Kinderen die nooit van Christus hebben gehoord Onkerkelijkheid is vaak breuk met het formele m HgJClassieke muziekg^ op de plaat Liederen van Wolf en Loeuwe-Balladen Hoe de buitenlandse toerist wordt afgezet ENGELANDS „FABIAN SOCIETY" De WEBBS predikten het evolutionair socialisme Volgelingen van de Cunctator I Shaw als politicus I e Vrouwtje vertel maar! I ''ft «r* M «'A yev,"- J# die in ty" n de geschiedenis van het Engelse socialisme heeft een vrouw gedu rende tientallen jaren een domine rende rol gespeeld. Beatrice Potter, als jong meisje opgegroeid was de kringen van de Britse „Socie- toonde al jong grote belangstel ling voor sociale vraagstukken. ,,Het observeren en het registreren van het gedrag van de mensen in de maat schappij", zo schreef zij in haar boek „Our Partnership", „heb ik altijd als mijn voornaamste levensdoel be schouwd". Zij wenste zich aanvanke lijk te onthouden var het uitspreken van opinies over sociale hervormin gen, omdat zij zich uitsluitend tot het sociologisch onderzoek wilde beper ken. In het begin van de jaren ne gentig van de vorige eeuw ontmoette zij de vurige socialist Sidney Webb, die de mooie en briljante Beatrice Potter ten huwelijk vroeg. Na lang aarzelen besloot de erudiete jonge vrouw „van goeden huize" te huwen met de eenvoudige ambtenaar van het departement van Koloniën, on danks het heftig verzet van haar fa- i Joegoslavië begint de Mis enoeg gelovigen zijn Bisschop Grgur Ninski staat meer dan levensgroot in Split. Hij is zo groot gebeeldhouwd door meester Ivan Mestrovic dat niemand hem herkent. Wij stonden er toevallig bij toen studenten uit het in menig opzicht onschatbare Amerika mochten gissen naar zijn herkomst. De antwoorden varieerden van Aristoteles tot Tito. Dat is dus wel van groot tot Groot. Maar weinigen weten dat Grgur Nmski daar, voor het P®'®.1® van Diocletianus, iets staat uit te beelden waar wij op ditzelfde ogenblik nog volop mee bezig zijn. Bisschop Grgur heeft langs wegen, even ver onttrokken aan ons oog als zyn bronzen scnedel, ervóór gezorgd dat het Kroatisch. de volkstaal, gebezigd wordt in de Mis. De ijveraars ten onzent, die het Nederlands in de kerk bii tijd en wijle tot geliefkoosd onderwerp van hun ingezon den stukken maken, menen te weten wat dat betekent. Maar om het inderdaad te beseffen, is het zinvol een Mis bij te wonen in één van die vele Joegoslavische dorpen in het binnen land of ook wel aan de kust. waar men de aanvang van de diensten nog onomwonden af laat hangen van het aantal bezoe- kers. Voor de eerste maal ziin wij ter kerke genodigd door onze vriend Miro, 's nachts fuikenlichter met de lamp en overdag verbouwer van vijgen en olijven. Hij liet ons, met de hand wikkend tussen zeker en wat minder zeker, weten, dat de dienst te ongeveer 10 uur aan zou vangen. Tegen die tijd hadden v/ij o~\s gekleed met jas en boord; ten overvloede, wel te verstaan. Wij waren er echter ruim een uur te vroeg mee. De koster met Schillerkraag en in blauw katoen, heeft het ons vergeefs getracht uit te leggen. Toen Miro kwam, rond half elf, werden we met weidse gebaren genodigd tot de enige bank in het priesterkoor. De kussens der misdienaars werden met plotseling geweld uitgeklopt op de vermolmde treden van het altaar en toen de eerste stofwolken waren omtrokken, werden zij eerbiedig neergelegd op het knielbankje, waarboven wij luidkeels proes tend ons eerbiedwaardig gastengezicht geweld aan stonden te doen. De oleanders en inlandse bloesems geurden on? in roestige conservenblikken, te hooi en te gras omwikkeld met verschoten pakpapier. Na enige tijd plichtmatig geknield te hebben, maakten wij van een nieuw bezoek van de koster gebruik om een wat gemakkelijker houding aan te nemen. Plech tig en omwolkt met vleugen Slivovice werd ons ditmaal een gastgeschenk aangeboden, bestaande uit een devotieprentje van Jezus, Bonus pastor, met een wat huiverend schaapje rond de schouders; het geheel in blauw en rose gedrukt te Agram in den jare 18S6, doch sedertdien drastisch overwoekerd door bruine vochtvlekken. Het klinkt wat vreemd, maar met het plaatje in de handen moesten wij denken aan een aflevering van het weekblad Nedeljne Informativne Novine (,,N.I.N.") dat in Beograd verschijnt en onlangs een onderzoek instelde naar de parate kennis van Joegoslavische grotestadskinderen tussen 6 en 12 jaar. Na de vragen; .Weten jullie wie Stalin was? wie Musso lini? wie Hitier? volgden de meer principiële kwesties; „Weten jullie wat een communist is en wat het betekent een kapitalist te zijn?" Daarna kwam als toegift de vraag: ,,En wie heeft wel eens gehoord van Jezus Ohnstus? Javorka (7 jaar), Budi- mir (8) en Branimir (9) gaven ten antwoord de naam nooit gehoord te hebben. Duschau (10) zei na enig nadenken; „Het Is een man die de joden aan een kruis geslagen hebben. Ik heb dat gezien op het Franse kerkhof". Branislaw (11) ant woordde tenslotte: Jezus Christus was een christelijke God. Hij was de man die de christelijke godsdienst heeft opgericht." Op de vraag ,,Wie van jullie gelooft aan God?" antwoordden allen eenstemmig: „Niemand van ons''. Duschau (10), die wij rustig als een leergierige jongen mogen beschouwen, voegde daar nog aan toe: „Veel mensen geloven dat God de regen en de sneeuw heeft geschapen, maar dank zij onze kennis der na tuur, weten wij hoe deze dingen werkelijk ontstaan." Hoe men hier ook over denken moge: de relatie Kerk-Staat is in Joegoslavië een verwikkelde affaire, die men vooral niet moet idealiseren. Wie de laatste rede van monseig neur Stepinac ooit volledig onder ogen heeft gehad, kan slechts vermoeden hoe groot de spanningen moeten zijn geweest waaruit volgens de statistieken vooral in de steden een steeds grotere onkerkelijkheid is voortgekomen. In het directe contact van mens tot mens blijft de godsdienst dan ook een teer punt. De historische achtergronden zijn doorgaans al ver- wikkelder dan wij in het westen gewend zijn te beseffen. Maar daarnaast is de onkerkelijkheid vaak niet meer dan een breuk met het formele. Van een onkerkelijke bovenmeester en een trouwhartig koorzanger uit de boerenstand hoorden wij op één dag dezelfde bezwaren tegen bepaalde religieuze uiterlijkheden uit heden en verleden, met hetzelfde besluit dat ieder maar voor zichzelf uit moet maken hoe hij God en de naaste wil dienen. Het platteland doet dët, althans in zijn openbare diensten, nog net als honderd jaar geleden. Wie de dorpsvrouwen de kerk ziet binnenkomen met wit-gedekten hoofde, is getuige van een hoofse, in zichzelf gekeerde eerbied. Mannen met de laatste aflevering van de kerkbode onder de pet, bekruisen zich ci-hT ;V Een Servische boer. bii de ingang, om de krant vervolgens behoedzaam tot een kussen te vouwen voor kniel- en zitbank. Als de pastoor, oud en gebogen, plotseling opdoemt achter het altaar is het bij elven. Zijn dienaars, de kaalgeknipte vlaskopjes haastig door toogj es gestoken die in alle toonaarden spotten met het wit der al dan niet synthetische wasmiddelen, arriveren tien minuten la ter. Zij kunnen meteen op de plaats gaan zitten, waar hun kus sens gelegen hebben. Want de pastoor heeft zich omgedraaid n-.ar het volk en gaat kennelijk ernst maken met de predikatie. Hij leest fronsend een papier voor en begint het daarna uit te leggen. Hij zwaait dreigend met het papier en fluit bij de zachte sisklanken tussen de tanden. Voor de gast, die de volkstaal bin nen de kerk niet verstaat, heeft deze predikatie iets ongemeen boeiends, in tegenstelling tot waar hij de landstaal wel meester is. Het enige woord dat wij op gezette tijden herkennen luidt Svet en dat betekent heilig! Wij betrappen er ons op dat wij, evenals héél vroeger, de keren tellen dat het woord voorkomt. Na drie kwartier is de stand 18. Dat. is dus 6 keer heilig er kwartier. Aandachtig luisterend stellen wij vast, dat deze ejaarde herder, die er beslist onvriendelijk uitziet, gemeten naar de heiligheid per uur, toch nog altijd 1 op 24 draait. De inheemse kerkgangers zijn zich intussen, de ogen al dan niet geloken, aan het ontspannen en het blijkt al spoedig waarom. Als de predikatie een sterk afkeurend einde heeft gevonden met een plotseling uitschietende grauw, verheft eenieder zich vel blakende energie. Ergens doet een verwaaide orgelklank eer. poging de toon aan te geven Maar dat is al niet meer nodig. Do geloofsbelijdenis in het Kroatisch is losgebarsten met een stemmengeweld, waarbij dat der Mastreechter Staar verijlt tot het veelbelovend geluid van een meerstemmig knapenkoor. Later, in de herberg, wordt ons uiteengezet dat de pastoor een oom is van ,.do directeur" bij wie wjj onze intrek hebben genomen. War de directeur precies dirigeert is moeilijk uit te leggen. Hij is de baas van de Zadrugia, een coöperatie die het hele dorpsgebeuren beheerst. De Za drugia bepaalt de inkoop en verkoop der landbouwprodukten. Het hoofdkantoor is café met recht van broodverkoop, slagerij, kruidenierswinkel, smederij en bazar. De directeur wordt door de vrij denkende dorpsgenoten beschouwd als een kapitalist. In de enquête van het weekblad „N.I.N." heeft Dragan (8) een kapitalist aangeduid als: „een man die graag macht heeft en gefd, om anderen te kunnen onderdrukken." Én toch is de di recteur een toegewijd partijlid. De zaken liggen dus niet zo zwart-wit als men graag zou denken. Want dat de directeur voor geld alles over heeft, lijdt geen twijfel. Alles wat hij heeft aan woonruimte is, volgens de staatsvoorschriften voor het toerisme, verhuurd. Zelf slaapt hij met zijn gezin in het stro van een afgeschut stuk stal. En zodra ons afscheid nadert, biedt de vrouw van de directeur ons een rekening aan, die precies het dubbele aanwijst van het bedrag dat wij zijn over eengekomen. Zij lacht devoot Dat komt door de belasting, zegt ze. Die drukt zwaar op ons. Dat die druk goeddeels wordt overgeplant, schijnt haar te ontgaan. Evenals trouwens Josip, die wij vaak in de herberg hebben ontmoet en die nooit te beroerd was om een glas mee te drinken. Als hij bij het avondmaal verneemt, dat wij van plan zijn om wat verder naar het noorden te trekken, lijkt hij plotseling te ontwaken. Hebt u al een rekening gehad? Een jonge vrouw uit Kroatië. vraagt hij. Ja, zeg ik. Tot op heden zijn wij overal afgezet. Maar de directeur is echt een directeur. Hij slaat de rest met stukken. Josip tuurt naar de klok en drinkt zijn glas leeg. Vervolgens pakt hij een beduimeld aktentasje onder zijn stoel uit. lk vind het onprettig, zegt hij, dat de directeur u heeft afgezet. Want als staatsambtenaar voor het toerisme heb ik ook nog een appeltje met u te schillen. Uit het beduimelde mapje haalt hij een nóg beduimelder stuk papier. In gebrekkig Duits staat daarop getypt: „Voor iedere dag verblijf in deze plaats bent u aan drager dezes verschul digd een verblijfsbelasting van 100 dinar per persoon. De bad- belasting voor ieder bad in zee bedraagt 50 dinar per persoon." Josip cijfert breedvoerig op het tafelblad. Als wij hem be duiden dat hij zijn berekeningen rustig kan staken, omdat wij voor deze heffing ineens niets voelen, blijkt hij ons slecht te verstaan. Het is voor de staat, zegt hij. En ik ben ambte naar voor het toerisme. Josip, zeggen wij, het is prettig dat te vernemen. Gisteren heeft men nog 24 liter benzine uit onze tank geheveld. En vandaag heeft de directeur ons afgezet voor enige duizenden dinaren. Het lijkt werk voor een ambtenaar van het toerisme daar eens wat van terug te beuren. Al wat je vangt mag je houden voor de staat of voor jezelf: dat moet je maar zien. Josip denkt diep na. Dan trekken al zijn rimpels omhoog in uiterste verbazing. Niét betalen? zegt hjj, vertwijfeld met het hoofd schuddend. Daar zal ik rapport van op moeten maken. Dat kost 150 dinar. Goed Josip, zeggen wij. Die kunnen er nog af voor een halve liter. Maar dat is dan wel de laatste. Hoe weinig die woorden in hun absoluutheid waar zouden zijn voor Josip, wisten wij al wel op het moment dat ze werden uitgesproken. Dat wij zelf thuis naar hartelust Prokupac en zelfs fonkelende Istrische Teran zouden kunnen blijven drinken, tegen een prijs waar men nog geen raapolie voor kan kopen, konden wij toen nog niet ver moeden. Maar zo zijn er, haast «paprika en Slivovice, thuis meer''zaken, die men na ijverig Kleuren leert (vaarderen als volwaardige representanten van een land, dat ondanks of dank zij alle Josips belangwekkend blijft voor velen als on geëffend maar ook onvervlakt reisgebied. Het lijkt ons zinvol deze reisimpressies van de losse band te besluiten met de vermelding van enige geselecteerde geluiden over en uit Joegoslavië, waar menig lezer ons intussen om ver zocht. Op het stuk van fotoboeken met goede teksten is mij van Nederlandse huize alleen bekend een voor zijn formaat en prijs werkelijk uitstekende Contact-fotopocket: met foto's van Cas Oorthuijs en tekst van A. den Doolaard. Groter werk van internationale allure, vooral wat de foto's betreft, kan men vin den in een uitgave van Hanns Reich: Jugoslawien, ein Terra Magira Bildband (München; prijs D.M. 20) en vooral ook de prachtige, in Nederland verkrijgbare editie uit de „Collections des Ides photographiques no. 10": „Yougoslavie par Ante Ilic (Editions Ides et Calendes, Neuchatel et Paris, prijs 24,50). Bij de muziek, die, naar ik verneem, een hausse beleeft in West Europa, heeft het zin uit te zien naar platen van goede kwaliteit met een gevarieerde keuze van zang en instrumentale muziek. Excellent in beide opzichten is naar onze smaak de Fontana langspeelplaat „This is Yugoslavia (680 505 TL). Klei ner van formaat maar zeer goed zijn ook Balkan Tanze (Philips 402 015 NE) en een plaat van het Joegoslavisch Nationaal Dans theater onder Duitse cover uitgebracht door Philips (402 139 NE) Een opgave als deze behelst natuurlijk niet meer dan een persoonlijke keuze. Als zodanig wordt ze de lezer gaarne aan geboden door CAREL SWINKELS (De voorgaande Joegoslavische reisbeschrijvingen door Carel Swinkels zijn verschenen in de kranten van 7, 16, 21, 23 sep tember en 2l oktober). Hugo Wolf-opnamen zijn zeldzaam, enkele paradepaardjes in een ge mengd programma daargelaten. Van de talloze vocalisten kan sleehts een klein aantal liederen zingen, en onder hen komen uitsluitend de uit verkorenen aan Wolf toe. Rita Streich behoort tot de besten onder hen. Een grote plaat vol Wolf-lie- deren is voor haar geen aanmatiging. Zjj verstaat Wolf in hoogte en diepte, in alle lagen van zijn veelzijdig lie- derenoeuvre. Uiteraard binnen de gren zen van haar stem. Maar Rita Streicli weet ook met veel verstand te kiezen wat binnen haar stemvermogen ligt. En te weerstaan aan de verleiding, waarvoor speciaal vocalisten zo vaak bezwijken, n.I. te zingen wat ook mooi is maar buiten de stem ligt. Op de grote D.G.G.-plaat LPM 18641 heeft zij gesteund door de prachtige begeleidingskunst van Erik Werba een uiterst afwisselend Wolf-programma gezongen. Op de eerste zijde staan en kele liederen uit de bundel „Lieder nach verschiedenen Dichtem," voorts een en kel van Eichendorff, enige van Goethe en vijf van de Mörike-liederen. Aan de keerzijde staat een ruime keuze uit het Ttalienische Liederbuch, aangevuld met nog vijf der Spanische liederen. In dit programma komen wel enkele van de standaardliederen voor zoals „Der Gartner", het „Wi, genlied" op de tekst van Reinick en „In dem Schatten meiner Locken," maar dit wil nog niet zeggen dat Rita Streich de platgetre den paden Volgt. „Verrchwiegene Lie- be" hoort men al heel wat minder vaak, er zijn er ook maar heel weinigen die het zingen kunnen. En om diezelfde reden verschijnt het furieus moeilijke „Zum Neuert Jahr" uit de Mörike-liederen bij na nooit op een programma. Zo komt men er ook uit de Italiehlsehe en Spa nische bundels verscheidene tegen, die in andere Wolf-opnamen sporadisch een plaats krijgen, zoals „Wie lange schon war immer mein Verlangen" „O war dein Haus durchsichtig wie ein Glas", „Nein, junger Herr, so treibt man's nicht fürwahr". of van de Spaanse „Trau' nicht der Liebe", „Köpfchen, Köpfchen nicht gewimmert" en ..Bedeckt mich mit Blumen", even zovele titels waarvan bii het horen al leen al de ogen van de Wolf-kenners be ginnen te glinsteren. Doodgewoon van herinnering en begeerte. De bijzondere kwaliteit van Rita Streichs Wolf-zingen is, dat het kan af stand doen van het zoeken naar voor drachtseffecten, die vaak wei heel ge makkelijk voor de hand liggen bij Wolf, maar die buiten de muziek omgaan Haar perfecte zangkunst, gevoegd bij haar diepe muzikaliteit veroorlooft het haar ieder lied uit de muziek of als men wil geheel,, uit de gezongen klank te herscheppen. De Wolf-1'efhebbers zul len allicht wel eens over een muzikaal detail met haar van méning willen ver schillen, de zaak wordt daar alleen maar interessanter door. Men zou mis schien in het algemeen willen opmer ken, dat Rita Streich nog iets te zeer naar het zoet" zweemt. De toon is soms iets te liefelijk en daardoor wordt de dimensie van een Ped wat kleiner dan zij in werkelijkheid is. !W»n moet een Erna Berger zijn, zoa's re haar latere jaren geworden is om te doen begrij pendat men Wolf van een neg hoger standpunt uit zingen kan. van de onaan tastbare hoogte van een vorstelijk bel canto. maar dan stelt men ook een van de allerbeste zangeressen in haar rijpe .jaren tegenover een artiste, die nog steeds jong is. Dat men ertoe komt. duidt reeds aan hoe zeldzaam en prach tig het is, zoals bet nu klinkt. Men moge deze plaat op zijn verlanglijstje zetten, maar dan ook ervoor zorgen dat zij er niet te lang op blijft staan. In de brede populaire zin van heer lijke ouderwetse muziek verzorgde de bas Josef Greindi met zeer geacheveer de begeleidingen van Hertha Klust voor D.G.G. (LPEM 19 239) een hele plaat met Loewe-balladen, en het blijkt ook nu nog hoe knap die stukken gemaakt z\jn en hoe onderhoudend ze menigmaal klinken. Greindi zong ook in dit geval niet bij voorkeur de allerbekendste, maar hjj heeft een goede keuze gemaakt uit het beste. Loewe was een kleine meester en had ook maar één genre van lied, n.I. de ballade-vorm. Maar daar heeft hij dan ook de grondslag van gelegd met zijn scherp gemarkeerde, doorgewerkte thema's, die de aard van het lied, van de hoofdpersoon of van de situatie typeren en aanleiding geven tot allerlei dramatische toonschil- dering. Bij hem treedt ook de piano als obligate stem te voorschijn. Bij Schubert en tot bij Wolf toe, waar die zich enkele keren van de ballade be diende, vindt men duidelijk sporen terug van de dingen die de oude Carl Loewe gevonden heeft. Men moet er natuurlijk een luisterrijke stem met een zeer soe pele plastiek voor bezitten. Daar ont breekt het bij Greindi allerminst aan. Een derde kostelijkheid leverde Phi lips met een nieuv e opname van de Musici (A 02076 L). Het programma van deze plaat is al heel aantrekkelijk: een vioolconcert in C. van Haydn, twee van Mozarts sierlijkste jeugddivertimenti (resp. in F.K.V. 138 en B-dur K.V. 137), alsmede een Cembaloconcert in C. van Tomasso Giordani, een Napolitaanse oudere tijdgenoot van Mozart, die een cosmopolitisch leven geleid heeft en een zeer groot deel van zyn leven in Dublin heeft doorgebracht. Het blijkt een heel spirituele muziek te zijn, die deze Gior dani kon schrijven, vooral wanneer men haar zo geestrijk en tintelend van mu zikaliteit hoort spelen als door Maria Teresa Garatti en de Musici. Felix Ayo is de solist in Haydns vioolconcert.. Rij ker en zuiverder klank hoort men zel den op een viool. L.H. A. Rolan^ Holst heeft eens van Vest dijk gezegd, dat hij sneller schrijft dan God kan lezen. Aan dat grapje moeten wij denken, als wij de re cente boeken gaan aankondigen die Lea Smulders heeft geschreven. In een van haar verhalenbundels (Vrouwtje Veertel- maar. Cantecleer. Utrecht) heeft zij het over een dame die prachtig vertellen kon: „Zo gauw Vrouwtje Vertel-maar waf vertellen moest, schudde ze een paar keer met haar arm, en jawel hoor: dan rolde het verhaaltje er zómaar uit" Lea Smulders kan kennelijk zelf ook met groot gemak vertellingen uit haar mouw schudden; vertellingen met een gods dienstige inslag, als in ..Wij houden van elkaar" (Uitgeverij Helmond, Helmond), of avonturen op rijm voor kleuters als in „Lijntje één de autobus" (Malmberg. Den Bosch). Maar al schrijft zij nog zo snel, de kinderen achterhalen haar wel. Hebt u wel eens opgemerkt, wat het con- sbmpt.e-vermogen is var een kleine boe- kenverslinder? Zo'n kind verorbert ge makkelijk een boek per vrije middag. Dat haalt u niet met uw Vestdijk. En uit ervaring kunnen wij u verzekeren, dat de boeken van Lea Smulders er in gaan als „pepernoten in een knorrende maag" een vergelijking die u duidelijk zal wor den na lezi.-g van „Pietje k in pyama" (Malmberg). Wat genieten die kinderen van de belevenissen van „Meneertje Verkeerd in circus Snijboon" (Cantec- lee». Utrecht) en van het verhaal in versvorm over „De goude.i klompjes" (Marmberg), die het eigendom waren van het boerinnetje Ma ian; een vertel ling die alleraardigst geïllustreerd werd door Carel Bruens. Het is misschien overbodig de scheppingen van Lea Smulders nog bij de jonge en niet meer zc jonge lezers van onze krant aan te bevelen, maar wij zouden toch willen opmerken, dat de schrijfster in haar taalgebruik voor treffelijk rekening houdt met het be vattingsvermogen van haar jeugdig auditorium. Wie wel eens boeken voorleest tan kleuters die zelf nog niet kunnen lezen, zal zich herhaaldelijk genoodzaakt hebben gezien bepaalde moeilijke woorden te vertalen". Maar bij de verhalen van Lea Smulders is dat niet nodig. Zij weet steeds precies de goede toon te vinden, en haar woordkeus is volledig aangepast aan de woordenschat van de kleine analfa beten. Voor ons kan Lea Smülders niet ge noeg verhalen verzinnen. Vrouwtje vertel maar! H. Br. W^VUWf. Beatrice Webb-Potter 1858-1943echt genote van Sidney Webb, was een der belangrijkste figuren in de „Fabian Society". strijdmethodes, zo wilden de „Fabi ans" met grote behoedzaamheid te werk gaan bij de verwezenlijking van hun socialistische idealen. Zij achtten het hun eerste taak een goede docu mentatie op te bouwen over de maat schappelijke toestanden in Engeland, en z\j legden aanvankelijk meer het accent op de studie en op de ver spreiding van gedegen geschriften („Tracts" en „Essays"), dan op po litieke activiteiten. Zij predikten een evolutionair socialisme, dat zich dui delijk onderscheidde van het revolu tionaire socialisme dat door Karl Marx was bepleit. Zij verkondigden niet de klassenstrijd en zij wilden de staat niet omverwerpen, maar zij wil den de staat en de bestaande poli- Webb een der opstellers van een nieuw partijprogramma voor Labour. Over de geschiedenis van het „Fa bian Socialism" is onlangs een boek geschreven door Marga ret Cole, die gedurende veertien .jaar secretaresse is geweest van de „Fabian Society". Haar echtgenoot, de vermaarde hoogleraar aan de London School of Economics een instituut dat door de Webbs was gesticht Prof. G. D. H. Cole, was lange tijd voorzitter van de vereniging. Het boek van mevrouw Cole is ondanks de misleidende aanprijzingen op de stofomslag geen gemakkelijke lectuur en schrijfster is er niet in geslaagd haar materiaal ordelijk te rangschikken. Ook heeft zij weinig oog voor de dramatische ontwikkeling van Sidney Webb (1859-1947), die in 1918 een groot aandeel had in di formulering van het partijprogramma van de La bour Party. Webwas een der grond leggers van het evolutionair socialisme. milie die deze echtverbintenis als een mésalliance beschouwde. In dit „part nerschip" van de Webbs ontwikkel de Beatrice zich als de meest boeien de figuur. Samen zouden zij tot de voornaamste leiders gaan behoren ■an de „Fabian Society". De „Fabian Society" werd in 1883 in Londen opgericht door een jonge bediende op een makelaarskantoor. Edward Pease. De vereniging noem de zich naar de Romeinse consul Quintus Fabius Maximus, bijgenaamd de Cunctator (de talmer). Zoals Fa- blus Hannibal bestreed door geduldig te wachten op het gunstige moment om zjjn tegenstander te verslaan en door gebruik te maken van indirecte tieke partijen doordringen van hun socialisme. Het Engelse woord vöor „doordringing": „permeation", was een geliefkoosde term van Beatrice Webb. In de tijd dat er In Engeland nog geen Labour Party bestond, probeer den de Fabians" hun denkbeelden in. gang te doen vinden bij de Conserva tieven en bij de Liberalen. In het begin hadden zjj met die pogingen meer suc ces op plaatselijk dan op landelijk ni veau, én vooral in de Londense gemeen teraad werkten hun denkbeelden om streeks de eeuwwisseling sterk door De Fabians" hadden in 1906 een be langrijk aandeel in de vorming van de Labour Party, en in 1918 was Sidney het „Fabian Socialism", een beweging die toch rijk was aan kleurrijke figu ren als bijvoorbeeld Bernard Shaw en H. G. Wells, twee schrijvers die hun roei overigens niet zozeer op het ge bied van de politiek als op dat van de literatuur hebben verworven. Vooral Shaw heeft voor de „Fa bian Society" veel betekend. Reeds in mei 1884 had hij zich bij de ver eniging aangesloten. Hij was toen nog een vrij onbekend journalist, maar hij onderscheidde zich bij de „Fabians" onmiddellijk door zijn spitse publicaties, waarin de onmis kenbaar „Shavian" uitspraak gedaan werd: „de gevestigde regering heeft niet meer recht zich de Staat te noe men, als de rook van Londen zich als het weer kan presenteren". Shaw bracht de „Fabians" wel eens tot wanhoop door zijn fantastische inval len, maar toch was hij onder de op richters van de vereniging de enige die werkelijk diepgaande studie van de werken van Karl Marx had ge maakt. Shaw was echter evenmin een Marxist als de andere „Fabians". Aan G.B.S. heeft de vereniging voor al veel te danken gehad, omdat hij de denkbeelden van de leiders op zo pakkende wijze onder woorden wisl te brengen. Hij noemde zich „an amanuensis and a mouthpiece" van de „Fabian Society", en als zodanig heeft hij het evolutionaire socialisme van de Webbs tot het grote publiek weten te brengen, dat door dorre sta tistieken en zware sociologische ver handelingen niet geboeid kon worden De „Fabian Society' heeft zich tot n onze tijd kunnen handhaven, na een liepe inzinking in de jaren twintig. Tot Ie moderne kopstukken van de vereni ging behoorden verrqaarde figuren als Lord Attlee (die premier was van de ia-oorlogse Labour-regering) en Sir Stafford Cripps (die in deze regering inder meer de portefeuille van Finan ciën beheerde). Edward Pease, die in 1883 in Londen met enkele vrienden besloot tot ie op richting van een „Fel-owshiv of the Ne tb Life", een socialistische vereniging die al spoedig de naam zou aannemen van de „Fabian Society". der armen, en op dit terrein hebben zij nuttig werk gedaan. Zij hebben zich ook verdienstelijk gemaakt voor de ont wikkeling van het openbaar onderwi)s en voor de invoering van sociale voor zieningen. De verrichtinger van de jongste Britse Labour-regering kunnen voor een belangrijk deel herleid wor den tot denkbeelden die lang te voren door „Fabians" als de Webbs gelan ceerd waren. H. BRONKHORST De eerste Fabians hebben vooral ge- Margaret Cole: „The Story of Fa- Geaff/e Bernard Shaw als jonge socialist, werkt voor de verlichting van het lot bian Socialism Heinemann, Londen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1961 | | pagina 6