GEWOON DOORGAAN met nadenken over goede argumenten voor een universiteit p: s 4' s s s f Sh Sd Srot Sd siev N MAANDAG 12 MAART 1962 ROTTERDAM heeft het druk. Het zal een Europoort krijgen en een metro. Het bouwt en het breekt, dat de modder rondspat. Dat is onvermijdelijk en nodig, omdat de stad de taak, waar zij voor staat, ook in de toekomst graag goed wil vervullen. Europoort en metro zijn opvallende dingen; er zijn ook dingen, die niet zo opvallen, maar die evëngoed nodig zijn. Als Rotterdam tenminste een stad wil zijn, die haar inwoners en het land naar beste ver mogen dient. Daarom is er terecht zoveel aandacht gegeven aan de plannen voor een concertgebouw, daardoor heeft Rotterdam nu een museum Boy- mans-Van Beuningen als grootse verruiming van het vroegere bezit van het museum Boymans. Dit zijn een paar voorbeelden van zaken van de geest, die in de stad wel aan dacht hebben getrokken. PROF. DRS. H. W. LAMBERS HET IS voor mij een genoegen in te gaan op en te voldoen aan het verzoek van de Redactie van de Maasbode-pers om ter gelegenheid van een feestelijk gebeuren bij haar dagblad een bijdrage te leve ren voor het extra-feestnummer, dat ter herdenking van dit heug'lijk feit staat te verschijnen. Hierbij zal ik een korte terug blik wijden aan de ontwikkeling tot nu toe van het Klinisch Hoger Onderwijs te Rotterdam, een onderwerp zoals velen weten, dat mijn bijzondere belangstelling heeft gehad en trouwens nog heeft en waarop ik zo gaarne de aandacht gevestigd zie in de pers. PROF. DR. H. J. FL Hü r v°tr üieu t tfecj tal vtee visie v°oi •ht, Si Si D, K g vü; e®" Yj 1 j ROTTERDAM en het wetenschappelijk onderwijs Ik wil nog een voorbeeld toevoegen om te doen zien, dat Rotterdam heus niet blind is aan één oog, werkelijk niet alleen voor de commerciële toekomst leeft. Ik denk aan de opbouw, na de oorlog, van het Historisch Mu seum in het Schielandshuis. Er lopen alleen nog wat te wemig Rotter dammers met hun ogen wijd open door dat museum rond. Komt dat misschien, omdat ze het te druk hebben met de toekomst? Of kunnen we eenvoudig niet meer tegen een rustige plek, omdat we drukte en gewoel zo liefhebben? Dan moeten we oppassen, want in een afgerond leven, van een mens en Van een stad, horen ook de stille plekken, waar de plannen voor de toekomst kunnen worden overwogen en voorbereid. Dit zou ik in dit stuk willen doen voor een van die stille, maar onontbeerlijke krachten van de toekomst, een Universiteit van Rotter dam. IEDER WEET, dat de bevolking van Ne derland snel toeneemt en dat de huidige ge neratie het desondanks beter heeft dan de vorige. Daardoor zijn er meer jonge mensen, die onderwijs willen volgen, en daardoor is het voor velen mogelijk dat onderwijs langer te volgen. Dit geldt ook voor het onderwijs, dat wordt gegeven aan universiteiten en ho gescholen. Volgens een wet van verleden jaar wordt het thans wetenschappelijk onderwijs genoemd, terwijl het daarvoor hoger onder door rector-magnificus van de Nederlandsche Economische Hoogeschool wijs heette. Maar dat is een kwestie van eti ket de opdracht blijft dezelfde, begaafde men sen verder te vormen, zodat zij in de maat schappij hun taak goed voorbereid volbren gen Van deze academische studenten komen er steeds meer; in 1960 waren er driemaal zo veel als in 1935. En we zullen hen nodig hebben. Want de toeneming van onze wel vaart eist ten eerste voortdurend meer men sen met een grondige scholing om de vraag stukken van de praktijk op te lossen, ten tweede meer mensen om onze jeugd die scho ling en vorming bij te brengen, ten derde meer mensen om de wetenschappen te dienen, waar door denken en proefnemingen vernieu wingen worden voorbereid. Zo is het te begrijpen, dat minister Cals, die het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen beheert, een nota over de uitbreiding van het wetenschappelijk on derwijs heeft uitgegeven. In die nota worden vele voorstellen gedaan, maar een staat er niet in n.l. om tot de noodzakelijke uit brei- ding te komen door in Rotterdam een univer siteit te stichten. Of liever, er staat in de no ta dat de minister daar nu (nog) met aan wil denken. Dat is jammer voor degenen, die graag gauw een uiversiteit in Rotterdam wil len zien, maar nog geen reden om de Minis ter kwaad aan te kijken. Onder zijn bewind is het wetenschappelijk onderwijs bepaald niet vergeten. Niet boos worden dus, vooral ook niet zeggen, dat het hele plan, waai in Rotterdam onder leiding van de Burgemees ter al jaren aan wordt gewerkt, toch mets wordt. Gewoon doorgaan met nadenken over goede argumenten. Dit zijn natuurlijk met alleen redeneringen, dat het voor Rotterdam zo mooi zou zijn; de uitbreiding van het we tenschappelijk onderwijs moet van het hele land uit worden bezien. Dat heb ik de laatste jaren vrij regelmatig gedaan en dan kom ik tot de conclusie, dat een universiteit te Rot terdam zinvol zou zijn. Misschien met zo n onverwachte conclusie voor een geboren Rot terdammer. Toch zit er wel meer achter dan de liefde waar het Stedelied zo fraai over spreekt, f.r zijn in Rotterdam belangrijke hechtingspun- ten voor een universiteit. Het is en zal nog sterker worden het middelpunt van een krach tig en ontwikkeld gebied; het is gebleken, dat de afstand tot een universiteit van invloed is op het aantal mensen dat gaat studeren. Als Nederland alle talent dat het kan vormen zoveel mogelijk wil gebruiken, dan moet men de studiemogelijkheden ook uitbreiden, waar de mensen zijn. Ik schrijf met opzet ook uitbreiden, omdat Rotterdam niet de enige uitbreiding van het wetenschappelijk onderwijs kan zijn en om dat het ook voor Rotterdam om uitbreiding gaat en niet om iets volkomen nieuws. In Rot terdam is immers in 1913 het begin gemaakt voor Nederland met economisch hoger onder wijs; de Nederlandsche Economische Hooge school, die dus volgend jaar 50 jaar zal be staan, heeft thans een tweeduizend studenten, dat loopt tegen de helft van allen die in Ne derland economie studeren. De hogeschool heeft zich in die tijd breed ontwikkeld over het gehele gebied van de economische we tenschap; het is te verwachten, dat een socia le faculteit in afzienbare tijd zal worden toe gevoegd. En als een te verwachten voorstel van Minister Cals door de Staten Generaal wordt aanvaard, dan komt daar ook een ju ridische faculteit bij. Zo zou dan een Hooge school voor Maatschappijwetenschappen ont staan, die voor de bevordering van de weten schap en voor de vorming in maatschappe lijk noodzakelijke beroepen nieuwe mogelijk heden zou openen. Daarnaast is er sinds 1950 de Stichting Klinisch Hoger Onderwijs. Deze werkt in de opleiding van artsen als ne venfaculteit van Leiden en Utrecht, d.w.z. dat er in Rotterdam een aantal hoogleraren in de medicijnen werken, die officieel aan de universiteiten van Leiden en Utrecht zijn verbonden. Professor Flieringa heeft het tot stand ko men ten krachtigste bevorderd; zijn argu menten, dat deze kern zou moeten uitgroeien tot een medische faculteit, spreken mij aan, al loopt het je als Rotterdamer wel eens koud over de rug, als hij betoogt, dat Rotterdam en omgeving met scheepvaart, industrie en landbouw voor de aankomende arts zo'n prachtige groep patiënten biedt. Licht verkild zullen sommigen zich mis schien voelen, als ik als derde academische instelling de Rijksbelastingacademie noem maar belangrijk is ze. EEN HOGESCHOOL VOOR Maatschappij wetenschappen, waar ook fiscale specialisten zouden kunnen worden opgeleid, een medi sche faculteit, het zou een goed begin kunnen zijn. Een begin, want een universiteit, die ten volle een kern van wetenschappelijk denken vormt, kan de geesteswetenschappen op den duur niet ontberen. Dan zou zij voor de stad die afronding brengen, die de vele zakelijke plannen behoeven. Ik herinner mij het televisiejournaal op de avond, dat de derde technische hogeschool aan Enschede werd toegewezen. De vlaggen gingen uit en de muziekkorpsen rond. Zover zijn we bepaald nog niet. Maar willen we zo ver komen, dan is de volle belangstelling van de burgerij nodig. Want minister Cals zei in een klein speechje in datzelfe journaal, dat hij zo was getroffen door het intense mee leven van de Enschedeërs. Laten we ons dat voor gezegd houden. ÜJ"""1* Het studentenleven heeft in Rotterdam mede vorm gekregen door een aane verenigingen, die elk over een sociëteitsgebouw beschikken. Op de Heemraad) .^0 vindt men het home van de „Rotterdamsche Vrouwelijke Studenten Vet HET KLINISCH HOGER ONDERWIJS Men moet zich immer terdege bewust zijn, dat nimmer met absolute juistheid is aan te geven, wanneer een denkbeeld om iets nieuws te beginnen of om andere we gen in te slaan is ontstaan en bij wie. Het is zeer zeker ook zo, dat degeen, die als eerste een bepaald idee uit en dan later gaarne als auctor intellectualis wordt aan geduid een kwalificatie, die zoals de er varing leert over het algemeen als strelend wordt ondervonden en daarom maar al te gaarne aanvaard bij lange na niet altijd inderdaad de persoon is bij wie de gedachte het eerst is opgekomen. Meestal zal het ook wel zo zijn, dat dit bij meerdere per sonen ongeveer tegelijkertijd is geschied. Toch is deze eerste uiting immer als een te waarderen en belangrijk iets aan te merken, omdat zij de eerste stap is voor de ontwikkeling van een gemeenschappe lijke meningsvorming. Of en wanneer het vervolgens tot uitvoering van daden zal komen is veelal afhankelijk van uitwendi ge onvoorziene omstandigheden zoals dit ook bij het Klinisch Hoger Onderwijs het geval is geweest. NE HET beëindigen van de tweede we reldoorlog werd men alras geconfronteerd met een geweldige toeloop van studenten naar de universiteiten en werd het duide lijk, dat, wilde men niet een totaal spaak lopen van de medische opleiding riskeren er tijdig en onverwijld maatregelen ter voorziening moesten worden getroffen. Voor het theoretische deel van de opleiding tot arts, gemiddeld de eerste vijf studie jaren omvattend, was het mogelijk, zij het dan met de uiterste inspanning, nog aan vaardbare verantwoorde lokale maatrege len te nemen. Immers, collegezalen en tot op zekere hoogte ook nog laboratoria zijn, zonder de kwaliteit van het onderwijs al te zeer in gevaar te brengen in vrij ruime mate rekbaar. Geheel anders ligt dit pro bleem bij het zogenaamde praktische ge deelte van de vorming tot arts. Gemiddeld omvat deze periode de laatste 2 a 3 jaar van het onderwijs, hetgeen voornamelijk aan het ziekbed in de ziekenhuizen moet plaats vinden. Het is zonder meer ook voor de leek duidelijk, dat het aantal toe te laten studerenden in de ziekenhuizen ui teraard beperkt en aan een maximum ge bonden is. willen behandeling-en belangen der zieken niet geschaad worden, en dat de praktische scholing van de a.s. arts slechts op verantwoorde wijze kan geschieden, in dien deze met 'n voldoend aantal gevarieer de ziekte gevallen is geconfronteerd en daadwerkelijk in contact is gekomen. worde volstaan met te vermelden, dat ten slotte werd besloten tot het oprich ten van een stichting, dragende de naam „Stichting Klinisch Hoger Onderwijs" met een eigen curatorium en hebbende tot taak de opleiding tot arts van docto randi in de geneeskunde. In het cura torium kregen o.m. vertegenwoordigers der drie rijksuniversiteiten zitting. Het geven van onderwijs Werd opgedra gen aan door de regering benoemde do centen samen vormende de „Docenten vergadering", welke eveneens werd ver sterkt met leden van de medische facul teiten der drie rijksuniversiteiten en voorts wordt bijgestaan door een aan tal hoofden van afdelingen uit diverse Rotterdamse ziekenhuizen. Deze laatst genoemde functionarissen kregen een zogenaamde beperkte leerop dracht, omvattende het onderwijs aan de op hun afdeling werkzame co-assistenten. Tevens werd een eigen commissie voor het afnemen van artsexamens in Rotterdam ingesteld, haar taak uitoefenende onder voorzitterschap van een universitaire hoog leraar. De aldus gecreëerde nieuwe figuur voor de post-doctorale medische opleiding bezat een zekere mate van zelfstandigheid, maar stond toch wel duidelijk onder lei- noemde voorzitter draagt de titel van decaan. De leden z:jn door de Kroon be noemde buitengewone hoogleraren en als zodanig lid van de medische facul teit en van de Senaat van de rijksuni versiteit te Leiden, resp. Utrecht, met standplaats Rotterdam. Dit brengt met zich mede, dat hun daardoor door de overheid de gelegenheid behoort te wor den verschaft tot het verrichten van wetenschappelijk werk op dezelfde basis als zulks geschiedt voor de overige le den der faculteit, dus wat betreft de ma teriële- en personeelsvoorzieningen. Het lidmaatschap van de faculteit, hetwelk inhoudt een deelnemen aan alle hare werkzaamheden, zowel commissoriaal als wel besprekingen en voorberei ding van wetenschappelijke projecten van algemene aard, vergemakkelijkt de tot standkoming en versteviging van het contact met andere beoefenaars der medische wetenschap, plaatst de neven faculteit op hetzelfde universitaire ni veau en is daarom zeer waardevol te achten. Voorts zijn haar leden hierdoor in staat gesteld om bij wetenschappe lijk werk onder hun leiding en/of in hun kliniek verricht, hetwelk is uitgegroeid tot een proefschrift ter verkrijging van door oud-decaan van het Klinisch Hoger Onderwijs tot de best geoutilleerde ziekenhuiz®^^ den lande te behoren. Waren d®1® (t< 0' voorzieningen uit de aard der tij ds voornamelijk gericht op de „ji doeltreffende behandeling der verp'®^^' thans kunnen wij vaststellen, meer, niet alleen maar toch Z®B mede door de stimulerende werk» het Kl.H.O., aandacht wordt bestee^((: de behoefte tot het verrichten va» schappelijke arbeid. c' Daar niet alleen neutrale verschillende grote confessionele huizen aan het medisch or>0gety deelnemen is het in Rotterdam nj* C. waar zulks om welke reden gewenst, de opleiding van de a-®Let te doen plaats hebben in een "S jf levensbeschouwing overeenkomen lieu- i oi" Het dan nog ontbrekende "eeltejt een volledige medische fa®u >5op'' komen namelijk de pre-kandida® ding is veel meer omvattend eïlJ.\ ruimere voorzieningen eisen. 1 factoren spelen hierbij een ,r0 niet dan na diepgaande studie^f»n deerd en afgewogen zullen kur" F di Een studentengemeenschap als die van de r.-k. vereniging „Sanctus Laurentius" kent momenten, waarin een bestuur zich moeilijk in de plooi kan houden. Bij de inrichtmi der Rotterdamse ziekenhuizen uordl in steeds toene mende mate aan. dacht besteed aan de behoefte tot het verrichten van we tenschappelijke ar beid. Hier zien wij de collegezaal van het Diikzigt-zie kenhu De eerste stappen om deze praktische vorming van de a.s. artsen zoveel moge lijk garant te stellen in de toekomst gin gen uit van de medische faculteit van de rijksuniversiteit te Leiden. Geen won der, dat hierbij in de eerste plaats het oog van de faculteit werd gericht op Rotterdam met zijn uitstekende naam op het gebied der geneeskunde, zowel wat betreft zijn goed bekend staande ziekenhuizen alsook ten opzichte van de gevestigde reputatie van de daaraan verbonden geneeskundigen uit wier mid den in het verleden reeds zo menigmaal personen waren gerekruteerd om open gevallen dan wel nieuwe ingestelde leer stoelen aan een der universiteiten te be zetten. Bovendien bestond reeds tal van ja ren het gebruik dat in verschillende Rotterdamse ziekenhuizen co-assisten- ten incidenteel werden werkzaam ge steld en meerdere Rotterdamse artsen als deskundige zitting hadden in de uni versitaire artsenexamen-commissies. Contact werd opgenomen met ge meentelijke en geneeskundige autori teiten uit Rotterdam en besprekingen wer den geopend waaraan al spoedig door ver tegenwoordigers van de andere rijksuni versiteiten en van 's lands regering, werd deelgenomen. Het spreekt vanzelf, dat tal van, in ons land nu eenmaal onver mijdelijke, commissies werden inge steld. Het heeft echter geen zin deze hier alle de revue te laten passeren, er ding en opper-toezicht van de universi taire faculteiten, een structuur, welke voor de verdere ontwikkeling van het Kl.H.O. het worde met dankbaarheid getuigd zeer nuttig en waardevol is gebleken. Wegens plaatsgebrek is het ondoenlijk hier nu aan de hand van cijfers en data op de verdere ontwikkeling van het KI. H.O., die aanving in augustus 1950 met de installatie van de Docentenvergadering door burgemeester Oud q.q. president van het curatorium der stichting, in te gaan. Er moge worden volstaan met te vermel den, dat in 1957 door de minister van O.K. en W. in een nota aan de Staten-Generaal werd verklaard, dat gezien de door de stichting getoonde actiiviteiten minister mr Oals de tijd gekomen achtte haar gro tere zelfstandigheid en een meer blijvend karakter te verlenen. Zonder daarbij aan anderen tekort te doen wil ik niet nalaten als mijn over tuiging uit te spreken, dat het onver moeid streven van de princeps civitum van Rotterdam, burgemeester mr G. E. van Walsum en van mr. B. J. de Boer, resp. voorzitter en secretaris van het curatorium der Stichting, alsmede van jhr. mr Van Holthe tot Echten, destijds president-curator der Rijksuniversiteit te Utrecht, veel heeft bijgedragen tot het tot standkomen van dit ministerieel be sluit. DE INSTEMMING van de Staten- Generaal met genoemde nota leidde na wijziging der statuten der Stichting tot de instelling van een „nevenfaculteit", welke moet worden gezien als een ge leidelijke metamorfose van de Docen tenvergadering. De uit de leden be de doctorstitel, zelf als promotor op te treden, hetgeen een stimulans kan zijn tot het ondernemen van een dergelijke arbeid. De nieuwe structuur der Stichting KI. H.O. heeft mede geleid tot de instelling van een contact-commissie, bestaande uit negen leden, waarvan drie afkomstig van de faculteit te Leiden, eveneens drie uit Utrecht en drie behoren tot de nevenfacul teit te Rotterdam. Groningen bad zich om begrijpelijke redenen als minst belang hebbende geleidelijk teruggetrokken. Ge noemde contactcommissie is bedoeld als advies-college voor het curatorium der Stichting Kl.H.O. in alle zaken het onder wijs betreffende en is mede ter verster king van de onderlinge banden tussen de drie faculteiten zeer waardevol te achten. DE NIEUW bereikte status van de Stich ting Kl.H.O. bedoelt geenszins een blij vende te zijn, doch moet worden gezien als een volgende fase in de ontwikkelingsgang welke uiteindelijk noodzakelijkerwijs zal moeten voeren tot een volledige medische faculteit, tevens omvattende een tandheel kundige sector! M.i. zal het verstandig zijn deze uitbouw geleidelijk te doen geschie den, te beginnen met de opleiding van kandidaten tot doctorandi in de medicij nen. Dit zou zonder al te ingrijpende ver anderingen en al te hoge kosten kunnen plaats vinden en zou, indien daartoe de goede wil bestaat, op vrij korte termijn gerealiseerd bunnen worden. De Rotter damse ziekenhuizen moeten ruimschoots in staat worden geacht het klinische deel der medische opleiding te verzorgen ook voor de kandidaten in de geneeskunde. .Vanouds hebben ze de faam gehad mede den, terwijl deze voorts niet i°s0ge% kunnen worden van andere i» t0t toekomstplannen met betrekkin» verdere uitbreiding van het we fv $Cj; pelijk onderwijs in Rotterdam- ujtsP,;: hier de hoop en het vertrouwen ken dat de voor de verdere uitb® pt het Kl.H.O. verantwoordelijke 3 -jj ten ten spoedigste zullen over het instellen van een commissi® studering van deze problematiek TEN SLOTTE nog een enke^ L over de tot mij gerichte vraag Redactie luidende: „Wat is uw jte j Rotterdam als (eventuele) univ 0g j stad?" Het behoeft wel geen be zelfs bij een uiterst summier® y woording van deze vraag van j antwoorde argumentatie en docu geen sprake kan zijn. Deze bij de behandeling van dit met Rotterdam vergelijkbare st 1fj daar zijn Hamburg en Breme Lt delen. Daarom blijft voor mij toW anders over dan mij te bepale afleggen van een soort geloofsov welke dan in het kort als v j kunnen luideni( Bij een uitgebreid bevolkln£s®e„ raat als het Rotterdamse, a volge van de bijzondere aard ft ontwikkelingsgeschiedenis h®° economisch en technisch is dreigt het gevaar van een verarming, doordat het voor -4 lijk agglomeraat noodzakeliJ ^rs wicht tussen het materiële ®n verbroken wordt door een te s e f wegen van het eerste. De b» Vj alleen worden hersteld door j|i® jj. tisch opvoeren van het laatst®'^^ jt is het meest efficiënt en waa^.,r<'r'' stichting ener universiteit. f\( naar ik meen een ieder, wie van de Rotterdamse samenlet totaliteit oprecht ter harte É3^' den deze oprichting na te streve Teneinde dit doel te berei^ dO" als ik herhaaldelijk heb betnj^pel® Va menwerking vereist van de gerij in al hare geledingen. H. pe" tF( ik de vorig jaar plaats geb®,®,n«®,.ii(v b, oprichting van het Rotter»3 ge. versiteitsfonds ten zeerste 0 c,. zijnde een tastbaar bewijs, volking naar wegen zoekt instemming te doen blijken- worde lid van deze zo nuttiSe

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 16