GOUDRIAAN en het SPOOR Briljant buitenstaander hield het niet lang vol tussen de „spoorjongens Ontslag door de Duitsers na de oorlog bestendigd Voormalig president-directeur schrijft herinneringen en polemiek PAS VERSCHENEN BOEKEN mmË Nederlandse romans - -• Er bestaat in Nederland meer mémoire-literatuur dan wat de oppervlakkige blik treft. Toch is zij niet zo overvloedig aanwezig, dat men een aanvulling mismoedig zou moeten bejegenen. Voor mismoedigheid is nog min der reden, wanneer die bijdrage geleverd wordt door een briljant en veelzijdig tijdgenoot. Prof. dr. ir. J. Goudriaan is zo'n tijdgenoot. Zijn boek, „Vriend en Vijand, Her inneringen aan de Nederlandsche Spoorwegen 1938-48", dat als Kwadraatpocket is verschenen bij de Bezige Bij (280 bladz., f 4.50), verdient om deze en nog een paar andere redenen, die in het boek zelf schuilen, een warm onthaal. Het is alleen jammer, dat het in zo'n polemische atmosfeer is ont- staan. „Vriend en Vijand" is be doeld als een „onmiddellijk ant woord" op het monumentale boek, dat prof. dr. A. J. C. Rüter vorig jaar onder de titel „Rijden en Sta ken 1940-1945" heeft gewijd aan de spoorwegstaking. Op deze wijze is nodeloos afbreuk gedaan aan twee boeken, aan dat van prof. Rüter en aan het boek van prof. Goudriaan zelf. Sabels slijpen Het litteken „Too Bright" De extra-trein Cestelse politiek W-. t <- &Mi -W In oktober 1939 wordt het Amstelstation in Amsterdam geopend. Prof Goudriaan voert het woord in de nieuwe hal. Op de eerste rij bevinden zich o.a. mr. dr. A. A. van Rhijn (als vertegenwoordiger van de minister van Economische Zaken), bur gemeester dr. W. de Vlugt, Gottfr. A. Crone (voorzitter van de Kamer van Koophandel), een niet-geidentificeerde, ir. W. F. H. van Rijckevorsel, ir. •Ch. H. J. Driessen (hoofdingenieur, chef van weg en werken) en wederom een niet-geidentificeerde gast. mimiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiMimiii aniininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiimmiiimmi! Ter voorkoming van misverstand: het is bepaald niet de bedoeling, dat dergelijke ego-documenten moeten lij ken op wat Sir Harold Nicolson onlangs noemde een „Victoriaanse cotillon, voor iedereen een klein geschenkje". Maar dat zon „Vriend en Vijand" toch niet gedaan hebben, ook al had prof. Gou driaan vermeden zijn bezwaren tegen „Rijden en Staken" als uitgangspunt te nemen. Men kan er alle begrip voor hebben, dat iemand van zijn allure de behoefte voelt af te rekenen met een onbevredigend verlopen episode uit zijn carrière. Maar door zich in de eerste plaats te keren tegen prof. Rüter en tegen de door deze gebezigde manier van geschiedschrijving vervoegt Gou driaan zich dat is althans de sterke indruk aan het verkeerde adres. Triomfantelijk deponeert hij scheppen zout op enkele kleine slakken. Maar de hoofdzaken van het conflict, zoals prof. Rüter dat beschreven heeft, blijven overeind staan. Wat was dat conflict en wat was de onbevredigende episode uit Goudriaans carrière? Het begon allemaal met een door de toenmalige minister van Wa terstaat, mr. dr. ir. J. A. M, van Buu- ren, eigenhandig geschreven brief, die Goudriaan dinsdag 8 februari 1938 bij gijn ochtendpost vond. Er was een va cature in de spoorwegdirectie en daar wilde de minister eens met hem over praten. De Nederlandsche Spoorwegen maak ten op dat ogenblik economisch een slechte tijd door. De jaarlijkse tekorten bedroegen ruim 30 miljoen gulden, of, zoals men wel zei, een ton per dag. Na de onverbindendverklaring van het RAP (Reglement Autovervoer Perso nen) berokkenden vooral Sommeling en zijn wilde bussen de NS verliezen van 6 a 10 miljoen gulden per jaar. Het spoorwegbedrijf was niet bijster popu lair in de publieke opinie; moderne be drijfseconomen hadden er nogal wat op aan te merken. Zo groot was blijkbaar de verlegenheid van de regering-Colqn, dat zij er niet tegen op zag iemand als Goudriaan te vragen daar verbe tering in te brengen. Waarom was hjj voor een regering-Colijn geen evidente keuze? Jan Goudriaan is 5 december 1893 te Amsterdam geboren. Hij ging studeren aan de Technische Hoge school in Delft en schreef artikelen in het Studenten Weekblad om op te roepen tot steun aan de stakende si garenmakers. Hij werd lid van de So ciaal Technische Vereeniging van de mocratische ingenieurs en architecten, waar hij o.a. ir. J. W. Albarda ont moette. Zodra zijn leeftijd het toeliet, d.w.z. per 1 januari 1912, trad hij toe tot de SiDAP. Bjj de voorbereiding van de mobi lisatie in 1914 was hij reserve-ser geant bij de Vestingartillerie. De ernst van de internationale toestand leidde hij af uit zijn eerste opdracht: een handkar met sabels naar de Hem- brug begeleiden om de wapens te la ten slijpen. Tegen het eind van het jaar slaagde hij voor zijn vaandrigsexamen. Maar hij dankte voor zijn benoeming als zodanig, omdat h\j meende als lid van de SDAP de eed van trouw aan H. M. de Konin gin niet te kunnen afleggen. Zijn mili taire chefs aanvaardden deze beslissing zonder rancune en stelden hem in 1915 in staat te Delft het diploma van werk tuigkundig ingenieur te behalen. Zij ont vingen hem met open armen, toen hij weer terugkeerde en meedeelde, dat hij na rijp beraad, op zijn vroegere besluit wilde terugkomen. In april 1916 slaag de Goudriaan opnieuw voor het vaan drigsexamen. Maar nu kwam er iets anders tussen. De directeur-generaal van de Arbeid, ir. H. A. van IJsselsteijn, bood hem een benoeming bij de arbeidsinspectie aan. Hij zag wel kans hem daarvoor uit het leger te krijgen, HMür niet wanneer hij vaandrig of officier was. De keuze was voor Goudriaan, schrijft hij, niet moeilijk. Hij bedankte voor de tweede keer voor zijn benoeming tot vaandrig en verliet de militaire dienst. Achtereenvolgens werd hij inspecteur van de Arbeid in Amsterdam en Den Haag, directeur van het Centraal Nor malisatie bureau, hoofdingenieur van de Maatschappij Fqenoord te Rotter dam en lid van het toenmalige College van onderdirecteuren en secretarissen van Philips te Eindhoven-, Daarnevens bouwde hij een weten schappelijke carrière op. HU promo veerde in 1922 tot doctor in de techni sche wetenschappen op een proefschrift over „De doelmatigheid van de Amster- damsche Broodvoorziening". Vier jaar later werd hjj buitengewoon hoogleraar in de bedrijfseconomie aan de Econo mische Hogeschool te Rotterdam; in 1936 aanvaardde hij een zelfde benoe ming aan de T. H. te Delft. wen, prof. mr. F. de Vries en Goudri aan. De regering bleek niet te denken over devaluatie. Zij zou de gave gul den, wat ook de consequenties moch ten zijn, tot het uiterste verdedigen. Goudriaan behoorde, samen met' o.a. prof. dr. N. J. Polak en prof. Ver- rijn Stuart, tot degenen, die deze geldpolitiek van Colijn hardnekkig wensten te bestrijden en daartoe werd in september 1934 de Nederlandsche Vereeniging voor Waardevast Geld op gericht. Maar begin 1938 was de regering be reid over al deze bezwaren heen te stappen. De NS hadden naar haar op vatting behoefte aan een dynamische hervormer. Colijn zei tegen Goudriaan: „Jij was niet mijn eerste kandidaat. Dat was Ringers. Maar hij wou niet. Wij rekenen nou op je, dat je het er goed afbrengt". De minister van Fi nanciën, mr. J. A. de Wilde, zei: „Wij verwachten niet van u, dat u de spoor wegtekorten opheft. Daar schieten we toen niet me* op; dan krijgen wij maar weer nieuwe looneisen van het perso neel en aandrang om de tarieven te verlagen. Als u de tekorten maar be hoorlijk klein maakt. Maar als NS di recteur moet u zich buiten de politiek houden. Zo'n speech als u onlangs in Maastricht hebt gehouden: „Nederland heeft de werkloosheid, die het zelf ver kiest" dat gaat niet meer. Dat moet u goed begrijpen". Goudriaan nam de plaats in de spoorwegdirectie in, die open was ge komen door het overlijden van ir. Van 3)ijk. De andere directeur, dr. H. van Manen, was ernstig riek en trad na enkele maanden af. Het is toen ge weest, dat de figuur van de president directeur zijn intrede deed bij de NS. Goudriaan ging deze post voor het eerst bezetten en daarbij nam hjj allereerst de financiële aspecten onder zijn hoe de. Er kwamen twee directeuren bij: ir. W. F. H. van Rijckevorsel voor de gecombineerde vervoersdiensten en ir. W. Hupkes voor de beide technische diensten (weg en werken en tractie en materieel) Als een wervelwind is Goudriaan door het wat stijve, traditionalis tische spoorwegbedrijf getrokken. Hij slaagde erin „het gat in de juridische dijk" te dichten, dat het ver schijnsel van de wilde bussen mogelijk had gemaakt. De geconeessioneerde busondernemingen werden stelselma tig aangekocht. De tarieven voor trein reizen gingen omlaag door de invoering van goedkope Pinksterretours, weekend retours, gezinsreours, zomerretours, St. Nicolaas- en winterretours. Er kwa men vastrechttarieven voor de zaken reiziger en er kwam een gezinsvast recht. Goudriaan stelde een onderzoek in naar de opleiding en vakbekwaam heid van het administratieve personeel. Toen bleek, dat er niemand bij de NS was met een accountantsdiplo- Naast prins Bernhard wandelt ir. Hupkes hier als president-directeur der N.S. over de nieuwe Moerdijkbrug (24 augustus 1946). Politiek had Goudriaan intussen ook het een en ander beleefd. Wegens een diepgaand meningsverschil over de houding van de SDAP in het conflict over de muiterij op de „De Zeven Provin ciën" had hij in maart 1933 de partij verlaten. Zijn artikel in „De Groene Amsterdammer", waarin hij de muite rij op nogal krasse wijze had afgekeurd, had hier en daar kwaad bloed gezet. Zijn boek „Socialisme zonder Dogma's" dat kort na zijn uittreden was versche nen, was door Albarda in een bespre king in „De Socialistische Gids" maar matig gewaardeerd. Toch had zijn afscheid van de SDAP bij Goudriaan een litteken achtergela ten, „dat was blijven schrijnen". De ontwikkeling in de periode 1933-'37, toen de SDAP langzamerhand een zui ver democratische hervormingspartij werd, die alle quasi-revolutionaire avon turen had afgezworen en die opnieuw zocht naar het „naastbij liggende piiehtje", was hjj met gespannen aan dacht blijven volgen. En zo stond hij eigenlijk op het punt weer toe te tre den, toen hem de brief van minister Van Buuren berei' In overleg met Albarda heeft hij het lidmaatschap van de partij toen voor onbepaalde tijd uit gesteld. Er was nog een andere reden, waarom Goudriaan bij juist deze regering geen voor de hand liggende keuze was. Hij had Colijn tevoren één keer ontmoet en wel bij een formele bespreking over de noodzaak van deva luatie van de Nederlandse gulden, eni ge tijd na de val van de Amerikaanse dollar in april 1933. Aan de ene kant van de tafel zaten toen Colijn, mr. P. J. Oud, minister van Financiën, en mr. L. J. A. Trip, president van De Ne derlandsche Bank; aan de andere kant A. F. Bronsing, mr. H. E» van Leen» ma, één man met de akte MO boek houden en één juffrouw met kennis van stenografie (maar die kon weer niet typen). Hij vond, dat de admi nistratie dilettanterig en ouderwets werd gevoerd. Op het gebied van de kostprijsberekening waren de NS „de meest orthodoxe geheelonthouder... die ik in mijn bedrijfsloopbaan ooit had gezien". Een externe accoun tantscontrole was er onbekend. In dat alles bracht Goudriaan veran dering door het aantrekken van experts, die hij bij Philips had leren kennen, en die na het uitbreken van de oorlog in sommige NS-kringen „Philips-parachu- tisten" werden gedoopt. In de Engelse society geldt de regel: Don't be too bright". Goudriaan was naar de maatstaven van de NS in die dagen veel te „bright". Hij wist over al goede raad op. Is er plaatsgebrek in de treinen? Breng klapstoelen aan in de rijtuigen, overal_ waar 40 cm. vrije wandlengte beschikbaar is. Wil men weten, wat er aan werkelijke, ex acte, wetenschappelijke waarheid op economisch gebied bestaat? Goudriaan vat het samen in een boekje van 16 bladzijden (plus 240 bladzijden toelich ting en polemiek). Is het Corps Diplo matique in Duitsland niet precies op de hoogte van alle ondergrondse politieke stromingen? Schrijf alle leden een ver plicht verblijf in bierkelders voor van minstens drie avonduren per week. Is er een economische crisis? Herstel de koopkracht door collectieve revalorisa- In maart 1939 bracht de minister van Sociale Zaken, dr. J. van den Tempel een bezoek aan de Spoorwegtentoonstelling t» Amsterdam waar hij door prof. Goudriaan werd rondgeleid. V.l.n.r. wethouder van Meurs (van Maatschappelijke Steunh dr Van den Tempel, mevrouw Goudriaan, mevrouw Van den Tempel en prof. Goudriaan. tie van de grondstoffen en koppel de prijs van een representatief goederen pakket aan de geldeenheid en aan de goudprijs. Veel geduld met tragere geesten had hij niet. Dat waren dus al twee dingen, die hem het leven in Utrecht moeilijk zou- den maken: hij prees alles, wat hij bij Philips had leren kennen en hq was „too bright". Maar het ergste was, dat hij geen „spoorjongen" was. Zelf vergoelijkt hij dat met het grapje van Domela Nieu- wenhuis, dat hü altijd een trouw reizi ger per trein was geweest on er dus met deskundigheid over kon meepra ten. Zo dachten zijn medewerkers en ondergeschikten, die bij de NS groot waren geworden, er niet over. Ook als er geen Wereldoorlog was uitgebroken, had iedere pas, die Goudriaan zette, naar aile kanten onberispelijk moeten zijn. Er brak wél een oorlog uit. Gou driaan had zich laten benoemen tot reserve-majoor voor algeme ne dienst. In de vroege morgen van 10 mei 1940 reed hij per auto van Hilversum naar Den Haag, waar hü zich, volgens de lastgeving m zijn mi- litaire zakboekje, moest melden op het Algemeen Hoofdkwartier. Veel nuttigs kon hij daar niet uitvoeren. Toen de capitulatie in zicht kwam, wilde hij naar Engeland. Hij kreeg daar een geschreven toestemming voor van een hem bekend hoofdofficier. Maar zijn vrouw en drie dochters zaten nog in Hilversum. „In de loop van de dag had ik reeds vergeefs geprobeerd een vervoergele- gonheid voor mijn gezin te vinden; mijn eigen auto had ik bij de hand maar ik was na de spanning van bjjna_ vier oorlogsdagen te moe om midden in de nacht, met de toenmalige zeer strenge verduisteringsvoorschriften, heen en weer te rijden tussen Den Haag en Hil versum. Op het station Den Haag SS stond een dieseltrein startklaar en na dat ik het hoofd van de sectie spoor wegdienst in kennis had gesteld van mijn pas verworven vrijheid, was deze bereid de trein tot mijn beschikking te stellen^ Dit is een van de weinige punten, hem rechtstreeks betreffend, waarover Goudriaan niet met Rüter polemiseert. Hij verdedigt zich wel, maar niet tegen de aantijging, dat hij voor het vervoer van zijn eigen gezin een extra-trein heeft gebruikt. Rüter meldt ook, dat Goudriaan ln een later stadium van de tocht naar Engeland was niets gekomen extra- vérlof wenste te geven aan de leden van het personeel, die de begrafenis van het lid der W. A. Peter Ton bij wilden wonen. Neen, zegt Goudriaan, ik heb mij er alleen niet tegen willen verzetten, dat leden van het personeel voor dat doel een gewoon eendaags ver lof namen. Dat werd namelijk nooit ge weigerd. Het departement besliste ech ter, dat het in dit geval asm het spoor wegpersoneel buiten Den Haag wél moest worden geweigerd. Of dit nu allemaal wel de oorzaken zijn van Goudriaans uiteindelijk ont slag, is voor de buitenstasmder de vraag. Het NS-bedrijf, dat sterk de trek ken van een „in-group" vertoont, heeft zijn eerste president-directeur waar schijnlijk altijd als een „vreemd li chaam ervaren. In vredestijd berust te het in zijn briljante, wat kwikzilver achtige leiding bq" wijze van experi ment. In de kritieke oorlogsjaren wil de het zich de weelde van een experi ment niet meer veroorloven. weer staan onder een buitenstaander met twee NS-jaren". Deze buitenstaander heeft het bedrijf in het bevrijde zuiden van 3 september 1944 tot 13 mei 1945 op bekwame en voortvarende wijze geleid. Maar de romp-directie in Utrecht gaf geen krimp. Het is een ironische samenloop geweest, dat de minister van Water staat, die Goudriaan tenslotte na de bevrijding ontsloeg om personele moeilijkheden in een kritieke tijd van herstel en wederopbouw te vermijden een oud-Philipsman was, nameUf* ir. Th. P. Tromp. Goudriaan verliet na enige tijd en3 land. Hij trok naar Zuid Afrika, waar lijj thans gewoon hoogleraar in de be- drqfseconomie is aan de universiteit van Pretoria, lid van de Elektriciteits- raad, lid van de Wetenschappelijke NU* verheidsnavorsingsraad en daarenbo- ven adviseur van verschillende Neder landse en Zuidafrikaanse maatschappij" en. H. J. NEUMAN. te Prof. Goudriaan liet zich duidelijk leiden door het streven de N.S. populair maken, toen hij in juni 1939 persoonlijk het sein gaf voor het vertrek van de eer kampeertrein naar het zuiden des lands. werd ontslagen en, tot tweemaal toe, geïnterneerd. Maar zij kregen op die manier wel de situatie, waarin zij zich zó behaaglijk voelden, dat zij er later, toen de Duitsers eenmaal wa ren verjaagd, geen afstand meer van wilden doen. Men kar. zich levendig voorstellen, dat Goudriaan op zijn beurt gegriefd is geweest door wat hq „een gebrek aan sportiviteit" noemt. Van 7 oktober 1940 tot 23 mei 1941 heeft hq met de Indische gijzelaars in Buchenwald gezeten. Van 13 juli 1942 tot 25 oktober 1943 verbleef hq als gij zelaar eerst in het Groot-Seminarie te Haaren en later in St. Michielsgestel. Aan de beschrijving van deze laatste periode danken we nog enkele opmer kingen over de politieke verhoudingen in die dagen. In een vroegere faze had Goudriaan een verzoek van prof. De Quay en mr. Linthorst Homan afgewezen om samen met hen het driemanschap van de Ne derlandse Unie te vormen. Hjj had ge zegd: „Deze zaak eindigt óf in het ver raad óf in het concentratiekamp". Nu ontmoette hq De Quay en mr. Einthoven (die zijn plaats in het drie manschap had ingenomen) opnieuw en hjj ergerde zich aan de toenadering, die er ontstond tussen hen en de groep Schermerhom-Banning-Brugmans. Hü sdhreef deze heren de bedoeling toe na de oorlog met de politieke democratie een weinig de hand te lichten (De Quay „meende dat na de bevrüding een mi litaire dictatuur van minstens één, mis schien 'n paar jaar noodzakelijk zou zjjn om orde op zaken te stellen"). Zo ontstond de merkwaardige figuur, dat Goudriaan, die toch zeker staatkundige ambities moet hebben gekoesterd, bui ten alle politieke besprekingen te Ges tel bleef. De kern van zün conflict met de NS werd vermoedelqk geraakt in een gesprek, dat hü op 10 februa ri 1944 met Hupkes en Van Rqckevorsel heeft gevoerd. „Wü ko men je meedelen", zei Hupkes, „dat wij niet meer met je willen samenwer ken; wq hebben ieder ongeveer veer tig dienstjaren bij de NS en willen niet Haarlem, door J. Bartman en Dolf Toussaint (Zwart Beertje 446)Een foto boek over de hoofdstad van Noord-Hol land. Nederlandse, Duitse en Engelse onderschriften. Ong dagelijks brood, door Pearl S. Buck (Zwart Beertje 448). (Oorspr. ti tel: Portret of a marriage. Vert, van Eva Raedt-de Canter. Een in Pennsylvania spelende roman van de bekende Amerikaanse schrqf- ster. Bibeb aan de Rivièra, (Zwart Beertje 449). Bibeb ontmoet Cocteau, Chagal, Pi casso en anderen. 't Begon op Parijs, door A. Viruly en W. van Veenendaal (Zwart Beertje 478). Twee oud-gezagvoerders van de KLM wisselen in briefvorm ervaringen uit over de goede oude tqd in de vliegerq. De laatste gast, door Frank Amau (Nijgh en van Ditmar) Een misdaadroman van het slechtere soort. Meer dan liefde, door Hildegard J. Kaeser (Nijgh en van Ditmar) Een tweederangsverhaal, dat het pro bleem van de kinderloosheid tot onder werp heeft. De eindeloze stroom, door Igor Sent- jurg (Hollandia-Baam) Een dik oorlogsverhaal, waarin een jonge dokter de hoofdfiguur is. Blanke luister tochdoor Richard Wright (Kroonder-Bussum) Een viertal lezingen door de vorig jaar overleden Amerikaanse schrijver tussen 1950 en 1956 gehouden, die een commentaar leveren op de huidige blank-gekleurde, Oost-West verhoudin gen in de wereld. Kerk en Reformatie, door P. Gieles S.J. (Malmberg-den Bosch). Het eerste deel in een nieuwe reeks getiteld „God en mens", In deze reeks worden onderwerpen tot geloofsbezin- ning behandeld, gericht op gebruik in studieclubs, godsdienstcursussen, mid delbare scholen, discussiegroepen. Dit eerste deel is een historische bezinning op het beleven van Gods aanwezigheid. Gebed en waarheid, door R. Guardi- ni (Paul Brand-Hilversum), Meditaties over het Onze Vader. De auteur noemt dit boek zelf een wezen lijke aanvulling op zün bekende werk „De Heer". Over de stem en de stemgebruiken door dr. L. Mes (Stafleu-Leiden). Een korte studie door een oor-, neus-, keel- en spraakarts. Haar vreemdeling, door Elisabeth Zernike (Querido-Amsterdam). Een nieuwe roman, die gaat over Lu- cienne, een Frangaise van de Dordog- ne. Zij trouwt met een Nederlander en volgt deze naar zijn, land. Door de oor log komt het tot teen scheiding: Lucien- ne gaat terug naar Frankrijk, maar komt opnieuw naar Nederland, zij tenslotte toch de mogelijkheid vun om in berusting verder te leven. vorige roman van de schrijfster w» „Het harde paradijs". Die ene mens, door Willem Brakm"11 (Querido). _.an De hoofdfiguur in deze nieuwe rom f is Wim Akijn. Hier wordt verteld j zijn ervaringen als medisch stVrveri een vroegere periode uit zijn te jt dan in „Winterreis, het romandf0 afl van de schrijver. De vroege dood een vriend brengt Akijn tot protest^ gen de tijdelijkheid van de mensem relatie. Een blad in de wind, door JaC°'J van Velde (Querido). De schrijfster publiceerde enkele p0 het Frans geschreven novellen, 'Ge. grote zaal" was haar eerste in het - derlands geschreven roman. „Een jena in de wind" is haar tweede, Berger besluit hierin in haar vei'tl te zoeken naar de oorzaak van de aD"je- die al haar zekerheden, al haar jr1 vensvreugde ondermijnd heeft. AIS ujt een flash back trekken fragments?1 haar leven voor haar ogen voorbij* De eerste etappe, door H. J* Frie<^ ricy (Querido). j,et De auteur laat in zijn boeken -p: „oude Indië" herleven. Van hei»j eji „De laatste generaal", „Vorsten getj de „Raadsman". In dit boek vertel ,^e. jonge Hollander, die in Leiden i» a0ii studeerd, in bijna zeventig brieve? grl zijn ouders, hoe hij zijn vaderlan" ^te* Europa verlaat en als bestuursa1 ie naar in het Nederlands Indië het e deel van zqn carrière beleeft. ■cvïgit1^ Gewoon mensen, door Clara -n*®" (Meulenhoff-Amsterdam). uen^e Het romandebuut van de he gtad dichteres. Een in een Nederlanosjjpg gesitueerd verhaal, dat de ve^Sjeder ouders-kinderen in een gewoon lands gezin behandelt. Wal®'1®' Des duivels, door G. van de ren (Meulenhoff). j,oS- Een roman over de jeugd in rrnd" dorpen; jongens en meisjes, die a ee« delbare school bezoeken, en rLjwaf' aantal conflicten groeien naar ze]fi0 senheid. Andere romans van n Jie' schrijver zijn: „Scherven ,la?i£srCCrfona* mei", en V rpp>mrlpi1 in een in x>**r mei", en „Vreemdelingen in Begin maar opnieuw, door Jong (Ploegsma-Amsterdam). j0!r Een jeugdboek, dat ook door t ge vrouw gelezen kan worden- t0Ê- Roza, die in Amerika een n'ellWe.j0jigS komst gaat opbouwen en ovel Amerikanen met hun schijnbaar nuchterheid.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 4