ARCHITECTUUR die uitgaat van eten, slapen en voeten vegen" o Dn J.OUD: bouwen in maatschappelijke en individuele zin 1 Gelijk loon voor gelijke arbeid B Sociaal commentaar Koekoe met de groene duimen w Thieme's honden boek Stichting van de Arbeid voor geleidelijke uitvoering De kathedraal tegenover de geëmotioneerde stofzuiger" 7 D >6 üi s V B Suit" :v ;r- Hlpl A VOOR KINDEREN EN VOLWASSENEN ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1961 Kr P 10 januari 1959 hield dr. T J. P. Oud een rede op de tijs '10geschooldag van de Tech- de .P® Hogeschool in Delft onder ^.pTpigerende titel: „Zijn er nog haT] ecten?" Een rede, die nader- liit ^6recht in brochurevorm is spek,geven- Want zi.l was door- met tal van behartigens- roige opmerkingen. Opmer en °°k die min of meer ont- W611^ zijn voor wat aangaat de soon 1 1 --- de van de redenaar, een van j gutste architecten van onze 1^' Heze bijvoorbeeld: „Ik ver- vJf Weer naar een persoonlijke ötv,,n in de architectuur. Naar Tcmt ^jPhecten met diep verantwoor- gopAeidsgevoel tegenover de p van het bouwen. We. kunnen 0tls apgzamerhand wel weten, dat "ouwen niet lelijk meer is, de p Van een tot SaPen dwingen- if, entonigheid. Waarschijnlijk is de fen tijd - behalve in de tijd van i}0 ogenaamde revolutiebouw, die tyT ielijk was ook - ons bou- ge.. 2° weinig boeiend en zo saai <jg eest. Zo zonder tot onder H oppervlakte doordringende ^^nheidsdrang. Hiertegen is s0cT,óén kruid gewassen: per- eijj njke vormgeving. Niet voor C Werk, maar wel voor die wer- Vq0'. hie krachtens hun betekenis in 1 onze samenleving daarvoor SoT^nmerking komen. Met per- ke vormgeving bedoel ik VoftY, een ver-individualiseerde vin? eving' maar 6611 vormge lijk hie op persoonlijke wijze Wijking geeft aan algemene Cl, 2en van he tijd. Niet een V$3> dus, maar een vooruit!" En „Bouwen wordt in wezen i^hlijk alleen gericht door een LA heel eenvoudige dingen. Om 4^. R||jgg «StlÉI Een model van het Congresgebouw in Den Haag eens duidelijk te zeggen: door *0fT s^aPen> voetenvegen, door ®$th T§en> wind. Niet no. 1 door ijjj. etiea. Maar ook bij Mondriaan trJ aet niet de graag overgeno- horizontale en verticale lijnen het hem doen: het is de geest, li6j.achter deze lijnen leeft. Zo is V0 o°k jn (je bouwkunst: een W/1 *eeft daarin door zijn acli- *)io®0bd, niet door zijn verschij- Het Shell-gebouw in Den Haag VT TaTte.ct zei nu: %T>rk; Het Bio-herstellingsoord in Arnhem, dat gebouwd werd in de jaren 1952-1960 55 GASFORNUIZEN r\' D ai mrnvi tTTrtM/H" ItmTQn h J J aan de duizend jaar, die hij, naar hü aanneemt nóóit halen zal. Denk nu niet dat Oud de hyper-in dividualistische bouwer is, die het ,,nut" uit het oog verliest. Ik citeerde in de aanvang van dit artikel al zijn uit spraak over het bouwen, dat gericht moet zijn door „eten, slapen en voeten- vegen". En hij zegt tegen mij: „Een van de aardigste facetten van mijn vak is, dat ik te maken heb met allerlei categorieën van mensen, met bioscoop directeuren, met grote zakenmensen of met leraren, ik probeer altijd dat te doen, wat zij hebben willen. Ik heb graag dat mijn opdrachtgevers zoveel mogelijk zeggen en ik beschouw hun aanwijzingen niet als een rem, maar eerder als een steun. Ik vind dat je iets moet maken, dat de mensen móói vinden. Wat niet wil zeggen, dat ik al tijd doe wat ze willen". En eens heeft hü tegen een dokter gezegd: ,,Om te bouwen wat u wil zou ik uw hele leven van de oorsprong af meegemaakt moe ten hebben." Een menselijker en dus meer algemene uitspraak kan van een architect nauwelijks worden verwacht. Maar Oud komt dan tenslotte ook tot deze geloofsbelijdenis: „De grondslag van het bouwen is een maatschappelijke zaak, de vorm geving een individuele." En van dat verblijdende principe uit kan hq ook zeggen dat het bouwen ,,geen kwestie van teamwork is, of schoon hij graag werkt met een pret tig team"; zoals hij trouwens doet nu hij bezig is aan het Haagse Con gresgebouw^ Maar de „ronde tafel architectuur is hem een gruwel. Hij doet het nog steeds zélf, mooi of lelijk, maar liefst mooi. J. J. P. Oud heeft ofschoon het „verrot vervelend" vindend, dat hij tien jaar werd vergeten toch wel het een en ander bereikt. Hij werd door het strenge en gereglementeerde Delft benoemd tot doctor honoris causa en, wat méér zegt, hij is gén van de weinige architecten die leven in de harten van eenvoudig maar mensen, omdat ze zijn werk gewoon mooi vinden. Hij bleef onafhankelijker en dus per soonlijk in een tijd waarin het bouwen over het geheel genomen niet altijd le lijk maar wel van een „tot gapen dwin gende eentonigheid is". En dat zal dan wel de reden zijn, waarom hij met ar chitecten als Le Corbusier, Gropius of Rietveld er in is geslaagd de oude geest drift van het kathedralen willen bouwen, in de moderne architectuur levendig heeft weten te houden. HERMAN HOFHUIZEN Staten vormen tezamen, meen ri>oiT.Vrfi £oed kloppend, geschreven cr6t van de architect Oud. Zij Toon mü uw hond en ik zal u zeg gen wie gij zijt", zo luidt een ge zegde, van de waarheid waarvan elke lion de-deskundige hartgrondig overtuigd is. Wij- hebben de indruk, dat deze gedachte ten grondslag ligt aan Thieme's hondenboek, dat zojuist van de pers is gekomen. Het is een Nederlandse bewerking van Knaurs Hundebuch, geschreven door dg bekende zoöloog en dierpsycholoog Ul- rich Klever. De in ons land befaamde kvnoloog Jan van Rheenen heeft voor een uitstekende vertaling gezorgd en er een beschrijving van de in Nederland voorkomende hondenrassen aan toege voegd. Het boek is keurig uitgegeven met 180 platen en foto's, waaronder een aantal gekleurde. Te oordelen naar de omvangrijke literatuur over het onder werp schijnt de wereld vol te zijn van „honde-problemen Wat hiervan zij, dit boek neemt een vooraanstaande plaats in onder de vele, die aan ,,'s mensen trouwste vriend" zijn gewijd. Het is er de schrijver voor al om te doen het eigen karakter van de verschillende rassen duidelijk aan te geven om zodoende zowel de eigenaar van een hond zoveel mogelijk voldoe ning van het dier te verschaffen, door dat hij hem leert welke behandeling voor die bepaalde hond de beste is, als om de hond een aan zijn aard aange past leven te bezorgen. Het boek is prettig geschreven en be vat zo ongeveer alles, wat een honde- bezitter dient te weten over rassen, fok ken en verzorgen. Wie zich op dit ter rein grondig wenst te oriënteren, kan dit boek met overtuiging worden aanbe volen. Het is een uitgave van de firma W. J. Thieme en Cie N.V. Zutphen. uixïtmi' s het moment dat het alles in een ma niertje dreigde te ontaarden- Oudhield destijds al niet van maniertjes, wel van (architectonische) manieren. Hij was een onverveerd en onafhankelijk artiest en geen man, die zich neer legde bij folkloristische architectoni sche gebruiken. Voor zichzelf heeft hij immers altijd verlangd „naar een persoonlijke vorm in de architec tuur". Én toen Van Doesburgh dus naar aanleiding van de woonwijk die hij in Hoek van Holland had gebouwd zei: ,.Oud is teruggevallen naar de Jugendstil", was zijn antwoord even kort als krachtig geweest: „Barst maar." Oud schreef destijds in op een prijs vraag, die de bouw van de Rotterdamse Beurs tot onderwerp had. Maar hij werd niet toegelaten tot de tweede ronde. Het mocht niet van Berlage- Toen is hij hui zen gaan bouwen in Stuttgart. „Met die simpele bouw kon ik uitdrukken wat ik wilde." Uitdrukken wat hij wil. Dat is meen ik, wat dr. J. J. P. Oud als architect bezielt. Dat is overigens bij een bij uit stek gebonden kunstvorm als de ar chitectuur is, geen al te gemakkelijke opgave. Zij is met name in de gegeven Wtk i vPM, X'J' {/i 'ff ■.VV (Van een medewerker) ij de totstandkoming van het E.E.G.-verdrag geldt als een der belangrijke doeleinden de soci ale harmonisatie in de deelneme- de landen. Sociale harmonicatie be tekent iets anders dan een volkomen gelijkheid in elk land en in elke land streek van de partners. Om het eens wat eenvoudiger te zeggen dan in de officiële stukken staat: we hebben nu nog altijd te maken met het hoogst on bevredigende en sociaal onrechtvaardi ge verschijnsel, dat in bepaalde stre ken, ook van de E.E.G.-landen, een ho ge mate van welvaart bestaat en in andere gebieden bepaald bittere armoe de wordt geleden. Dit verschijnsel lang zamerhand doen verdwijnen behoort tot de kenmerken van de sociale harmo- :Tï:::.ï: een krachtige en aan hit tajai S.' H niets te wensen overlaten- Aii Sei-; 2Ü verlaat hem ook niet als küh eh y°nlük het woord tot u richt. tjSWls zij dan vermengd -iet een r\lr°n'e' hü °°k op zichzelf V3 Aiid Anftr.om.o4- mii in zij dan vermengd -iet een mie, die hij ook op zichzelf J. J. P. Oud ontvangt mij in thij ÉVjder smaakvol ingericht huis 'VThs ^t losjesweg op enkele Mon- VnJi"n Appels „die hij ook maar l«h 'Sent gen" Hij heeft dat huis k: lwB niet zelf gebouwd en ze moe- Orr, trouwens ook „niet komen ha- q kruk van de deur te maken". heeft een bijzonder duidelijk Vi cent- t hoofd, dat wel degelijk re- d« 3 °Pr°ePt aan dat van zijn V'Uew0 Politicus. Alleen in zijn ogen T' gtvJets van (zelf)spot. Hij zegt op Ju T dut. moment: „Ik heb min- V*reü?6n,d l'aar nodig om mijn doel w haai - Aangenomen dat ik dat Val uS?1 ik altijd een baby in M"eernt Olijven." Wat overigens niet lit 6 Ovi^Tat hij staat voor zijn artis- Verv umiging. Het vertelt een in "d o thullend verhaal. v^Ji Tu m het begin van zijn loop- jj'ri GneP. protestants kerkje bou- vers 'hJ liet dus aan de opdracht- jy, de desbetreffende tekening Itp zei: „Hat is aardig, maar hJtjo ijl nu misschien de goede te- t 41en-" (i't<iriinpn>tWoordde: „Dit is de goede whder jnaakte bezwaren, in het bij- 6tp £ri®gen het feit dat op het ont- en ornamenten voorkwamen. geliT! zich, neem ik aan, voor 4; evT! tegen de muur zetten Ik Jfde.'?ntueel voor dit ontwerp het- J nisatie. De wijze waarop dat moet ge beuren is in het E.E.G.-verdrag niet al te concreet aangegeven. Maar het is duidelijk wat ermee bedoeld wordt. De arbeiders uit Italië, nu nog in zo sterke mate afhankelijk van de groot grondbezitters, nu nog zo sterk gebukt gaande onder veelvuldige en langduri ge werkloosheid, kunnen slechts gehol pen worden door een reconstructie van de sociale verhoudingen, van de bezits verhoudingen, van een meer evenwich tig gespreide industrialisatie, van een meer harmonische landbouwpolitiek. Sociale harmonisatie kan beslist niet betekenen, dat er één Europese loon politiek zou komen met één Europees sociaal verzekeringsstelsen enz. enz. Hoe het in de verdere toekomst zal gaan laten we hier buiten beschouwing. Een sociaal geharmoniseerd Europa vordert volkomen vanzelfsprekend de weg van de geleidelijkheid. Wij ken nen dat uit onze eigen landelijke so ciale geschiedenis, waar we telkens op nieuw een grote waslijst van sociale verlangens konden opstellen en ook op stelden, maar telkens in de overtuiging dat al deze verlangens niet van van daag op morgen konden of kunnen wor den gerealiseerd. In deze zin zouden we de sociale pa ragrafen van het E.E.G.-verdrag de sociale wenslijst voor het Europa van morgen mogen noemen. Het is op merkelijk, dat dit sociaal verlangen steeds meer ook in het gezichtsveld van de Nederlandse werknemers komt te liggen. Er groeien nu contacten met Italiaanse en Spaanse arbeidskrachten en wanneer men na enige tijd elkaar enigszins heeft leren verstaan, hoort men van de stomme verbazing bij onze hétcrNe werd gebouwd. Zoals Wenste uiteraard. AjVh'p,; °ud op 9 februari &tc)3bkeiinrmerend geboren wilde \?kte schilder worden. Maar hu T(TtduviijPoecüS. dat je als schilder 6 do goed moest wezen om v'5s„?at -fi1, en parallel aan dat besef ere. dat hij als architect Ha yerduveld goed zou kunnen S&ssffte Architecten uit artistieke kM rh c r Uit artificiële roeping >t) H Gr ,y,'a-arsc,njniyk niet al te veel. Tstjj(j, e.e!h Want niet alleen wilde -l r Adte ïilder worden, maar toen Hi: i,?en huis wilde gaan bouwen a3 ik het dan tekenen". Hij mocht het tekenen en sindsdien maak te zich eens te meer het „fanatieke idee" van hem meester, dat hjj archi tect wilde worden. Zijn vader beheer de in die dagen een assurantiekantoor. Daar kwamen boeren over de vloer, die een huis wilden laten bouwen en de vader liet dan soms niet na te zeggen: „Laat mijn zoon dat nu eens doen." In 1912 bouwde hij een bioscooptheater tje in Purmerend. Het is onlangs nog gesloopt en dat vond hij dan echt wel jammer. Want het was een aardig ge bouwtje met leuke, in kleuren gebak ken pilonen. Jaren later trof hij overi gens gelijksoortige pilonen in een Duits theater aan. Een architectenopleiding in de ware zin des woords heeft Oud nimmer ge had. Hjj deed praktijk op bij de architecten Stuyt en Cuypers (de zoon van de oude), liü stak wat op aan de Quillinusschool in Amsterdam, hij haal de een diploma aan de rijksnormaal school voor tekenonderwijs en ook ging hy twee jaar als toehoorder naar Delft waar hij maar zo'n beetje in zün eentje liep rond te scharrelen. En daar waren docenten, die zijn werk gingen corrigeren, maar met hen was hij het zelden eens. Op introduktie van Beriage ging hij toen praktizeren bij prof. Fischer in München. Kortom hij heeft wél al tijd geprobeerd veel te leren, ofschoon hij altijd „met het vervelende idee in zpn hoofd heeft rondgelopen om iets zelf te doen". Sterker, hij maakte liever iets lelyks zélf, dan iets moois op aan wijzing van een ander. Dat is nog steeds de instelling van de architect, voor wie het mooie bouwen een onderdeel van zün natuur is geworden. Oud ging deelnemen aan het maat- sehappelük-artistieke leien. Hü richt te samen met o.m. Mondriaan en v. Doesburgh de „Stijl"-groep op, die óók wilde komen tot een universele arcliitectuur, tot een architectuur die uitgang van praktische eisen. Wat Mondriaan deed in de schilderkunst moest mogelük zün in het bouwen. En Oud was bereid het kubisme te gebruiken om tot strenge vormen te omen. Maar ook alleen maar tot op maatschappelüke omstandigheden niet zeer gerieflijk te verwezenlpken. „Vroeger", zegt Oud, „stelde een architect zich als einddoel, een kathe draal te bouwen. Tegenwoordig stellen zij zich tevreden met een geëmotioneer de stofzuiger." Men zou misschienkun- nen zeggen dat er geen kathedralen meer worden gebouwd, omdat sen geen kathedralen meer nodig heb ben. Maar dan zal architect Oud m ieder geval zün kathedraal bouwen, al is het maar in de vorm van het Shell-gebouw in Den Haag, dat door de mensen in ieder geval nog móói wordt gevonden. En u mag nu wel weten dat hü verschrikkelijk veel zorg heeft gehad om dat riante werk stuk. Hü heeft 's nachts wakker ge legen vanwege het even simpele als beslissende vraagstuk: „Die witte bak steen, zou ze wel goed blijven?" Dat Shell-gebouw heeft hem overigens ook b;j alle triomf leed bezorgd. Weer zeiden' sommige vaklieden: „Nu heeft hij altüd vlak gewerkt en daar begint hij met ornamenten te werken. En ze deden tien jaar lang alsof hij met be stond. „Dat vond ik verrot vervelend zegt Oud, „maar ze begrepen met dat ik via de Shell ergens op af wilde. Ze dachten dat het een eindpunt was. Maar Oud ként geen eindpunt. Hu is een artiest. En denkt u verder maar (Advertentie) Stuur ev«n een briefkaart aan ATAG n.Y.pojtbus 60' ULFT en U ontvangt gratis de meest Inspirerende brochure voor kook- en bakapparaten. Een boek, dat „Koekoe met de groe ne duimen" heet, wekt het vermoe den dat het voor kinderen geschreven is. Het bezit ook goede kwaliteiten, die het daarvoor zeer geschikt ma ken. Helemaal doorzichtig wordt het evenwel pas voor de geroutineerde lezer. „Le petit Prince" van Antoine de St. Exupèry (gevoelig M het Ne derlands vertaald door Laetitia de Beaufort) is ook niet alleen een kin derboek. Het verhaal over Koekoe van Maurice Druon (het is door Adriaan Morriën heel mooi vertaald) heeft er enige verwantschap mtial komt het niet op dezelfde hoogte. Het is meer een dichterlijk spel, dat slechts een voor de hand liggende menseRjke men kan zelfs zeggen: humane gevoeligheid sierlük. maar op door zichtige manier, bespeelt. Er bhjft tenslotte niets te raden over en het geeft niet, zoals St. Ex dat wel deed, zoveel vermoeden aan elementaire menselüke gevoelens, die, onuitge sproken, achter het verhaal over de kleine prins intens leefden. De verwantschap beperkt zich dus grotendeels tot de oppervlakte, tot de dichterlüke verbeelding, maar die heeft wel heel mooi vorm gekregen. Boven dien is ook hier een enigszins myste rieus jongetje de hoofdpersoon. Zün herkomst is minder raadselachtig dan zijn plotseling bereikte eindbestemming, al is ook deze niet meer dan een speel se variatie op het conventionele: hij was te goed voor deze wereld. De ouders zyn bekend. Men leert ze ook voldoen de kennen. Hier is Druon zeer knap in. De karakteristiek lukt hem steeds met weinig middelen enkele kleine dé tails, die meest eigenaardigheden be helzen, voegen zich gemakkeljjk aaneen tot een helder beeld, waarin men een karakter herkent. Merkwaardig dat de ze visie op de mens op de keper be schouwd ook weer zo humaan is. De vader is, alhoewel rijk geworden als wapenfabrikant en dit ambt met grote toewijding beoefenend, toch een büzon- der vreedzaam en beminnelük mens, bo vendien behept met een verfijnde smaak een delicate perfectionist om zo te zeg gen Dit laatste is tekenend voor het verhaal, dat zün charme ontleent aan de zorgvuldig gekozen nuances. De milde ironie, die Druon gebruikt, heeft opzettelijk een kinderlüke inslag. Deze opzettelijkheid werkt een enkele maal zelfs prikkelend. Daar, waar de vertel ler, die overigens bescheiden in de schaduw blijft, zich met een lichte na druk op het niveau van het kind plaatst. Hü moet dan beslist vroeg-wüs heten. Hoewel men er ook weer oog voor moet hebben, dat juist deze kwasi-kinderlüke onbevangenheid het mogelük maakt de gangbare grote-mensen-meningen nuch ter te ontleden, hetgeen een amusant bedrijf is. Deze kwaliteit wordt verhoogd en onderstreept door de vondst van het bijzondere talent, dat in Koekoe's groe ne duimen is gelegd: het vermogen na melijk om op de meest dorre en onmo gelijke plaatsen een overdaad van bloe men te doen ontluiken. De kinderlüke nuchterheid woiclt aangevuld met de kracht van de bloeiende verbeelding, die zich hier manifesteert als een reële macht over de alledaagse, meest trieste werkelijkheid. De combinatie van de opgesomde feiten doet een verrassend verhaal ontstaan. Dat het ook op het kinder lijk bevattingsvermogen is afgestemd, kan blijken uit de sterk vereenvoudig de visie al is deze ook voor de aard van het verhaal noodzakelük die het ten beste geeft op het gevangenis wezen, de armoede, het ziekenhuis, de wapenfabricage en de oorlcg. Hier is de volwassene aan het woord, die zich wil herinneren, hoe hü in zün jeugd toch al weer enige tüd geleden deze zaken zag. Voorzichtige paedago- gische bedoelingen zouden hier tevens aanwezig kunnen zün zelfs in de richting van de volwassenen, waar door men het verhaal als een bemin- nelüke, zachtmoedige satire kan zien. De basis ervan wordt gevormd door een tamelük algemeen aanvaard alweer: humaan standpunt. Zo heerlük onbevangen als Daan van der Vat met Judocus en zün Knikkertje Lik kon zijn, heeft Druon ook weer niet willen wezen. Maar de lezer, en zeker de jonge lezer, kan zonder ver dere bedenkingen ongetwijfeld ook al leen van de aangename fantasie ge nieten. Bovendien heeft het boek bij de uitgever C. P. J. van der Peet in Amsterdam een heel aantrekkelijke vorm gekregen, zeker ook dank zü de sierlüke tekeningen van Jacqueline Duhème. Grappig wel, dat bü dit uit het Frans vertualde boek de typogra fie nogal Engels aandoet. R* Verhalen, door Maurice d'Haese (Heünis-Amsterdam) Door de jonge Vlaamse schrüver, die vooral bekend heid verkreeg door zijn roman: „de Witte Muren'™ (1957) De gevloekte Verlosser door B. Stro man. Uitg. Moussault. Een „romantische vertelling", waarin een eeuwenoud „ge vloekt" crucifix een rol speelt. Het kruis der dapperen door Roman Bratny. De Boekerij. Een Poolse roman uit het verzet. Nederlandse werknemers: hoe is het mogelijk, dat er in ons welvarend Eu ropa nog zo bittere armoede wordt ge leden. Maar zoals gezegd, men moet de zaak aanpakken op de punten, die zich voor verwerkelijking lenen. En een daarvan is de kwestie van de gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid, verricht door mannen en vrouwen. ie de zaak objectief beziet zal onmiddellijk toegeven, dat het dwaas is, om voor gelijke ar beid, dus arbeid met een gelijke sociale en economische waarde, aan'een werknemer minder te betalen, alleen om het simpele feit, da>. deze werkne mer een vrouw is. Trouwens dit lange jaren gecultiveerde „principe" is in de praktijk al in heel wat opzichten door broken. Niemand denkt er meer aan, om een ambtenares met een bepaalde rang minder te geven dan een ambte naar. De ongehuwden-aftrek geldt voor de man en voor de vrouw. Hetzelfde geldt bij geheel ons onderwijs. Maar op onze administratieve kantoren vindt men als* regel nog twee loontabellen, de mannelijke steno-typist verdient meer dan zijn vrouwelijke collega. Dit geldt ook voor de boekhoudafdeling en voor de correspondentiekamer. Duide lijker nog spreekt het in bedrij ven, waar de productieve arbeid zo wel door mannen als door vrouwen wordt verricht. Te denken is met name aan witwasserijen, confectie-industrie en fijnmetaalbewerking, in het laat ste geval wordt vaak zelfs de voorkeur gegeven aan vrouwelijke arbeidskrach ten,omdat hun vingergevoeligheid gro ter is en ze vaak meer geschikt zijn voor precisiewerk dan mannen. Toch ontvangen ze een lagere beloning. Nu heeft artikel 119 van het E.E.G.- verdrag bepaald, dat gestreefd moet worden naar een gelüke beloning voor mannelüke en vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid. Bovendien heeft het bestuur van de E.E.G. de lidstaten de verplichting opgelegd, om tot een snelle realisering van dit principe te komen en wel zodanig, dat op 31 de cember 1961 de toepassing van dit principe verzekerd dient te zjjn. Het is vooral Frankrük, dat heel sterk aan dringt op een snelle verwezenlüking. In Frankrük geldt dit principe name- lqk reeds vele jaren. Maar ook Duits land heeft in zün Grondwet staan, dat verschil in behandeling op grond van geslacht niet is toegestaan. Tengevolge van beroepenclassificatie en ook van werkelassincatie zün desalniettemin aanmerkelüke verschillen te zien. e Stichting van de Arbeid nu heeft begin augustus een advies uitge bracht aan de staatssecretaris van Sociale Zaken, waarin ge zegd wordt, dat er in de Stichting wel iswaar meningsverschillen bestaan over de wüze, waarop het gestelde doel moet worden bereikt, maar dat men eenstemmig is „over de wenselükheid, dat, met betrekking tot de verdere aan passing van de vrouwenionen in ons land, geleidelü'kheid moet worden be tracht. Deze geleidelükheid opent voor ons land bovendien de mogelijkheid de ontwikkeling op dit gebied in de ande re E.E.G.-landen op de voet te volgen." Uit het bovenstaande zal men begre pen hebben, dat wjj sterk voorstander zün van de gelijke beloning voor gelijk waardige arbeid, maar ook dat wij er van overtuigd zijn, dat dit niet op zo korte termijn kan worden gerealiseerd ais met name Frankrük voor wenselijk acht. Trouwens in Frankrük is ook nog een aanwijsbaar verschil in beloning van ongeveer 15 pet. In ons land is dit verschil nog ongeveer 25 pet. Maar de afstand wordt geleidelijk kleiner en te voorzien is, dat binnen enkele jaren de betaling van vrouwenarbeid op onge veer 85 pet. van de mannenlonen zal staan. We hebben dus de neiging om te zeggen, laten we de autonome ont wikkeling, die zich hier voltrekt, hoog stens een handje helpen. De werkge vers hebben in het stichtingsrapport geadviseerd een kostwinnerstoeslag in te voeren. De werknemers verzetten zich hiertegen, omdat het opnieuw een vreemd element in de loonstructuur zal brengen. Nu zijn we aan de aanwezig heid van vreemde elementen in de loonstructuur na de oorlog wel gewend. We kennen groepen die wel en groepen die niet voor de huurbüslag in aanmer king komen. Rijwiel- en kledingtoelage en wie weet welke andere „vreemde" elementen zün daar een aantal voor beelden van. Maar we menen dat de werknemers gelük hebben door, die aanwezigheid erkennende, daar aan toe te voegen: maar breidt dat nu niet tot in het absurde uit. Jammer is, dat aan het rapport een gedegen overzicht ont breekt van de financiële gevolgen van een gelükschakeiing op korte termün. Nu is het moeilük zich een afgerond oordeel te vormen. De verdoemden der oceanen door Hans Herlin. Uitg. De Goudvink. De ge schiedenissen van vijf Duitse duikboot commandanten, de ondergang van het Duitse duikbootwapen illustrerend. Uit hc'. Duits vertaald. Waar tranen verboden zü*> door Alice M. EkertRotholz. Goedkope herdruk van de in Oost-Azië spelende roman van de populaire Duitse schrijfster.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 9