k
het verhaal van de dravende paarden
...de voorzitter met een immortellenkrans in de hand...
Hoe VONDEL in AMSTERDAM zijn STANDBEELD kreeg
1
S"'
Illiiliwaii
jesn
ZATERDAG 21 APRIL 1962
PAGINA 17
's Avonds gaan de lichtjes aan.
Tachtig miljoen Nederlandse lichtjes. En overdag draaien
de machines, de honderdduizenden kleine en grote machines
van onze dagelijkse 20e eeuw
En alles gaat gewoon met een simpel knopje.
U denkt er niet meer bij na. Nu, dat hoeft ook niet.
Want in die achteloosheid ligt het wonder. Het wonder van de
elektrische energie. En dat verhaal begint vaak in Limburg
Langs kille gladde draden hoog In de lucht of verstopt
in de grond komen dag-in-dag-uit uw paardekrachten aandraven.
Paardekrachten - dwaze term eigenlijk -
dat wil zeggen: energie. Energie voor die lamp boven uw tafel
en voor uw stofzuiger thuis en voor die serie
machtige electro-motoren in de fabriek die u kent
Limburg is heel direkt verbonden met onze energie-produktie.
Verbonden door duizenden en duizenden wagonladingen kolen.
Kolen, die de elektriciteitscentrales
in staat stellen de paardekrachten te maken,
die u - en de Nederlandse industrie! - iedere dag verbruikt
En dan is er nog iets: dat zijn
de eigen centrales van de Staatsmijnen, die de stroom produceren
die dit grote geheel van bedrijven zélf nodig heeft.
Dat is heel wat: 1,2 miljard kilo-watt-uur per jaar,
bijna 10% van de gehele Nederlandse stroomproduktie
en bijvoorbeeld evenveel als Parijs nodig heeft
om een jaér lichtstad te zijn!
Kolen, dat wil zeggen: energie, dat wil zeggen: warmte, kracht, licht.
En voor de Staatsmijnen is 't slechts één van de
tientallen produkten, die daar vanuit
de Limburgse heuvels hun weg vinden naar geheel Nederland
en naar tientallen landen over de gehele wereld.
Nee, nee, u denkt er niet bij na.
U hoeft alleen dat knopje om te draaien
STAATSMIJNEN, IN VOLLE EXPANSIE
59
59
M^Wdsta
sAU®re is"
Ss tó?
Het Vondélstandbeeld, dat Louis Royer maakte
voor wat eens in Amsterdam het Rij- en
Wandelpark heette.
ifc-2
i»
sè'
ti
iaöv lawaai
05 STAATEMtfciru none vmiKinDnnrAWIRATIES VELE MODERNE PRODUKTEN- CHEMIE- AMMONIAK OLEUM GEEIBLOEDLOOGZOUT FTAAUUUR- ANHYDRIDE CYCLOHEXANÓN CAPROLACTAM UREUM STAMYLAN® POLYETHEEN (LAGEDRUK/HOGEDRUK) FORMALINE .ALCOHOL ETHER BENZEEN TC
^*ETALIN£ ANTRA^EN F£KHHYTHEEN^*CREOOOOT-Ol!"e CUMARON-INDEENOLIE STAMICOTE® KUNSTMEST NPK. KAS. FAS, KS. ZA. UHEUM BRANDSTOFFEN, ANTRACIET 1. 2. J. PAREU 4. 5. FUN MAGER, tSS-, ROOKZWAKKE-. VETKOOL EIERBRIKETTEN INDUSTRIE-. HUISBRAND-COKES SYNTRACIET® ENERGIE, GAS ELEKTRICITEIT
TOLUEEN XYLEEN SOLVENT NAFTA
BOUWMATERIALEN: PORISO STEEN
CYCLOPENTADIEEN-PYRIDINE- BASEN: PYRIDINE. ALFAPlCOLlNE
ss GEDEPONEERD HANDELSMERK VAN DE STAATSMIJNEN
I I MM- h©t>ben melding gemaakt van het eni-
"Jd geleden opgevatte en inmiddels gerijpte
an, In Amsterdam te komen tot oprichting
r MiOm een Bredero-monument. Ditmaal geen
j 1 wT„> n°ch zoals in het geval van P. C. Hooft
A take een „hoofd" (zo pijnlijk letterlijk, volgens
frvTi0r>rnifóT>Iïlerhing van de voorzitter van het Brede-
rti^oriïK maar wat men zou kunnen noemen een
cl S VaT i? genrevoorstelling, treffende uitbeel-
£5 behT, het tegelijk volkse en algemeen menselijke,
h var, tT t°t ,3e meest kenmerkende eigensöhap-
h»- 6t TM—ero's genie.
wld tf i. 14 bijna vanzelf, dat bij deze gelegen-
AAmA^rinnerd. is aan die andere gedenktekenen
'nag®dachtenis van historiscihe figuren
dat grote Amsterdammers als Rem-
tad wordt levend gehouden. Men heeft
SM Vondel, geen van beiden daar geboren.
lang hun standbeeld hebben, en dat mede
t^g ietTCIC voormiddagh
bii1 één moet worden goedgemaakt.
bTerHcory,iLer?lag van een in dit verband gehouden
tpjMt AT hebben wij kunnen lezen, dat „Rem-
r» vondel niet binnen de hoofdstad ge'bo-
Wstt*iidhk i et stadsbestuur zijn geëerd met waardi-
6 eanen-"- Nu is bij zulke zaken wel de ge-
tt'1 Vej? ,f> dat het initiatief opkomt uit de burgerij,
cL 0bien „.ns door het stadsbestuur hetzij wordt over-
6rA geRta °P zUn minst hetzij ideëel of ook finan-
Ws. aarri; Net lijkt niet misplaatst, en ook wel
SKk in rloig' *-n de herinnering terug te roepen, hoe
ty^beelrl is toegegaan met betrekking tot het
tcin den ri Ya'a Vondel. Daaruit zal tevens duidelijk
dng' va 'n het bovenvermelde verslag de be-
hig n,het Amsterdamse stadsbestuur wel een
's dan vermeldenswaard, dat de vroeg
te?1! eenv-S tot het stidhten van dit gedenkteken
iin 6fnw To Amsterdam heeft plaatsgehad. Op 24
tel-8 van D 0 geschiedde te Rotterdam de onthul-
A' Dog. an ander standbeeld, evenzo van een dich-
da®t di» hi onze dagen vreemd aan, zijn naam
<iatZahen tYM Vondel geplaatst te horen, toen lagen
Ton de anders, blikbaar in die mate anders,
dat ds te er eer aan gedacht heeft, Hendrik
Da Aonclo-| ereeuw'gen in duurzaam materiaal, dan
de^ht. Tok. v°or die eer in aanmerking werd ge-
iiftdie V?1 .waren er ook toen al personen te vin-
det' het ronder aan Tollens zijn beeld te misgun-
w» oel hadden dat hier iets scheef zat. On-
dito hs R-vl de toenmalige rijks-archivaris, Reinier
de^esPrcA2Mui?en van den Brink, die in een tafelrede,
kehVeiT>licihr tijdens de feestelijke maaltijd, wees op
or, - nnK. in de rijkshoofdstad een gedenkte-
en voor Vondel, een geste die niet
Gf/h tevoL ais komende van de man die reeds veel
Mirt (l8s7f n' n.l. in de eerste jaargang van De
t/-. U nGPTI KfirrvrtitviA rrolKloTTon nnctol "hnrl CtP-
arn. en Rommelpot. Geruime tijd later,
Wr aan v>' ,een beroemd gebleven opstel had ge-
-
Sr 'iet verd.
l^|er,%newie
MoYle deel el aan het einde van het twaalfde en
SrthemLi ^rde door Jacob van Lennep verzorgde
teven0 Vondel-uitgave. Deze toevoeging bete-
deiYriseh ,Vn gewenste beslag had gekregen, is het
booY het A1', van Bakhuizens opwekking, mitsga-
de verd 6 verloop van zaken, geboekstaafd
ensteljjke Amsterdamse uitgever H.
beYiVetls
J*rt:
Binger -o-o
na' k een grievende spijt! Hem, wiens
aam nevens dien van Vondel aan het
I dezer TV "^VCHS uien Vttll v vvi.-.L. 1"J--
aden v tgave prijkt, hem, wien wij deze laat-
■n h, vinrt0 gaai'ne hadden overhandigd, mr. J. van
en wij hier niet meer."
heu^andbafLi hü in 1869, nadat twee jaar eerder
kajlehis oT d was onthuld. Een indrukwekkende ge-
Wat een voorbereiding had geëist van zeven
^rk'nTrkino gehi:kenderwijs, en het tijdstempo in
hti-g Crg ganomen, niet lang kan heten. Met vol-
astateren wjj dan ook achteraf, dat toen
Bakhuizen „in warme taal" het voorstel had gedaan
„om al dadelijk te dien einde de handen ineen te
slaan en aan mr. Jacob van Lennep, om diens bij
zondere verdiensten jegens Vondel, de hoofdleiding
in deze zaak op te dragen", dit denkbeeld werd be
groet met een „algemeene toejuiching".
Van het begin af aan heeft dus de bedoeling voor
gezeten, van het standbeeld niet om mij ietwat
oneerbiedig uit te drukken een Amsterdams stand
je te maken. Het zou een nationaal gedenkteken en
meer dan dat hebben te worden. Een passend ge
baar was het dan ook van Joost van Vollenhoven,
de burgemeester van Rotterdam, dat hij de met be
kwame spoed aangelegde intekenlijst opende met een
„milde bijdrage".
Het lag niet in de aard van Van Lennep, hoewel
toen reeds een man van tegen de zestig, gras te
laten groeien, waar activiteit, en bovendien veel
zijdige belangstelling zich manifesterend in milde
bijdragen, van node waren. Geen twee weken later
en dit dient ter ere van het vermelde tijdstempo
met nadruk te worden opgemerkt had hij een
vergadering van Amsterdamse notabelen bijeen, aan
wie kon worden meegedeeld, dat in overleg met het
hoofd van het gemeentebestuur een commisie (beter:
kommissie) stond te worden opgericht, met wier mede
hulp hij spoed achter de zaak dacht te zetten. En
zie: wederom gingen geen twee weken voorbij, of
burgemeester Messchert van Vollenhoven had in de
kamer van B. en W. ^een aantal heren genodigd,
met wie hij kon overgaan tot nader beraad. Daar
uit resulteerde onder meer een Hoofdkommissie, met
de burgemeester als erevoorzitter, Van Lennep als
voorzitter, en als penningmeester de man wiens
naam de lezer in dit verband al wel verwacht heeft
aan te treffen: Jozef Alberdingk Thijm. Van belang
is, dat ook hier weer het brede karakter van de lof
felijke onderneming onderstreept werd, tot verwer
kelijking van dewelke „subkommissiën" werden ge
projecteerd, die men in de onderscheiden steden des
rijks alsook in België wenste op te richten. Daar,
in België, vond het plan krachtige weerklank, krach
tiger, om de waarheid te zeggen, dan in sommige
„steden des Rijks". Er kwamen aanzienlijke bijdra
gen van de Koning, van de Koning van België en van
de Keizer der Fransen. Die van het Amsterdamse
gemeentebestuur bestond in de toezegging, de funde
ring van het beeld te bekostigen. Desniettemin
en hier trad de vertraging in duurde het nog
ruim vijf jaar, aleer de benodigde 18.000 gulden
gevonden waren.
Ondanks zijn gevorderde leeftijd had onderwijl
de uit Mechelen herkomstige, in Amsterdam
wonende beeldhouwer Louis Royer, die reeds
enkele nationale monumenten op zijn naam had,
met geestdrift de taak aanvaard, een model en
vervolgens het beeld te ontwerpen, dat kort nadien
in de Haagse gieterij van Enthoven zijn metalen
gestalte kreeg. Het voetstuk werd onder Royers toe
zicht in de werkplaats van Cuypers te Roermond
vervaardigd „uit Trierschen steen".
Onder deze bedrijvigheid door moest een besluit
worden genomen omtrent de plaatsing. Dit heeft vry-
wat ingehaid, maar tenslotte leidde het beraad, met
de prijzenswaardige, hoewel begrijpelijke medewer
king van de Kommissie die het destijds zo genoem
de Nieuwe Rij- en Wandelpark onder haar beheer
had, tot de keus van een geschikte plek in het ge
zegde park. Gedeeltelijk uit de bestaande kommissie
werd nu een nieuwe geformeerd, die, wederom on
der Van Lenneps voorzitterschap de regeling op zich
nam van de onthullingsfeesten. Men moet zeggen,
dat zij getoond heeft, ruimschoots opgewassen te
zijn tegen de eervolle taak.
Er was dan allereerst op 17 oktober 1867 een Groot
Concert in het Park, onder de leiding van de destijds
vermaarde Verhulst en met medewerking van een
viertal solisten, onder wie mevrouw Cuypers-Alber-
dingk Thijm, en diverse zangverenigingen. Het pro
gramma, bevattende in zijn eerste deel een vijftal
nummers aan Vondel ontleend of op hem geïnspi
reerd, bestond voor het tweede uit Beethovens
Vijfde en Handels Hallelujah, met in het midden
een „tussöhenzang" die op z\jn wijze naam heeft
gehouden, wezende namelijk Thijms „O Poëzie, hoe
lief lij ck is uw tred", door Verhulst gecomponeerd.
Deze „in ieder opzicht genotrijke feestavond" dan
vormde een waardige inleiding tot de grote dag van
de 18e oktober. Men zal misschien enige moeite heb
ben het te geloven gezien de mate van belang
stelling die tegenwoordig wel blijken wil bij verge
lijkbare gebeurtenissen als b.v. de onthulling van
het gedenkteken voor Hooft maar er was reeds
vroegtijdig een groote volksmenigte op de been". Om
half tien in de voormiddag begon men zich te ver
zamelen voor een herdenkingsbijeenkomst bij Von
dels graf in de Nieuwe Kerk. Daar meldden zich
ook de „talrijke korporatiën", die zouden deelnemen
aan de optocht. Een uur later verscheen de voor
zitter der hoofdkommissie, „een immortellenkrans
in de hand", en hield een eerste redevoering. De
optocht, die daarna begon te trekken, verdient wei
bijzondere vermelding. Er waren als gezegd, „kor
poratiën", er was muziek van huzaren en trompet
ters. De directie van de Grooten Schouwburg met
personeel en banier, mitsgaders nog de heren Boas
en Judels met personeel, hadden er een eer in ge
steld, de grota dramaturg door hun aanweaawieid
mede te huldigen. Er waren weeskinderen uit niet
minder dan acht verschillende weeshuizen. Voort
een drietal rederijkerskamers, en deputaties uit de
wereld van het boek. En natuurlijk de feestkommis-
sie, hoewel derzelver voorzitter met enige leden zich
reeds uit de kerk parkwaarts had gespoed, ten einde
de genodigden en andere deelnemers aldaar te kun
nen ontvangen.
Men kan niet alles doen. Het stadsbestuur vind
ik niet afzonderlijk vermeld, maar het was verte
genwoordigd in de feestkommissie. Wat zonder twij
fel de kijkgrage burgerij het meest moet hebben ge-
boeid, waren een drietal praalwagens, die van de
Faam, die van de Nederlandse Drukpers, en, zin
rijk, ten leste die der Poëzie. Deze Poëzie werd voor
gesteld door „een kolossaal vrouwebeeld", zoals het
officiële programma het uitdrukte, dat vervolgde
met in het vooruitzicht te stellen, dat buitenlandse
bloemen en gewassen de vreemde wereldstreken zou
den vertegenwoordigen, „waar toch de Poëzie even
zeer het menschelijk leven dooradert en verhoogt als
in het Vaderland." Tot deze luister moet in niet
onaanzienlijke mate hebben bijgedragen, dat de wa
gens werden getrokken door „Artilleriepaarden, be
reden door Artilleristen, op goedgunstige machtiging
van Z.M. den Koning door Z. Ex. den Minister van
Oorlog daartoe ter beschikking gesteld". Wij zullen
moeten aannemen, dat zowel de artilleristen als de
paarden vielen onder deze goedgunstige beschikking.
Eindelijk niet zonder strubbeling als gevolg
van „een ongeval den wagen der Faam over
komen", en een belemmering Veroorzaakt
door „de wip van de brug der Leidsche poort"
het Rij- en Wandelpark bereikt zijnde, was dan
het grote ogenblik daar, waarop de genodigden en
belangstellenden, die zich bij duizenden ter plaatse
verzameld hadden, hun moeite beloond gingen zien.
Gedichten van Vondel, alsmede zekere door den heer
Alberdingk Thijm vervaardigde en uit de aard der
zaak „toepasselijke" verzen, benevens portretten van
de gevierde dichter, werden „uitgestrooid". Vlaggen
wapperden, de Nederlandse, de Belgische, en, ter ere
van de Keizer der Fransen en diens milde gunst
bewijs, de Franse. Harmonie-orkest en zangers had
den zich opgesteld. En onder de prominenten die
in de voorste rijen hadden plaatsgenomen, vinden wij
hier vermeld de burgemeester van Amsterdam, mr.
C. Fock, met zijn wethouders, alsook de eerste
burger van Rotterdam. Thans was de beurt aan do
welsprekendheid, minder spectaculair dan de stoet
met zijn praalwagens, edoch van groter historiscn
belang voor het nageslacht. Driemaal voerdevan
Lennep het woord: hij begroette, hi] „onthulde mj
sloot. Heeds na de begroetingsrede kwam de geest
drift pas tot bedaren, toen het orkest de ouya ~fic,'i
van de Feestzang aanhief. En toen het eerste
daarvan, met de slotregels
Laat '..os de koorden,
Laat het hulsel zinken
En de feestbazuinen klinken
„den honderden zangerskelen ontvloeid" was viel
dan eindelijk „het omkleedsel ;angs beeld en voetstuk
neder". Wat te verwachten viel, L e^de-
de deel van de cantate werd overstemd door „einde
loze jubelkreten en handgeklap vervolede de
Dit hoogtepunt gepasseerd««ndevervolgde de
SDreker ziin rede, waarvan met vermeid worai, oi
zij door even eindeloze jubelkreten werd gevolgd.
Wel echter lezen wü dat na afloop ervan de Amster
damse burgemeester, in ongetwijfeld welgekozen be
woordingen het standbeeld in naam der gemeente
aanvaardde In verband met de oprichtmgsgeschie-
denis is het van belang dit vast te stellen, alsmede
dat hij de oprichters dank betuigde voor de gift aan
de stad geschonken, en voor de waardige wijze waar
op zij aan hun denkbeeld uitvoering hadden gegeven.
Nog bleef het daar niet bij, want nadat een man
uit België „in de fransche taal" dank had betuigd
voor de woorden gesproken ter ere van wijlen ko
ning Leopold I, steeg de belangstelling nog hoger, toen
da Minister van Binnenlandse Zaken aan het woord
kwam, om voor de regering deel te nemen aan de hul
diging. Onderscheidingen blonken, deels overhan
digd door de Heer Minister, ten anderen dele door
de president van de Belgische subkommissie. Een
laatste toespraak, vooraleer Van Lennep de plech
tigheid besloot, bracht, „wederom in de fransche
taal", de gevoelens over van Keizer Napoleon. Zij
getuigde van kunstliefde, en men mag zeggen, na dit
alles ook van takt. Want zij had de verdienste, kort
te zjjn. t.
Zonder een galavoorstelling in de schouwburg zou
een feest tot huldiging van Neerlands grote toneel
dichter niet compleet zijn geweest. Ook daarvoor had
Van Lennep, als een volmaakt feestregisseur, gezorgd.
Wat werd opgevoerd, was weliswaar in eerste instan
tie niet iets van Vondel zelf, maar Van Lenneps Een
dichter in de Bank van Leemng zijnde „een tafereel
uit het leven van Joost van den Vondel In het ta-
bleau van de speelrollen, aanvangend niet Konstan-
tiin Hnvp-pns (72 i.) en sluitend met Katharina van
den Vondel (10 j.) vermeldde het tekstboekje zorg
vuldig de leeftijd van elk der personages. Vondel
spande met zijn 80 j., zoals billijk was, ook hierin de
kroon Het succes was aanzienlijk, en dit gold,
naar bericht wordt, niet minder voor de opvoering
van het eerste en het vierde bedrijf van Lucifer,
waarmee een aantal rederijkers, leden overigens van
voormalige Rederijkerskamers" aan de feestgenoten
een zeldzaam kunstgenot" verschaften. Stellig droeg
daartoe bij de omstandigheid, dat de spelers „geheel"
gekostumeerd waren als de hemelingen op de plaat
bij Vondels „Lucifer", vervaardigd door de heer J. W.
F Kachel en welke de lezer kan vinden in het achtste
deel van' Van Lenneps Vondel.
Van het buitenféest op het Muiderslot, dat zulk
een gracieuze bekroning vormde van de drie
daagse viering, zij in dit verband nog slechts
om déze reden melding gemaakt, dat burge
meester Fock een heildronk uitbracht op ,,de Hoofd
kommissie, aan wier zorgen de hoofdstad Vondels
monument te danken had".
Nu nog eenmaal terug naar het sedertdien aldus
genoemde Vondelpark. Van een beschrijving van het
standbeeld, dat iedereen kent of althans behoort te
leren kennen, mogen wij ons ontslagen rekenen. Al
leen zouden wjj willen betwijfelen, of er onder de
wandelaars vele zijn, die er de tijd voor nemen
om de „inscriptiën" te lezen, die op de vier zijden
van het voetstuk zijn aangebracht. Dit is jammer,
om twee redenen: vooreerst omdat zij zeer de moei
te waard zijn, en vervolgens omdat zij hetgeen
opvallenderwijze door Binger verzuimd werd te ver
melden vervaardigd zij n door Th ij mwiens naam
in het voorgaande een paar maal genoemd werd
en die zeker, indien het aankomt op verdiensten voor
Vondels naroem, naast Van Lennep een gelijkwaar
dige plaats verdient.
Op dat voetstuk worden ook de „korporatiën" ge
noemd, die, zoals Binger het zegt, voornamelijk voor
het verwezenlijken van het plan gezorgd hebben. Het
zijn de Vondel-Commissie, het Gemeentebestuur der
stad Amsterdam en de Park-Commissie. Wij zullen te
geloven hebben, dat in het begrip van de eerstgenoem
de de tallozen zijn ingesloten, die het haar mogelijk
hebben gemaakt, haar opzet in nationale en zelfs in
ternationale zin te volvoeren.
Hoe lang is het alweer geleden! Nog één lustrum
en het wordt een eeuw. Maar liever toch geen eeuw-
féést. Want waar moet het heen als wij behalve ge
boorte- en sterfdatums ook nog eeuwherdenkingen
van standbeelden in onze kalender gaan opnemen?
Een en andermaal is de gedachte geopperd, aan
het gedenkteken een andere plaats te geven, m®ej"
in de stadsbedrijvigheid. Het is niet gebeurd, en dat
wel terecht, naar ons inzien. De bronzen vondel,
tronend op zijn voetstuk, gelijk eenmaal de Poëzie op
haar praalwagen, maar duurzamer, heeft het park
geassimileerd. Wij kennen geen Rii- en. Wandelpark
meer, alleen nog een Vondelpark. Wat aldus verenigd
cheic
werd, laten wij beter ongescheiden.
L. C. MICHELS