ROTTERDAM
een stedelijk bisdom
V
LOGBOEK VAN HET DEKENAAT
fit
Hik
Mentaliteit
levenswijze
en denktrant
Bij de foto's
1 ml
MAANDAG 12 MAART 1962
PAGINA 15
ysi AIT HET BEGIN werd Rotterdam gedefinieerd
ijj ^et Bisdom der steden. Driekwart der katholieken woont
^Botterdam, Den Haag, Leiden, Delft, Dordrecht, Gouda,
k Schiedam' Vlaardingen enz. Dan blijft er toch nog
<W °ver. Deze woont dus op het platteland en is
Uj, PeHng? Het zou gevaarlijk zijn dit te zeggen.
ls een groot verschil tussen „het Bisdom der steden" en
cje stedelijk Bisdom". De laatste term klinkt juister dan
Perfk^8' ^en eventuele controverse tussen steden en dor-
ï;-, overbrugd worden door te spreken over een stede-
Bisdom.
vjkg v^afeningen, waar hij zich
e of h maar staan ook de eco-
1 de medicijnen open.-
^lattelands-zielzorg
k.'^eüj.^fdelijke provincie is een
bisdom. Laten wij eerlijk
"hhó.flat een stedelijk bisdom
•neer inhoudt dan dat het
door
I. VAN DEN ENDE,
ie soc. drs.
retaris Bisdom Rotterdam
V> logheid (1850—1900)
v'q0m ecterlandse katholiek'
Men verwijt de stedeling ge
brek aan geestdrift. Hij kan niet
warmlopen voor iedere goede
zaak. Hij heeft daarin gelijk. Er
zijn te veel goede zaken. Het is
OGGGGOGOOGOOGOOGOOGOOGOOOGOOQGGOOOOGOGOOC OOOOOOOOOO0OOO
G
O
G
G
G
>yK<WW»»i^D9,axiiii iwiii
eens lieten wij de kerk maar in
het midden mêêêê^ê
inSjec^elijke levenswijze dringt
t- visie ^lorPen door. Krant, radio,
.''Van _,en verkeersmiddelen zijn
varen, voor de non-conformist was
het een kwelling, door een begrijpen
de biechtvader uitgelegd als nood
zakelijk om de anderen niet te
schaden.
Deze geslotenheid was toegespitst
op de groepsvorming der parochies.
Het zondagse kerkbezoek werd on
voldoende geacht, wanneer het niet
gebeurde in de eigen parochiekerk.
Evenzo mankeerde er iets aan de
opleiding der kinderen, als zij niet
de parochie-school bezochten. Be
langstelling voor parochiële aange
legenheden werd verondersteld en
was meestal ook in sterke mate
aanwezig.
Wij dienen dit te prijzen als een
m, zielzorg, die zich aanpaste bij de
*1(1 ééo°fger allen als vanzelfspre- beperkte horizon, die toen voor de
t?kant opgingen, staan zij nu meeste mensen zichtbaar
Ain f'uispunt met borden in vele
Va«n' -'k,e ionHen kan het be-
v a Zljn vader nemen, maar het
vMt nf°felijk dat hij automonteur
Ihi'
V ^*1
De in dit artikel beschreven veran
deringen worden het best geïllus
treerd door foto's van kerkgebou
wen. Architectuur is geen willekeu
rig gegeven dat uit de lucht valt,
maar geeft een tijdsbeeld weer, de
manier waarop de mens denkt over
het samenleven en de gestalte, die
hij wil geven aan de bewoonbaar
heid van deze wereld.
ivaj—Ju radicaal verandert.
Yelerlei: beroep, huwenjr.,
Jl le, ln£> consumptie, onderwijs,
®nssectoren, waarin ruimte
1 aV„5e ruimte van de keuze.
Vroeger
kant opgingen, staan zij nu meeste
kantoorbediende. Wellicht
de h.b.s. en daarna zelfs m i><uuuucvuuouu, uie iegelijk. <j
veh nfsiteit. Dan is het niet meer totale gestalte wordt van de Kerk,
vv,~—
Wanneer de leefruimte van de mens
beperkt is tot zijn buurt of dorp of
stadswijk, dient ook de Kerk op de
ze schaal aanwezig te zijn. Dan is
de Kerk slechts zichtbaar te maken
in parochieverband, die tegelijk de
daartussen een keuze te doen en
het eigen leven te redden van de
verdrinkingsdood in goede wer
ken.
Typisch voor de stedeling is het
verlangen een eigen gestalte te ge
ven aan het eigen leven. Daarom
wil hij met rust gelaten worden door
anderen. Hij heeft meer „vrije tijd"
nodig (en zich ook verworven) dan
in een vroegere leefwijze, waarin de
gestalte van het leven al prefabrica-
de bewoonbare aarde. Bij deze
mens hoort dan ook de liturgie thuis
niet in het arbeidsbestel, maar in
de woning van God tussen de wonin
gen der mensen.
De mens in zijn privacy is ook de
mens in zijn vrijheid. Men kan deze
mens niet „bewerken" en „inpas
sen". Hij moet aanvaard worden zo
als hij is. Hij moet vooral aanvaard
worden in zijn vrijheid. Zelfs de
steun van de sociale buurtcontrole
wordt hem te veel. Hij kiest voor de
Kerk of wijst deze af, maar hij
wenst dit te doen uit vrije wil. Hoe
onrijp deze vrijheid vaak ook is, het
zou rampzalig zijn de eigen keuze
niet te erkennen.
Vrijheid eist zich vaak op in bij-
komstigheden: de keuze van het
kerkgebouw van de zondagviering,
het verlangen juist een andere
school te kiezen dan die van de pa
rochie, de afwijzing van elke bin
ding. Deze vormen van keuze die
nen gerespecteerd te worden als
een oefenterrein van een diepere
keuze en vrijheid. De parochie is
inderdaad geen verplichting meer.
Het experimenteren met de vrijheid
ge-
's> waarin stedelijk
Het moet immers ook
- v ket diocees, de ker-
V* is erschijningsvorm zelf, ste
lt kv.^n aangepast aan de stede-
w'-ize de dorpen en in
begin van het revolu-
r Vo0 J vak (ongeveer 1790),
eerr^ sinds de emancipatie
'UhAan hpt r,nrr»r»l Hpr c
en de bewuste in-
streven naar sociale
heb-
katholieken be-
aan het parool der groeps-
(j 7^e eenheid maakte zozeer
ais Voor buitenstaanders de
i« *i"var*e§erformatie en als front-
!>*'ck a werd. Binnen de Kerk,
V^iot aalegerd voelde, groeide
'ls 1 d;_ a"eid der gelederen. Voor
werd dit
er-
Dit parochie-begrip werd geboren
op het dorp en sterft in de stad. Het
fundament ervan was de restloze
identificatie van het maatschappe
lijke en kerkelijke kader. Zo werd
het woord „kerkdorp" geboren.
De stedeling
In onze dagen groeit echter zelfs
op dorpen het aantal stedelingen.
Zij worden getypeerd door hun ge
reserveerde houding, hun onverschil
ligheid zelfs, ten opzichte van vele
mensen en dingen, en door hun se
lecterende levenswijze: afwijzend
wat niet bij mijn eigen levenspa
troon past, aanvaarden wat daarin
wel een plaats kan vinden. De stede
lijke cultuur overspoelt de mens
met indrukken en mogelijkheden.
Wie hiervoor restloos open staat,
raakt reddeloos verdwaald in een
labyrinth van tegenstrijdigheden.
Veel wordt dus niet opgenomen,
b.v. een groot deel van de televisie,
van de radio, van de krant, van de
buurtschap. Men houdt niet van in
stituten, die zich opdringen. Verga
deringen worden slecht bezocht. Men
wil vrijblijvend leven, niet te veel
vaste banden aanknopen, niet te
veel verplichtingen op zich nemen.
Men wil allereerst ruimte voor het
eigen leven.
Men noemt de Dominicus in Rotterdam met techt een city-kerk. De kerk is echter
gebouwd aan de rand van de city, enigszins afzijdig van de drukste punten. Het
kerkgebouw is voor het city-leven niet zo'n vitaal element als de Bijenkorf, de Lijn
baan, de Beurs of het Stadhuis. Stedenbouwkundig en sociologsch neemt de kerk
voor het stadshart een secundaire plaats in. Dit was vroeger ondenkbaar, thans ech
ter is het aanvaardbaar, misschien zelfs wenselijk. De kerk hoort tussen de wonin
gen thuis, niet tussen bijzondere gebouwen zoals banken, bioscopen, kantoren enz.
In dit laatste geval zou de kerk in de city in haar functie kunnen gaan lijken, een
onderdeel van het openbare, dienstenverlenende apparaat te zijn.
ted aanwezig was in gewoonten, tra
dities en in het besef „zo hoort het".
De huidige stedeling is deze zeker
heid kwijt geraakt. Hij moet het nu
zelf doen: huwelijksopbouw, gezins
vorming, woninginrichting, gods
dienstig leven. Hjj zweert daarom
bij „privacy".
Het publieke leven van de arbeid
in kantoor of fabriek vraagt een
voortdurende aanpassing aan door
een. kwestie van zelfbescherming andere opgestelde regels. Deze
sfeer wordt door de stedeling er
kend en aanvaard. Maar hij richt
barricades op tussen dit publieke le
ven en de privacy, de barricades
van een gesloten deur en een deur
bel, de barricades van niet-bij-een
ander-binnendringen zonder dat dit
vooraf afgesproken is.
Dit „individualisme" houdt niet
in, dat de stedeling zich losmaakt
van ieder samenzijn. Hij poogt ech
ter zijn contacten zelf te kiezen en
deze niet opgelegd te krijgen b.v.
door het feit van buurt of wijk.
Daarnaast blijft zijn verantwoorde
lijkheid voor de medemens onver
kort gehandhaafd: de nood van de
medemens kan een appel zijn, waar
aan hij ook zijn privé-leven moet on
der-ordenen.
Stedelijke zielzorg
De moderne zielzorg erkent deze
twee milieus van de mens: het pu
blieke leven en de privacy. Daar
om splitst de zielzorg zich in z.g.
kategoriale en parochiële kaders.
De eerste zielzorgvormen begelei
den de mens in het openbare, voor
ieder zichtbare en dienstverlenende
leven. Het is een zielzorg binnen
het reglement van de maatschap
pelijke functie. Typerende voorbeel
den zijn het bedrijfsapostolaat, de
geestelijke adviseurschappen van
sociale organisaties en de bisschop
pelijke commissarissen van maat
schappelijke instituten.
Daarnaast blijft de zielzorg be
staan van de wonende mens, van de
mens in zijn persoonlijke levensvorm
in zijn zelfgekozen levensontwerp.
Op dit terrein beweegt zich b.v. de
parochie.
Daarmee verliest de parochie
haar totalitaire karakter: het maat
schappelijk leven, met name het
arbeidsbestel, krijgt in de parochie
minder nadruk dan het persoonlijke
leven, het gezin, de jeugd, kortom
de wonende mens. Maar dit is dan
ook de mens in zijn meest eigen ge
stalte, in zijn kwetsbare plek. De
wonende mens is de mens, die het
dichtst bij de God staat, de God van
'iw^fcoo -SS<mce ftroeide de wereld tot een autonoom bestaan. Zij heft het
t>T°fane architectuur. De toren, dat oude middel van de kerk om
hestaan °P de eeuwigheid te wijzen, verliest dan tussen de wolken-
etekenis (St.-Patrick-Cathedral in New York). Een veranderde wereld
vraagt een veranderde kerk.
door b.v. ergens anders te kerken,
kan het begin zijn van een meer
persoonlijke keuze voor de Kerk.
Wanneer dè stedeling hiertoe ge
komen is, zal hij wellicht weer tot
zijn parochiekerk teruggaan. Hij
heeft het dan niet meer nodig zijn
vrijheid te bevestigen in bijkomstig
heden. Hij weet dan ook, dat de pa
rochie toch altijd blijft inhouden,
dat dit kerkgebouw juist voor dit
gebied bedoeld is en dat de bis
schop juist deze priester als zijn
vertegenwoordiger naar zijn paro
chie heeft gezonden. Hij ziet in, dat
vrijheid en verantwoordelijkheid
kunnen samengaan.
Godsdienstkaart
In de jaren na de oorlog voltrok
ken zich in Zuid-Holland diepgaan
de veranderingen. De kaart van 1839
opgesteld door prof. Rogier, wijst
uit, dat het zwaartepunt van de ka
tholieke bevolking bij het begin der
emancipatie rond Den Haag woon
de-
Tot 1945 zijn hierin weinig diep
gaande veranderingen ontstaan,
maar in onze jaren gaat het beeld
zich steeds meer wijzigen. De
volkstelling van 1947 gaf voor Rot
terdam-zuid 16 pet katholieken
aan. In de nieuwe wijken ligt dit
aandeel echter op 23 a 25 pet.
Vlaardingen kende in 1947 12,2
pet katholieken, nu echter 15 pet
Spijkenisse telde in 1947 0,9 pet
nu 11,5 pet, terwijl Papendrecht
groeide van 2,3 pet tot 7,3 pet.
Het zou te eenvoudig zijn dit ver
schijnsel zonder meer te verklaren
uit een geboorteniveau, dat bij de
katholieken hoger ligt dan bij de
andere groepen. Landelijk gezien is
van 1947 tot 1960 het percentage ka
tholieken „slechts" met 1 a 2 pet
toegenomen. Wil men de stijging in
Vlaardingen en Spijkenisse begrij
pen, dan dient men er ook rekening
mee te houden, dat in de nieuwe wij
ken van Schiedam een daling op
treedt van ongeveer 3 pet, vergele
ken met het stadsgemiddelde. Er is
dus een nivellerings-tendenz werk
zaam. Een vleugje gregoriaanse zang
komt aanwezig op plaatsen, die tot
1945 slechts 'n stevige reformatorische
toonzetting kenden. De beweeglijkheid
is 't hoogst langs de waterwegen, waar
de industrieën ontstaan en waar de
forensen-plaatsen zich ontwikkelen.
Zo ontstaat een dijk-katholicisme.
G
G
G
t. V
.v. .AO..V.V
De kerk in het dorp was het middelpunt
van wegen en woningen en de bekroning
van het sociale leven.
(Foto: KLM, Aerocarto n.v.)
Deze dijken doorsnijden de vroeger
bijna geheel niet-katholieke gebie
den. De uitgestrekte diaspora wordt
herverkaveld tot kleinere eenheden
met kortere verbindingslijnen naar
katholieke kernen en kerken. Dat
door dit maatschappelijk proces een
kerkenbouwprobleem van ontzaglij
ke omvang is geschapen, behoeft
nauwelijks betoog.
Een stedelijk bisdom
Het hoofdprobleem blijft echter:
hoe krijgt ons bisdom zijn waarlijk
stedelijke signatuur. Dit is een men
taliteitsprobleem van priesters en
leken. De Kerk moet zich volledig
thuis voelen in de stad en deze aan
vaarden als een eigen cultuur, die
de Kerk alle ruimte biedt. Daar
voor is het nodig te onderkennen,
dat de stad inderdaad wijd open
staat voor de Kerk. Wij weten ech
ter die deur vaak nog niet te vin
den. Wij zoeken die deur in de stad
op dezelfde plaats, waar de deur in
een dorpen-samenleving te vinden
was. Als wij daar geen doorgang
vinden, denken wij tegen een muur
op te lopen.
De stad heeft een grote open
heid. Een gesloten katholicisme
zal zich daarin niet thuisvoelen.
Wij moeten niet allereerst probe
ren de stad te veranderen, maar
deze te ontdekken. Er zijn geen
katholieke sluippaadjes van lan
delijk karakter naast de grote
verkeerswegen. Wij leven niet in
een katholieke oase, ook niet,
wanneer een katholieke woning
bouwvereniging een complex hui
zen neerzet.
De diocesane Kerk van Rotterdam
moet zich afstemmen op de stedeling
of zij verliest Zuid-Holland. En dit
geldt ook voor het uitgestrekte plat
teland, de groene waarden en het
vijfstromengebied der eilanden.
Overal aan de ruime horizon van
het zuidelijk deel van onze provincie
verschijnt thans de stad Rotterdam.
Deze is de levensdrift van een wij
de omtrek. Het is voor het diocees
een levensbelang, dat de Kerk in de
ze stad tot krachtig leven komt. Dit
is meer dan een stedelijke aangele
genheid, het gaat om de gehele zui
delijke vleugel van de randstad en
misschien om een nog ruimer gebied.
In deze stad dient het katholiek
leven volwaardiger vertegenwoor
digd te worden dan thans het ge
val is. Het is niet noodzakelijk noch
altijd gewenst daartoe specifiek ka
tholieke instituten in het leven te
roepen. In onze gemengde bevolking
levend in de openheid van een stad,
is het de moeite volop waard na
der te onderzoeken, op welke gebie
den een sterke samenwerking mo
gelijk is .Men denke hierbij o.a.
aan de plannen voor een Rotterdam
se openbare universiteit. Indien de
ze ondanks alle moeilijkheden tot
stand mocht komen, dient de katho
lieke wereld zich af te vragen, op
welke wijze alle steun geboden kan
worden aan de ontwikkeling van de
ze instelling. Dit geldt ook voor som
mige andere levenssectoren.
Hier kan juist de stad Rotterdam
een rol spelen. Rotterdam is de eni
ge grote Nederlandse stad, die te-
ƒ17 HET HARTJE van Rotterdam wordt menige nacht een robbertje
gekibbeld. Soms laait de discussie op tot een felle strijd. En steeds
weer zijn het de stedelijke grootheden die met elkander slaags
raken: de handel en de cultuur, de overheidsmacht en db burger
zin. Ik zou het niet weten, als ik er laatst niet zelf per ongeluk tussen
verzeild raakte. Het liep tegen middernacht. Ik bevond mij ter hoogte
van het stadhuis. Het gerenommeerde Rotterdamse nachtleven was
eindelijk weggeëbd en de stilte daalde over de Coolsingel neer als een
gestikte deken.
Johan van Oldebarnevelt die al jaren op wacht
staat op de hoek van het raadhuis, zag vanaf
zijn stenen voetstuk met welbehagen neer op de
verlaten metrowerken en begon te spreken.
„Kijk", zei hij, „aat is nu eens echt Rotterdam
Alles voor de handel In mijn dagen waren we
tot dergelijke tecnnische stunts als die metro-
werken daar nog niet in staat; maar ze liggen
toch geheel in de lijn van mijn denken. Ik kan
wel zeggen: deze bedrijvigheid heeft mijn hart
gestolen. Is het met mede door mijn bemiddeling
geweest, dat eertijds de Oost-Indische Compagnie
tot stand kwam? En als Heer van den Tempel,
Berkel en Rodenrijs, maar vooral als pensionaris
van de stad Rotterdam zie ik met ontuitsprekelijk
genoegen, hoezeer Rotterdam mijn traditie
voortzet. Dagelijks is het voor mij een lust, dit
alles als standbeeld te mogen aanschouwen".
Enigszins onthutst naderde ik het Beursgebouw.
Nounou, als die standbeelden ook al beginnen te
spreken.... Is er al geen lawaai genoeg in onze
stad Doch toen ik het bordes van het beursgebouw
genaderd was, mengde zich ook Gijsbert Karei van
Hogendorp in het nachtelijk gesprek„Wis en
zeker, waarde collega", zo wendde hij zich tot de
vorige spreker. (Van Hogendorp kon hem aldus
betitelen, omdat ook hij pensionaris van Rotterdam
geweest was). „Rotterdam heeft uw les goed geleerd
en doet voortreffelijk zaken. Maar bijaldien ik mij
niet vergis, heeft onze goede stad ook nog iets
anders van u geleerd. Waart gij het niet, die
omstreeks 1609 aandrong op dat verfoeilijke bestand
met de erfvijand Spanje U is alzo opportunist en
ik begin te vrezen dat ook ons geliefde Rotterdam
aan dit euvel gaat lijden. Men heeft mij tijdens mijn
veelbewogen leven veel verweten, doch nimmer
enig opportunisme! Heb ik het niet op een conflict laten aankomen
met mijn eigen koning die ik na de Napoleontische tijd eigenhandig
aan de macht geholpen had Handel is goed, maar niet ten koste
van elke prijs."
Plots hoorde ik de groen-uitgeslagen Erasmus,
die daar verderop stond, duidelijk minachtend
snuiven. „Handel, stoffelijke grootheid, hoog
hartigheid.zijn dat nu werkelijk dingen om
je drtlk over te maken Ik geloof dat ik mijn
boek, dat tot titel droeg „Antibarbarorum liber"
nog maar eens opnieuw ga schrijven, maar dan
met toepassingen op het hedendaagse Rotterdam.
Wordt het geen tijd, dat er eens een boekje wordt
opengedaan over de barbaarse idealen van mijn
stad Ik voel mij evengoed Rotterdammer als
alle pensionarissen bij elkaar. Maar ik lijd er
onder, dat mijn Rotterdam terwille van zijn
stoffelijke grootheid en welvaart de geestelijke
ontwikkelng en de cultuur verwaarloost. Kijk
eens naar die arme stakkerd daar ginds aan de
overkant van de Blaak. (Hier wees hij met zijn
ganzeveer naar het beeld van Zadkine). Wat
JH I Hj 1 een typerend beeld van een mercantïlistisch
|BH'|B|L RotterdamEen stad zonder hart. Dat is uw
I toekomst, Rotterdam, als je zo weinig oog blijft
tonen voor de cultuur en de geestesweten
schappen
Natuurlijk haakte „Zadkine" hierop in. Hij stond
daar nogal ver van de rest van het gezelschap en
zijn stem klonk tengevolge van zijn deerniswaardige
toestand min of meer gebarsten. De nachtelijke
stilte echter deed zijn verzuchtingen ver genoeg
dragen, zodat wij hem zelfs op de Coolsingel nog
konden verstaan. „Als oorlogsmonument ben ik
een oorlogsinvalide", kermde hij. „Men heeft mij
hier geplaatst als herinnering, doch ik voel mij
veel meer een waarschuwing. Oorlog dreigt er
voor iedereen, die zowel de handel als de eerzucht
als zijn god aanbidtWee de stad, die niet
verder kan schouwen dan het gouden kalf!"
Ontzet sloeg ik de hoek om van de Binnenweg.
Maar daar stond heel laag bij de grond de een
voudige burger, monsieur Jacques. Hoewel zijn
geklede jas al begint te glimmen op de naden
moet het toch gezegd worden dat hij een net oua
heertje blijft.
„Goeden avond" zei hij.
Ook goeden avond", antwoordde ik.
„Geschrokken vroeg hij, en even wendde hij zijn
omhoog geheven blik terzijde in mijn richting.
„Nogal", zei ik.
„Och meneer", hernam hij, trekt u zich er niet al
te veel van aan. Zo gaat het hier bijna iedere avond.
Die grote heren daar aan de overkant hebben het
nogal eens met elkaar aan de stok. En ik luister
maar. Er vallen wel eens grote woorden. Doch voor
iemand die rustig toeziet, is er van allemaal toch
wel eens iets te leren. Het is hier heus zo'n kwaad
gezelschap niet. En wat ze allen bindt, isde liefde
voor mijn stad. Het is deze genegenheid, die mij
Hp?, w? steeds weer goed doet en die maakt, dat ik mijn
5zl vergenoegde uiterlijk nooit zal verliezen".
En daarom blijf ik van mening, dat in de vergadering der Rotterdamse
standbeelden het laatste woord steeds zal moeten blijven aan
Monsieur Jacques.
DEKEN B. G. HENNÏNG.
3OOOOOOOOOOGOG0OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOGOOGOOOOOOG0OGOGGI
vens bisschops-zetel is. Deze positie
kan aan dit bisdom een specifieke
functie geven: een katholieke stede
lijke voorhoede vormen in de Neder
landse kerk-provincie. Dit eist veler
mede-werking. Er is gezegd, dat er
teveel goede zaken zijn. Niemand
kan zich voor alles inzetten. Maar
dit verhindere niet, dat ieder zich
ergens aan geeft.
Een poging tot synthese. De nieuwe kerk
bouw poogt niet meer tegen de omgeving
,/>p te boksen", maar eerder daarin te
worden opgenomen als partner, die de
eigenheid van het stedelijk bestaan niet
afwijst. De dominerende verschijnings
vorm wordt niet meer nagestreefd