Legergroen, kleur Ja en nee van de (wan)hoop dienst Teg in en v Blaar je neemt er toch wat van mee 3 mis Het knoeikaboutertje E SRiPiiliP® lliilll S MIDWINTERBLAZEN SPIJKERSCHRIFT I Vreemd GENOEG Stille Nacht, Heilige Nacht Hr Iwf Bï K- -TH <n «TT fit K- KT "ïT K- *s- H cï n «TTfn K- r<)f T<- «tt m W ïrKrm -< m-M \«ïl w Ï«KÏ K- a <KK-<ït t<m HHf a ?r tt pM m ff <K K- Tt <i? fi v <K «TT m -< fT Tt T<- a V ÏT -TiT »TtT V cM fT- £T -M v ru <T <1T t< <n m DE POPPENKAPSALON VB ZATERDAG 16 DECEMBER 19öl i tii' Elk jaar worden er in Ne derland ongeveer vijfen vijftigduizend mensen voor de vervulling van hun dienstplicht onder de wape nen geroepen. Voor vrijwel allemaal komt dat heel slecht uit en hun gebrek aan geest drift is dan ook volkomen be- grijpelijk. Op zijn best zien ze het als een noodzakelijk kwaad. Heel dikwijls echter betwijfelen ze sterk de zin er van. Dit staat te lezen in de Zwarte Beertjes-pocket „Dienst", een reportage over de Nederlandse Strijdkrach ten door Rogier van Aerde met meer dan honderd foto's van Simon Keesman. (Hier worden enige van zijn foto's overgenomen.) Maar wat zeggen nu die vijfenvijftigdiiizend jongens die jaarlijks afzwaaien ach teraf? Hebben ze er voor zichzelf wat aan gehad? Zijn ze, ondanks de tijd die ze hebben verloren bij hun stu die en hun werk, toch nog dankbaar dat ze dit hebben meegemaakt? Voor degenen die er nog aan moeten gelo ven, is dat ook belangrijk om te weten, In „Zeg maar jij zijn twee ex-dienstplichtigen aan het woord van wie de een meent „ja" en de ander „nee". op een of andere dianier iiiiiiuiii!iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii"iiimiiii,l|i"",iiiiii'iiiiiiiiill|ll„|„|ii„iill|,l|i„i,„i O SPIOKERSCMRIFTy HP i „Niet weel kans om te pitten." J an grootmajoor tot groot moeder, ze zeggen het allemaal: ia dienst Pm.* Wordt je een vent, een aan*0 'ikheid. Je leert jezelt ^Passen, je krijgt contact think a"dere mensen, sympa- goed cn antipathiek. Dat is Warrit001 verdere leven, je "t Pr r f'tl cf-n If* oorrlne *rr*l Wass, er een stuk eerder vol- ipe-lf11.. door. Het zal wel niet tijd jal'en, maar beschonw die Öe maar ais een ontgroening. VrP„l?ïaai:scbappij wacht niet ^egtr?* .°P i® terugkeer. Ze de het allemaal: zjj die '•en ikheid niet willen held z'i- die de werkelijk- daj hebben gezien, om- r0k nooit 's konings wapen- bien hben gedragen. Zo ko- zes i; '®der jaar jongens van "en ri ngen onder de wape- ka,'djaergiek betreden zij het erp^ "terre!n- Ze zjjn op het e voorbereid. eetl Peloton exerceren. De tnept,Pe'pton excerceren. De 'achi'e knapen schieten in de Va* j b'j het aanschouwen chee* Perfect lopende mar- roe*f"machine. Plotseling kebh?n ?en „M" dat ze gehad tn*. ®h. Het viol nllsmnal hnst thee"!"- Het viel allemaal best Ja 0r- vf>0r2eher. Vraag ze eens, stuk s'lerna i of ze het werkelijk "er. v3 20 fÜn gevonden heb- Zou'rtu„aag ze eens of ze terug aan k ^'"len; van voren af 6ehs. 8mnen- Toe> vraag het "laatspiph terug in de burgér- 0ver h„apP'j n°£ onwennig .CJ. L AJIAVt b&har,^eï *e't dat zi) als mens Worn dr' On deh ield worden. Dat ze weer P ^d aangesproken met u. "Uder°e duur bemerken de te - J* met zelden tot hun gro- "u e„"ri.k dat hun jongen die .Vow0 kerel is geworden, een s Bmi n vent, aan de drank een a*jgen' iedere week met "otnt der vriendinnetje thuis- "aar ,of zondags niet meer dat h kerk gaat. Zij zien "lee- jh iongen dezelfde niet VM ls- Hö voelt zich gefrus- Illi begrijpend knikken nu """iiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiini JEUGD noemt zich een du P heo-nazistische,nozems, ha,-,in, beieren vrij veel aan- viu 8 heeft, en de laatste tijd doj0r'h de vrijlating ran Eu- Sschrjften verspreidt, di Eer Hess oorlqgsmisda- Hjg~* m de Spandau-gevange- gevraagd wordt. n^HERïTHE MORèRE een WonileJ,lzest'Siarige alleen- is t, weduwe in Parijs, Vb*- ce uur lang door ro- liedLVan de O.A.S. (dan wel var, 5: die zich voor leden bedr°-IeJorg3nisatie uitgeven) vro„f'gd niet messen. De hutie* m°est haar „contri- vanv ..."talen, weigerde aan- "leivfrjk, gelijk de bekende Zoiirjf b. Bardot (zij het Eevoei er Publiciteit aan te "Ui- i maar gaf na twee dre.' ifhg met de dood be- Tijgersluipgang onder kogelregen. •l/lfllU '"uuv| 1,l/6c o ter Ai» staan i-, Tiak- De beelden teur j Dan barst de instruc- kraehn bezigt een serie zich rmen, waarvoor men ten mm-de meest vrijgevoch- Onw?'ul.leus nog zou schamen, gelb.ï^mg kjjken de nieuw-aan- het'menen elkaar aan. Dit is voor- a Het wordt hun groen is oL~e °gen. Alles wat ze zien vau h1- ^aar dat is de.Meur HEktaS.. hoop, denken zij. die want de kleur, is .-h menen te onderscheiden groei n.grofn- maar leKer" Saan i dat zal voor hen E betekenen: wanhoop, dant -!,ater zeSt de eomman- jullin "tk.ben de vader van is en die meneer daar, dat Hu Pe sergeant-van-de-week. gendo jullie moeder". De vol- Cön 0 dag krijgen ze er nog VVanr -le hij: het geweer, een i*z? ze£f die grapjas van is ai .tructeur: „Het wapen je. i? J0 meisje. Het hoort bjj be(j 3 neemt het mee naar een' ,,e man praat alsof hij ovnr l.etje imbecielen tegen- hij h* j heeft. Sterker r,og: is ho+n v t .er ook naar. Het reek* hegin van een hele gea*+ "grapjes" die deze ser- is 't J10? in petto heeft. Het die L £ln van alle ellende, de in* m alle hevigheid over de rioSens wordt uitgestort als afzwmf! aauhreekt waarop zij in do v, n staan zj) weer Zoekend burgermaatschappij: kend *ao naar een baan, zoe- ganest^?ir 0011 beschaafde om- ■heisfe zoekend naar het dienntiid rvan zij in de raakt^vervreemd zjjn ge- HolKK- H-Ok hoe ze thuiskomen, do uitbundig hun vreug- over het klein-verlof „denk erom je kunt ieder ""nent worden teruggeroe- 2;,hkenbaar makend. Ze Jn verrukt. Niet meer te- ureip-j a U1C1, uuuu haa* ,e z'ih te kennen waar - ,®r geld verbt t- Np i.ooo huTt- ,e, d verborgen was. De krep 1.000. De vrouw en een „schuldbekentenis,. een scock. de wijze mannen: Laat maar, dat gaat er wel weer af. Dat is gewoon de reactie. Komt best goed. Maar de jongen zit op zijn kamertje en deqkt te rug. Denkt terug aan die in derdaad heerlijke „lol" die ze gehad hebben. Hij moet daar wel aan denken, bij gebrek aan een alternatief. Is hij eer lijk dan zal hij moeten toege ven dat er 18 of 21 maanden van pure ellende achter hem liggen. En hij ziet weer voor zich de parate „hap", moe van het niets doen en lusteloos bij de gedachte ook niets te hoe ven doen, langzaam wegrottend op het muffe stro- matras, nauwelijks meer in staat het „Nog 194 dagen" door te kras sen en te vervangen door „193". Langer dan een jaar heeft hij de nivellerende in vloed ingezogen, die er uitgaat van jonge mannen die maan den en maanden in een grauwe soldatenkamer moeten wach ten op hun verlossing, die in een steeds grover wordende mannensamenleving bijna on bereikbaar lijkt. Z;j wachten op de vijand die er niet is. Zij vormen de defensie, Zij moe ten het land verdedigen, maar waartegen weet niemand. Zy krijgen maanden de tijd om na te denken waarvoor zij bier uit verveling pornografi sche romannetjes zitten te le zen cn het 's avonds tijdens de avondpermissie „op een zuipen zetten". Zij begin nen heel duideiyk te beseffen dat het doel waarom zij hier tezamen zijn. op zijn zachtst gezegd bijzonder onduidelijk is. Maar tenslotte kun je daar niet telkens weer aan denken. En dus gaan ze het hebben overJa waarover zouden ze het hebben. Inderdaad over vrouwen. Over de dames van de officieren, de echtgenoten van de onder-officieren en de meisjes van hun dienstplichti ge collega's. Als zij daarover uitgeproken zijn (aangenomen dat dit mogelijk is) dan zwij gen zü en wachten. Wachten op Godot. Maar wie heeft er nu van Godot gehoord. Als je nou nog zegt Bardot. Allii. Maar kom niet met die gekke namen aandragen. De jongen is afgezwaaid. Hij zit in zijn kamertje en denkt aan het weekend dat hij na vier weken geconsig neerd te hebben gezeten eindelijk naar huis zou mo gen. Het ging niet door, want hij had toen een week ver zwaard arrest gekregen om dat hij moest lachen om die sergeant die hysterisch brul lend, en met moordlust in de ogen in dolle ren en met opge stoken bajonet zich op een strooien pop had geworpen. „Kom aan, lummels. Daar is de vijand. Vooruit Jansen, steek maar, steek maar. Het is je moeder niet." De hele „ouwe hap" had zich rot gelachen. Maar de sergeant was woedend ge worden, en had uitgerekend hem eruit gepikt. Hjj poogde zich nog te verweren „...Maar sergeant ik dacht dat..." ...Jij hebt niets te denken. In dienst wordt voor je gedacht. Ga je maar melden bij de C.C. Het weekend-daarop zat hij natuur lijk weer geconsigneerd en de volgende zaterdag moest hij wachtiopep. Acht weken moest h\j in totaal binnen zitten. De laatste cent van zijn. soldij had hij toen aan drank uitgegeven. Nee, denkt de jongen, Het was niet fijn in dienst. Het per soonlijk belang moet in het le ger altijd wijken voor het be lang, van de grote groep. Dat is een noodzakelijk kwaad. Maar een kwaad is het. Van persoonlijk contact met de meerdere is in de meeste ge vallen geen sprake. Je kunt spreken met de Aal(s)moeze- nler en de Veldprediker. Ze ztin heel erg aardig, maar het zijn nu juist niet de mensen die het voor het zeggen heb ben. En zo ben je overgele verd aan de leeuwen. Er wordt nauwelijks of geen rekening ge houden met mensen die een iets gedifferentieerder gevoels leven bezitten. Als je het „waarom" vraagt van een be paalde maatregel dan krijg je te horen: Ten eerste omdat het in het Handboek Soldaat staat, ten tweede omdat ik het zeg en ten derde omdat het zo is. Af met je vette nek. Nee het was niet zo fijn in dienst. En ineens moet hij den ken aan die televisieuitzen ding. De verveling had haar hoogtepunt bereikt. Hij ging die avond naar de televisie kijken en zag tot zijn verba zing een voorlichtingspro gramma over de landmacht. Hij zag jongens met stralen de errgelengeziehten die recht streeks de eeuwige zaligheid schenen binnen te stappen de duimen fier omhoog (het is zó in het leger), hij zag tanks en kanonnen keurig gepoetst, en een dienstplichtig sergeant met een prodent-glimlach op de lippen die vertelde dat je zo'n „lol" kunt hebben in het leger. Lol bij gebrek aan wer kelijke levensvreugde. Hij hoort de nog immer lachende sergeant vertellen dat de ka meraadschap zo voortreffelijk is in dienst. Er rollen keurige, verblindende tanks voorbij Onder juichkreten storten de militairen zich in de modder. Stilletjes is hij toen het mili tair tehuis uitgeslepen. Hoeveel jongens zullen straks het kazerne-terrein be treden en geen prodent-glim lach zien, geen keurig gepoet ste kanonnen g°en v"! md'dij !-* o1'": "p d'" «'"h minzaam met de soldaten onderhouden. Zij zullen de teleurstelling van hun leven ervaren. Dat is be langrijk die ervaring, zeggen de wijze heren met nadruk. Dat is heel belangrijk. Zij zul len glimmend van genoegen •zien hoe zoonlief straks terug keert en natuuriyk zegt: En gelachen dat we hebben. Ge lachen tot de tranen je In de ogen sprongen. Keiharde knapen." 4k> Nog echt verklede burgers." De dienst biedt een kast vol ellende, vanaf de dag van opkomst tot en met het afzwaat-feesb je, waarbq je altyd nog de kans loopt voor het een en ander gepakt te worden, zo dat jo in de cel zit terwijl de afzwaaiers met de plunjezak huiswaarts gaan. Die eerste weken, waarin je in een vreemde, blaffende, met straf dreigende wereld verzeild ge raakt bent, zijn misschien nog het ergst. Het is trouwens ook een grote stap van je vertrouwde huis naar die kale kazerne raet zijn massaliteit en zijn dwang. En eigenlijk blijft dat zo de hele diensttijd lang. tel kens na een vrij week-end met afschuwelijke tegenzin weer naar de trein en altijd maar de meerdere die je be- veelt, die je verplettert met zijn bevelen. Jij hebt maar te doen wat hij zegt, tot het ab- sur de toe. Je krijgt de stomp- zinnigste karweitjes te doen, van vettige gamellen met eten halen tot tijgersluipgang met je buik door het zand; van je vier keer verkleden binnen tien minuten tot het poetsen van koper. De man met sterren of strépen zal je vertellen hoe kort je haren geknipt moeten zijn en wanneer je met je ver moeide lichaam je bed uit moet als een onbekend heer schap vindt dat er een alarm oefening gehouden moet wor den. Hoezeer je ook gelijk denkt te hebben, tegenspreken of weigeren kan niet en die machteloosheid dompelt me nigeen in gevoelens van op- rec'^'e wanhoop. Je zit vast als je hulp thuis zo moeilijk gemist kan wor den, als je meisje ziek ligt of je beste vriend per boot ver trekt voor emigratie. Het da gelijkse éeven moet ,1e delen met leeftijdgenoten die soms weerzinwekkend of ergerlijk kunnen doen, en je kunt ze niet ontvluchten. De man naar wiens pijpen je moet dansen ontpopt zich misschien als een leeghoofd. Gelegenheid tot hel beoefenen van je vertrouwde hobby's of voor de studie is doorgaans gelijk te stellen met nul. Schieten is voor velen een avontuurlijke bezigheid, maar voor sommigen houdt de aar digheid op als ze even beden ken dat die houten pop waar ze nauwkeurig op moeten rich ten, een mens moet voorstel len. En daarna komt er een bajonet op je wapen en daar- nree moet je, onder het sla ken van de ijselijkste kreten een naar menselijke lijnen ge modelleerde stropop doorste ken. Verveling kent de dienst- tt)d ook, en er zijn er niet zo heel veel die aan dip soms treiterende leegheid weerstand kunnen bieden- Natuuriy-k, je zult niet kun nen ontkennen dat er tijdens de dienstperiodc nogal wat vroiyks en heugeiyks te bele ven valt. Gebeurtenissen die een heel mensenleven met vertelstof vullen. Je maakt soms werkelijk spannende, af wisselende avonturen mee. Van sommige zaken steek je het een en ander op, waar je heel je verdere leven wat aan hebt. Je kunt goede vrienden maken, misschien wat van de wereld zien waar je anders niet toe gekomen zou zyn. Bij velen bereikt de lichamelijke condi tie een peil waar ze vóór noch na hun diensttijd meer aan toe komen en met een behaag lijk soort tevredenheid komen ze telkens weer bij van de uitputtendste inspanningen, de slapeloze nachten en de dolle feesten. Enfin, som maar op, een heel boekwerk getiteld „Zorg dat je erbij komt", of hoe (11e geadverteerde roze- schyn en manegeur ook mag heten. Goed beschouwd is het in die diensttijd net als in het gewone leven: 't zoet en 't zuur door elkaar heen. Maar het gaat heviger, sneller, als in een .pressure-cooker. Het grijpt je meer aan, en je kunt er niet onderuit. Je wordt ervoor gezet en je moet het .maar zien op te lossen. Je hebben en houwen wordt op de proef gesteld en in die toegespitste situatie kun je te zien krijgen hoe het met je gesteld is. Laf, onverdraag zaam, week, huichelachtig, kil, karakterloos? Of misschien in verscheidene opzichten het te gendeel? In narigheid en in uit bundige vrolijkheid, in de ver veling en in de geestelijke en lichamelijke prestatie kun je iez?H,.?,'en groeien. En waar- schijnlgk voor het eerst van HTI.lev®n stel je de vraag: „Wie ben ik en waar sta ik?" Iedereen in dienst zegt gewoon lijk dat,hij liWOrdt geleefd", maar bij nader inzien zou men kunnen bevinden dat men juist bewust is gaan leven. Men mag aannemen dat dit proces buiten de dienst ook was gaan werken, maar in de pressure-cooker, los van het oude huis en het beschermen de milieu, temidden van nieu we, ingrijpende ervaringen, in een harde omgeving, is dat be spoedigd en verdiept. Wie dat niet heeft meegemaakt, heeft niet het gevoel dat hjj iets heeft gemist dat hoeft trou wens ook niet per se maar het is de vraag of hjj niet veel langer nodig heeft gehad om volwassen te worden, of hij niet gebaat zou zijn ge weest met een groter aanpas singsvermogen, kennisma king met mensen uit allerlei milieus, een bepaald gevoel voor discipline en gehoorzaam heid (vergeef ons als het wat braaf klinkt, maar het zijn heus goede eigenschappen) met voorts enige hardheid en wijze berusting. De jongens die van zichzelf moeten consta teren dat ze moreel zijn afge zakt kunnen daarvoor de dienst niet zo maar aansprakelijk stel len, nadat in twintig jaar hun leven in een ander milieu is gevormd. Voor een aantal oprechte ge voelens en gerechtvaardigde verlangens is er in dienst wei nig plaats, zoals de dienst ook voor sommige gevoelige, spe ciaal geaarde jongens zo fnui kend kan zpn dat ze in die periode niets dan ellende mee maken. Voor die jongens moet eon oplossing worden gevon den. Het is ook een erg onvol ledig wereldje waar de mees ten lang met helemaal tot hun recht komen. Maar er komt een einde, aan de dienstperio- de en er is buiten de kazerne ook nog wel iets van een te genwicht te vinden, zodat men er niet zo erg tragisch over hoeft te doen. Waf dat schieten en bajonet steken betreft, dat kan men moeilijk veredelend noemen. Je kunt daar, zoals de mees ten, met tegenzin en do ge dachte „ik hoop dat het een spelletje mag biyven" aan meedoen, maar het kan je ook voor een groot gewetenscon flict stellen. Doch is het in deze maatschappij zo irreëel voor dit gewetensconflict te worden geplaatst? In Twente bestaat nog een oud ge- bruik, het zogenaamde midwinterbla zen", dat men van enige dagen vóór Kerstmis tot Driekoningen horen kan. kan. De midwinterhoorn wordt van een dikke tak elzenhout gemaakt, die enigs zins gebogen moet zijn en mooi rond. Een dunne stam is nog beter voor het doel te gebruiken. Zo'n tak wordt door midden gezaagd en vervolgens uitge hold. Dit moet echter met de nodige kennis gebeuren want er wordt ook een soort fluitje in gesneden. De twee helf ten worden tegen elkaar gelegd en met biezen omwonden. Het lijkt allemaal wel eenvoudig, doch speciaal in Twente kan men dit goed, want de hoorn moet een heel apart geluid geven. Het midwinterblazen geschiedt boven een waterput van een boerderij, dan klinkt de galm nog lang na over de vel den in de wijde omtrek. Volgens de overlevering betekent het blazen de komst van het Kerstkind en dit eeuwen oude gebruik houden Twentse boeren jongens nog steeds in ere. Jullie kennen allemaal natuurlijk dit prachtige Kerstlied, want het is wereld beroemd. En toch is dit lied zo onop vallend mogelijk ontstaan. De dichter, die het heeft gemaakt, was een dorps priester en de componist Franz Gruber (dus de man, die de muziek daarbij heeft geschreven)was een eenvoudige onder wijzer. In het kerkje te Halleirs (Oberndorf) had het orgel rondom Kerstmis 1818 door vocht geleden en er kwamen alleen nare klanken uit. Zo zou dus het Kerst feest zonder „muzikale omlijsting" zo- Franz Gruber, de componist van het be roemde Kerstlied. als men dat tegenwoordig wenst, moeten plaatsvinden, doch de pastoor en de or ganist lieten het niet hierbij. De eerste dichtte een mooi lied en de tweede maakte de melodie (zangwijs) voor twee solostemmen, guitaar en koorbegelei ding. In korte tijd was de melodie ge reed. Met Kerstmis 1818 werd het lied in het kerkje gezongen, de eerste stem door de pastoor en de tweede stem door de componist, die de zang met guitaar begeleidde. Een meisjeskoor zorgde voor de aanvulling van het geheel. Zo ontstond liet beroemde Kerstlied, zonder enige bedoeling om bekendheid er aan te geven, maar dat voor eigen gebruik werdgeschreven en gezongen. Doch de gevoelvolle wijze van uit drukking en de tera klanken der mu ziek troffen iedereen onmiddellijk in het hart. Lange tijd wist men niet eens wie de makers waren. Zo onopvallend „Stil le Nacht" is ontstaan, zo wereldbe roemd is het later geworden. midwinterhoorn. Op dit plaatje zie je een jeugdige „midwinterblazer", in actie. In de Adventstijd kan men, vooral in Twente, luisteren naar de klank van de Nu wij het tweemaal over Babylonië hebben gehad, naar aanleiding van de toren van Babel, willen wij tenslotte nog spreken over het spijkerschrift. De landstreek tussen de rivieren Eu- phraat en Tigris (Irak) was een paar duizend jaar voor onze jaartelling de bakermat van het mensdom en van de van een spijker met meer of minder grote kop, in verschillende standen en in een groot aantal samenvoegingen. Natuurlijk zijn er heel wat moeilijkhe den geweest om dit beeldschrift te ont cijferen. Maar men heeft eens op een rotsgesteente in de buurt bij Bagdad drie dezelfde teksten in spijkerschrift beschaving. In de Bijbelse geschiedenis wordt het al genoemd. Omstreeks dui zend jaar voor Christus werd Babyion veroverd door de Assyriërs. Bij de op gravingen in de negentiende eeuw heeft men in de ruïnen van de vroegere stad Ninivé een bibliotheek van ongeveer twintigduizend Meitafels gevonden. Nee, denk nu niet aan aspirine-tabletten of zo, maar wij bedoelen tabletten of klei ne leemtafeltjes ter grootte van een boek en van dezelfde dikte of dikker. Daarin is het spijkerschrift gegrift uit die oude tijd. Deze bijzondere biblio theek, om het zo maar te blijven noe men, is naar het Britse Museum te Londen overgebracht en is daar nog steeds te bezichtigen. De leemtabletten zijn uitgesneden uit frote, geperste, vochtige leemmassa's: e schrifttekens zijn daarna, terwijl de tabletten nog vochtig waren, ingedrukt in de voorzijde, dikwijls ook in de ach terzijde met een driehoekig stomp in strument van hout, ivoor of metaal. Daarna waren de tabletten in een oven gebrand, zodat de schrifttekens nu nog, na vele duizenden jaren, leesbaar zijn. Het schrift loopt van links naar rechts, in regels onder elkaar en be staat slechts uit één teken, in de vorm J.l - i». •W.X-ÜWCW r sluipt een knoeikaboutertje over de wereld rond. Vanmorgen zat hij in Den Haag, vanavond in Roermond. Eergisteren zat hij in Den Bosch en straks in Amstelveen, Wie weet zit dat kaboutertje bij jou nog zo meteen. Dat kleine knoeikaboutertje is dol op vieze vlekken, Hij loert er op om oueral de bekers om te trekken. Dan zeggen alle moeders: is het uit met dat geknoei? Daar gaat mijn mooie tafelkleed. Het is 'n schande. Foei! Dan trekken alle kinders een verongelijkt gezicht, Zij konden het niet helpen, dat die beker daar nou ligt. Dat deed het knoeikaboutertje. Het is al lang gevlogen. Het lacht zich slap, het lacht zich krom. De tranen in zijn ogen. Maar niemand heeft hem eigenlijk al ooit een keer gesnapt, Wanneer hij met zijn voetje naar de melkbekers trapt. En alle moeders denken dat de kinderen het doen, Ze zeggen: zit nou toch eens stil en hou toch je fatsoen! Ook knoeit hij graag met bordjes pap, dan springt hij op het randje, En al die arme kinderen krijgen voor niets een standje. En schaaltjes chocolade-vla, die is zo heerlijk bruin, Die duwt het knoeikaboutertje gewoon een beetje schuin. En op spinazie is hij dol, daar knoeit hij lekker mee, En ook met kopjes koffie en met volle kopjes thee. Dat doet dat knoeikaboutertje beslist niet zonder reden, Want hij heeft vreselijk het land aan schone tafelkleden. Vooral op zondag, snap je wel, dan knoeit hij heel verwoed, Want alle moeders nemen dan hun schone tafelgoed. Dan schopt hij alle bekers om, zo gauw ze zijn gevuld, En alle kinders krijgen dan voor zijn plezier de schuld. Dat stoute knoeikaboutertje dat wrijft zich in de handjes, En denkt: ik gooi en smijt maar raak en jullie krijgt de standjes. Soms trekt hij aan de koffiepot, want hij is reuze sterk, Dan zegt hij: goed zo, tot zichzelf, dat was weer keurig werk! Zó zit hij op de tafel en zó is hij er weer af, En alle moeders mopperen en jullie krijgt de straf. Je kunt gerust voorzichtig zijn, wanneer je gaat ontbijten, Misschien zit hij te loeren om je melk om te smijten. Hij sluipt de hele wereld door. Hij sluipt van dorp naar stad. Zeg zit hij daar niet in de hoek? Of ginder op de mat? Of zit hij op de vensterbank of achter het gordijn? Je weet, dat knoeikaboutertje dat is maar reuze klein. Maar weet je wat je nu moet doen, wanneer je moet gaan eten? Dan drink je eerst je beker leeg, vóór hij wordt omgesmeten. Dan hou je goed je bordje vast en eet je netjes door, En komt het knoeikaboutertje, nou, dan ben jij hem vóór! Wat zal hij dan staan kijken! Zoiets is hij niet gewoon. Maar fijn, jouw moeders tafelkleed is dan nog lekker schoon! LEA SMULDERS Tabletten (kleitafeltjes) van gebakken leem, waarin het spijkerschrift is gegrift. gevonden, doch in drie talen; in het Perzisch, het Medisch en het Assyrisch. De gebakken kleitabletten (spijker schrift dus) handelen meestal over ge schiedenis, sterrenkundige berekenin gen en andere geleerde onderwerpen. De Babyloniërs waren zeer deskundig op het gebied van sterren en reken kunde. Ook op beeldhouwkundig gebied muntten deze volkeren uit. De poppetjes van Madeion gaan naar de poppen kap salon. Van knippe knippe knapper, het aapje is de kapper. Hij geeft aan elke damespop een schitterende krullekop. En alle poppeheren gaat hij gewichtig scheren. Maar twee matrozen zitten koel te wippen op een hoge stoel. De aap zegt: „Niet zo wippen. Ik zal uw kuifjes knippen. U krijgt een mooie Franse lok." Van knippe knap, daar gaat een vlok van haren naar beneden Dan schreeuwen ze, och heden! Ze krijsen in matrozentaal: „Wat doe je nu? Je knipt ons kaal'" De poppedames blozen: Die ruwe zee-matrozen! •Oei kapper", gilt een dikke pop ze slaan je strakjes op je kop1"' Het aapje moet verdwijnen Hij klimt in de gordijnen. Daar zit hij veilig hoog en droog. Er blinkt een traantje in zijn oog. De klanten zijn verdwenen met bibberende benen. Ook de matrozen zijn er uit. Er komt een kaartje voor de ruit met grote apepoten: ,De kapsalon gesloten VERA WITTE

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 17