme verbazing bij onze
hétcrNe werd gebouwd. Zoals
Wenste uiteraard.
AjVh'p,; °ud op 9 februari
&tc)3bkeiinrmerend geboren wilde
\?kte schilder worden. Maar hu
T(TtduviijPoecüS. dat je als schilder
6 do goed moest wezen om
v'5s„?at -fi1, en parallel aan dat besef
ere. dat hij als architect
Ha yerduveld goed zou kunnen
S&ssffte Architecten uit artistieke
kM rh c r Uit artificiële roeping
>t) H Gr ,y,'a-arsc,njniyk niet al te veel.
Tstjj(j, e.e!h Want niet alleen wilde
-l r Adte ïilder worden, maar toen
Hi: i,?en huis wilde gaan bouwen
a3 ik het dan tekenen". Hij
mocht het tekenen en sindsdien maak
te zich eens te meer het „fanatieke
idee" van hem meester, dat hjj archi
tect wilde worden. Zijn vader beheer
de in die dagen een assurantiekantoor.
Daar kwamen boeren over de vloer, die
een huis wilden laten bouwen en de
vader liet dan soms niet na te zeggen:
„Laat mijn zoon dat nu eens doen."
In 1912 bouwde hij een bioscooptheater
tje in Purmerend. Het is onlangs nog
gesloopt en dat vond hij dan echt wel
jammer. Want het was een aardig ge
bouwtje met leuke, in kleuren gebak
ken pilonen. Jaren later trof hij overi
gens gelijksoortige pilonen in een Duits
theater aan.
Een architectenopleiding in de ware
zin des woords heeft Oud nimmer ge
had. Hjj deed praktijk op bij de
architecten Stuyt en Cuypers (de zoon
van de oude), liü stak wat op aan de
Quillinusschool in Amsterdam, hij haal
de een diploma aan de rijksnormaal
school voor tekenonderwijs en ook ging
hy twee jaar als toehoorder naar Delft
waar hij maar zo'n beetje in zün eentje
liep rond te scharrelen. En daar waren
docenten, die zijn werk gingen
corrigeren, maar met hen was hij het
zelden eens. Op introduktie van Beriage
ging hij toen praktizeren bij prof. Fischer
in München. Kortom hij heeft wél al
tijd geprobeerd veel te leren, ofschoon
hij altijd „met het vervelende idee in
zpn hoofd heeft rondgelopen om iets
zelf te doen". Sterker, hij maakte liever
iets lelyks zélf, dan iets moois op aan
wijzing van een ander. Dat is nog steeds
de instelling van de architect, voor wie
het mooie bouwen een onderdeel van
zün natuur is geworden.
Oud ging deelnemen aan het maat-
sehappelük-artistieke leien. Hü richt
te samen met o.m. Mondriaan en
v. Doesburgh de „Stijl"-groep op, die
óók wilde komen tot een universele
arcliitectuur, tot een architectuur die
uitgang van praktische eisen. Wat
Mondriaan deed in de schilderkunst
moest mogelük zün in het bouwen.
En Oud was bereid het kubisme te
gebruiken om tot strenge vormen te
omen. Maar ook alleen maar tot op
maatschappelüke omstandigheden niet
zeer gerieflijk te verwezenlpken.
„Vroeger", zegt Oud, „stelde een
architect zich als einddoel, een kathe
draal te bouwen. Tegenwoordig stellen
zij zich tevreden met een geëmotioneer
de stofzuiger." Men zou misschienkun-
nen zeggen dat er geen kathedralen
meer worden gebouwd, omdat
sen geen kathedralen meer nodig heb
ben. Maar dan zal architect Oud m
ieder geval zün kathedraal bouwen,
al is het maar in de vorm van het
Shell-gebouw in Den Haag, dat door
de mensen in ieder geval nog móói
wordt gevonden. En u mag nu wel
weten dat hü verschrikkelijk veel
zorg heeft gehad om dat riante werk
stuk. Hü heeft 's nachts wakker ge
legen vanwege het even simpele als
beslissende vraagstuk: „Die witte bak
steen, zou ze wel goed blijven?"
Dat Shell-gebouw heeft hem overigens
ook b;j alle triomf leed bezorgd. Weer
zeiden' sommige vaklieden: „Nu heeft
hij altüd vlak gewerkt en daar begint
hij met ornamenten te werken. En ze
deden tien jaar lang alsof hij met be
stond. „Dat vond ik verrot vervelend
zegt Oud, „maar ze begrepen met dat
ik via de Shell ergens op af wilde. Ze
dachten dat het een eindpunt was.
Maar Oud ként geen eindpunt. Hu is
een artiest. En denkt u verder maar
(Advertentie)
Stuur ev«n een briefkaart aan ATAG n.Y.pojtbus 60'
ULFT en U ontvangt gratis de meest Inspirerende
brochure voor kook- en bakapparaten.
Een boek, dat „Koekoe met de groe
ne duimen" heet, wekt het vermoe
den dat het voor kinderen geschreven
is. Het bezit ook goede kwaliteiten,
die het daarvoor zeer geschikt ma
ken. Helemaal doorzichtig wordt het
evenwel pas voor de geroutineerde
lezer. „Le petit Prince" van Antoine
de St. Exupèry (gevoelig M het Ne
derlands vertaald door Laetitia de
Beaufort) is ook niet alleen een kin
derboek. Het verhaal over Koekoe van
Maurice Druon (het is door Adriaan
Morriën heel mooi vertaald) heeft er
enige verwantschap mtial komt
het niet op dezelfde hoogte. Het is
meer een dichterlijk spel, dat slechts
een voor de hand liggende menseRjke
men kan zelfs zeggen: humane
gevoeligheid sierlük. maar op door
zichtige manier, bespeelt. Er bhjft
tenslotte niets te raden over en het
geeft niet, zoals St. Ex dat wel deed,
zoveel vermoeden aan elementaire
menselüke gevoelens, die, onuitge
sproken, achter het verhaal over de
kleine prins intens leefden.
De verwantschap beperkt zich dus
grotendeels tot de oppervlakte, tot de
dichterlüke verbeelding, maar die heeft
wel heel mooi vorm gekregen. Boven
dien is ook hier een enigszins myste
rieus jongetje de hoofdpersoon. Zün
herkomst is minder raadselachtig dan
zijn plotseling bereikte eindbestemming,
al is ook deze niet meer dan een speel
se variatie op het conventionele: hij was
te goed voor deze wereld. De ouders
zyn bekend. Men leert ze ook voldoen
de kennen. Hier is Druon zeer knap in.
De karakteristiek lukt hem steeds met
weinig middelen enkele kleine dé
tails, die meest eigenaardigheden be
helzen, voegen zich gemakkeljjk aaneen
tot een helder beeld, waarin men een
karakter herkent. Merkwaardig dat de
ze visie op de mens op de keper be
schouwd ook weer zo humaan is. De
vader is, alhoewel rijk geworden als
wapenfabrikant en dit ambt met grote
toewijding beoefenend, toch een büzon-
der vreedzaam en beminnelük mens, bo
vendien behept met een verfijnde smaak
een delicate perfectionist om zo te zeg
gen Dit laatste is tekenend voor het
verhaal, dat zün charme ontleent aan
de zorgvuldig gekozen nuances. De
milde ironie, die Druon gebruikt, heeft
opzettelijk een kinderlüke inslag. Deze
opzettelijkheid werkt een enkele maal
zelfs prikkelend. Daar, waar de vertel
ler, die overigens bescheiden in de
schaduw blijft, zich met een lichte na
druk op het niveau van het kind plaatst.
Hü moet dan beslist vroeg-wüs heten.
Hoewel men er ook weer oog voor moet
hebben, dat juist deze kwasi-kinderlüke
onbevangenheid het mogelük maakt de
gangbare grote-mensen-meningen nuch
ter te ontleden, hetgeen een amusant
bedrijf is. Deze kwaliteit wordt verhoogd
en onderstreept door de vondst van het
bijzondere talent, dat in Koekoe's groe
ne duimen is gelegd: het vermogen na
melijk om op de meest dorre en onmo
gelijke plaatsen een overdaad van bloe
men te doen ontluiken. De kinderlüke
nuchterheid woiclt aangevuld met de
kracht van de bloeiende verbeelding, die
zich hier manifesteert als een reële
macht over de alledaagse, meest trieste
werkelijkheid.
De combinatie van de opgesomde
feiten doet een verrassend verhaal
ontstaan. Dat het ook op het kinder
lijk bevattingsvermogen is afgestemd,
kan blijken uit de sterk vereenvoudig
de visie al is deze ook voor de aard
van het verhaal noodzakelük die
het ten beste geeft op het gevangenis
wezen, de armoede, het ziekenhuis, de
wapenfabricage en de oorlcg. Hier is
de volwassene aan het woord, die zich
wil herinneren, hoe hü in zün jeugd
toch al weer enige tüd geleden
deze zaken zag. Voorzichtige paedago-
gische bedoelingen zouden hier tevens
aanwezig kunnen zün zelfs in de
richting van de volwassenen, waar
door men het verhaal als een bemin-
nelüke, zachtmoedige satire kan zien.
De basis ervan wordt gevormd door
een tamelük algemeen aanvaard
alweer: humaan standpunt. Zo
heerlük onbevangen als Daan van der
Vat met Judocus en zün Knikkertje
Lik kon zijn, heeft Druon ook weer
niet willen wezen. Maar de lezer, en
zeker de jonge lezer, kan zonder ver
dere bedenkingen ongetwijfeld ook al
leen van de aangename fantasie ge
nieten. Bovendien heeft het boek bij
de uitgever C. P. J. van der Peet in
Amsterdam een heel aantrekkelijke
vorm gekregen, zeker ook dank zü de
sierlüke tekeningen van Jacqueline
Duhème. Grappig wel, dat bü dit uit
het Frans vertualde boek de typogra
fie nogal Engels aandoet.
R*
Verhalen, door Maurice d'Haese
(Heünis-Amsterdam) Door de jonge
Vlaamse schrüver, die vooral bekend
heid verkreeg door zijn roman: „de
Witte Muren'™ (1957)
De gevloekte Verlosser door B. Stro
man. Uitg. Moussault. Een „romantische
vertelling", waarin een eeuwenoud „ge
vloekt" crucifix een rol speelt.
Het kruis der dapperen door Roman
Bratny. De Boekerij. Een Poolse roman
uit het verzet.
Nederlandse werknemers: hoe is het
mogelijk, dat er in ons welvarend Eu
ropa nog zo bittere armoede wordt ge
leden.
Maar zoals gezegd, men moet de
zaak aanpakken op de punten, die zich
voor verwerkelijking lenen. En een
daarvan is de kwestie van de gelijke
beloning voor gelijkwaardige arbeid,
verricht door mannen en vrouwen.
ie de zaak objectief beziet zal
onmiddellijk toegeven, dat het
dwaas is, om voor gelijke ar
beid, dus arbeid met een gelijke
sociale en economische waarde, aan'een
werknemer minder te betalen, alleen
om het simpele feit, da>. deze werkne
mer een vrouw is. Trouwens dit lange
jaren gecultiveerde „principe" is in de
praktijk al in heel wat opzichten door
broken. Niemand denkt er meer aan,
om een ambtenares met een bepaalde
rang minder te geven dan een ambte
naar. De ongehuwden-aftrek geldt voor
de man en voor de vrouw. Hetzelfde
geldt bij geheel ons onderwijs. Maar
op onze administratieve kantoren vindt
men als* regel nog twee loontabellen,
de mannelijke steno-typist verdient
meer dan zijn vrouwelijke collega. Dit
geldt ook voor de boekhoudafdeling en
voor de correspondentiekamer. Duide
lijker nog spreekt het in bedrij
ven, waar de productieve arbeid zo
wel door mannen als door vrouwen
wordt verricht. Te denken is met name
aan witwasserijen, confectie-industrie
en fijnmetaalbewerking, in het laat
ste geval wordt vaak zelfs de voorkeur
gegeven aan vrouwelijke arbeidskrach
ten,omdat hun vingergevoeligheid gro
ter is en ze vaak meer geschikt zijn
voor precisiewerk dan mannen. Toch
ontvangen ze een lagere beloning.
Nu heeft artikel 119 van het E.E.G.-
verdrag bepaald, dat gestreefd moet
worden naar een gelüke beloning voor
mannelüke en vrouwelijke werknemers
voor gelijke arbeid. Bovendien heeft
het bestuur van de E.E.G. de lidstaten
de verplichting opgelegd, om tot een
snelle realisering van dit principe te
komen en wel zodanig, dat op 31 de
cember 1961 de toepassing van dit
principe verzekerd dient te zjjn. Het is
vooral Frankrük, dat heel sterk aan
dringt op een snelle verwezenlüking.
In Frankrük geldt dit principe name-
lqk reeds vele jaren. Maar ook Duits
land heeft in zün Grondwet staan, dat
verschil in behandeling op grond van
geslacht niet is toegestaan. Tengevolge
van beroepenclassificatie en ook van
werkelassincatie zün desalniettemin
aanmerkelüke verschillen te zien.
e Stichting van de Arbeid nu heeft
begin augustus een advies uitge
bracht aan de staatssecretaris
van Sociale Zaken, waarin ge
zegd wordt, dat er in de Stichting wel
iswaar meningsverschillen bestaan over
de wüze, waarop het gestelde doel
moet worden bereikt, maar dat men
eenstemmig is „over de wenselükheid,
dat, met betrekking tot de verdere aan
passing van de vrouwenionen in ons
land, geleidelü'kheid moet worden be
tracht. Deze geleidelükheid opent voor
ons land bovendien de mogelijkheid de
ontwikkeling op dit gebied in de ande
re E.E.G.-landen op de voet te volgen."
Uit het bovenstaande zal men begre
pen hebben, dat wjj sterk voorstander
zün van de gelijke beloning voor gelijk
waardige arbeid, maar ook dat wij er
van overtuigd zijn, dat dit niet op zo
korte termijn kan worden gerealiseerd
ais met name Frankrük voor wenselijk
acht. Trouwens in Frankrük is ook nog
een aanwijsbaar verschil in beloning
van ongeveer 15 pet. In ons land is dit
verschil nog ongeveer 25 pet. Maar de
afstand wordt geleidelijk kleiner en te
voorzien is, dat binnen enkele jaren de
betaling van vrouwenarbeid op onge
veer 85 pet. van de mannenlonen zal
staan. We hebben dus de neiging om
te zeggen, laten we de autonome ont
wikkeling, die zich hier voltrekt, hoog
stens een handje helpen. De werkge
vers hebben in het stichtingsrapport
geadviseerd een kostwinnerstoeslag in
te voeren. De werknemers verzetten
zich hiertegen, omdat het opnieuw een
vreemd element in de loonstructuur zal
brengen. Nu zijn we aan de aanwezig
heid van vreemde elementen in de
loonstructuur na de oorlog wel gewend.
We kennen groepen die wel en groepen
die niet voor de huurbüslag in aanmer
king komen. Rijwiel- en kledingtoelage
en wie weet welke andere „vreemde"
elementen zün daar een aantal voor
beelden van. Maar we menen dat de
werknemers gelük hebben door, die
aanwezigheid erkennende, daar aan toe
te voegen: maar breidt dat nu niet tot
in het absurde uit. Jammer is, dat aan
het rapport een gedegen overzicht ont
breekt van de financiële gevolgen van
een gelükschakeiing op korte termün.
Nu is het moeilük zich een afgerond
oordeel te vormen.
De verdoemden der oceanen door
Hans Herlin. Uitg. De Goudvink. De ge
schiedenissen van vijf Duitse duikboot
commandanten, de ondergang van het
Duitse duikbootwapen illustrerend. Uit
hc'. Duits vertaald.
Waar tranen verboden zü*> door Alice
M. EkertRotholz. Goedkope herdruk
van de in Oost-Azië spelende roman van
de populaire Duitse schrijfster.