Financiering van olieleveranties aan
Europa eist tot 1975 f 100 miljard
Westerse olie-industrie moet grootste
deel zelf fourneren
w
PRINS BERNHARD TERUG UIT NEW YORK
1
i
BEN BELLA BEËINDIGT
ZIJN HONGERSTAKING
DUITSE ENQUÊTE: verwachtingen van leken
DIRECTEUR VAN DE ..KONINKLIJKE
Verdere prijsdaling zou de
zelffinanciering aantasten
Brits bezoek aan
GHANA voorbij
Na negentien dagen
ten aanzien van het concilie (II)
Niet te onderschatte(1
effect
Opnieuw infiltranten
in Nieuw-Guinea
V B
DINSDAG 21 NOVEMBER 1961
erd in Europa (de O.E.S.O.-
landen) in 1960 180 mil
joen ton olie verbruikt,
zijnde meer dan 30% van de daar
verbruikte energie, in 1975 meent
men dat het gebruik van olie meer
dan verdubbeld zal zijn en dat
Europa dan waarschijnlijk zelfs
250 miljoen ton olie meer nodig
zal hebben dan in 1960. Het aan
deel van aardolieprodukten in
het totale energieverbruik van
Europa kan dan de 50% benade
ren. De totale uitgaven in en voor
Europa ter dekking van de uit
breiding van de hoeveelheid olie
en de vervanging van oudere in
stallaties in de eerstvolgende
vijftien jaar kunnen op een bedrag
van circa 100 miljard gulden wor
den gesteld (in de afgelopen vijf
tien jaar 40—45 miljard). Zon
der investeringen op deze schaal
in nieuwe installaties zullen noch
de verwachtingen van de produce
rende landen, noch de behoeften
van de verbruikers kunnen wor
den vervuld. Zelfs al kan de olie
industrie in toenemende mate ge
bruik maken van de ruimere in
ternationale geldmarkt en dit
hangt af van haar vermogen een
behoorlijk rendement te tonen
dan moet het grootste gedeelte
van de middelen voor de bouw
van nieuwe installaties en de uit
breiding van de bestaande, uit de
eigen fondsen der olie-industrie
blijven komen. Het financieel wel
zijn van het aardoliebedrijf is
daarom onontbeerlijk, wil deze
kunnen voldoen aan de steeds
stijgende oliebehoeften van Euro
pa en wil men inderdaad de in
dustriële ontwikkeling baseren op
een toenemend verbruik van olie
in plaats van op de stimulering
van andere, maar kostbaarder
energiebronnen. Aldus ir. L. Sche
pers, directeur van de Koninklijke
Nederlandse Petroleum Mij, in
een rede gehouden voor het De-
parlement Den Haag van de
Nederlandse My. voor Nijverheid
en Handel.
Voldoende reserves
Regering en olie
Russische olie
PARIJS, 21 nov. (Rtr) De
Algerijnse opstandelingenleider
Ben Bella en vier andere minis
ters van de „voorlopige'Algerijnse
regering", die zich in Franse ge
vangenschap bevinden, hebben
gisteravond hun hongerstaking
beëindigd. Zij hebben negentien
dagen achtereen geweigerd voed
sel tot zich te nemen. Eerder op
de dag hadden reeds, zoals in een
deel onzer oplaag toen bericht, alle
andere Algerijnse gevange
nen hun hongerstaking beëindigd
na officiële Franse garanties dat
zij als politieke gevangenen zou
den worden behandeld.
Examens
Olie-overschot
Nieuwe maatschappij
Natuurwetenschap
(Wordt vervolgd).
K
f* e»?
:iê'
Ind
v
Do
vJ
Er bestaat helaas geen reden tot vol
doening over de huidige financiële
positie van de olie-industrie, aldus ver
volgde spreker. Zoals zoveel in Europa,
verandert ook steeds de structuur van
de aardolie-industrie. Er verschijnen
nieuwe maatschappijen ten tonele, som
mige daarvan producenten van ruwe
olie die zij op de Europese markt trach
ten te verkopen; maatschappijen, die in
raffinaderij- en verkoopinstaliaties nau
welijks of in het geheel niet investeren.
De dreiging van de Russische olie neemt
toe. De Russen investeren geen kapitaal
in de landen waarin zij olie verkopen
en zij garanderen evenmin een ononder
broken aanvoer. „Op elk willekeurig
ogenblik, wanneer het de Sovjets in
hun kraam te pas komt, kan hun olie
stroom worden stopgezet door een draai
aan de politieke kraan, of de dreiging
dit te doen. kan worden aangewend om
aan politieke eisen kracht bij te zetten.
Wie dan ook de zwaarste last van de
financiering der olie-ontwikkeling van
Europa in de eerstvolgende vijftien jaar
zal moeten dragen, de Sovjet-Unie zal
het niet zijn!.", aldus ir. Schepers.
De westerse internationale oliemaat
schappijen daarentegen hebben er een
essentieel belang bij te garanderen dat
de olie al hun afnemers altijd zal be
reiken, wegens het enorme kapitaal dat
zij hebben geïnvesteerd in het ontwik
kelen van de produktie, alsmede in de
raffinaderijen en in het distributie- en
verkoopapparaat dat zij over de gehele
wereld hebben opgebouwd. Bovendien
hebben zij het bewijs geleverd van hun
vermogen, de olie ook in tijden van een
crisis af te leveren, en zo zal ondanks
alle wijzigingen in het beeld dat de olie
in Europa thans toont, de zwaarste last
van de investeringen wederom moeten
worden gedragen door de internationale
oliemaatschappijen. Zij vormen een vi
tale ja, ik mag wel zeggen, onver
vangbare schakel in de keten van de
olievoorziening, zonder wier aanhouden
de en vooruitstrevende investeringen, de
voordelen waarop zowel de verbruiks-
als de produktielanden hopen, niet kun
nen worden gerealiseerd.
nieuwe situatie door hun werkzaam
heden nog efficiënter te doen verionen,
hun bedrijfskosten te verlagen en hun
kapitaaluitgaven te beperken.
De financiële middelen die nodig zijn
om de olievoorziening aan Europa en
aan andere delen der wereld uit te
breiden, zullen niet- beschikbaar komen
noch van deze industrie zelf, noch
van daarbuiten tenzij men deze
maatschappijen de mogelijkheid laat
voldoende winst te maken, teneinde zo
wel de aandeelhouders een behoorlijk
rendement te kunnen betalen als de
door de industrie zelf benodigde fond
sen te verkrijgen.
Van de uitgaven in de afgelopen vijf
tien jaar van ca. 40-415 miljard was on
geveer 90% afkomstig van niet-uitge-
keerd inkomen der oliemaatschappijen,
daar slechts een zeer gering gedeelte
kon worden verschaft door de kapitaal
markten van de wereld. De vooruit
zichten dat deze markten in de eerst
volgende vijftien jaar een groter aan
deel voor hun rekening nemen geeft
wel een kans op verbetering te zien. De
aardolie-industrie zal voordeel hebben
van de toenemende voortbrenging van
kapitaal in de industriële centra van
Europa en Noord-Amerika. Voorts is
het niet onmogelijk, dat de bijdragen
aan de financiering van olie-projecten
(pijpleidingen en tankschepen bijv.)
door derden in de vóór ons liggende
jaren nog wat zullen stijgen.
De economische vooruitgang van Eu
ropa en de rest van de wereld kan
worden belemmerd als men niet ver
zekerd is van een ruim aanbod van
energie tegen een commercieel verant
woorde lage prijs.
De globale schatting is dat Europa
voor elke 1000 calorieën energie van
alle soorten die het thans gebruikt, in
1975 anderhalf duizend nodig zal heb
ben. Het valt te betwijfelen of-steenkool
er in belangrijke mate toe kan bijdra
gen. De mogelijkheden van waterkracht
kunnen wellicht nog enigszins worden
uitgebreid. Kernenergie kan tegen 1975
nauwelijks meer dan een gering aandeel
leveren. Voor aardgas doen zich be
langwekkende mogelijkheden voor, zo
wel op het vasteland van Europa (met
inbegrip van Nederland) als in de
Sahara.
Algemeen is men echter van mening
dat olie in het grootste deel van de
stijging in de energiebehoeften van
Europa zal moeten voorzien. Het cijfer
van 250 miljoen ton voor 1975 houdt in
dat. aardolie en aardolieprodukten rond
80% van de stijging der energiebehoef
ten zullen moeten dekken.
De gehele geschiedenis van de aard
olie-industrie door zijn de bewezen
reserves, d.w.z. de olie waarvan werke
lijk bekend is dat deze in de bodem
aanwezig is en die met de thans be
schikbare technische middelen op eco
nomisch verantwoorde wijze gewonnen
kan worden, sneller toegenomen dan het
verbruik. In 1938 was voor de gehele
wereld de verhouding van de bewezen
oliereserves tot de jaarlijkse olieproduk-
tie 16 1. In 1959 bedroeg deze verhou
ding bij een veel grotere jaarproduktie
40 1. Bovendien worden de reserves
door de oliemaatschappijen altijd op een
zeer conservatieve basis geschat; de
hoeveelheid olie die uiteindelijk kan
worden gewonnen, zal daarom waar
schijnlijk veel groter zijn. De reeds ge
vonden olie-reserves zjjn dan ook vol
doende om de verwachte toeneming in
de vraag gedurende een zeer aanzien
lijke tijd in de toekomst op te vangen.
Het normale opsporingswerk naar
nieuwe olievelden moet echter door
gang vinden, ter vervanging van die
velden die uitgeput raken. Het succes
rijke opsporingswerk over de gehele
wereld heeft een grote verscheidenheid
verzekerd aan bestaande en potentiële
olievelden voor de toekomst. Een groot
gedeelte van de hoeveelheden olie die
Europa nodig zal hebben, zal uit het
Midden-Oosten blijven komen, maar
nieuwe bronnen, zoals bijv. in Noord
en West-Afrika en in Zuid-Amerika,
zullen een steeds grotere bijdrage gaan
leveren. Europa's eigen velden kunnen
slechts een beperkt aandeel bijdragen,
maar zij zullen ten volle tot ontwikke
ling moeten worden gebracht, terwijl
nieuwe velden dienen te worden opge
spoord.
Op een drietal problemen, die alle
invloed uitoefenen op het financiële
welzijn van de aardolie-industrie en als
gevolg daarvan op de bijdrage die deze
industrie kan leveren aan de economie
van de wereld, ging ir. Schepers nader
in, t.w. het huidige overschot aan ener
gie (met inbegrip van olie), de invloed
van de overheidspolitiek op het olie-
bedrijf en de Russische olie.
gang van Europa zou kunnen belem
meren door de kosten voor energie on
nodig op te voeren. Er zal voor vele
tientallen jaren voldoende olie zijn en
wijziging in de cnergiekostprijzen zul
len op lange termijn eerder in het
voordeel zijn van olie dan van steen
kool. Het kan echter voor sommige
landen zeer wel nodig zijn om hun
kolenindustrie op grond van sociale
overwegingen te steunen. Wanneer dat
het geval is, dient deze hulp erop ge
richt te zijn de kolenindustrie een
adempauze te verschaffen voor rationa
lisering en niet om het huidige produk-
tiepeil van steenkool te bestendigen
zonder acht te slaan op de kosten.
Voorts dient een dergelijke steun een
belasting te zijn voor de gehele gemeen
schap. en niet de vorm aan te nemen
van discriminerende beperkingen ten
aanzien van concurrerende vormen van
energie, zoals deze jammer genoeg door
verscheidene Europese regeringen zijn
ingevoerd.
De regeringen van zowel produktie-
als van verbruikslanden zijn steeds meer
geïnteresseerd in olie. ..In Nederland
zijn wij zo gelukkig de naar onze
mening juiste verhouding te hebben
tussen de overheid en de industrieën
voor de energievoorziening. In enkele
andere landen bestaat er, naar mijn
mening, behoefte aan een duidelijker
omschrijving der wederzijdse verant
woordelijkheden. Om de respectieve
functies duidelijk van elkaar gescheiden
te houden, zal het nodig zijn dat tussen
Overheid en olie-industrie voortdurend
overleg wordt gepleegd die vorm van
overleg waarmee wij ons in Nederland
gelukkig mogen prijzen zodat men
tot beter wederzijds begrip komt", aldus
spreker
Elk jaar in toenemende mate hebben
de Russen een overschot aan olie, boven
de binnenlandse behoefte van het com
munistisch blok. Hun doel is, naar zij
zeggen, hun aandeel in de wereldmarkt
voor olie, dat zij ca. dertig jaar geleden
gedurende enkele jaren bezaten, te her
overen. „Ei staat hun", aldus spreker,
„waarschijnlijk ook wel een economisch
doel voor ogen in de zin van behoefte
aan deviezen. Maar politieke overwe
gingen schijnen heel vaak een rol te
spelen, en soms. zoals bijv. op Cuba. zijn
deze ongetwijfeld van primaire bete
kenis".
Zelfs het economisch spel wordt vol
gens Russische spelregels gespeeld. Aan
bod en prijzen zijn niet afhankelijk van
normale economische overwegingen. De
Russen berekenen hoge prijzen op de
volledig door hen beheerste markten in
de satellietlandcn en verkopen aan an
deren tegen veel lagere prijzen, wat ge
heel strookt met de politieke en econo
mische doelstellingen van de Sovjet-
Unie. In tegenstelling tot de particuliere
oliemaatschappijen hebben de Russen
geen verplichtingen tegenover de rege
ringen in de produktielanden, investeren
zij niet in de Europese markten en
hebben zij in de regel geen belangen ge
meen met de economie der vrije landen
waarmee zij handel drijven.
Verleden jaar .voorzag Rusland in
meer dan 8% van de totale oliebehoef-
tcn van Europa. In sommige landen, met
name Italië, was het percentage veel
hoger. Er bestaat bezorgdheid dat Italië
steeds meer verwikkeld raakt in de
plannen voor olieleveranties der Russen,
hetgeen een risico met zich brengt t.a.v.
de continuïteit van aanvoer in tijden
van crisis. Dit is een abnormale vorm
van handel, waarin politieke overwe-
«3
Prins Bernhard, die in New York een bijeenkomst heeft geleid van de advies commissie der Bilderberg-conferO' j'
gisteren uit Amerika op Schiphol aangekomen. De prins na zijn gankomst op dc luchthaven in gesprek met ('trlVl'
F. Besancon, plaatsvervangend president-directeur van de K.L.M. en (rechts) de heer C. C. Steensma, directeur
Schiphol.
gingen de boventoon voeren; een soort
handel die de fundamenten waarop de
zekerheid van de olie-aanvoer van Eu
ropa uiteindelijk rust, ernstig zou kun
nen ondermijnen.
Men maakt zich vooral zorgen om de
aanzienlijke uitvoer in hoofdzaak
naar Europese landen van oliepro-
dukten afkomstig van Italiaanse raffi
naderijen die Russische olie verwerken.
De E.N.I., het Italiaanse staatsbedrijf, is
bovendien bezig aanzienlijke bedragen
te investeren in gebieden buiten Italië,
meer nog in raffinage en distributie
dan in produktie, terwijl het tevens
doende is zijn werkzaamheden in Italië
zelf uit te breiden.
Bjjna iedere ton Russische olie in
Europa gaat ten koste van de olie en
de inkomsten van het Midden-Oosten.
Deze Russische olie kan, wanneer de
Sovjet-regering maar wil, van de ver
bruikslanden worden afgesneden. „De
risico's zijn maar al te duidelijk en wij
hopen dan ook, aldus ir. Schepers, dat
de afhankelijkheid van Europa van
Russische olie althans niet groter zal
worden dan zij nu is".
HOLLANDIA, 21 nov. (UPI) Het
voorlichtingsbureau van het gouverne
ment op Nieuw-Guinea heeft meege
deeld dat zich 10 november een uitge
putte infiltrant heeft gemeld in een
dorp ten noorden van Sorong. De plaat
selijke- bevolking dwong de man, alvo
rens hem over te dragen aan dc politie,
zijn in het bos verborgen vuurwapens
aan te wijzen. Enkele dagen daarna
heeft de bevolking' van de zuidpunt van
Straat Sele vijf ontmoedigde infiltran
ten aangehouden en opgebracht. Men
verwacht dat twee nog voortvluchtige
infiltranten spoedig zullen worden aan
gehouden.
TAKORADI (Ghana), 21 nov. (UPI)
Koningin Elizabeth II en prins Philip
hebben hun twaalfdaags bezoek aan
Ghana afgesloten. Aan boord van het
koninklijk jacht Britannia vertrokken zij
naar Liberie. Het staatsiebezoek aan
Ghana is een groot succes gebleken. B(j
liet afscheid vertelde de koningin dat
het haar speet te moeten vertrekken en
president Nkroemah antwoordde dat hel
hem ook speet dat het bezoek nu al
weer tot het verleden behoorde. H(j
rConingin Elizabeth danst tijdens haav staatsbezoek aan Ghana met de presidentsprak do. hoop uit dat mon cr meer aan
Kwame Nkroemahprins Philip, de hertog van Edinburgh, voert de (van origine zou overhouden dan een goede herinne-
Egyptische) echtgenote van de president (tweede van rechts op d2 foto, haar ge- ring: versterking van de betrekkingen
laat ten dele schuilgaand achter het koninklijk kapsel) ten dans. Allen geven er tussen Ghana en Engeland en in het
blijk van zich ten zeerste te amuseren. Gemenebest.
De advocaten van de gevangen Alge
rijnse leiders hadden verklaard, dat de
staking de aandacht heeft willen vesti
gen op het feit dat Ben Bella c.s. gevan-
11
gen werden gehouden na een da'lr'iti 'f
piraterij, toen het vliegtuig L
reisden gedwongen werd in A'*i,et
landen, alsook uit solidariteit
overige Algerijnse gevangenen.
V'
Het Franse ministerie van Jan11.-,
maakte bekend, dat de vier y' vQ
van het ziekenhuis, waar zij thabI-sQ
DEN HAAG, 20 nov. Ex. wiskunde
M.O.-A.: G. C. Jansen. Den Haag; A.
A. Piet.ers, Vlissingen; R. E. Gerritsen,
Velp; J. Groothuis, Meppel; H. J. K.
Hissink, Alkmaar; M. G. J. G. Goris,
Heerlen; J. H. L. Amkreutz, Kerkrade;
R. F. R. Harms, Voorburg en A. W.
Drop, Den Haag ex. wiskunde k 1: H.
Mackaij, Rotterdam, ex. wiskunde k
5: M. Plantinga, Enschede. Mej. H. J.
Dengerink .Amsterdam; F. Faber,
Bloemendaal, A. G. Heinen. Nieuwen-
jagen en A. Kelfkens. Den Haag.
UTRECHT, 20 nov. Kand. ex. rechts
geleerdheid; F. J. M. van Acker, Sit-
rard en P. Hendriks, Arnhem. Doet. ex.
vrije studierichting: A. Verstijnen. Til
burg (cum laude). Dierenarts: H. B.
F. Arink, Lichtenvoorde en G, J J.
Snelder, Laren. Doet. ex. Duitse taai
en letterkunde: Z. van Diermen, Bun
schoten. Semi-arts: M. Rietberg. Zwol
le en W. A. J. Starmans, De Bilt.
Arts: D. W. Buitenweg, Utrecht; ,T. M.
B. V. de Jong, Heerlen; J. P. C.
Moors, Roggel; mej. C. J. Stiphout,
Utrecht on A. van der Vliet, Oldenzaal.
Tandarts: T. H. Khouw. Utrecht en C.
U. W. Wiers, Heemstede.
De inkomsten van de voornaamste
maatschappijen zijn echter zelden aan
een zwaardere druk blootgesteld dan
thans. Naarmate de concurrentie ver
scherpt, worden de prijzen meer ge
drukt.
De regeringen in de produktielanden
trachten een steeds groter aandeel te
verkrijgen van de winsten die door de
maatschappijen worden gemaakt. En
juist op sommige van de grootste
markten op het vasteland van Europa
is de uitholling van de winsten per
eenheid verkocht produkt het verst ge
gaan. Op het ogenblik zijn de omstan
digheden, waarbij uit bepaalde gebieden
ruwe olie beschikbaar is tegen lage
prijs, en de vrachttarieven gedrukt zijn,
bijzonder gunstig voor de kleinere maat
schappijen op het vasteland van Europa;
deze ondernemingen kunnen zeer selec
tief werken op marginale basis, met
beperkte uitgaven en weinig verbinte
nissen op lange termijn. In tegenstelling
hiermee, hebben de grote internationale
oliemaatschappijen in het verleden ver
antwoordelijkheden op zich genomen,
die zich over de gehele wereld uitstrek
ken. en een brede spreiding van hulp
bronnen tot stand gebracht om con
tinuïteit van aanvoer en afzet te ver
zekeren. Zij passen zich aan bij de
ALLE CHRISTENEN SAMEN
De invloed van het overschot aan olie
doet zich op de markten in de gehele
wereld gevoelen. De oliemaatschappijen
hebben eigenlijk te veel succes gehad
bij het opsporen van nieuwe oliebron
nen. De potentiële produktie is in
wezen sneller gegroeid dan de vraag
van de markt. Het opleggen van invoer
beperkingen door de regering der Ver.
Staten, ter bescherming van de binnen
landse olie-industrie, heeft ertoe geleid
dat een aantal winningsmaatschappijen
elders een afzetgebied moesten zoeken.
Dit alles komt op een tijdstip waarop
de Russische olie met steeds grotere
hoeveelheden ten tonele verschijnt.
Dit wereldsurplus aan olie drukt het
zwaarst op Europa. Hier houden zich
ongeveer 140 maatschappijen bezig met
de verwerking en verkoop van aard
olieprodukten en de concurrentie is fel.
Prijzen en winsten zijn gedaald. Men
verwacht dat deze situatie van te ruim
aanbod nog wel enige jaren zal aan
houden. Men hoopt echter dat de prij
zen in Europa niet nog verder zullen
dalen, aangezien anders het vermogen
van de olie-industrie de toenemende
behoeften aan olie en olieprodukten te
financieren wel eens kon worden aan
getast.
Zij die menen dat het olie-overschot
snel in een tekort kan omslaan, wijzen
er met nadruk op dat bescherming van
Europa's kolenindustrie op grote schaal
noodzakelijk is. om de energiebehoeften
op lange termijn veilig te stellen. Ir.
Schepers meent, dat deze opvatting mis-
plaatst is, en de economische vooruit, godsdienstige belangstelling, die begint
Père Couturier S.J, heeft eens gezegd:
„Le Christ lie s'adapte pas aux
fidèles, il s'adapte les fidèles".
Hiervan uitgaande is in de Duitse
enquête, gepubliceerd in „Wort und
Wahrheit" de opmerking gemaakt, dat
„aanpassing" aan de eisen van de tijd
niet het uitgangspunt mag zijn van het
Concilie. Aanpassing is een kwestie van
secundaire aard. Het voornaamste blijft
steeds het oog op Christus te riehten
en te onderzoeken, of de Kerk in haar
herders en gelovigen, in haar verhou
ding tot God en de wereld zieh wel
voldoende openstelt voor de genadewer
king van Christus. Men leeft, zegt men,
niet genoeg vanuit de kern van het ge
loof, vanuit Christus' verlossing. Men
is diep in zyn hart niet meer gelovig
genoeg. Zoals de toestand nu is, ver
dienen de Christenen beslist niet „het
zout der aarde" genoemd te worden.
Geloof is weliswaar wezenlijk genade,
en derhalve uitsluitend van God afhan
kelijk, maar toch bestaat er een „be
middelingsinstituut": het priesterschap,
eerst natuurlijk dat van Christus, maar
evenzeer dat van de Kerk, uiteraard
verenigd met het Zijne. Men wijst daar
om op een revaluatie van het priester
schap als een eerste, centrale eis,
waardoor de priesterlijkheid van het
Lichaam van Christus dogmatisch en
praktisch weer geheel tot haar recht
komt. Hierdoor kan een innerlijke een
heid wórden gebracht jn de op liet eer
ste gezicht onderscheiden cn verschil-,
lende themata van het Concilie: ge
loofsverkondiging, eredienst, vooral het
vieren van de H. Eucharistie, de taak
van bisschoppen en priesters, lekenspi
ritualiteit, de heiliging der wereld, hu
welijk en gezin.
In de veranderde wereld ontbreekt
het geloof. Men herinnert aan Goethes
woord: „Het eigenlijke probleem van
de geschiedenis ligt in het conflict tus
sen geloof en ongeloof." Toch mag
men, gelukkig, met een gerechtvaar
digde. optipristische hoop constateren,
dat „het ontwaken van de Kerk in de
zielen een teken is van een nieuwe
te ontkiemen onder de oppervlakte van
onze technische beschaving."
Met klem wordt ertegen gewaar
schuwd het wezenlijke overgangskarak
ter van de veranderingen in de huidige
wereld vooral niet uit het oog te verlie
zen. Van een eindfase is hierbij nog
lang. geen sprake; een voortdurende
ontwikkeling blijft zich voorlopig nog
voltrekken. Daarom mag onder geen
voorwaarde iets gefixeerd of geblok
keerd worden. Nieuwe stromingen en
initiatieven behoren een ruimhartige en
welwillende belangstelling van de Con
cilievaders te genieten, pioniers moe
ten worden aangemoedigd en er dient
ruimte geschapen te worden voor expe
rimenten, onderzoekingen en controver
sen, met het uitdrukkelijk recht op
menselijke vergissingen. De groei naar
de eenheid der wereld is een grandioos
en soms vreesaanjagend proces; voor
lopig is het wereldbeeld nog niet anders
dan chaotisch. De „Orbis christianus"
bestaat niet meer; de hele Kerk is
missiekerk en de hele wereld diaspora
geworden! Alles, wat zich als „Westers"
aandient, is verdacht, vooral de Kerk,
overal, waar het communisme zijn in
vloed heeft uitgestrekt.
Als uitgangspunten voor een ge-
meenschappelijk-acceptabele aanpak
wordt in de Duitse enquête genoemd
de waardering van het menselijke,
het natuurrecht. Men wijst erop,'dat
prediking en zielzorg gelijke tred die
nen te houden met de opbouw van
een nieuwe maatschappijorde. De er
kenning van de waarde van de men
selijke persoon moet bij dit alles
vooropstaan. Dit behoort te geschie
den vanuit het Evangelie en een
christelijke anthropologic, waarop die
waardigheid gebaseerd is. Natuur en
geschiedenis zijn niet in staat de hele
mens te verklaren; zijn betekenis
gaat daar ver bovenuit en leidt on
vermijdelijk tot God.
Het Concilie moge zich niet dit tg
een vrü algemeen geuite wens ver
genoegen met theoretische verklaringen.
Er moeten daden komen: in organi
satie en structuur moet de Kerk als de
Wereldkerk voor ieder herkenbaar wor
den. Men koestere evenwel niet de il
lusie, dat dit „in grossartigem Allen*
gang" verwezenlijkbaar is. Samenwer
king van alle mensen van goede wil is
daarvoor onontbeerlijk! Reeds Pius XII
heeft erop gewezen, dat daarvoor de
solidariteit van alle Katholieken met
alle Christenen en godsdienstig voelen
de mensen nodig is. Al is de definitieve
hereniging van alle Christenen voorlo
pig ook nog niet mogelijk, toch is men
algemeen van oordeel, dat men als één
man gezamenlijk op de bres behoort te
staan ter verdediging van het geloof
tegen het politieke atheïsme. Dat het
ware Christendom slechts in vervolging
zou kunnen gedijen is een misvatting
van spiritualistische dwepers. Het ko
mende Concilie heeft de plicht, stelt
men, de gemeenschap der Christenen
te bewerken als een ordenende macht.
De tegenwoordige samenleving is plu
ralistisch; de Kerk wordt niet meer al
gemeen als levensbeginsel erkend. Dat
is een feit, dat men heeft te aanvaar
den evenals het streven naar een ver
enigde wereld. Anders is het eenvoudig
onmogelijk met kans op een gunstig re
sultaat de gemeenschap van alle chris
telijke volkeren, van alle goedwillenden,
van allen, die in God geloven, te ver
wezenlijken. Dat betekent niet meer of
minder dan dat alles in het werk wordt
gesteld om de dogmatische aanspraak
der Kerk op uitsluitende légitimiteit
met. de door Pius XII officieel erkende
plicht tot verdraagzaamheid geloofwaar
dig en concreet in overeenstemming te
brengen. Daarom zal de Kerk welbe
wust en radicaal afstand moeten doen
van elk wereldlijk middel om haar zen
ding te kunnen uitvoeren.
Tenslotte werd in dit verband nog
gewezen op het feit, dat het moderne
wereldbeeld bepaald wordt door een
naturalistisch denken, m.a.w. door de
natuurwetenschap. De geestelijke si
tuatie van onze tijd heeft men aldus
gekenmerkt: De huidige jeugd, en ze
ker die van morgen, erkent geen oud
testamentische „stammen-God" meer,
noch een middeleeuwse koninklijke
God, noch een God, die boven de
wolken troont. Zjj zal zich onder het
begrip God slechts een geest voorstel
len, tenminste als men het woord
„voorstellen" al niet als iets onbe
hoorlijks, niet bij Gods majesteit pas
send, aanvoelt. God als de absoluut
Andere, als de oneindig boven de he
le schepping Verhevene is voor de
moderne jeugd alleen aanvaardbaar.
Dit is een niet hoog genoeg te waar
deren winst, waarmee het Concilie
bjj de verkondiging van de leer zeker
rekening moet houden.
Het natuurwetenschappelijk denken is
ook voor velen nog oorzaak, dat men
niet geringe moeite heeft met wat men
nog steeds, hoewel minder dan eertijds,
het conflict tussen geloof en weten
schap noemt. Een gelovig mens moet
afstand doen van zijn verstand, zegt
men Ten onrechte, natuurlijk. Maar
het valt niet te ontkennen, dat het ter
rein, waarop de hedendaagse mens
voelt, dat zijn verstandelijk inzicht ge
weld wordt aangedaan, ai moet men
eigenlijk wel toegeven, dat ons intellect
in dergelijke gevallen juist onderschei
dend moest werken zich uitstrekt
van de bedevaartsindustrie over de
daarmee verbonden wonderen tot escha
tologische opvattingen in beelden, die
uit de Middeleeuwen dateren. Mag men
dan niet verwachten, dat het Concilie
grondig het snoeimes zet in deze en
dergelijke uitwassen, die de ware gods
dienstigheid eerder in de weg staan
dan dat ze deze bevorderenV Het sa
mengaan van geloof en wetenschap
moet op overtuigende wijze verkondigd
en aangetoond worden speciaal op
het gebied van exegese en ethiek.-— zo
niet, dan staat het vast, dat velen de
leer der Kerk, het Evangelie als onge
loofwaardig en in strijd met de verwor
venheden der moderne wetenschap
pen uiteindelijk geheel zullen afwijzen.
blijven, zullen worden overg^^tfe
naar een herstellingsoord bU rZorf
Zij zullen daar worden v„rtsc,
door Franse en Marokkaanse
Hierover is gedurende enkele rege
door de Franse en Marokkaanse
ringen onderhandeld. rQ
In Parijs is men van mening, "8 tl?
het einde van de hongerstaking
langrijke hinderpaal voor een sP~
voortzetting van de besprekingei 0v
Algerije uit de weg is geruimd. (Q J
derhandelingen waren in juli v
jaar afgebroken.
De Marokkaanse ambassadeur
rijs, Mohammed Cherkaoui, Jee'
verslaggevers mee, dat de vijf
se leiders zo snrtp4io nis hun
heidstoestand het° toèfaat^naar
stellingsoord zullen worden vervo® i\C
zei dat de overeenstemming s'fL
einde van de hongerstaking in ber®'
van begrip en hartelijkheid was
De behandeling van de con'lü flVe(
lussen Nederland en
Indones"c
Nieuw-Guinea in de AIgemene
gadering van de U.N.O. hee
uiteenzettingen van de Q i°'
en Indonesische delegaties Uc
de volgende situatie. Nederlam |qe'
vast aan zijn standpunt, \vaaf°i ,jil
plan-Luns is gebaseerd, n.
op zelfbeschikking van d
moet worden erkend en gewaa'
Soebandrio, die zijn eigen j"( M
sische opvatting heeft over |)£f'
zijn van de Papoea-bevolkihÉ-^ f'
een zogenaamd constructief
latei gebracht, waarvan onda J
gematigd klinkende bewoordin»
j{g.
kern blijft, dat Nieuw-Guinea ke'
clelijk tot Indonesië dient ter"?
ren' \pf,
Indië beeft nu een rcsolu"®
diend, waarin Nederland en
gevraagd worden ,°nder
leiding rechtstreekse ondeiha ^(ii'
gen te gaan voeren over hun „et'!'
op een
igt dal
waarop de Assemblée van cl ^[jt1
nog geen uitspraak over
Luns beeft gedaan. Voor '«'M»
Luns zou aanvaarding van
Iutie betekenen, dat deze As5'' ^ee'
rar wellicht n'e ^ee''
afhandelt. Soebandrio echteT 1°
rich in principe bereid ver
directe onderhandelingen «"j \t
land onder auspiciën van llrli,li'
enigde Naties. Met deze Jro'"
heelt Soebandrio zeker bei P?^ql fiij
gische effect bereikt, dat vele v'V[, j1'
Aziatische en Afrikaanse vrie" i
V.N. méér genegen zulle" Lj|)lÉf,
resolutie van Indië dan bet Pr'
op de dekolonisatie-resolutie L d'.'
V.N. gebisseerde plan-Luns
nen. I egenover deze psyc"°
winst kan de onwrikbare *'e
van minister Luns een eve"
psychologisch nadeel blijke" cj),'
drukf 'A
icvuai. Lzoor al te nau»--
betogen, dat er me. de 1"^
toch niet te praten valt. xVÉ; T -1(
Nederlanders wellicht de 'n :jri 'n
het plan-Luns bedoeld zou
een dictaat, dat de Assembh eg.
wordt de Indonesiërs op 'e e 5tj"
Men zou de vraag kunu^'^.L11'^
oi bet opgeven van bet P
ipso facto liet onvermijdelijk^ re'
zou zijn van bet ingaan jrA,
streekse onderhandelingen (lit
nesië, zoals Indië zonder z"
spreken over de „heart of t je]i"tL
heeft voorgesteld. Onderha"
aanvaarden is niet synoniem 1,1 ffr
tuleren. Of moet bet p'an Ajralt
verworpen zijn voordat o"de
lingen woodtMR