Tussen Kamer en heelal
Hond met kachelpijp als muilkorf
1 januari
staatswetenschap,
en politiek
Letterlijk:
de letter en
BARON EN BARONES IN
STATIGE STUDEBAKER
ZOCHTEN NAAR
MISSTANDEN
de kosmos
1111111111
Polyglot
Een hoogleraar in het staats
recht die zich onder
af scheidt als politicus, als
v::ono°m en als uitvinder
t de Euroklok en een
JL ®eling- en meerlingdruk"
nii f •een uitzonderlijke verschij-
lev 8 m overigens toch zo bonte
jjj en worden genoemd. Sommige
ns|n woekeren met hun talen-
htm 1'"ornmige mensen halen uit
dr p Ven Wat er in zit. Prof. mr.
inriv Van c'en Bergh maakt de
ziin VK Van iemand, die méér uit
he„f,eYen haalt dan er in zit. Hij
da» iets van het genie, als men
Sch r°nder dan niet het ver-
af<ï en getergd door de wereld
sj. utopende fenomeen wil ver
in v11' men er n°Sal 66518 mee
Ber l^.and brengt. Prof. Van den
der8 *S- 5ntegeRdeel een bijzon-
Zit IjUst5Se, vriendelijke man. Hij
tegenover U in zijn riant
s .-7- ontworpen naar eigen
djp tBingen, maar vooral naar
Am +an zhn echtgenote in het
U vf ,daiRse Slotervaart en ziet
bP 5angstellend aan: wat wil de
ov 0e^er eigenlijk? Het zal wel
Éerf rU5mtevaart moeten gaan.
jjj n geschreven portret? Dan
lei .de professor denken aan die
ja evisie-uitzending van twee
r r„ Beleden, „Anders dan ande-
Pü van welke hij het middel-
Sin Was' was toen naar de
v Ser-concertzaal gelokt onder
C^endsel dat het over Drees
in ri'8aan' ^a'ar wie iohte hem toen
de penibele situatie van „hoofd
toon"? Drees. Een boeiende
L2ending jazeker. Maar het zal
De zesentwintig trekhonden
die Nederland op dit ogen
blik nog telt, zullen op 1
januari in één klap op vervroegd
pensioen worden gesteld. Zij dan
ken dit collectieve ontslag aan
een wetsbepaling, die met ingang
van die datum het houden van
trekhonden verbiedt. Behalve
voor de honden zelf, is het op die
eerste dag van het jaar ook feest
voor hun beschermer, de Anti
Trek- en kettinghondenbond, ge
vestigd in Voorburg. Precies in
het jaar waarin deze organisatie
een halve eeuw bestaat, ziet zij
het eerste deel van haar naam
overbodig worden. Dit succes wil
overigens niet zeggen, dat de
bond nu kortweg anti-kettinghon-
denbond gaat heten. „We laten
het maar zoals het is, want onder
die naam zijn we een begrip ge
worden", zegt mevrouw W. Rot-
tier-Zegwaart, die al 22 jaar
secretaresse is. Voor de vestiging
van dat „begrip", dat de bond is
geworden zijn goeddeels verant
woordelijk mevrouw Rottier zelf
en haar vroegere man, wijlen
baron Van Ittersum. Tientallen
jaren zijn ze samen met hun
statige Studebaker de boer opge-
^fbeuren. En daar zal de zoon
ie min komen opdraven.
L1® moeder heeft U destijds
leven gered." Dat was hele-
jj. al niet waar; min zijn was in
bp6 C^a®en iets heel gewoons. Een
dp8ln Was tiet echter wel en gaan-
ej^eg kwam men tot het mooie
..Cause célèbre"
In de politiek
Wijs besluit
Astronoom
gaan om van hun anti-trekhon
den-ideeën blijk te geven. „Op
1 januari ga ik namens de bond
een bloemetje leggen op het graf
van mijn overleden man", zegt
mevrouw Rottier, die hertrouwd
is met een man die zich ook voor
de trek- en kettinghonden inspant.
Maanreizen
Op dit moment is prof. Van
den Bergh 1 y2 jaar gepen
sioneerd als hoogleraar bezig
met een verhandeling over filosofi
sche en levensbeschouwelijke pro
blemen. Dat moest er van komen
dacht ik. Men kan zich niet een
leven lang zo zeer en zo intens
bezig houden met problemen die
letterlijk de letter de tweeling
en meerlingdruk en iets min
der letterlijk de ruimte de kos
mos beroeren zonder daaruit
bindende conclusies te trekken
die liggen op het vlak van het
„geestelijke". En zeker niet als
men prof. mr. dr. George van den
Bergh heet.
HERMAN HOFHUIZEN
ZATERDAG 2 DECEMBER 1961
prof. v. d. Bergh tijdens de uitzending „Anders dan anderen
9 9
Prof.
iVeJjtbegin. George van den Bergh
cteejb )n 1890 in Oss geboren. Hij stu-
deijj. aan het gymnasium in Rotter-
Arn,ten daarna aan de universiteit in
Iti 2jferdam: wis- en natuurkunde.
t6ll yh studententijd voltrok zich in hem
Öer 'hherlijke ontwikkeling, die niet zon-
iv6 betekenis kan zijn geweest. Hij
lvet.2 socialist. Als „rijkeluiszoontje"
het bij socialist. Waarom? Hij zag
ea ji'.?ruwelijk maatschappelijk onrecht"
velé!? rïa-cht: „Waarom ik wel en zo-
Qeow, hiet?" Niet dat hij, de student
Vra «e van den Bergh, lééd onder die
(ihsfl .maar zij intrigeerde hem wel
SiG„ ah'g. dat hij er praktische conclu-
hjan hit moest trekken. Hij was er de
voor,niet naar om de barricaden
hiaa^°yer aanwezig te betrekken,
'k bij vroeg zich wél af „Wat heb
Us V aan gedaan, aan de ellende, die
m?°r mijn ogen zie?"
één Wer<J lid van de S.D.A.P., dat was
siU(ji®n hij wilde overschakelen op de
In Jp van de economie, dat was twee.
bieii hagen echter was het zó, dat
b°tniofc5lts via de rechten tot de eco-
t(?n kon komen. Het werd dus rech-
Proefi\ 5924 promoveerde hij op een
schai. brift getiteld: „De medezeggen-
°hdern r arbeiders in de particuliere
\'ap f, eming". Hij was toen reeds lid
die a® Amsterdamse gemeenteraad. In
fcerno ®en was he autonomie van de
dig uehten veel groter dan tegenwoor-
slüitin §eva' is. Kwesties als winkel-
te n cg-, verkeer en rechtspositie moes-
Seiijirestijds voor een goed deel plaat-
Worden geregeld.
I?
flpnP'A ..cause célèbre", die prof. Van
f'rgh zich nog met kennelijk wel-
mr. dr. G.van den Bergh:
behagen herinnert, is de Paleis-Raad
huiskwestie. Hij diende een voorstel in
om het bruikleen van de gemeente aan
het rijk, waar het ging om het paleis
op de Dam, op te zeggen; een voorstel,
dat (le professor heeft dat toen met
klem uiteengezet natuurlijk in gener
lei opzicht ook maar tegen het konink
lijk huis gericht kon zijn. Men moest
als SDAP-er voorzichtig zijn. Er werd
een commissie benoemd om uit te ma
ken in hoeverre er sprake van bruik
leen w&s; alle grote juristen van het
land onder wie Meyers hadden
er zitting in. Het rapport viel t.a.v.
liet ingediende voorstel positief uit. Niet
temin werd het Paleis niet in zijn oude
status van stadhuis hersteld, maar wel
betaalde het rijk aan de stad Amster
dam twaalf miljoen gulden voor de
bouw van een nieuw raadhuis, zulks te
gen afstand van haar aanspraken. Dat
bedrag is in de loop der jaren met
rente op rente nog aardig opgelopen.
Maar daar werden in de raad ook
kwesties van mindere importantie be
handeld. Die van het al of niet omhak
ken van de bomen op de Willemspark-
weg bijvoorbeeld. Van den Bergh was er
tégen en hij vond wat dat betreft een
bondgenoot in C. P. M. Romme van
de r.-k. Staatspartij. Beiden werden la
ter geroepen tot het professoraat, maar
voor het zover was groeide tussen bei
de mannen, bij alle verschillen van in
zicht. waardering en vriendschap.
Romme was destijds het jongste
raadslid. En het vervult prof. Van
den Bergh nog steeds met stil ple
zier als hij vertelt hoe er destijds tij
dens nachtzittingen van de gemeente
raad nog wel eens werd geroepen:
„Ophouden mensen, het kind moet
naar bed!"
Prof. Van den Bergh in de po'itiek.
In 1925 werd hij, voor de SD.A.P.
natuurlijk, lid van de Tweede Kamer.
En hij bleef het acht jaar lang. Een
heerlijke tijd en heerlijk werk. Het
kamerlid Van den Bergh diende, toen
de wijziging van Thorbecke's Gemeen
tewet van 1851 ter behandeling werd
voorgelegd, 24 amendementen in;
16 er van werden aangenomen. Maar
hij wist er dan ook alles van. Zoveel,
dat minister Ruys de Beerenbrouck
een echte Limburgse edelman, die
hij graag mocht tijdens de behande
ling naar hem toe kwam en zei: ,,U
bent zo goed op de hoogte, hoe zit
deze kwestie eigenlijk?" Van den
Bergh diende de geldschieterswet tot
bestrijding van de woeker als initia
tiefvoorstel in. Toen zij er in de Eer
ste Kamer dóór kwam, mocht het
•kamerlid Van den Bergh een hand
druk en een schouderklop in ont
vangst nemen van zijn vader, die als
liberaal zitting had in die Kamer.
Ook voor deze was het een glorie
dag.
Prof. Van den Bergh heeft zijn poli
tieke activiteiten immer met een ff rooi
gevoel voor betrekkelijkheid beoefend.
Hjj herinnert zich hoe het katholieke
kamerlid Loerakker eens een amende
ment zou indienen en hem van tevoren
vroeg:
„Hoe formuleer ik dat eigenlijk?"
Van den Bergh had het hem precies
verteld en er aan toegevoegd:
„Maar nu moet je niet denken, dat
ik er vóór stem."
Nu zegt hij:
„Tja, ik vond dat een amendement
beter goed dan slecht geformuleerd in
gediend kon worden."
Albarda was destijds een het politieke
leven in Nederland mede bepalende fi
guur en mgr. Nolens, die hem Van
den Bergh nog heeft geëxamineerd
in het bijvak arbeidsrecht. En natuur
lijk dr. H. Colijn, die hem wel eens
zaken toevertrouwde, die hij niet graag
in de krant zou hebben gezet. Maar
Colijn wist natuurlijk wel dat hij dat
nóóit zou doen.
Het verschil tussen de vaderlandse
politiek van vóór de oorlog en nu. Het
„esprit de corps", zegt prof. Van den
Bergh, was destijds héél sterk: Ster
ker wellicht dan nu. Overigens, de pro
fessor bewaart nog herinneringen aan
het politieke leven van vóór de eerste
wereldoorlog, toen het ministerschap
van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld
nog een sinecure was. ,.Men had er
slechts een rijke en fatsoenlijke man
voor nodig."
In 1933 nam Van den Bergh hij
werd niet herkozen afscheid yan de
politiek. En dat deed hem „ernstig ver
driet". In 1936 werd hij benoemd tot
hoogleraar in Amsterdam. Men bood
hem nog het Eerste-Kamerlidmaat-
schap aan, maar hij weigarde dat; hij
achtte het niet te combineren met het
ambt van hoogleraar. Waarsclnjnhjk
heeft hij toen een wijs besluit genomen.
Had hij anders dertien doctores in de
rechtswetenschappen kunnen doen pro
moveren? Had hij anders een onge
kend aantal juristen kunnen opleiden?
De oorlog kwam. In oktober 1940
werd prof. Van den Bergh door de Duit
sers opgepakt en naar Buchenwald ge
voerd, tegelijk met een hele groep
vooraanstaande landgenoten, zoge
naamd als represaille tegen de bohan-
deling van in Nederlands Oost-Indië ge-
interneerde Duitsers. Hij heeft er, in
Buchenwald, persoonlijk „weinig be
roerdigheid" ondervonden, tenzij het de
beroerdigheid was van de ellende van
anderen gade te moeten slaan. Hij heeft
er de dood van Goseling meegemaakt.
Na een korte ziekte van drie we
ken werd hij in augustus 1941 vrij
gelaten. Hij keerde terug in „een ir
reële wereld". Staatsrecht? Geen spra
ke meer van. Van geen enkel recht.
Prof. Van den Berg'h was van joodsen
bloede, maar gemengd gehuwd en
deswege liet men hem betrekkelijk
met rust; afgezien van het feit,
dat men hem op gezette tijden tóch
te pakken trachtte te krijgen. Tever
geefs gelukkig. Maar prof. Van den
Bergh moest wat dóen. Hij ging dus
„maar wat talen leren" Russisch onder
meer en Spaans, maar dat kende hij
al een beetje. Ach, en nu kan hij zich
inmiddels behalve in die talen, ook
wel redden in de Scandinavische ta
len, in het Italiaans en in het nieuw-
Grieks. In het Russisch heeft hij ove
rigens nu nog eens per week les. Ook
begon hjj te denken en te werken
aan een „hervorming van de wette
lijke tijd." Later kwam hjj tot de
Euroklok.
Op 15 mei 1945 hervatte prof. Van
den Bergh zijn colleges in het Staats
recht. De wereld was niet meer zó ir
reëel. En het aantal functies, dat hij
toen moest gaan bekleden, was bijna
niet te schatten. Wij noemen maar iets:
Vertrouwensman van de burgerij
(héél kort), voorzitter van de zuive
ringscommissie voor burgemeesters in
Noord-Holland, voorzitter van de Pacht-
commissie, van de Staatscommissie Wo
ningwet, voorzitter van het Centraal
Stembureau, raadsheer in het Bijzon
der Gerechtshof in Amsterdam.
Maar prof. Van den Bergh had ook
nog steeds zijn hobbies. Eén ervan is
de astronomie. En hij heeft haar, die
hobby, op eigen gelegenheid gebracht
op vrijwel het niveau van het weten
schappelijke. Het is althans zijn trots,
dat hij op het gebied van zons- en
maansverduistering een nieuwe, wet ont
dekt heeft en een verkorte methode om
te komen tot een tijdsbepaling van deze
periodiek optredende natuurverschijn
selen. Hij heeft persoonlijk drie totale
zonsverduisteringen gezien, één in Noor
wegen, de andere op de Canarisclie
Eilanden en in Zuid-Frankrijk. In febru-
Toen de bond in 1912 door Jhr. W.
de Cock werd opgericht, waren er
naar schatting zo'n vijftigduizend trek
honden in Nederland. Men stond dus
voor een zware taak, temeer daar vele
dieren meer dan honds werden behan
deld. „Als hij vandaag verrekt, hebben
wij morgen een ander", zeiden de koop
lui of boeren soms tegen de Van It-
tersums, wanneer ze verontwaardigd
wezen op de tot op het bot doorgesleten
bloedende poten van een hond, die aan
een veel te zware wagen liep te trek
ken. „Ik begon dan weieens op hun ge
voel te werken", zegt mevrouw Rottier
nu. „Op je sterfbed zul je de gebro
ken ogen van je trouwe, viervoetige
knecht nog zien, man, zei ik dan". „Ik
heb vaak genoeg moeten horen dat ik
kennelijk meer om dieren geef dan om
mensen, maar dat is niet waar. Ik ben
lid van Pro Juventute en doe ook veel
voor de bejaarden". Mevrouw Rottier
vond het heerlijke jaren. Met duidelijk
plezier vertelt ze van de jaren dai ze
op verzoek van de gemeentebesturen
de jaarlijkse keuringen hield van de
trekhonden. Zonder blikken of blozen
vervalt ze ook in vaktermen wanneer
ze er over begint: „De schofthoogte
moest vijftig of zestig centimeter zijn,
al naargelang ze voor of onder de kar
liepen. Het borstbeen tussen de boegen
moest veertig centimeter zijn. En wan
neer je het dier op de broek drukte en
hij zakte door, dan was hij algeheel
versleten".
Mevrouw Rottier is niet van het slag
dat overdreven dierenliefde ten toon
spreidt.
„Ik maakte nooit ruzie en wist altijd
de lachers op mijn hand te krijgen.
Als zo'n stelletje kerels me stond te
plagen bij zo'n keuring zei ik bij voor
beeld: „Jullie zouden zelf nog wel wor
den afgekeurd wegens te smalle
borst", en dan was het ijs wel gebro
ken". Mevrouw Rottier was bijdehand
genoeg om zich niets wijs te laten
maken. Toen haar man was overle
den heeft ze het werk nog jarenlang
alleen gedaan. „Bij de keuring tilde
de baas dan vaak de kop op van zijn
hond, want dan zette zijn borst uit,
maar daarmee hoefden ze bij mij niet
ari a.s. zal er een waar te nemen zijn op
Nieuw-Guinea. Maar ilaar zal prof. Van
den Bergh dan ..niet aanwezig zijn.
Overigens voor zijn onderzoekingen op
astronomisch gebied heeft hij in 1953
de Van der Bilt-prijs gekregen en la
ter de zilveren anjer.
Prof. Van den Bergh is een paradox.
Hij handhaaft een serene rust in een
sfeer van rusteloosheid, die hij zelf
heeft opgeroepen. De Tweede Kamer
was hem niet te bont, het heelal ook
niet. Als hij maar zichzelf mag blijven.
Hij verliest zich met overgave in het
detail. Eens viel het hem op dat
zijn studenten geen behoorlijke boeken
meer lazen. Zij konden het niet betalen.
Het boek over staatsrecht van v. d.
Pot bijvoorbeeld, dat iedere student in
het staatsrecht dan wel nodig heeft,
moesten zij of lenen, of zij moesten het
ciubsgewijs kopen, of zij moesten zich
tevreden stellen met een gestencild uit
treksel. Van der Pot kost namelijk
37,50. Prof. Van den Bergh heeft,
daardoor geïnspireerd, zijn twee- en
meerlingdruk uitgevonden: een uitvin
ding, die het toelaat de regels dichter
op elkaar te drukker;, zij het dan,
dat zij slechts met behulp van een roos
ter te lezen zijn. De vrucht van een vrij
ingewikkeld systeem, dat prof. Van
den Bergh tot in de geringste details
heeft uitgekiend. En zelfs tot in de
geringste commerciële details. Hij is een
bij uitstek praktisch man, zelfs al zal
zijn praktische zin de kosmos moeten
omvatten. Hij heeft ideeën, maar hij
heeft een tekenaar, een drukker en twee
uitvinders als zeer gewaardeerde hel
pers om zijn ideeën uit te werken. Zij
maken op zijn aanwijzing bijvoorbeeld
van een boek van 2000 bladzijden een
boek van 500 bladzijden. Dat is veel
goedkoper.
De kosmos. Men kent prof. Van den
Bergli als een fervent tegenstander van
de bemande ruimtevaart. Hij steekt zijn
weerzin tegen dat fenomeen waarachtig
niet onder stoelen of banken. ,,Ze ma
ken er mij gek mee, met al die uitnodi
gingen om over de ruimtevaart te ko
men spreken," zegt hij, „deze winter
waren het er wel vijftig. Maar ik neem
alleen de grotere plaatsen."
Ik weet niet wat prof. Van den
Bergh daar zegt. Tegen mij zegt hij
en voor het eerst tijdens het gesprek
windt hü zich kennelijk op dit: „Ik
erger me dood door dat onverantwoor
delijk gezwets en geklets rondom die
reizen naar de maan. Daar zijn mensen
mee gemoeid. Een reis rónd de maan
biedt een mens een kans van zegge 20%
op behouden terugkeer. Er zijn honder
den miljoenen mee gemoeid. Een reis
naar de maan kost tientallen miljarden.
Misschien kan een mens op de maan ko
men, maar het risico verbonden aan
zijn terugkeer naar de aarde bedraagt
naar mijn beste weten althans
honderd procent. Nochtans staan er
mensen te trappelen van ongeduld om
de reis te wagen. Zij zijn moedig. De
mensen, die hen sturen, zijn misdadig."
Controle langs de weg. De anti-trek- en kettinghondenbond zal zich in de toekomst
alleen maar met de laatste categorie bezig houden.
aan te komen. Ook kwamen ze wel
op de keuring met een piepklein kar
retje. De boeren die erom heen ston
den gniffelden dan, want die wisten
wel dat de hond elke dag voor een
reusachtige kar met zakken kolen
moest lopen. Maar ook daar kwam
ik gauw achter. Toen ben ik ook de
wagens maar gaan keuren."
Mevrouw Rottier weet nog goed hoe
men in die tijd wel de letter van de
wet nakwam om een bekeuring te
voorkomen maar niet de geest. Zo
moest bij iedere hondekar een drink-
bakje aanwezig zijn. Dit was dan vaak
aan de wagen vastgespijkerd: het was
dus wel aanwezig, al werd het nooit
gebruikt. De ongelooflijkste dingen is
mevrouw Rottier langs de weg tegen-
fekomen, zoals een hond die gemuil-
orfd was met een ijzeren kachelpijp
en dieren die altijd onder de drup van
de petroleum liepen. Als ze niet langs
de weg zat, dan stond mevrouw Rot
tier wel op damesbeurzen of andere
tentoonstellingen in een stand om
haar ideeën uit te dragen en donateurs
te werven. Ook had zij altijd foto's bij
zich met de geraamten van een hond
en een paard. Aan de hand van de
Het fototoestel is een scherp wapen ge
worden in de strijd tege. de ketting
honden. Met zulke foto's wordt de pu
blieke opinie in het geweer geroepen.
bouw van de dieren probeerde zij dan
een ieder die het horen wilde aan te to
nen dat een hond geen trekdier is.
Door de ontwikkeling van de techniek
vooral de bakfiets ging de trekhond
vervangen en zeker ook door het
werk van de bond is het aantal trek
honden steeds verder gedaald en hun
lot verbeterd. Maar toch heeft me
vrouw Rottier met het stijgen der ja
ren niets van haar strijdkracht en open
hartigheid verloren. Bij de voorberei
ding van de nieuwe wet op de dieren
bescherming kwam zij nogal eens op
het ministerie.
„Jullie zitten hier nu wel op een
mooi kleed en met een flinke sigaar
in je hoofd" zei ze dan tegen de ver
blufte ambtenaren, ..maar weten jullie
eigenlijk wel hoeveel dierenleed er nog
geleden wordt. Gaan jullie er weieens
op uit?"
Het steeds geringer worden van
het aantal trekhonden is intussen
voor de bond geen aanleiding ge
weest het maar wat kalmer aan te
gaan doen: er werd geen ogenblik
vergeten dat men ook tegen ketting
honden was. Tot op dit ogenblik zjjn
er nog zo'n vijftigduizend, wat wel
licht betekent dat er voor de bond
nog tot zijn eeuwfeest werk aan de
winkel is. De organisatie laat niet af
de publieke opinie in het geweer te
roepen tegen wat zij een ernstige mis
stand vindt. Gezegd moet worden dat
de bond met zjn tijd is meegegaan:
het voornaamste wapen is het foto
toestel geworden. De acht inspec
teurs en de ene hoofdinspecteur
vrijwel allen gepensioneerde politie
mannen, die tactisch genoeg zijn be
vonden om de boer op te kunnen gaan
zonder nu direct te gaan vechten
wanneer ze een kettinghond zien zijn
allen met een degelijk apparaat uit
gerust. Door de fotograaf van hun
woonplaats zijn ze in opdracht van
het hoofdbestuur met de technische
details vertrouwd gemaakt en dan
gaat het er op af, het fototoestel in
de aanslag.
De plaatjes van de beklagenswaardi
ge honden, die hun leven slijten aan
een zware koeieketting, zomer en win
ter een schamel onderkomen hebben
en het moeten doen met een korst
brood en een aardappel geven (soms)
haarscherp aan hoe slecht de ketting
hond het nog heeft in Nederland. De
„beste" foto's die gemaakt worden
en daarvoor worden beslist andere
maatstaven aangelegd dan een fotojury
dit zou doen worden van tijd tot tijd
verzameld in kleine, handzame ge-
schriftjes, die links en rechts wor
den verstuurd. Daarin staat dan ook
bijvoorbeeld dat de inspecteurs in één
jaar meer dan vijftigduizend dienstki-
lometers hebben afgelegd en dat er in
die tijd 4300 kettinghonden werden be
vrijd. Er werden 6652 controles uit
gevoerd en 176 besprekingen gevoerd
met gemeenten en politie. De ketting
hond hoeft dus niet te wanhopen, er
wordt voor hem gewerkt. In zo'n boek
je wordt ook gesproken over „de slag
om de kettinghond". Geciteerd wordt
ook de uitspraak van iemand die zegt
gelezen te hebben dat er meer dan vijf
tigduizend kettinghonden zijn. „Dat'is
een stadion vol" zegt deze dierenvriend
met zijn bizar voorstellingsvermogen.
De foto's zun heel triest. Vanuit hun
gammel hok, dat soms bestaat uit een
stuk buis of een oud blik, kijken zij de
lezer achtereenvolgens zielig, beangst,
haatdragend of agressief aan. Soms al
le wolventanden ontbloot en dan denkt
men weieens dat de inspecteur vermoe
delijk blij was met een kettinghond te
doen te hebben. Een enkele keer is
men regelrecht sentimenteel. Dat kan
bijvoorbeeld gezegd worden van ene
N. van Duykeren, die een gedicht in
het boekje heeft gepubliceerd ov.er de
kettinghond, waarvan de eerste strofe
zegt:
'k Zag boerderijen, door bomen om-
geven;
eind loze verten, zo tint'lend van
leven.
Dan, en mijn blik werd door tra
nen verduisterd,
zag ik een hond, aan een ketting
gekluisterd.
Nu dus ook de dichters zich in de
strud geworpen hebben lijkt het pro
bleem van de kettinghonden nog slechts
een kwestie van tijd.
PIET VAN DER EIJK
Binnenkort zal dit straytbeeM verdwenen zyrt.