GOUDRIAAN en het SPOOR
Briljant buitenstaander
hield het niet lang vol
tussen de „spoorjongens
Ontslag door
de Duitsers
na de oorlog
bestendigd
Voormalig president-directeur
schrijft herinneringen en polemiek
PAS VERSCHENEN BOEKEN
mmË
Nederlandse romans
- -•
Er bestaat in Nederland meer
mémoire-literatuur dan wat
de oppervlakkige blik treft.
Toch is zij niet zo overvloedig
aanwezig, dat men een aanvulling
mismoedig zou moeten bejegenen.
Voor mismoedigheid is nog min
der reden, wanneer die bijdrage
geleverd wordt door een briljant
en veelzijdig tijdgenoot. Prof. dr.
ir. J. Goudriaan is zo'n tijdgenoot.
Zijn boek, „Vriend en Vijand, Her
inneringen aan de Nederlandsche
Spoorwegen 1938-48", dat als
Kwadraatpocket is verschenen bij
de Bezige Bij (280 bladz., f 4.50),
verdient om deze en nog een paar
andere redenen, die in het boek
zelf schuilen, een warm onthaal.
Het is alleen jammer, dat het in
zo'n polemische atmosfeer is ont-
staan. „Vriend en Vijand" is be
doeld als een „onmiddellijk ant
woord" op het monumentale boek,
dat prof. dr. A. J. C. Rüter vorig
jaar onder de titel „Rijden en Sta
ken 1940-1945" heeft gewijd aan
de spoorwegstaking. Op deze wijze
is nodeloos afbreuk gedaan aan
twee boeken, aan dat van prof.
Rüter en aan het boek van prof.
Goudriaan zelf.
Sabels slijpen
Het litteken
„Too Bright"
De extra-trein
Cestelse politiek
W-.
t <-
&Mi -W
In oktober 1939 wordt het Amstelstation in Amsterdam geopend. Prof Goudriaan voert het woord in de nieuwe hal. Op de
eerste rij bevinden zich o.a. mr. dr. A. A. van Rhijn (als vertegenwoordiger van de minister van Economische Zaken), bur
gemeester dr. W. de Vlugt, Gottfr. A. Crone (voorzitter van de Kamer van Koophandel), een niet-geidentificeerde, ir. W.
F. H. van Rijckevorsel, ir. •Ch. H. J. Driessen (hoofdingenieur, chef van weg en werken) en wederom een
niet-geidentificeerde gast.
mimiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiMimiii
aniininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiimmiiimmi!
Ter voorkoming van misverstand:
het is bepaald niet de bedoeling, dat
dergelijke ego-documenten moeten lij
ken op wat Sir Harold Nicolson onlangs
noemde een „Victoriaanse cotillon, voor
iedereen een klein geschenkje". Maar
dat zon „Vriend en Vijand" toch niet
gedaan hebben, ook al had prof. Gou
driaan vermeden zijn bezwaren tegen
„Rijden en Staken" als uitgangspunt
te nemen. Men kan er alle begrip voor
hebben, dat iemand van zijn allure de
behoefte voelt af te rekenen met een
onbevredigend verlopen episode uit zijn
carrière. Maar door zich in de eerste
plaats te keren tegen prof. Rüter en
tegen de door deze gebezigde manier
van geschiedschrijving vervoegt Gou
driaan zich dat is althans de sterke
indruk aan het verkeerde adres.
Triomfantelijk deponeert hij scheppen
zout op enkele kleine slakken. Maar de
hoofdzaken van het conflict, zoals prof.
Rüter dat beschreven heeft, blijven
overeind staan.
Wat was dat conflict en wat was de
onbevredigende episode uit Goudriaans
carrière? Het begon allemaal met een
door de toenmalige minister van Wa
terstaat, mr. dr. ir. J. A. M, van Buu-
ren, eigenhandig geschreven brief, die
Goudriaan dinsdag 8 februari 1938 bij
gijn ochtendpost vond. Er was een va
cature in de spoorwegdirectie en daar
wilde de minister eens met hem over
praten.
De Nederlandsche Spoorwegen maak
ten op dat ogenblik economisch een
slechte tijd door. De jaarlijkse tekorten
bedroegen ruim 30 miljoen gulden, of,
zoals men wel zei, een ton per dag. Na
de onverbindendverklaring van het
RAP (Reglement Autovervoer Perso
nen) berokkenden vooral Sommeling en
zijn wilde bussen de NS verliezen van
6 a 10 miljoen gulden per jaar. Het
spoorwegbedrijf was niet bijster popu
lair in de publieke opinie; moderne be
drijfseconomen hadden er nogal wat op
aan te merken. Zo groot was blijkbaar
de verlegenheid van de regering-Colqn,
dat zij er niet tegen op zag iemand
als Goudriaan te vragen daar verbe
tering in te brengen. Waarom was hjj
voor een regering-Colijn geen evidente
keuze?
Jan Goudriaan is 5 december 1893
te Amsterdam geboren. Hij ging
studeren aan de Technische Hoge
school in Delft en schreef artikelen
in het Studenten Weekblad om op te
roepen tot steun aan de stakende si
garenmakers. Hij werd lid van de So
ciaal Technische Vereeniging van de
mocratische ingenieurs en architecten,
waar hij o.a. ir. J. W. Albarda ont
moette. Zodra zijn leeftijd het toeliet,
d.w.z. per 1 januari 1912, trad hij toe
tot de SiDAP.
Bjj de voorbereiding van de mobi
lisatie in 1914 was hij reserve-ser
geant bij de Vestingartillerie. De
ernst van de internationale toestand
leidde hij af uit zijn eerste opdracht:
een handkar met sabels naar de Hem-
brug begeleiden om de wapens te la
ten slijpen.
Tegen het eind van het jaar slaagde
hij voor zijn vaandrigsexamen. Maar hij
dankte voor zijn benoeming als zodanig,
omdat h\j meende als lid van de SDAP
de eed van trouw aan H. M. de Konin
gin niet te kunnen afleggen. Zijn mili
taire chefs aanvaardden deze beslissing
zonder rancune en stelden hem in 1915
in staat te Delft het diploma van werk
tuigkundig ingenieur te behalen. Zij ont
vingen hem met open armen, toen hij
weer terugkeerde en meedeelde, dat hij
na rijp beraad, op zijn vroegere besluit
wilde terugkomen. In april 1916 slaag
de Goudriaan opnieuw voor het vaan
drigsexamen.
Maar nu kwam er iets anders tussen.
De directeur-generaal van de Arbeid,
ir. H. A. van IJsselsteijn, bood hem
een benoeming bij de arbeidsinspectie
aan. Hij zag wel kans hem daarvoor
uit het leger te krijgen, HMür niet
wanneer hij vaandrig of officier was.
De keuze was voor Goudriaan, schrijft
hij, niet moeilijk. Hij bedankte voor de
tweede keer voor zijn benoeming tot
vaandrig en verliet de militaire dienst.
Achtereenvolgens werd hij inspecteur
van de Arbeid in Amsterdam en Den
Haag, directeur van het Centraal Nor
malisatie bureau, hoofdingenieur van
de Maatschappij Fqenoord te Rotter
dam en lid van het toenmalige College
van onderdirecteuren en secretarissen
van Philips te Eindhoven-,
Daarnevens bouwde hij een weten
schappelijke carrière op. HU promo
veerde in 1922 tot doctor in de techni
sche wetenschappen op een proefschrift
over „De doelmatigheid van de Amster-
damsche Broodvoorziening". Vier jaar
later werd hjj buitengewoon hoogleraar
in de bedrijfseconomie aan de Econo
mische Hogeschool te Rotterdam; in
1936 aanvaardde hij een zelfde benoe
ming aan de T. H. te Delft.
wen, prof. mr. F. de Vries en Goudri
aan.
De regering bleek niet te denken
over devaluatie. Zij zou de gave gul
den, wat ook de consequenties moch
ten zijn, tot het uiterste verdedigen.
Goudriaan behoorde, samen met' o.a.
prof. dr. N. J. Polak en prof. Ver-
rijn Stuart, tot degenen, die deze
geldpolitiek van Colijn hardnekkig
wensten te bestrijden en daartoe werd
in september 1934 de Nederlandsche
Vereeniging voor Waardevast Geld op
gericht.
Maar begin 1938 was de regering be
reid over al deze bezwaren heen te
stappen. De NS hadden naar haar op
vatting behoefte aan een dynamische
hervormer. Colijn zei tegen Goudriaan:
„Jij was niet mijn eerste kandidaat.
Dat was Ringers. Maar hij wou niet.
Wij rekenen nou op je, dat je het er
goed afbrengt". De minister van Fi
nanciën, mr. J. A. de Wilde, zei: „Wij
verwachten niet van u, dat u de spoor
wegtekorten opheft. Daar schieten we
toen niet me* op; dan krijgen wij maar
weer nieuwe looneisen van het perso
neel en aandrang om de tarieven te
verlagen. Als u de tekorten maar be
hoorlijk klein maakt. Maar als NS di
recteur moet u zich buiten de politiek
houden. Zo'n speech als u onlangs in
Maastricht hebt gehouden: „Nederland
heeft de werkloosheid, die het zelf ver
kiest" dat gaat niet meer. Dat moet
u goed begrijpen".
Goudriaan nam de plaats in de
spoorwegdirectie in, die open was ge
komen door het overlijden van ir. Van
3)ijk. De andere directeur, dr. H. van
Manen, was ernstig riek en trad na
enkele maanden af. Het is toen ge
weest, dat de figuur van de president
directeur zijn intrede deed bij de NS.
Goudriaan ging deze post voor het eerst
bezetten en daarbij nam hjj allereerst
de financiële aspecten onder zijn hoe
de. Er kwamen twee directeuren bij:
ir. W. F. H. van Rijckevorsel voor de
gecombineerde vervoersdiensten en ir.
W. Hupkes voor de beide technische
diensten (weg en werken en tractie en
materieel)
Als een wervelwind is Goudriaan
door het wat stijve, traditionalis
tische spoorwegbedrijf getrokken.
Hij slaagde erin „het gat in de
juridische dijk" te dichten, dat het ver
schijnsel van de wilde bussen mogelijk
had gemaakt. De geconeessioneerde
busondernemingen werden stelselma
tig aangekocht. De tarieven voor trein
reizen gingen omlaag door de invoering
van goedkope Pinksterretours, weekend
retours, gezinsreours, zomerretours,
St. Nicolaas- en winterretours. Er kwa
men vastrechttarieven voor de zaken
reiziger en er kwam een gezinsvast
recht. Goudriaan stelde een onderzoek
in naar de opleiding en vakbekwaam
heid van het administratieve personeel.
Toen bleek, dat er niemand bij de
NS was met een accountantsdiplo-
Naast prins Bernhard wandelt ir. Hupkes hier als president-directeur der N.S.
over de nieuwe Moerdijkbrug (24 augustus 1946).
Politiek had Goudriaan intussen ook
het een en ander beleefd. Wegens een
diepgaand meningsverschil over de
houding van de SDAP in het conflict
over de muiterij op de „De Zeven Provin
ciën" had hij in maart 1933 de partij
verlaten. Zijn artikel in „De Groene
Amsterdammer", waarin hij de muite
rij op nogal krasse wijze had afgekeurd,
had hier en daar kwaad bloed gezet.
Zijn boek „Socialisme zonder Dogma's"
dat kort na zijn uittreden was versche
nen, was door Albarda in een bespre
king in „De Socialistische Gids" maar
matig gewaardeerd.
Toch had zijn afscheid van de SDAP
bij Goudriaan een litteken achtergela
ten, „dat was blijven schrijnen". De
ontwikkeling in de periode 1933-'37,
toen de SDAP langzamerhand een zui
ver democratische hervormingspartij
werd, die alle quasi-revolutionaire avon
turen had afgezworen en die opnieuw
zocht naar het „naastbij liggende
piiehtje", was hjj met gespannen aan
dacht blijven volgen. En zo stond hij
eigenlijk op het punt weer toe te tre
den, toen hem de brief van minister
Van Buuren berei' In overleg met
Albarda heeft hij het lidmaatschap van
de partij toen voor onbepaalde tijd uit
gesteld.
Er was nog een andere reden, waarom
Goudriaan bij juist deze regering
geen voor de hand liggende keuze
was. Hij had Colijn tevoren één
keer ontmoet en wel bij een formele
bespreking over de noodzaak van deva
luatie van de Nederlandse gulden, eni
ge tijd na de val van de Amerikaanse
dollar in april 1933. Aan de ene kant
van de tafel zaten toen Colijn, mr. P.
J. Oud, minister van Financiën, en mr.
L. J. A. Trip, president van De Ne
derlandsche Bank; aan de andere kant
A. F. Bronsing, mr. H. E» van Leen»
ma, één man met de akte MO boek
houden en één juffrouw met kennis
van stenografie (maar die kon weer
niet typen). Hij vond, dat de admi
nistratie dilettanterig en ouderwets
werd gevoerd. Op het gebied van de
kostprijsberekening waren de NS „de
meest orthodoxe geheelonthouder...
die ik in mijn bedrijfsloopbaan ooit
had gezien". Een externe accoun
tantscontrole was er onbekend.
In dat alles bracht Goudriaan veran
dering door het aantrekken van experts,
die hij bij Philips had leren kennen, en
die na het uitbreken van de oorlog in
sommige NS-kringen „Philips-parachu-
tisten" werden gedoopt.
In de Engelse society geldt de regel:
Don't be too bright". Goudriaan was
naar de maatstaven van de NS in die
dagen veel te „bright". Hij wist over
al goede raad op. Is er plaatsgebrek
in de treinen? Breng klapstoelen aan
in de rijtuigen, overal_ waar 40 cm.
vrije wandlengte beschikbaar is. Wil
men weten, wat er aan werkelijke, ex
acte, wetenschappelijke waarheid op
economisch gebied bestaat? Goudriaan
vat het samen in een boekje van 16
bladzijden (plus 240 bladzijden toelich
ting en polemiek). Is het Corps Diplo
matique in Duitsland niet precies op de
hoogte van alle ondergrondse politieke
stromingen? Schrijf alle leden een ver
plicht verblijf in bierkelders voor van
minstens drie avonduren per week. Is
er een economische crisis? Herstel de
koopkracht door collectieve revalorisa-
In maart 1939 bracht de minister van Sociale Zaken, dr. J. van den Tempel een bezoek aan de Spoorwegtentoonstelling t»
Amsterdam waar hij door prof. Goudriaan werd rondgeleid. V.l.n.r. wethouder van Meurs (van Maatschappelijke Steunh
dr Van den Tempel, mevrouw Goudriaan, mevrouw Van den Tempel en prof. Goudriaan.
tie van de grondstoffen en koppel de
prijs van een representatief goederen
pakket aan de geldeenheid en aan de
goudprijs. Veel geduld met tragere
geesten had hij niet.
Dat waren dus al twee dingen, die
hem het leven in Utrecht moeilijk zou-
den maken: hij prees alles, wat hij bij
Philips had leren kennen en hq was
„too bright".
Maar het ergste was, dat hij geen
„spoorjongen" was. Zelf vergoelijkt hij
dat met het grapje van Domela Nieu-
wenhuis, dat hü altijd een trouw reizi
ger per trein was geweest on er dus
met deskundigheid over kon meepra
ten. Zo dachten zijn medewerkers en
ondergeschikten, die bij de NS groot
waren geworden, er niet over. Ook als
er geen Wereldoorlog was uitgebroken,
had iedere pas, die Goudriaan zette,
naar aile kanten onberispelijk moeten
zijn.
Er brak wél een oorlog uit. Gou
driaan had zich laten benoemen
tot reserve-majoor voor algeme
ne dienst. In de vroege morgen
van 10 mei 1940 reed hij per auto van
Hilversum naar Den Haag, waar hü
zich, volgens de lastgeving m zijn mi-
litaire zakboekje, moest melden op het
Algemeen Hoofdkwartier. Veel nuttigs
kon hij daar niet uitvoeren. Toen de
capitulatie in zicht kwam, wilde
hij naar Engeland. Hij kreeg daar een
geschreven toestemming voor van een
hem bekend hoofdofficier. Maar zijn
vrouw en drie dochters zaten nog in
Hilversum.
„In de loop van de dag had ik reeds
vergeefs geprobeerd een vervoergele-
gonheid voor mijn gezin te vinden;
mijn eigen auto had ik bij de hand maar
ik was na de spanning van bjjna_ vier
oorlogsdagen te moe om midden in de
nacht, met de toenmalige zeer strenge
verduisteringsvoorschriften, heen en
weer te rijden tussen Den Haag en Hil
versum. Op het station Den Haag SS
stond een dieseltrein startklaar en na
dat ik het hoofd van de sectie spoor
wegdienst in kennis had gesteld van
mijn pas verworven vrijheid, was deze
bereid de trein tot mijn beschikking te
stellen^
Dit is een van de weinige punten,
hem rechtstreeks betreffend, waarover
Goudriaan niet met Rüter polemiseert.
Hij verdedigt zich wel, maar niet tegen
de aantijging, dat hij voor het vervoer
van zijn eigen gezin een extra-trein
heeft gebruikt.
Rüter meldt ook, dat Goudriaan ln
een later stadium van de tocht naar
Engeland was niets gekomen extra-
vérlof wenste te geven aan de leden
van het personeel, die de begrafenis
van het lid der W. A. Peter Ton bij
wilden wonen. Neen, zegt Goudriaan,
ik heb mij er alleen niet tegen willen
verzetten, dat leden van het personeel
voor dat doel een gewoon eendaags ver
lof namen. Dat werd namelijk nooit ge
weigerd. Het departement besliste ech
ter, dat het in dit geval asm het spoor
wegpersoneel buiten Den Haag wél
moest worden geweigerd.
Of dit nu allemaal wel de oorzaken
zijn van Goudriaans uiteindelijk ont
slag, is voor de buitenstasmder de
vraag. Het NS-bedrijf, dat sterk de trek
ken van een „in-group" vertoont, heeft
zijn eerste president-directeur waar
schijnlijk altijd als een „vreemd li
chaam ervaren. In vredestijd berust
te het in zijn briljante, wat kwikzilver
achtige leiding bq" wijze van experi
ment. In de kritieke oorlogsjaren wil
de het zich de weelde van een experi
ment niet meer veroorloven.
weer staan onder een buitenstaander
met twee NS-jaren".
Deze buitenstaander heeft het bedrijf
in het bevrijde zuiden van 3 september
1944 tot 13 mei 1945 op bekwame en
voortvarende wijze geleid. Maar de
romp-directie in Utrecht gaf geen
krimp. Het is een ironische samenloop
geweest, dat de minister van Water
staat, die Goudriaan tenslotte na de
bevrijding ontsloeg om personele
moeilijkheden in een kritieke tijd van
herstel en wederopbouw te vermijden
een oud-Philipsman was, nameUf*
ir. Th. P. Tromp.
Goudriaan verliet na enige tijd en3
land. Hij trok naar Zuid Afrika, waar
lijj thans gewoon hoogleraar in de be-
drqfseconomie is aan de universiteit
van Pretoria, lid van de Elektriciteits-
raad, lid van de Wetenschappelijke NU*
verheidsnavorsingsraad en daarenbo-
ven adviseur van verschillende Neder
landse en Zuidafrikaanse maatschappij"
en. H. J. NEUMAN.
te
Prof. Goudriaan liet zich duidelijk leiden door het streven de N.S. populair
maken, toen hij in juni 1939 persoonlijk het sein gaf voor het vertrek van de eer
kampeertrein naar het zuiden des lands.
werd ontslagen en, tot tweemaal toe,
geïnterneerd. Maar zij kregen op die
manier wel de situatie, waarin zij
zich zó behaaglijk voelden, dat zij er
later, toen de Duitsers eenmaal wa
ren verjaagd, geen afstand meer van
wilden doen. Men kar. zich levendig
voorstellen, dat Goudriaan op zijn
beurt gegriefd is geweest door wat
hq „een gebrek aan sportiviteit"
noemt.
Van 7 oktober 1940 tot 23 mei 1941
heeft hq met de Indische gijzelaars in
Buchenwald gezeten. Van 13 juli 1942
tot 25 oktober 1943 verbleef hq als gij
zelaar eerst in het Groot-Seminarie te
Haaren en later in St. Michielsgestel.
Aan de beschrijving van deze laatste
periode danken we nog enkele opmer
kingen over de politieke verhoudingen
in die dagen.
In een vroegere faze had Goudriaan
een verzoek van prof. De Quay en mr.
Linthorst Homan afgewezen om samen
met hen het driemanschap van de Ne
derlandse Unie te vormen. Hjj had ge
zegd: „Deze zaak eindigt óf in het ver
raad óf in het concentratiekamp".
Nu ontmoette hq De Quay en mr.
Einthoven (die zijn plaats in het drie
manschap had ingenomen) opnieuw en
hjj ergerde zich aan de toenadering,
die er ontstond tussen hen en de groep
Schermerhom-Banning-Brugmans. Hü
sdhreef deze heren de bedoeling toe na
de oorlog met de politieke democratie
een weinig de hand te lichten (De Quay
„meende dat na de bevrüding een mi
litaire dictatuur van minstens één, mis
schien 'n paar jaar noodzakelijk zou
zjjn om orde op zaken te stellen"). Zo
ontstond de merkwaardige figuur, dat
Goudriaan, die toch zeker staatkundige
ambities moet hebben gekoesterd, bui
ten alle politieke besprekingen te Ges
tel bleef.
De kern van zün conflict met de
NS werd vermoedelqk geraakt in
een gesprek, dat hü op 10 februa
ri 1944 met Hupkes en Van
Rqckevorsel heeft gevoerd. „Wü ko
men je meedelen", zei Hupkes, „dat
wij niet meer met je willen samenwer
ken; wq hebben ieder ongeveer veer
tig dienstjaren bij de NS en willen niet
Haarlem, door J. Bartman en Dolf
Toussaint (Zwart Beertje 446)Een foto
boek over de hoofdstad van Noord-Hol
land. Nederlandse, Duitse en Engelse
onderschriften.
Ong dagelijks brood, door Pearl S.
Buck (Zwart Beertje 448). (Oorspr. ti
tel: Portret of a marriage. Vert, van
Eva Raedt-de Canter.
Een in Pennsylvania spelende roman
van de bekende Amerikaanse schrqf-
ster.
Bibeb aan de Rivièra, (Zwart Beertje
449).
Bibeb ontmoet Cocteau, Chagal, Pi
casso en anderen.
't Begon op Parijs, door A. Viruly
en W. van Veenendaal (Zwart Beertje
478).
Twee oud-gezagvoerders van de KLM
wisselen in briefvorm ervaringen uit
over de goede oude tqd in de vliegerq.
De laatste gast, door Frank Amau
(Nijgh en van Ditmar)
Een misdaadroman van het slechtere
soort.
Meer dan liefde, door Hildegard J.
Kaeser (Nijgh en van Ditmar)
Een tweederangsverhaal, dat het pro
bleem van de kinderloosheid tot onder
werp heeft.
De eindeloze stroom, door Igor Sent-
jurg (Hollandia-Baam)
Een dik oorlogsverhaal, waarin een
jonge dokter de hoofdfiguur is.
Blanke luister tochdoor Richard
Wright (Kroonder-Bussum)
Een viertal lezingen door de vorig
jaar overleden Amerikaanse schrijver
tussen 1950 en 1956 gehouden, die een
commentaar leveren op de huidige
blank-gekleurde, Oost-West verhoudin
gen in de wereld.
Kerk en Reformatie, door P. Gieles
S.J. (Malmberg-den Bosch).
Het eerste deel in een nieuwe reeks
getiteld „God en mens", In deze reeks
worden onderwerpen tot geloofsbezin-
ning behandeld, gericht op gebruik in
studieclubs, godsdienstcursussen, mid
delbare scholen, discussiegroepen. Dit
eerste deel is een historische bezinning
op het beleven van Gods aanwezigheid.
Gebed en waarheid, door R. Guardi-
ni (Paul Brand-Hilversum),
Meditaties over het Onze Vader. De
auteur noemt dit boek zelf een wezen
lijke aanvulling op zün bekende werk
„De Heer".
Over de stem en de stemgebruiken
door dr. L. Mes (Stafleu-Leiden).
Een korte studie door een oor-, neus-,
keel- en spraakarts.
Haar vreemdeling, door Elisabeth
Zernike (Querido-Amsterdam).
Een nieuwe roman, die gaat over Lu-
cienne, een Frangaise van de Dordog-
ne. Zij trouwt met een Nederlander en
volgt deze naar zijn, land. Door de oor
log komt het tot teen scheiding: Lucien-
ne gaat terug naar Frankrijk, maar
komt opnieuw naar Nederland,
zij tenslotte toch de mogelijkheid vun
om in berusting verder te leven.
vorige roman van de schrijfster w»
„Het harde paradijs".
Die ene mens, door Willem Brakm"11
(Querido). _.an
De hoofdfiguur in deze nieuwe rom f
is Wim Akijn. Hier wordt verteld j
zijn ervaringen als medisch stVrveri
een vroegere periode uit zijn te jt
dan in „Winterreis, het romandf0 afl
van de schrijver. De vroege dood
een vriend brengt Akijn tot protest^
gen de tijdelijkheid van de mensem
relatie.
Een blad in de wind, door JaC°'J
van Velde (Querido).
De schrijfster publiceerde enkele p0
het Frans geschreven novellen, 'Ge.
grote zaal" was haar eerste in het -
derlands geschreven roman. „Een jena
in de wind" is haar tweede,
Berger besluit hierin in haar vei'tl
te zoeken naar de oorzaak van de aD"je-
die al haar zekerheden, al haar jr1
vensvreugde ondermijnd heeft. AIS ujt
een flash back trekken fragments?1
haar leven voor haar ogen voorbij*
De eerste etappe, door H. J* Frie<^
ricy (Querido). j,et
De auteur laat in zijn boeken -p:
„oude Indië" herleven. Van hei»j eji
„De laatste generaal", „Vorsten getj
de „Raadsman". In dit boek vertel ,^e.
jonge Hollander, die in Leiden i» a0ii
studeerd, in bijna zeventig brieve? grl
zijn ouders, hoe hij zijn vaderlan" ^te*
Europa verlaat en als bestuursa1 ie
naar in het Nederlands Indië het e
deel van zqn carrière beleeft.
■cvïgit1^
Gewoon mensen, door Clara -n*®"
(Meulenhoff-Amsterdam). uen^e
Het romandebuut van de he gtad
dichteres. Een in een Nederlanosjjpg
gesitueerd verhaal, dat de ve^Sjeder
ouders-kinderen in een gewoon
lands gezin behandelt.
Wal®'1®'
Des duivels, door G. van de
ren (Meulenhoff). j,oS-
Een roman over de jeugd in rrnd"
dorpen; jongens en meisjes, die a ee«
delbare school bezoeken, en rLjwaf'
aantal conflicten groeien naar ze]fi0
senheid. Andere romans van n Jie'
schrijver zijn: „Scherven ,la?i£srCCrfona*
mei", en V rpp>mrlpi1 in een in x>**r
mei", en „Vreemdelingen in
Begin maar opnieuw, door
Jong (Ploegsma-Amsterdam). j0!r
Een jeugdboek, dat ook door t
ge vrouw gelezen kan worden- t0Ê-
Roza, die in Amerika een n'ellWe.j0jigS
komst gaat opbouwen en ovel
Amerikanen met hun schijnbaar
nuchterheid.