n
Bil het zilveren jubileum van een
ondergrondse vakschool in IJmburg
Door vakkundige opleiding
mijnwerker in aanzien
IS
de
OVS'er wordt
spelenderwijs
ondergronder
gestegen
Uil
Ti
rCt
De mens en zijn ziekte
TV-reclame zal
tegen reclame
bezwaren
vergroten
Principiële waardering sluit
critiek allerminst uit
AFSCHERMING
AFWACHTEN
AFSTAND
Naschrift van
dr. Veldkamp
ANTWOORD AAN DR. VELDKAMP IN „ECONOMIE'
V B
ZATERDAG 16 DECEMBER 1961
(Van een onzer redacteuren)
Het kind, dat leert lezen, be
gint met de eerste letter
van het alfabet, de A. De
mens, die overweegt welke maat
regelen er te nemen zijn tegen
de gevolgen van de ontploffingen
van kernwapens, komt ook bij die
eerste letter van het alfabet
terecht. Hij zal zich moeten laten
leiden door drie woorden, drie
begrippen. Afstand, Afscherming*
en Afwachten.
BÜ de opkomst van de mijnindustrie in Zuid-Limburg en ook nog geruime tijd daarna, was het
maatschappelijk aanzien van de mijnwerker niet bijster groot. Iemand, die nergens voor
deugde, kon, volgens de opvattingen van toen, nog altijd mijnwerker worden. In brede kring
werd elk personeelslid van de mijnen, of hij bovengronds dan wel ondergronds werkte, deni-
9r©rend „keulder" genoemd. Vooral de plattelandsbevolking keek de eerste mijnwerkers wat men
n°emt „met de nek" aan. Het „keuldersvak" was geen volwaardig beroep zoals thans, nu de
J^'jnwerker vrij algemeen gezien wordt als een gewaardeerd en goed betaaid vakman. Het
u'dige personeelstekort bij de mijnen doet aan deze appreciatie weinig af, want welk bedrijf
Karnpt tegenwoordig niet met een steeds toenemend gebrek aan arbeidskrachten? Tot deze ont
takeling hebben de ondergrondse vakscholen van de verschillende mijnen bijzonder veel bij
gedragen, ofschoon de sociale verheffing van het mijnwerkersberoep niet direkt op de voor-
Srorid heeft gestaan bij de oprichting van de eerste twee opleidingsinstituten voor aspirant-
mijnwerkers.
üppHMt
«ÉÉlINll®
2S~
SI
iiiimmiimmmimmummimmmmmmmimmimmimimmmmmimmmimmHiimmmm
De drie A's van de B.B.
"Ars als derde-jaars O.V.S.'er voel je je echt mijnwerker. Dan gaat de aspirant-mijnwerker ondergronds aan de slag!
Er is gevaar; er is gevaar voor een
kernontploffing. 0e mens, die zich voor
bereidt op het gevaar van een toekom
stige óorlog, moet zich die situatie in
denken. De eerste overweging moet
zUn afstand te scheppen tussen
zichzelf en de fall-out, de radioactieve
neerslag, ■'ant die neerslag is een over
al dreigend gevaar in een kernoorlog.
Tegen de directe gevolgen van een
kernontploffing in de onmiddellijke om-
geving kan men niets uitrichten. De
lichtflits van de ontploffing is een kwes
tie van een ogenblik, de hittestraling,
di. door slecht weer getemperd wordt,
veroorzaakt oinnen een seconde brand
en brandwonden van zeer ernstige aard
binnen enkele kilometers van het explo-
siepunt en de luchtdruk volgt direct
M»
ee^?tnieiding tot hun ontstaan vormde
heiri ;®n ,vooral de heersende werkloos-
liik blhk?e„ueriiger J'aren' zoals duïde'
cen kwal de historie van de thans
se vni-^.vleieuw bestaande ondergrond-
maat JS-hooi van de particuliere m(jn-
exni„uhaPp« -Laura en Vereeniging",
t,®"snte van de steenkolenmijnen
&Tin en te Ejjgelshoven.
;.,!n of meer bij wijze van werkver-
onaffing besloot de directie van de
i^eelingmijn „Laura" en „Julia" in
crisisjaar 1936 om een opleidings-
jpnool te openen voor werkloze jongeren.
r"hkeie jaren tevoren hadden de Staats
bonen ditzelfde gedaan.
De eerste leerlingen waren vrijwel
"■'sluitend kinderen van mijnwer-
*ers> maar het getal der „uitverko
renen" was te klein de Laura-
vakschool startte met vijfentwintig
aspirant-mijnwerkers om alle aan
hielde kandidaten tot de nieuwe op-
eiding toe te laten. De meeste afge-
gozenen, wier ouders tevergeefs ge-
tp i? -1 hadden om liun zoon geplaatst
de JSen op de mijn, bleef niets an-
ers over dan werk te zoeken bij
j'Jj Kruisvaarders van St. Jan", dié
«eaurende de crisisjaren werkkam-
onjVoor jeugdigen hadden ingericht
1 de Brunssumerheide.
8rDf. -^tart van de eerste ondergrond-
oD ^kschoien verliep succesvol. Niet
dat H ?atsfe plaats vanwege het feit,
ren "e leerlingen, bevreesd als zij wa
rnet Ju van school gestuurd te worden
ijver dare gevolgen van dien, veel
en werklust aan den dag legden.
Het principe van de O.V.S.„Spelend leren.'
In praktisch opzicht was hun opleiding
gericht op hun toekomstig werk in de
mijn, aangezien zij het grootste gedeelte
van de praktijkuren (dertig uur per
week) doorbrachten aan de leesband,
waar zij niet meer leerden dan het
O.V.S.'er van vandaag, mijnwerker van morgen.
verschil tussen kolen en stenen. Voor
het echte vakwerk het werk in de
zgn. leermijn onder leiding van een
ervaren ondergrondse mijnwerker, mijn-
vader" genaamd waren slechts zes
uren per week gereserveerd en voor
het theoretisch gedeelte (lessen in vak
ken als mijnbouwkunde, rekenen, lezen
Nederlandse taal, godsdienst en gvm-
nastiek) achttien uur.
De feilen, welke aan deze tweejarige
leesband-opleiding voor jongens van 16
tot 18 jaar kleefden, met name ten
aanzien van de praktische vorming van
de aspirant-mijnwerkers, openbaarden
zich vrij spoedig en maakten een al
gehele reorganisatie van de onder
grondse vakscholen noodzakelijk.
Tengevolge van de oorlog kon deze
reorganisatie pas na de bevrijding wor
den gerealiseerd. Op verzoek van de
directies van de gezamenlijke mijnen
ontwierp de Nijmeegse hoogleraar prof.
Kutten in 1947 een nieuw opleidings-
systeem, dat gekenmerkt wordt door
het principe: „spelend leren" en „ge
leidelijkheid".
Derhalve geen tweejarige opleiding
meer, maar een driejarige cursus voor
jongens van 14 tot ruim 17 jaar.
Om de overgang van de lagere
school naar het mijnbedrijf te ver
gemakkelijken is het eerste jaar echt
bedoeld als een overbruggingsperiode,
welke de leerlingen letterlijk en figuur
lijk in staat stelt om de nieuwe si
tuatie te verkennen. Zij komen nog
niet in direct contact met het echte
mijnbedrijf, maar krijgen twaalf uur
per week in> een speciale jeugdwerk
plaats praktische lessen in handvaar
digheid. De overige uren van de vijf
daagse werkweek zijn gereserveerd
voor algemeen vormend onderwijs,
voor sport en voor troepwerk, dat
zuiver gebaseerd is op het verken-
norssysteem. Elke dag begint en ein
digt derhalve resp. met het hijsen
en strijken van de vlag en het jaar
van „spelend leren" wordt besloten
met een attractieve kampweek in het
buitencentrum Vaalsbroek.
Gedurende het tweede jaar worden
theorie-lessen geleidelijkaan iets in-
'■kort en de praktijklessen, niet meer
utsluitend in de jeugdwerkplaats,
naar ook op bepaalde werkpunten van
het bovengrondse mijnbedrijf iets lan
ger.
Noch in het eerste, noch in het twee
de jaar voelt de O.V.S.'er zich aspirant-
mijnwerker. pas ;n jjet derde jaar
gaat hp, ook weer geleidelijkaan,
steeds meer beseffen, dat zijn opleiding
gericht is op het mijnwerkersvak. De
derde-jaars knjgen namelijk praktische
lessen m het ondergronds mijnbedrijf.
Hun eerste ondergrondse „schicht" is
een ware gebeurtenis. Niet zonder
trots nemen zp hun „pungel" (de vol
ledige mpnwerkersuitrusting, bestaan
de uit een stevige broek en jas, helm,
stalen schoenen en mijnlamp) in ont
vangst. Het aantal ondergrondse dien
sten stpgt per trimester. Het laatste
trimester maken zij vier „schichten"
per week.
Van vier naar vijf ondergrondse dien
sten (de normale werkweek van elke
mijnwerker) is tenslotte maar één stap
meer.
?P24er sohpkkende overgang is de
er mijnwerker geworden, nog
wel met meteen wat men noemt een
volleerd ondergronder, maar toch reeds
postsleper, met een salaris, dat 85 pet.
bedraagt van het loon van de „hou
wer", de vakman met ervaring.
Helemaal geruisloos verloopt deze
overgang nu ook weer -niet, want de
afgestudeerde O.V.S.'er wacht aan het
einde van zijn driejarige opleiding een
even plechtige diploma-uitreiking als
aan elke andere schooi, alleen het pre-
dicaat „cum laude" is er niet bij
alle O.V.S.'ers krijgen een zelfde ge
tuigschrift maar daar staat als com
pensatie tegenover, dat. ..zittenblijven"
er op de ö.V.S. ook niet bij is.
De voltooide opleiding maakt de
O.V.S.'er de verdere weg naar de goed
betaalde functie van houwer erg ge
makkelijk volgens ervaren mijnwer
kers, zie je meteen wie de O.V.S ge
volgd heeft en wie niet en geeft
hem zelfs de kans om nog verder op
te klimmen. Niet weinig gediplomeer
de O.V.S.'ers hebben htet zelfs gepres
teerd om zonder veel moeite de mijn-
school (opleidingsinstituut voor opzich
ters) te doorlopen.
De gezamenlijke ondergrondse vak
scholen zijn in de '°°P der jaren uitge
groeid tot belangrijke opleidingsinsti
tuten voor toekomstige arbeiders. Met
een leerlingenaantal van rond 1700
O.V.S.'ers, niet meer, zoals vroeger,
uitsluitend gerecruteerd uit mijnwer
kersgezinnen, leveren zij het bewijs,
dat de belangstelling bij de Limburgse
jeugd voor het mijnwerkersberoep voor
goed is gewekt. Een conclusie, welke
een van de pioniers van het O.V.S.-
onderwijs in Limburg, de heer Th. Nie-
velstein, chef opleidingen van Laura
en Vereeniging", stellig Veel genoegen
zal doen, temeer nu hij dezer dagen te-
daarna en duurt omstreeks een minuut.
De werking daarvan is het megst be
langrijke effect van de ontploffing.
De lichtflits kan tijdelijke verblin
ding geven, de hittestraling maakt
zeker dodelijke slachtoffers, maar de
luchtdruk heeft het meest verwoesten
de effect. Binnen achthonderd meter
van het explosiepunt wordt alles to
taal verwoest, tot zestienhonderd me
ter is de schade zwaar en veelal on
herstelbaar en tot op drie kilometer
wordt lichte schade aangericht. De
meeste slachtoffers zullen vallen als
gevolg van deze luchtdruk en zijn uit.
werking. Men heeft dit alies kunnen
vaststellen na de ontploffingen van de
atoombommen boven de Japanse ste
den Hiroshima en Nagasaki.
Een belangrijke overweging is, dat de
overlevingskansen voor hen, die buiten
de zone van totale verwoesting een
kernontplolïing ondergaan, niet minder
zijn dan de kansen, die men heeft bij
aanvallen met conventionele wapens,
mits men de gevaren onderkent en de
nodige beschermingsmaatregelen treft.
Het stralingsgevaar is in feite voor ons
onbekend en mede daarom sterk ge
vreesd, maar het zal minder slachtof
fers eisen dan bijvoorbeeld de lucht
druk als men de dreiging kent en zich
wapent.
Het wordt niet mogelijk geacht te be
reiken, dat men in het geheel niet dooi
straling getroffen wordt. Maar met al
le mogelijke middelen moet men dan
toch proberen de straling terug te bren
gen tot een ongevaarlijk peil. Zoals ook
in de toelichting op de bekende wenken
van de Bescherming Bevolking wordt
gezegd, is men wat de afstand tot de
straling betreft het veiligst ergens mid
den in huis, zo ver mogelijk van alle
buitenmuren af. Bij eengezinswoningen,
etage- en flatwoningen tot op drie of vier
lagen, is men het veiligst als men zich
zo laag mogelijk bevindt, dat wil dus
zeggen in de kelder, in een souterrain
bekend bij vele naoorlogse drie- en
vieriagenflats of gelijkvloers. Bij to
renflats zit men veiliger in de hoogte,
mits op enige afstand van het dak.
Een verder aspect van de A van af
stand is de noodzakelijkheid om liet ra
dioactieve stof buitenshuis te houden.
Het huis gesloten houden, kieren dicht-
plakken met plakband of dichtstoppen
met groene zeep. Breken er ruiten dan
is het zaak de ontstane gaten te
dichten of zich anders zover mogelijk
van dit vertrek terug te trekken.
Van belang is verder de afscher
ming, de tweede A dus. Afscherming
is allereerst van belang als bescher
ming tegen de hittestraling. De hitte
straling als gevolg van een kernont
ploffing kan toch op enige kilometers
afstand licht ontbrandbare materia
len door ruiten heen in brand steken.
Het witkalken van de ruiten is een
uitstekend middel tegen deze hitte
straling. Witgekalkte ruiten zullen in
oorlogsomstandigheden niemand ver
bazen. zoals ook in de afgelopen oor
log niemand zich verbaasde over de
met bruin plakband in hokjes ver
deelde ruiten tegen scherfgevaar.
Een degelijker afscherming nog vor
men witgeverfde schotten van hout of
hardboard. Deze zullen de plaats in
kunnen nemen van gebroken ruiten.
Het kan van belang zijn voor vitale
punten dergelijke schotten te vervaar
digen. Veel ruimte in onze (kleine)
huizen nemen dergelijke schotten on
der normale omstandigheden niet in en
in tijd van gevaar kan men er zeer
veel nut van hebben. Jalouzieën en rol
gordijnen hebben geen nut tegen scher
ven en houden als de ruiten gebroken
zijn, ook geen radioactief stof tegen.
Zo is het belangrijk in
huis een plaats te
zoeken die voldoen
de bescherming
biedt tegen de stra
ling. Ook is het nut
tig bij deuren van
keuken en hal een
.sluis'van zandzak
ken temaken.
De tweede A is die voor AFSCHERMING
Straling wordt vooral door zware
materialen geabsorbeerd, dus hoe
zwaarder de afscherminq des te beter
utmeumnm
Daar de straling na verloop van tijd
geleidelijk afneemt tot een onschade
lijk niveau, ishet wachten hierop von
het grootste belang. Na 49 uur zal bij
voorbeeld een aanvankelijke Intensiteit
reeds tot 17. daarvan zijn gedaald.
I uur na
ex d! os ie
1007.
J De derde A is die voor AFWACHTEN. Is het
fall-out alarm gegeven, dan ishet noodzakelijk
voorlopig inde schuilplaats te blijven.
De beschermende maatregelen
tegen fall-out gevaar kunnen
in een formule worden onder-
gebracht^welke bekend staat
aIs„3xA".
De eerste van deze A's is
die van AFSTAND. Daar
de stralingsintensiteit op
grotere afstand van de
bron steeds minder wordt
is het van het grootste be
lang zover mogelijk van dé
stroiingsbron te blijven.
Houdt men
de fa?f-out
notuitde
buurt dan
krijgt men
KX)7. Stra-
KJÖV
men hoar
op4m dan
Ig'V. slechts 67?o
4 m V\opÖm507.'
-67 7.
8 m
Y 507. 1
7 uur na
9 uur na
explosie
explosie
zijn, dus
De tierde A betreft het afwachten.
Dit afwachten dient men te doen in
de schuilplaats, die men inricht, want
deze plaats is het meest geëigend om
te wachten, totdat de straling in be
langrijke mate is afgenomen. Twee da
gen dient men in ieder geval in de
schuilplaats te blijven. Daarna zal
men zich in hnis kunnen begeven.
Naar buiten gaan moet men evenwel
uitstellen tot er aanwijzingen komen
van buiten. De schuilplaats is tenslotte
een uiterst belangrijke aangelegenheid,
waarop wij in een volgend artikel ho
pen terug te komen.
Verdere afschermingsmaatregelen
zoals bijvoorbeeld het maken van slui
zen van zandzakken, is zeker voor
stadsbewoners een uiterst moeilijke
zaak.
Wil de geneeskunde niet vastlopen
in de overwegend technisch we
tenschappelijke benadering van
de mens als „hoger" zoogdier,
dan moeten de artsen bij voorkeur
van meet af aan luisteren naar de
beschouwingen van figuren als Arthur
Jores. Niet omdat deze roepende een
lingen de wijsheid in pacht hebben,
maar wel omdat zij de menselijke as
pecten onthullen welke in de weten
schappelijk geëvolueerde geneeskunde
op de achtergrond zijn geraakt. Jores
bouwt zijn medische anthropologic
neergelegd in het boek „De mens en
ziekte". (Erven J. Bijleveld, Utrecht,
1961, 178 blz.) op een ziektebegrip,
waarin de belemmeringen tot zelfont
plooiing zijn verdisconteerd. Wat dit be
treft liet hij zich beïnvloeden door Von
VVeiszacker en Von Gebsattel terwijl hij
overigens nota bene als internist
rekening houdt met de verworvenheden
uit dieptepsychologisch onderzoek. Al
leen al zijn omschrijving van het be
grip „specifiek menselijke ziekten" ver
wijdert hem van de louter biologische
zienswijze en impliceert existentiële
waarden. In het onderzoek van zijn pa
tiënten betrekt Jores psychosociale de
terminanten en in zijn behandeling
speelt psychotherapie een belangrijke
rol.
J. J. C. MARLET, zenuwarts
De jonge mijnwerker diep onder de
grond aan het werk.
gelijk met het bestaansjubi-
Ieum van „zijn" O.V.S.na een pracht
staat van bijna vijttig jaar, afscheid
heeft genomen van de mijnindustrie.
COR BERTRAND
iiiiiiiiiiiiimuiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiijiiiiiiiiiiinjiiiiiM
Haar vreemdeling, door Elisabeth
Zernike (Querido-Amsterdam).
Een nieuwe roman, die gaat over Lu-
cienne, een Francaise van de Dordog-
ne. Zij trouwt met. een Nederlander en
volgt deze naar zijn land. Door de oor
log komt het tot teen scheiding: Lucien-
ne gaat terug naar Frankrijk, maar
komt opnieuw naar Nederland, waar
zij tenslotte toch de mogelijkheid vindt
om in berusting verder te leven. De
vorige roman van de schrijfster was:
„Het harde paradijs".
Onder de titel „Fundamenteel" heb
ben drs. A. J. J. van der Made, direc
teur van de KRO en drs. A. Oostindie,
algemeen secretaris van de Federatie
van omroepverenigingen, in het okto
bernummer van het maandblad „Eco
nomie", dat onder redactie van een
aantal hoogleraren van de Katholieke
Economische Hogeschool in Tilburg ver
schijnt, een beschouwing gepubliceerd,
waarin zij critiek' leveren op een eerder
ïn Keaoom,l tijdschrift verschenen arti-
.1 „Economisch beleid en reclametele
visie" van de toenmalige staatssecre
taris dr. G. M. J. Veldkamp.
In het bedoeld artikel heeft deze zich
beziggehouden met het karakter van
de reclame in ons maatschappelijk be
stel en de wijze, waarop men vanuit
het economisch beleid dit verschijnsel
moet tegemoettreden. De redenering
van dr. Veldkamp op dit punt laat zich,
volgens de heren Oostindie en Van der
Made, als volgt samenvatten: In ouze
West-Europese samenleving vormt de
economie met de cultuur een eenheid
en „vanuit die gedachtengang gaat het
niet aan om het te doen voorkomen,
alsof nu opeens in 1961 de reclame als
iets wezensvreemds en als iets schade
lijks zijn intrede zou doen in ons cultu
reel maatschappelijk bestel".
De beide schrijvers zijn van me
ning dat hier ten onrechte de indruk
wordt gewekt, alsof de meerderheid
van de tegenstanders van de invoe
ring van commerciële televisie een
negatief oordeel over de reclame op
zich zou huldigen. Het tegendeel is
echter volgens hen waar. hetgeen in
tussen niet zeggen wil. dat een po
sitieve waardering voor de reclame
kritiek op de wijze, waarop zij haar
taak vervult, zou uitsluiten. De ethiek
immers legt de economie haar nor
men op en van deze steeds evolu
erende normen zal het afhangen,
in hoeverre de reclame in het geheel
een plaats zal kunnen behouden.
Maar zelfs al aanvaardt men het eco
nomische welvaartsideaal en daarmee
het economische systeem als een gege
ven en al onderschrijft men de gedachte,
dat economische en cultuur-gemeen
schap „onderling verstrengeld" zijn,
dan nog is critiek op de reclame ge
rechtvaardigd.
In dit verband wijzen de beide schrij
vers er op, dat de reclame de goede
werking van het gekozen economische
systeem kan verstoren of belemmeren
en dat reclame op etische gronden, in
bepaalde gevallen, onaanvaardbaar
wordt.
Wat het eerste punt betreft vragen
de schrijvers, die verwijzen naar de be
schouwingen van dr. Heertje in ESB
en in reclametjjdschriften, waarin hij
nog zeer recent' op deze problemen at
tendeerde, of er in feite niet te veel geld
aan reclame werdt uitgegeven, ook van
het standpunt van het bedrijfsleven uit.
„Wanneer in de Nota Reclametelevisie",
aldus hun artikel in „Economie", „het
belang van de reclame aan de hand van
de omvang daarvan wordt aangetoond
en wanneer dan blijkt, dat reeds nu
500 miljoen gulden ofwei 1,25 procent
van het nationaal inkomen aan de re
clame wordt uitgegeven, dan menen
wij, dat zulks zeker niet zonder meer
gerechtvaardigd is. Integendeel, dan
doet de vraag, in hoeverre dit bedrag
„wel nodig is om dQ gewenste catalogi
serende werking van de reclame" (Bar-
tels) te verkrijgen, zich in verscherpte
mate voelen".
Als economisch argument voor de
invoering van televisiereclame, speciaal
voor Nederland, heeft dr. Veldkamp
aangevoerd, dat het Nederlandse be
drijfsleven in eigen land dezelfde posi
tie moet hebben als Engeland, Duits
land en Italië op hun thuismarkt. De
beide schrijvers bestrijden dit, niet al
leen omdat hier wordt gesuggereerd,
dat men in het buitenland over het al
gemeen al ver gevorderd zou zijn met
de doorvoering van televisiereclame,
hoewel in feite op het vasteland van
Europa de mogelijkheden ïl dit opzicht
nog zeer beperkt zijn, maar vooral, om
dat hier een geïsoleerdheid wordt ge
suggereerd, welke in feite niet bestaat.
Ten aanzien van de economische
betekenis van de reclame menen de
schrijvers tenslotte te mogen conclu
deren, dat waardering daarvoor in het
algemeen passend moge zijn, maar dat
er vele redenen zijn om critiek te uiten
op de feitelijke functionering van deze
kracht zowel in bedrijfseconomisch als
in sociaal-economisch opzicht. Zij me
nen dan ook te mogen betwijfelen, of
de invoering van televisiereclame in het
algemeen en voor Nederland in het
bijzonder, gewenst is.
Er zijn bij een gegeven inhoud van
het welvaartsideaal. dat in de maat
schappij wordt gesteld, echter ook eti-
opzicht niet kan beroepen op het feit,
dat het in Nederland nog wel mee zou
vallen, want ook hier wordt op dit ge
bied het experimentele stadium geleide
lijk aan overschreden en televisierecla
me lijkt hun in dit opzicht zeer gevaar
lijk.
Daarnaast hebben zp critiek op de
wijze, waarop de reclame de consument
tracht te bereiken, zoals bijvoorbeeld
de reclame in do lucht, die critiek on
dervindt van hen. die met de recreatie
hebben te maken. Zij kunnen de recla
me zinvol plaatsen in een maatschap
pij, waarin de vrijheid van het individu
hoog wordt gewaardeerd, maar het gaat
hier evenzeer om de vrijheid van de
consument, namelijk de vrijheid om zich
aan de invloed van de reclame te ont
trekken. Vernieuwde bezinning op de
grenzen van de toelaatbaarheid van de
reclame achten zij daarom dringend
noodzakelijk.
Tenslotte formuleren de heren Oost
indie en Van der'Made hun conclusies
als volgt: De inhoud van ons welvaarts
ideaal bepaalt de keuze van het eco
nomische systeem; ook wanneer wij ech
ter deze beide doel en middel aan
vaarden, dan is critiek op de reclame
(waarvoor men overigens in principe
waardering kan hebben) geenszins uit
gesloten. De reclame vervult èn bedrijfs
economisch èn sociaal-economisch haar
functie allerminst optimaal. Televisie
reclame zal de bezwaren slechts ver
groten en heeft voor Nederland in het
bijzonder enkele ongunstige economische
gevolgen. Reclame dient echter door de
-- - -- --- wijze, waarop zij haar taak vervult, ook
v«iw6sp^..en ln dit vanuit etisch standpunt, critiek te ver-
opzicht voelen de beide schrijvers zich duren: haar middelen zijn niet steeds
minimi
zeer teleurgesteld door het artikel van
dr. Veldkamp, die geen enkele poging
doet om bijvoorbeeld het begrip „mis
leidende" reclame aan een beschouwing
te onderwerpen. Wel wordt gezegd, dat
deze misleidende reclame moet worden
voorkomen, maar in de Nota Reclame
televisie wordt reeds bij voorbaat ge
steld, dat er op dit punt geen moeilijk
heden zijn te verwachten, omdat mis
leidende televisie zichzelf wel zou straf
fen. Toch menen de beide opponenten
van dr. Veldkamp, dat hier een cen
traal probleem ligt, want misleidende
reclame wordt meer en meer een we
zenskenmerk van normale reclame. Im
mers, de productie-methoden per be
drijfstak worden meer en meer uniform,
waardoor de voordeiep van het ene pro
duct boven het andere steeds geringer
worden. De verkoop-stimulansen moeten
daarom op ander gebied worden ge
zocht en het is volgens hen daar dat
een subtielere versie van misleiding
haar intrede doet. Niet het product
wordt geadverteerd maar, uitgaande
van de psychische structuur van de po
tentiële koper, wordt een sfeer rond
het aangeboden product gecreëerd, wel
ke met die psychische structuur dient
te harmoniëren om op deze wijze de
koop te forceren. Het komt de schrrj,
vers voor, dat dr. Vel"
llilllllllllllllllllllllllllllll
aanvaardbaar en de grenzen van het
den'6 benut, worden overschre-
ln een naschrift merkt dr. Veldkamn
op dat hp geenszins de mening is toe
gedaan, dat critiek op de reclame altijd
ten onrechte zou zpn. Men moet echter
oppassen voor een te pessimistische be
schouwingswijze. De Nota Reclametele
visie bevat volgens hem een aantal
waarborgen, die het mogelijk zullen ma
ken ongewenste ontwikkelingen te ver-
mpden. Verder zai het de taak van het
bedrijfsleven zpn om van het nieuwe
medium een passend gebruik te ma
ken, zoals men zp het na veel vallen
en opstaan, ook de juiste Dronortbs
vonden bp het benuttT van
de andere reclamemedia, die ook een*
kM'meifnfftf i^n -S6weest- reclame
"f®" los zien van de dynamiek
an net economische leven Vriïwel
Dh°nieuwe in onz® maatschap-
pp L„, e Producten gelanceerd, wasr.
laatst^ nfa^tmeïflële succes met in de
V*» *■-
weinig geïsoleerd zijn van externe in-
vioeden, ons niet kunnen veroorloven
Qnz® productie- ?n afzetmetSjoden
■r-te blijven bij het buitenland".