Kinderen die nooit van Christus hebben gehoord
Onkerkelijkheid is vaak
breuk met het formele
m
HgJClassieke muziekg^
op de plaat
Liederen van Wolf
en Loeuwe-Balladen
Hoe de buitenlandse
toerist wordt afgezet
ENGELANDS „FABIAN SOCIETY"
De WEBBS predikten het evolutionair socialisme
Volgelingen van
de Cunctator
I
Shaw als
politicus
I
e
Vrouwtje vertel maar!
I ''ft
«r* M
«'A yev,"- J#
die
in
ty"
n de geschiedenis van het Engelse
socialisme heeft een vrouw gedu
rende tientallen jaren een domine
rende rol gespeeld. Beatrice Potter,
als jong meisje opgegroeid was
de kringen van de Britse „Socie-
toonde al jong grote belangstel
ling voor sociale vraagstukken. ,,Het
observeren en het registreren van het
gedrag van de mensen in de maat
schappij", zo schreef zij in haar boek
„Our Partnership", „heb ik altijd als
mijn voornaamste levensdoel be
schouwd". Zij wenste zich aanvanke
lijk te onthouden var het uitspreken
van opinies over sociale hervormin
gen, omdat zij zich uitsluitend tot het
sociologisch onderzoek wilde beper
ken. In het begin van de jaren ne
gentig van de vorige eeuw ontmoette
zij de vurige socialist Sidney Webb,
die de mooie en briljante Beatrice
Potter ten huwelijk vroeg. Na lang
aarzelen besloot de erudiete jonge
vrouw „van goeden huize" te huwen
met de eenvoudige ambtenaar van
het departement van Koloniën, on
danks het heftig verzet van haar fa-
i Joegoslavië begint de Mis
enoeg gelovigen zijn
Bisschop Grgur Ninski staat meer dan levensgroot in Split.
Hij is zo groot gebeeldhouwd door meester Ivan Mestrovic
dat niemand hem herkent. Wij stonden er toevallig bij toen
studenten uit het in menig opzicht onschatbare Amerika
mochten gissen naar zijn herkomst. De antwoorden varieerden
van Aristoteles tot Tito. Dat is dus wel van groot tot Groot.
Maar weinigen weten dat Grgur Nmski daar, voor het P®'®.1®
van Diocletianus, iets staat uit te beelden waar wij op ditzelfde
ogenblik nog volop mee bezig zijn. Bisschop Grgur heeft langs
wegen, even ver onttrokken aan ons oog als zyn bronzen scnedel,
ervóór gezorgd dat het Kroatisch. de volkstaal, gebezigd wordt
in de Mis. De ijveraars ten onzent, die het Nederlands in de
kerk bii tijd en wijle tot geliefkoosd onderwerp van hun ingezon
den stukken maken, menen te weten wat dat betekent. Maar
om het inderdaad te beseffen, is het zinvol een Mis bij te
wonen in één van die vele Joegoslavische dorpen in het binnen
land of ook wel aan de kust. waar men de aanvang van de
diensten nog onomwonden af laat hangen van het aantal bezoe-
kers.
Voor de eerste maal ziin wij ter kerke genodigd door onze
vriend Miro, 's nachts fuikenlichter met de lamp en overdag
verbouwer van vijgen en olijven. Hij liet ons, met de hand
wikkend tussen zeker en wat minder zeker, weten, dat de dienst
te ongeveer 10 uur aan zou vangen. Tegen die tijd hadden v/ij
o~\s gekleed met jas en boord; ten overvloede, wel te verstaan.
Wij waren er echter ruim een uur te vroeg mee. De koster
met Schillerkraag en in blauw katoen, heeft het ons vergeefs
getracht uit te leggen. Toen Miro kwam, rond half elf, werden
we met weidse gebaren genodigd tot de enige bank in het
priesterkoor. De kussens der misdienaars werden met plotseling
geweld uitgeklopt op de vermolmde treden van het altaar en toen
de eerste stofwolken waren omtrokken, werden zij eerbiedig
neergelegd op het knielbankje, waarboven wij luidkeels proes
tend ons eerbiedwaardig gastengezicht geweld aan stonden te
doen. De oleanders en inlandse bloesems geurden on?
in roestige conservenblikken, te hooi en te gras omwikkeld met
verschoten pakpapier. Na enige tijd plichtmatig geknield te
hebben, maakten wij van een nieuw bezoek van de koster
gebruik om een wat gemakkelijker houding aan te nemen. Plech
tig en omwolkt met vleugen Slivovice werd ons ditmaal een
gastgeschenk aangeboden, bestaande uit een devotieprentje van
Jezus, Bonus pastor, met een wat huiverend schaapje rond de
schouders; het geheel in blauw en rose gedrukt te Agram in
den jare 18S6, doch sedertdien drastisch overwoekerd door
bruine vochtvlekken. Het klinkt wat vreemd, maar met het
plaatje in de handen moesten wij denken aan een aflevering van
het weekblad Nedeljne Informativne Novine (,,N.I.N.") dat in
Beograd verschijnt en onlangs een onderzoek instelde naar de
parate kennis van Joegoslavische grotestadskinderen tussen 6 en
12 jaar. Na de vragen; .Weten jullie wie Stalin was? wie Musso
lini? wie Hitier? volgden de meer principiële kwesties; „Weten
jullie wat een communist is en wat het betekent een kapitalist
te zijn?" Daarna kwam als toegift de vraag: ,,En wie heeft
wel eens gehoord van Jezus Ohnstus? Javorka (7 jaar), Budi-
mir (8) en Branimir (9) gaven ten antwoord de naam nooit
gehoord te hebben. Duschau (10) zei na enig nadenken; „Het
Is een man die de joden aan een kruis geslagen hebben. Ik
heb dat gezien op het Franse kerkhof". Branislaw (11) ant
woordde tenslotte: Jezus Christus was een christelijke God.
Hij was de man die de christelijke godsdienst heeft opgericht."
Op de vraag ,,Wie van jullie gelooft aan God?" antwoordden
allen eenstemmig: „Niemand van ons''. Duschau (10), die wij
rustig als een leergierige jongen mogen beschouwen, voegde
daar nog aan toe: „Veel mensen geloven dat God de regen en
de sneeuw heeft geschapen, maar dank zij onze kennis der na
tuur, weten wij hoe deze dingen werkelijk ontstaan."
Hoe men hier ook over denken moge: de relatie Kerk-Staat
is in Joegoslavië een verwikkelde affaire, die men vooral
niet moet idealiseren. Wie de laatste rede van monseig
neur Stepinac ooit volledig onder ogen heeft gehad, kan
slechts vermoeden hoe groot de spanningen moeten zijn geweest
waaruit volgens de statistieken vooral in de steden een
steeds grotere onkerkelijkheid is voortgekomen. In het directe
contact van mens tot mens blijft de godsdienst dan ook een
teer punt. De historische achtergronden zijn doorgaans al ver-
wikkelder dan wij in het westen gewend zijn te beseffen. Maar
daarnaast is de onkerkelijkheid vaak niet meer dan een breuk
met het formele. Van een onkerkelijke bovenmeester en een
trouwhartig koorzanger uit de boerenstand hoorden wij op één
dag dezelfde bezwaren tegen bepaalde religieuze uiterlijkheden
uit heden en verleden, met hetzelfde besluit dat ieder maar
voor zichzelf uit moet maken hoe hij God en de naaste wil
dienen.
Het platteland doet dët, althans in zijn openbare diensten,
nog net als honderd jaar geleden. Wie de dorpsvrouwen de
kerk ziet binnenkomen met wit-gedekten hoofde, is getuige
van een hoofse, in zichzelf gekeerde eerbied. Mannen met de
laatste aflevering van de kerkbode onder de pet, bekruisen zich
ci-hT
;V
Een Servische boer.
bii de ingang, om de krant vervolgens behoedzaam tot een
kussen te vouwen voor kniel- en zitbank. Als de pastoor, oud
en gebogen, plotseling opdoemt achter het altaar is het bij
elven. Zijn dienaars, de kaalgeknipte vlaskopjes haastig door
toogj es gestoken die in alle toonaarden spotten met het wit der
al dan niet synthetische wasmiddelen, arriveren tien minuten la
ter. Zij kunnen meteen op de plaats gaan zitten, waar hun kus
sens gelegen hebben. Want de pastoor heeft zich omgedraaid
n-.ar het volk en gaat kennelijk ernst maken met de predikatie.
Hij leest fronsend een papier voor en begint het daarna uit te
leggen. Hij zwaait dreigend met het papier en fluit bij de zachte
sisklanken tussen de tanden. Voor de gast, die de volkstaal bin
nen de kerk niet verstaat, heeft deze predikatie iets ongemeen
boeiends, in tegenstelling tot waar hij de landstaal wel meester
is. Het enige woord dat wij op gezette tijden herkennen luidt
Svet en dat betekent heilig! Wij betrappen er ons op dat wij,
evenals héél vroeger, de keren tellen dat het woord voorkomt.
Na drie kwartier is de stand 18. Dat. is dus 6 keer heilig
er kwartier. Aandachtig luisterend stellen wij vast, dat deze
ejaarde herder, die er beslist onvriendelijk uitziet, gemeten
naar de heiligheid per uur, toch nog altijd 1 op 24 draait.
De inheemse kerkgangers zijn zich intussen, de ogen al dan
niet geloken, aan het ontspannen en het blijkt al spoedig waarom.
Als de predikatie een sterk afkeurend einde heeft gevonden
met een plotseling uitschietende grauw, verheft eenieder zich
vel blakende energie. Ergens doet een verwaaide orgelklank
eer. poging de toon aan te geven Maar dat is al niet meer
nodig. Do geloofsbelijdenis in het Kroatisch is losgebarsten met
een stemmengeweld, waarbij dat der Mastreechter Staar verijlt
tot het veelbelovend geluid van een meerstemmig knapenkoor.
Later, in de herberg, wordt ons uiteengezet dat de pastoor
een oom is van ,.do directeur" bij wie wjj onze intrek
hebben genomen. War de directeur precies dirigeert is
moeilijk uit te leggen. Hij is de baas van de Zadrugia,
een coöperatie die het hele dorpsgebeuren beheerst. De Za
drugia bepaalt de inkoop en verkoop der landbouwprodukten.
Het hoofdkantoor is café met recht van broodverkoop, slagerij,
kruidenierswinkel, smederij en bazar. De directeur wordt door
de vrij denkende dorpsgenoten beschouwd als een kapitalist. In
de enquête van het weekblad „N.I.N." heeft Dragan (8) een
kapitalist aangeduid als: „een man die graag macht heeft en
gefd, om anderen te kunnen onderdrukken." Én toch is de di
recteur een toegewijd partijlid. De zaken liggen dus niet zo
zwart-wit als men graag zou denken. Want dat de directeur
voor geld alles over heeft, lijdt geen twijfel. Alles wat hij heeft
aan woonruimte is, volgens de staatsvoorschriften voor het
toerisme, verhuurd. Zelf slaapt hij met zijn gezin in het stro
van een afgeschut stuk stal. En zodra ons afscheid nadert,
biedt de vrouw van de directeur ons een rekening aan, die
precies het dubbele aanwijst van het bedrag dat wij zijn over
eengekomen. Zij lacht devoot Dat komt door de belasting,
zegt ze. Die drukt zwaar op ons.
Dat die druk goeddeels wordt overgeplant, schijnt haar te
ontgaan. Evenals trouwens Josip, die wij vaak in de herberg
hebben ontmoet en die nooit te beroerd was om een glas mee
te drinken. Als hij bij het avondmaal verneemt, dat wij van
plan zijn om wat verder naar het noorden te trekken, lijkt
hij plotseling te ontwaken. Hebt u al een rekening gehad?
Een jonge vrouw uit Kroatië.
vraagt hij. Ja, zeg ik. Tot op heden zijn wij overal afgezet.
Maar de directeur is echt een directeur. Hij slaat de rest
met stukken.
Josip tuurt naar de klok en drinkt zijn glas leeg. Vervolgens
pakt hij een beduimeld aktentasje onder zijn stoel uit. lk
vind het onprettig, zegt hij, dat de directeur u heeft afgezet.
Want als staatsambtenaar voor het toerisme heb ik ook nog
een appeltje met u te schillen.
Uit het beduimelde mapje haalt hij een nóg beduimelder stuk
papier. In gebrekkig Duits staat daarop getypt: „Voor iedere
dag verblijf in deze plaats bent u aan drager dezes verschul
digd een verblijfsbelasting van 100 dinar per persoon. De bad-
belasting voor ieder bad in zee bedraagt 50 dinar per persoon."
Josip cijfert breedvoerig op het tafelblad. Als wij hem be
duiden dat hij zijn berekeningen rustig kan staken, omdat wij
voor deze heffing ineens niets voelen, blijkt hij ons slecht te
verstaan. Het is voor de staat, zegt hij. En ik ben ambte
naar voor het toerisme.
Josip, zeggen wij, het is prettig dat te vernemen. Gisteren
heeft men nog 24 liter benzine uit onze tank geheveld. En
vandaag heeft de directeur ons afgezet voor enige duizenden
dinaren. Het lijkt werk voor een ambtenaar van het toerisme
daar eens wat van terug te beuren. Al wat je vangt mag je
houden voor de staat of voor jezelf: dat moet je maar zien.
Josip denkt diep na. Dan trekken al zijn rimpels omhoog in
uiterste verbazing. Niét betalen? zegt hjj, vertwijfeld met
het hoofd schuddend. Daar zal ik rapport van op moeten maken.
Dat kost 150 dinar.
Goed Josip, zeggen wij. Die kunnen er nog af voor een
halve liter. Maar dat is dan wel de laatste.
Hoe weinig die woorden in hun absoluutheid waar zouden zijn
voor Josip, wisten wij al wel op het moment dat ze werden
uitgesproken. Dat wij zelf thuis naar hartelust Prokupac en
zelfs fonkelende Istrische Teran zouden kunnen
blijven drinken, tegen een prijs waar men nog geen
raapolie voor kan kopen, konden wij toen nog niet ver
moeden. Maar zo zijn er, haast «paprika en Slivovice, thuis
meer''zaken, die men na ijverig Kleuren leert (vaarderen als
volwaardige representanten van een land, dat ondanks of
dank zij alle Josips belangwekkend blijft voor velen als on
geëffend maar ook onvervlakt reisgebied.
Het lijkt ons zinvol deze reisimpressies van de losse band te
besluiten met de vermelding van enige geselecteerde geluiden
over en uit Joegoslavië, waar menig lezer ons intussen om ver
zocht. Op het stuk van fotoboeken met goede teksten is mij
van Nederlandse huize alleen bekend een voor zijn formaat
en prijs werkelijk uitstekende Contact-fotopocket: met foto's van
Cas Oorthuijs en tekst van A. den Doolaard. Groter werk van
internationale allure, vooral wat de foto's betreft, kan men vin
den in een uitgave van Hanns Reich: Jugoslawien, ein Terra
Magira Bildband (München; prijs D.M. 20) en vooral ook de
prachtige, in Nederland verkrijgbare editie uit de „Collections
des Ides photographiques no. 10": „Yougoslavie par Ante Ilic
(Editions Ides et Calendes, Neuchatel et Paris, prijs 24,50).
Bij de muziek, die, naar ik verneem, een hausse beleeft in
West Europa, heeft het zin uit te zien naar platen van goede
kwaliteit met een gevarieerde keuze van zang en instrumentale
muziek. Excellent in beide opzichten is naar onze smaak de
Fontana langspeelplaat „This is Yugoslavia (680 505 TL). Klei
ner van formaat maar zeer goed zijn ook Balkan Tanze (Philips
402 015 NE) en een plaat van het Joegoslavisch Nationaal Dans
theater onder Duitse cover uitgebracht door Philips (402 139 NE)
Een opgave als deze behelst natuurlijk niet meer dan een
persoonlijke keuze. Als zodanig wordt ze de lezer gaarne aan
geboden door
CAREL SWINKELS
(De voorgaande Joegoslavische reisbeschrijvingen door Carel
Swinkels zijn verschenen in de kranten van 7, 16, 21, 23 sep
tember en 2l oktober).
Hugo Wolf-opnamen zijn zeldzaam,
enkele paradepaardjes in een ge
mengd programma daargelaten.
Van de talloze vocalisten kan
sleehts een klein aantal liederen zingen,
en onder hen komen uitsluitend de uit
verkorenen aan Wolf toe.
Rita Streich behoort tot de besten
onder hen. Een grote plaat vol Wolf-lie-
deren is voor haar geen aanmatiging.
Zjj verstaat Wolf in hoogte en diepte,
in alle lagen van zijn veelzijdig lie-
derenoeuvre. Uiteraard binnen de gren
zen van haar stem. Maar Rita Streicli
weet ook met veel verstand te kiezen
wat binnen haar stemvermogen ligt.
En te weerstaan aan de verleiding,
waarvoor speciaal vocalisten zo vaak
bezwijken, n.I. te zingen wat ook mooi
is maar buiten de stem ligt.
Op de grote D.G.G.-plaat LPM 18641
heeft zij gesteund door de prachtige
begeleidingskunst van Erik Werba
een uiterst afwisselend Wolf-programma
gezongen. Op de eerste zijde staan en
kele liederen uit de bundel „Lieder nach
verschiedenen Dichtem," voorts een en
kel van Eichendorff, enige van Goethe
en vijf van de Mörike-liederen. Aan de
keerzijde staat een ruime keuze uit het
Ttalienische Liederbuch, aangevuld met
nog vijf der Spanische liederen.
In dit programma komen wel enkele
van de standaardliederen voor zoals
„Der Gartner", het „Wi, genlied" op de
tekst van Reinick en „In dem Schatten
meiner Locken," maar dit wil nog niet
zeggen dat Rita Streich de platgetre
den paden Volgt. „Verrchwiegene Lie-
be" hoort men al heel wat minder vaak,
er zijn er ook maar heel weinigen die het
zingen kunnen. En om diezelfde reden
verschijnt het furieus moeilijke „Zum
Neuert Jahr" uit de Mörike-liederen bij
na nooit op een programma. Zo komt
men er ook uit de Italiehlsehe en Spa
nische bundels verscheidene tegen, die
in andere Wolf-opnamen sporadisch een
plaats krijgen, zoals „Wie lange schon
war immer mein Verlangen" „O
war dein Haus durchsichtig wie
ein Glas", „Nein, junger Herr, so
treibt man's nicht fürwahr". of van de
Spaanse „Trau' nicht der Liebe",
„Köpfchen, Köpfchen nicht gewimmert"
en ..Bedeckt mich mit Blumen", even
zovele titels waarvan bii het horen al
leen al de ogen van de Wolf-kenners be
ginnen te glinsteren. Doodgewoon van
herinnering en begeerte.
De bijzondere kwaliteit van Rita
Streichs Wolf-zingen is, dat het kan af
stand doen van het zoeken naar voor
drachtseffecten, die vaak wei heel ge
makkelijk voor de hand liggen bij Wolf,
maar die buiten de muziek omgaan
Haar perfecte zangkunst, gevoegd bij
haar diepe muzikaliteit veroorlooft het
haar ieder lied uit de muziek of als
men wil geheel,, uit de gezongen klank
te herscheppen. De Wolf-1'efhebbers zul
len allicht wel eens over een muzikaal
detail met haar van méning willen ver
schillen, de zaak wordt daar alleen
maar interessanter door. Men zou mis
schien in het algemeen willen opmer
ken, dat Rita Streich nog iets te zeer
naar het zoet" zweemt. De toon is soms
iets te liefelijk en daardoor wordt de
dimensie van een Ped wat kleiner dan
zij in werkelijkheid is. !W»n moet een
Erna Berger zijn, zoa's re haar latere
jaren geworden is om te doen begrij
pendat men Wolf van een neg hoger
standpunt uit zingen kan. van de onaan
tastbare hoogte van een vorstelijk bel
canto. maar dan stelt men ook een van
de allerbeste zangeressen in haar rijpe
.jaren tegenover een artiste, die nog
steeds jong is. Dat men ertoe komt.
duidt reeds aan hoe zeldzaam en prach
tig het is, zoals bet nu klinkt. Men moge
deze plaat op zijn verlanglijstje zetten,
maar dan ook ervoor zorgen dat zij er
niet te lang op blijft staan.
In de brede populaire zin van heer
lijke ouderwetse muziek verzorgde de
bas Josef Greindi met zeer geacheveer
de begeleidingen van Hertha Klust voor
D.G.G. (LPEM 19 239) een hele plaat
met Loewe-balladen, en het blijkt ook
nu nog hoe knap die stukken gemaakt
z\jn en hoe onderhoudend ze menigmaal
klinken. Greindi zong ook in dit geval
niet bij voorkeur de allerbekendste,
maar hjj heeft een goede keuze gemaakt
uit het beste. Loewe was een kleine
meester en had ook maar één genre
van lied, n.I. de ballade-vorm. Maar
daar heeft hij dan ook de grondslag van
gelegd met zijn scherp gemarkeerde,
doorgewerkte thema's, die de aard
van het lied, van de hoofdpersoon of
van de situatie typeren en aanleiding
geven tot allerlei dramatische toonschil-
dering. Bij hem treedt ook de piano als
obligate stem te voorschijn. Bij
Schubert en tot bij Wolf toe, waar die
zich enkele keren van de ballade be
diende, vindt men duidelijk sporen terug
van de dingen die de oude Carl Loewe
gevonden heeft. Men moet er natuurlijk
een luisterrijke stem met een zeer soe
pele plastiek voor bezitten. Daar ont
breekt het bij Greindi allerminst aan.
Een derde kostelijkheid leverde Phi
lips met een nieuv e opname van de
Musici (A 02076 L). Het programma van
deze plaat is al heel aantrekkelijk: een
vioolconcert in C. van Haydn, twee van
Mozarts sierlijkste jeugddivertimenti
(resp. in F.K.V. 138 en B-dur K.V. 137),
alsmede een Cembaloconcert in C. van
Tomasso Giordani, een Napolitaanse
oudere tijdgenoot van Mozart, die een
cosmopolitisch leven geleid heeft en een
zeer groot deel van zyn leven in Dublin
heeft doorgebracht. Het blijkt een heel
spirituele muziek te zijn, die deze Gior
dani kon schrijven, vooral wanneer men
haar zo geestrijk en tintelend van mu
zikaliteit hoort spelen als door Maria
Teresa Garatti en de Musici. Felix Ayo
is de solist in Haydns vioolconcert.. Rij
ker en zuiverder klank hoort men zel
den op een viool.
L.H.
A. Rolan^ Holst heeft eens van Vest
dijk gezegd, dat hij sneller schrijft
dan God kan lezen. Aan dat grapje
moeten wij denken, als wij de re
cente boeken gaan aankondigen die Lea
Smulders heeft geschreven. In een van
haar verhalenbundels (Vrouwtje Veertel-
maar. Cantecleer. Utrecht) heeft zij het
over een dame die prachtig vertellen
kon: „Zo gauw Vrouwtje Vertel-maar
waf vertellen moest, schudde ze een paar
keer met haar arm, en jawel hoor: dan
rolde het verhaaltje er zómaar uit" Lea
Smulders kan kennelijk zelf ook met
groot gemak vertellingen uit haar mouw
schudden; vertellingen met een gods
dienstige inslag, als in ..Wij houden van
elkaar" (Uitgeverij Helmond, Helmond),
of avonturen op rijm voor kleuters als
in „Lijntje één de autobus" (Malmberg.
Den Bosch). Maar al schrijft zij nog zo
snel, de kinderen achterhalen haar wel.
Hebt u wel eens opgemerkt, wat het con-
sbmpt.e-vermogen is var een kleine boe-
kenverslinder? Zo'n kind verorbert ge
makkelijk een boek per vrije middag.
Dat haalt u niet met uw Vestdijk. En uit
ervaring kunnen wij u verzekeren, dat
de boeken van Lea Smulders er in gaan
als „pepernoten in een knorrende maag"
een vergelijking die u duidelijk zal wor
den na lezi.-g van „Pietje k in pyama"
(Malmberg). Wat genieten die kinderen
van de belevenissen van „Meneertje
Verkeerd in circus Snijboon" (Cantec-
lee». Utrecht) en van het verhaal in
versvorm over „De goude.i klompjes"
(Marmberg), die het eigendom waren
van het boerinnetje Ma ian; een vertel
ling die alleraardigst geïllustreerd werd
door Carel Bruens.
Het is misschien overbodig de
scheppingen van Lea Smulders nog bij
de jonge en niet meer zc jonge lezers
van onze krant aan te bevelen, maar
wij zouden toch willen opmerken, dat
de schrijfster in haar taalgebruik voor
treffelijk rekening houdt met het be
vattingsvermogen van haar jeugdig
auditorium. Wie wel eens boeken
voorleest tan kleuters die zelf nog niet
kunnen lezen, zal zich herhaaldelijk
genoodzaakt hebben gezien bepaalde
moeilijke woorden te vertalen". Maar
bij de verhalen van Lea Smulders is
dat niet nodig. Zij weet steeds precies
de goede toon te vinden, en haar
woordkeus is volledig aangepast aan
de woordenschat van de kleine analfa
beten.
Voor ons kan Lea Smülders niet ge
noeg verhalen verzinnen. Vrouwtje
vertel maar!
H. Br.
W^VUWf.
Beatrice Webb-Potter 1858-1943echt
genote van Sidney Webb, was een der
belangrijkste figuren in de „Fabian
Society".
strijdmethodes, zo wilden de „Fabi
ans" met grote behoedzaamheid te
werk gaan bij de verwezenlijking van
hun socialistische idealen. Zij achtten
het hun eerste taak een goede docu
mentatie op te bouwen over de maat
schappelijke toestanden in Engeland,
en z\j legden aanvankelijk meer het
accent op de studie en op de ver
spreiding van gedegen geschriften
(„Tracts" en „Essays"), dan op po
litieke activiteiten. Zij predikten een
evolutionair socialisme, dat zich dui
delijk onderscheidde van het revolu
tionaire socialisme dat door Karl
Marx was bepleit. Zij verkondigden
niet de klassenstrijd en zij wilden de
staat niet omverwerpen, maar zij wil
den de staat en de bestaande poli-
Webb een der opstellers van een nieuw
partijprogramma voor Labour.
Over de geschiedenis van het „Fa
bian Socialism" is onlangs een
boek geschreven door Marga
ret Cole, die gedurende veertien
.jaar secretaresse is geweest van de
„Fabian Society". Haar echtgenoot, de
vermaarde hoogleraar aan de London
School of Economics een instituut
dat door de Webbs was gesticht
Prof. G. D. H. Cole, was lange tijd
voorzitter van de vereniging.
Het boek van mevrouw Cole is
ondanks de misleidende aanprijzingen
op de stofomslag geen gemakkelijke
lectuur en schrijfster is er niet in
geslaagd haar materiaal ordelijk te
rangschikken. Ook heeft zij weinig oog
voor de dramatische ontwikkeling van
Sidney Webb (1859-1947), die in 1918
een groot aandeel had in di formulering
van het partijprogramma van de La
bour Party. Webwas een der grond
leggers van het evolutionair socialisme.
milie die deze echtverbintenis als een
mésalliance beschouwde. In dit „part
nerschip" van de Webbs ontwikkel
de Beatrice zich als de meest boeien
de figuur. Samen zouden zij tot de
voornaamste leiders gaan behoren
■an de „Fabian Society".
De „Fabian Society" werd in 1883
in Londen opgericht door een jonge
bediende op een makelaarskantoor.
Edward Pease. De vereniging noem
de zich naar de Romeinse consul
Quintus Fabius Maximus, bijgenaamd
de Cunctator (de talmer). Zoals Fa-
blus Hannibal bestreed door geduldig
te wachten op het gunstige moment
om zjjn tegenstander te verslaan en
door gebruik te maken van indirecte
tieke partijen doordringen van hun
socialisme. Het Engelse woord vöor
„doordringing": „permeation", was
een geliefkoosde term van Beatrice
Webb.
In de tijd dat er In Engeland nog
geen Labour Party bestond, probeer
den de Fabians" hun denkbeelden in.
gang te doen vinden bij de Conserva
tieven en bij de Liberalen. In het begin
hadden zjj met die pogingen meer suc
ces op plaatselijk dan op landelijk ni
veau, én vooral in de Londense gemeen
teraad werkten hun denkbeelden om
streeks de eeuwwisseling sterk door
De Fabians" hadden in 1906 een be
langrijk aandeel in de vorming van de
Labour Party, en in 1918 was Sidney
het „Fabian Socialism", een beweging
die toch rijk was aan kleurrijke figu
ren als bijvoorbeeld Bernard Shaw en
H. G. Wells, twee schrijvers die hun
roei overigens niet zozeer op het ge
bied van de politiek als op dat van de
literatuur hebben verworven.
Vooral Shaw heeft voor de „Fa
bian Society" veel betekend. Reeds
in mei 1884 had hij zich bij de ver
eniging aangesloten. Hij was toen
nog een vrij onbekend journalist,
maar hij onderscheidde zich bij de
„Fabians" onmiddellijk door zijn
spitse publicaties, waarin de onmis
kenbaar „Shavian" uitspraak gedaan
werd: „de gevestigde regering heeft
niet meer recht zich de Staat te noe
men, als de rook van Londen zich
als het weer kan presenteren". Shaw
bracht de „Fabians" wel eens tot
wanhoop door zijn fantastische inval
len, maar toch was hij onder de op
richters van de vereniging de enige
die werkelijk diepgaande studie van
de werken van Karl Marx had ge
maakt. Shaw was echter evenmin
een Marxist als de andere „Fabians".
Aan G.B.S. heeft de vereniging voor
al veel te danken gehad, omdat hij
de denkbeelden van de leiders op zo
pakkende wijze onder woorden wisl
te brengen. Hij noemde zich „an
amanuensis and a mouthpiece" van
de „Fabian Society", en als zodanig
heeft hij het evolutionaire socialisme
van de Webbs tot het grote publiek
weten te brengen, dat door dorre sta
tistieken en zware sociologische ver
handelingen niet geboeid kon worden
De „Fabian Society' heeft zich tot
n onze tijd kunnen handhaven, na een
liepe inzinking in de jaren twintig. Tot
Ie moderne kopstukken van de vereni
ging behoorden verrqaarde figuren als
Lord Attlee (die premier was van de
ia-oorlogse Labour-regering) en Sir
Stafford Cripps (die in deze regering
inder meer de portefeuille van Finan
ciën beheerde).
Edward Pease, die in 1883 in Londen
met enkele vrienden besloot tot ie op
richting van een „Fel-owshiv of the Ne tb
Life", een socialistische vereniging die
al spoedig de naam zou aannemen van
de „Fabian Society".
der armen, en op dit terrein hebben
zij nuttig werk gedaan. Zij hebben zich
ook verdienstelijk gemaakt voor de ont
wikkeling van het openbaar onderwi)s
en voor de invoering van sociale voor
zieningen. De verrichtinger van de
jongste Britse Labour-regering kunnen
voor een belangrijk deel herleid wor
den tot denkbeelden die lang te voren
door „Fabians" als de Webbs gelan
ceerd waren.
H. BRONKHORST
De eerste Fabians hebben vooral ge- Margaret Cole: „The Story of Fa-
Geaff/e Bernard Shaw als jonge socialist, werkt voor de verlichting van het lot bian Socialism Heinemann, Londen.