KUIFJE IN TIBET
DE LAATSTE
OSCAR
5
Mensen
zoals wij
Bospaardje blijft bospaardje
KATTENFEESTEN
WW?
£2
I
VADER IS ZIJ^
BALPEN KWIJT
KET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 28 APRIL 1962
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY
door HERCE
Maar zeg eens. Kuifje,
wat heeft Bobbie nu
Maar. Bobbie, wat is er F
weer
Mijn honcl F
Dat zijn de sporen van
de sneeuwman
U-3V V
204. Ondanks hun geringe aantal storten Noren en Herulen en
Safrax' mannen zich zonder vrees op de achterhoede der Hunnen. Erics
eerste doel is, Sangibanus te hulp te komen, die het hard te verduren
heeft. Veel bereiken ze echter niet, en het is dan ook met een gejuich
van opluchting, dat ze eensklaps Merwig en zijn Franken naast hen
zien opduiken. „Al is Aetius honderdmaal opperbevelhebber," schreeuwt
Merwig de Noorman toe, „mijn mannen zijn geen houten poppen en dat
zullen we nu bewijzen ook!" Dan verliest Eric de Frankische vorst
weer uit het oog en wordt hij zelf opgenomen in de wilde, wrede strijd.
Heen en weer golft het gevechtmet een groepje weet Eric de Hunnen
rond Sangibanus en zijn paar krijgers uitéén te slaan, maar dat is voor
het ogenblik het enige, wat ze bereiken. De Noorman weet niet meer,
of ze winnen of verliezen en het kan hem na urenlange strijd ook
bitter weinig meer schelen; te vermoeid om zich te verheugen, wan
neer wéér een Hun het onderspit delft onder Svein Langtands mach
tige houwen, vecht hij nog slechts om niet óók ten onder te gaan op
dit veld van eer. „Daar!" klinkt de stem van de Noordman eensklaps
vreemd schel. „Daar is hij!" Zijn ogen richten zich op de brede, ge
drongen gestalte van Attila, die een goede honderd meter van hem
verwijderd zijn mannen aanvuurt. En alles om zich heen vergetende,
stort Eric de Noorman naar voren.
WurliTzer
Examens
DELFT, 25 april Aan de Techni
sche Hogeschool in Delft zijn geslaagd
voor het kandidaatsexamen voor natuur
kundig ingenieur: J. W. M. Baars,
Lienden, A. L. Dekker, Heerjansdam,
C. F. A. Frumau, Delft, M. J. de Jonge,
Delft, J. G. M. van Kuijk, Den Haag,
A. van Meeteren, Ravenswaaij, P. L.
van Velze, Utrecht, J. H. Voskamp,
Den Haag, F. A. Westra, Voorburg,
L. J. Wijdeveld, Leiden, R. Jongepier,
Delft.
door
WILLEM CAPEL
m\ i
en
n»!
een
ri«
SMUL-0'
Copyright Casterman
(Advertentie)
Da Koning onder
electronischo or
gels. Op aan
vraag zenden
wij U gaarne
uitvoerig pros
pectus.
Raadhuisstraat 48/50, Amsterdam
Schiedamse Vest 87, Rotterdam
Haarlem - Hilversum - Kampen - Goes
Geslaagd voor het ingenieursexam-
men voor bouwkundig ingenieur: M. C.
Arnoijs, Bergen op Zoom, P. Iiuibers,
Leidschendam.
Geslaagd voor het ingenieursexa-
voor werktuigkundig ingenieur: C. M.
Ballintijn, Almelo, D. Bastenhof, Rot
terdam. J. B. J. M. Bazelmans, Delft,
C. G. Bins, Den Haag, E. P. de Co-
ninck, Rotterdam, J. T. W. M. van
der Drift, Vlaardingen, L. Edema,
Leeuwarden, K. Elshove, Naarden, S.
H. Gillebaard, Rotterdam, A. M. A.
Houben, Delft, E. de Jong, Voorburg,
P. H. van der Lee, Amstelveen, H. J.
van der Lem, Leidschendam, W. van
der Meulen, Den Haag, H. J. M. van
Me-jel, Delft, J. van Sabbem, Vlissin-
gen, J. E. M. Spaas, Bodegraven, H.
E. Wisman, Amsterdam, T. Witstok,
Rotterdam, E. F. M. M. van Zeijst,
s-Her toge nbosch
Geslaagd voor het ingenieursexa
men voor natuurkundig ingenieur: F.
Cappendijk, Breda, H. W. Klesser, Am
sterdam, L. H. Luthjens, Schaesberg
(L), S. J. van tfer Meer, Den Haag,
C. A. Pistorius, Dongen, J. W. van
Schaik, Utrecht, A. Schuijf, Rotterdam,
K. van Steensel, Apeldoorn, en W. Strij-
land, Delft.
EINDHOVEN, 27 april Aan de
Technische Hogeschool is voor het kand.
scheik. tech. geslaagd, A. der Kinde
ren (Eindhoven).
55
„Richard heeft me meegenomen naar het zieken
huis, 's avonds nog, er was een spoedoperatie en
ik ben er bij geweest," roept ze triomfantelijk uit.
Van verbazing vergeet Leo z'n sigaret aan te
steken, die hij juist uit de koker heeft gehaald.
„Leo als je die ogen van die vrouw gezien had,
ogen die zo vol vertrouwen op Richard gericht wa
ren, dan zou je kunnen begrijpen, wat er toen in me
omging. Ik vond me zo klein en nietig, zo'n akelige
egoïste. Ademloos heb ik op een stoel in de opera
tiekamer gezeten en gebeden, dat de goede God
de harden van Richard zegenen mocht, de handen
die de moeder gezond en wel aan haar gezin terug
moesten geven. Leo, beste jongen, wat ben ik
tochialtijd een harteloos kind geweest."
Leo heeft nog steeds z'n sigaret niet aangestoken,
losjes hangt die tussen z'n lippen.
heb veel geleerd gisteravond en Richard,
volgens zijn zeggen, heeft veel van jou geleerd
's middags en ik geloof, dat we nu een ideale verhou
ding krijgen. Hij neemt een paar assistenten en zal het
dusrVeel minder druk krijgen en je weet, wat Richard
belooft, dta doet hij ook."
Nu haalt Leo verlicht adem, knipt de aansteker
aan en doet een lange haal aan z'n sigaret.
„Gefeliciteerd Inge, dan hebben we onze zin."
Verheugd knikt Inge hem toe. „Dolblij ben ik,
aat ik nu iets van zijn werk begrijp en ik zal mijn
best doen er nog veel meer van te begrijpen; van
middag nog ga ik die vrouw weer opzoeken. Ze zag
me gisteravond voor een dokter aan. Ik moet nu
weg, maar kom vanavond bij ons. Richard wil i"
natuurlijk ook nog spreken en dan kun je je meteen
overtuigen, hoe alles prima in orde is. Kom je
dan?"
Leo liegt er maar wat op los, weet niet, waar hij
onaangenaam gevoel, hij moet Wies nog opbellen,
hij heeft er nog steeds niet de moed toe kunnen
vinden, maar nu zal het er toch van moeten ko
men.
En zoals een zwemmer, die lang op de kant heen
en weer heeft gelopen, omdat Hij schrik voor het
koude water heeft, er tenslotte hals over kop in
springt, zo wipt Leo de eerste de beste lunchroom
binnen en vraagt het nummer in Putten aan.
Het duurt niet lang, of hij hoort de geagiteerde
stem van Wies.
„Stel je maar gerust hoor Wies, de koek is al
gekocht."
„De koek al gekocht, wat bedoel je?"
„Ja, Marius wil het zo echt mogelijk maken, als
je op reis geweest bent dan breng je toch meestal
iets mee uit de plaats waar je was. Nou, als Marius
je komt halen, dan brengt hij een grote Bossche
koek voor je mee."
„Dus hij komt!" Er trilt vreugde in de stem.
„Wis en waarachtig, wat dacht jij dan? Alleen is
het beter, met het oog op Wilna, dat hij nog even
wegblijft."
Dan wil Wies alles over gisteravond weten en
Leo liegt er mar wat op los, weet niet, waar hij
zo gauw de leugens vandaan haalt, want Wies moet
gerustgesteld worden.
Leo moet er een einde aan maken, hij spreekt al
bijna negen minuten; want dit grapje kost hem met
de thee en fooi mee al bijna een rijksdaalder en hij
moet juist zo zuinig zijn.
In Putten legt de gerustgestelde Wies de hoorn op
de haak, maar Leo maakt in vertwijfeling van zijn
mooie coiffure een wildernis. Wat bjj de Pijper
prachtig is gegaan, is hier in het zand vastgelopen,
hoe krijgt hij de kar weer aan het rollen?
Die stomme Buise, eigenwijs nummer, zo scheldt
Leo hem de huid vol, maar daar merkt Buise niet
veel van, die scheldt zelf.
Op kantoor is hij beslist ongenietbaar, hij raast en
tiert om iedere kleinigheid, zelfs de vrouw van de
concierge ontkomt niet aan z'n boosheid.
„Kerel, vlieg op," denkt deze nuttige juffrouw.
De jongste klerk, die een helse uitbrander te in
casseren krijgt, denkt heel grof: „Stik, vent," en de
oudste dito, die vandaag nu niets goed kan doen,
denkt niet minder grof: „Waarom barst je niet?"
De aardige typiste, die tot twee maal toe een
brief over moet tikken, haalt haar mooie schouder
tjes op en denkt: „Vent, krijg het heen en weer."
Veel cliënten stuurt Buise die dag door, hij kan
zich niet met ieder snertzaakje bezig houden.
Van al dat razen en tieren heeft Buise zelf de
meeste last, want eer het drie uur is heeft hij een
barstende hoofdpijn.
Buise heeft, z\j het dan dat hij er niets van heeft
gemerkt, heel wat verwensingen te incasseren ge
had, maar geen er van was echt gemeend. Het per
soneel weet bij ondervinding dat zo'n bui van Buise
striemend als een hagelbui is, maar ook even kort
duurt, tenslotte is hjj geen kwaaie baas.
Buise voelt zich als een getergd dier, ook 's avonds
als hij, thuis komend, in de gang al direct over een
mat struikelt, die op een ongewone plaats ligt.
De hele gang staat overhoop, lopers zijn opgerold
en in een hoek staan de koperen roeden, waar Buise
natuurlijk tegen aan stoot met als gevolg, dat de
hele hoop met flink lawaai neerklettert.
Als een razende Roeland schopt Buise links en
rechts de roeden weg en op dit geluid komt Dien,
de meid, toesnellen en de taal die Buise tegen haar
uitbraakt is zodanig, dat ze onmiddellijk haaV schort
losknoopt, geen minuut wil ze langer in een huis
waar zo gevloekt wordt blijven.
't Is jammer voor mevrouw, maar ze gaat.
Weifelend staat ze in de gang en ziet de rommel
aan. Haar geweten knaagt, ze zou de portalen en
de gang een goede beurt geven, maar ja, mevrouw
was er niet en het werd een halve feestdag. Kopjes
thee en koffie en gebakjes en zo was er van werken
niet veel gekomen, alles lag nog overhoop. De
weifeling duurt niet lang, snel raapt ze de traproeden
op en gaat toch weg; als mevrouw terug is zal ze
wel verder zien, ze gaat bij haar zuster slapen. Ze
laat zich in geen geval uitvloeken.
Buise kan geen borrel zien, gaat meteen aan ta
fel, maar de ledige plaatsen irriteren hem zodanig,
dat hij half onder de soep zijn servet op tafel smijt
en zonder een woord in de keuken te zeggen, de
deur uitloopt. (Wordt vervolgd
v<*.v.v.y.v»-rt>w«>v,,?MWK'I*WO;W'W
C%v»v/inV*v«v»'i!»v»\%v»v«Vjiy<t»wV"V»v
Er leefde in het grote dierenbos een
mooi, zwart paardje. Dat rende
over de paadjes, dat sprong over
de heuveltjes en dat vloog langs
de bomen met een reuze vaart.
Hoy, hoy, bospaardje, riepen alle haas
jes en konijntjes dan. Wat kan jij mooi
springen zeg! En de eekhoorn zat bo
ven in de boom in haar pootjes te
klappen, als hij voorbij kwam. En de
bosmuis kwam even uit haar holletje
gluren. Wat hebben we toch een mooi,
vlug bospaardje in ons bos, zei ze dan.
Dat zeiden trouwens alle dieren. Ze
waren op het bospaardje heus een
beetje trots. Wat ga jij doen? vroeg het
bospaardje op zekere dag aan Haasje
Horresnor, die met een grote stok op
zijn rug kwam aangelopen.
Ik ga de vlag uithangen, zei Horre
snor. De prinses is jarig. Weet je dat?
De prinses? riep het bospaardje ver
rast. Is dat dat aardige meisje, met dat
kroontje op, dat ik hier wel eens voor
bij zie wandelen?
Precies, zei Haasje Horresnor. En
omdat zij jarig is, hang ik de vlag uit.
Toen kreeg het bospaarlje een idee.
Ik zou wel een prinsesse-paardje willen
worden, zei hij tegen zichzelf. Dan zou
het prinsesje op mijn rug uit rijden
gaan en dat zou toch wel heel erg mooi
zijn.
Het bospaardje ging naar de beek,
waste zijn hoofd en zijn hoefjes, kam
de zijn manen uit met een speciale
manen-kam en zei tegen twee konijn
tjes, die in de struiken zaten toe te kij
ken: toe jongens, kammen jullie mijn
staart eens uit. Ik ga naar de prinses.
Die verjaart vandaag. En daarom ga
ik prinsessepaard worden.
Och, dat is mooi, zeiden de konijntjes
en ze begonnen ijverig het bospaardje
zijn staart te kammen. Vriendelijk be
dankt jongens, zei het bospaardje.
De groeten aan de prinses, zeiden de
twee konijntjes.
En dat riepen ook de andere dieren,
die het grote nieuws gehoord hadden,
het bospaardje na. Ik zal het zeker
doen, beloofde het bospaardje. En weg
rende hij. Hij holde het bos uit, vloog
de weg over, rende door het grote hek
cl r
van het paleis en kwam met een
sprong vlak voor de ingang op de stoep
terecht.
Kijk eens aan, een bospaardje, zei de
wacht van het paleis. Kom jij soms de
prinses feliciteren?
Omdat het bospaardje de taal van de
mensen wél kon verstaan, maar zelf
niet kon spreken, knikte het maar
eens.
Dan zal ik de prinses gaan halen, zei
de wacht. Hij ging naar binnen en vijf
minuutjes later kwam hij terug met de
koning, de koningin en de prinses er
bij.
O, wat een lief paardje, zei de prin
ses, Zou dat altijd bij me willen blij
ven? Weer knikte het bospaardje van
ja.
Dan ga ik alle dagen met je uit rij
den, riep de prinses blij. Toen kwam
er een stalknecht met een zadel aan
dragen. En met teugels, die het bos
paardje in zijn bek moest houden. De
prinses werd op het bospaardje in het
zadel getild en daar stapte het bos-
-.v».
Hebben jullie ook zo'n mooie poes thuis.
Deze zomer zal het duizendjarig be
staan van de stad ieperen (België) met
talrijke feestelijkheden, waaronder het
beroemde „Kattenfeest," worden ge
vierd.
Weinig Belgische steden hebben zulk
een bewogen historisch verleden als de
stad Ieperen.
AI in 902 zou Boudewijn, graaf van
Vlaanderen, aan de oevers van de Ie-
perlee (lee, van lede is waterloop) een
Ook katten dansen wel eens
burcht hebben gebouwd, welke zijn op
volgers nadien nog versterkten. In
1703 was Ieperen vermaard door haar
rijke lakenindustrie, welke, begunstigd
door de graven, de welstand op fabel
achtige wijze deed toenemen. In die
tijd werd, met de steun van het gilde
der lakenwevers, de „Halie" gebouwd,
een grote overdekte opslagruimte en het
merkwaardigste burgerlijk monument
van de Middeleeuwen.
Na twee eeuwen van overvloedige wel
vaart ging door oorlogen, burgertwisten
en pest deze hoofdstad van West-Vlaan-
deren grotendeels te gronde. Ook in de
oorlogsjaren 1914-191S werd Ieperen
zwaar geteisterd. Doch de gfemartelde
stad is uit haar as verrezen en kosten
noch moeiten werden gespaard om haar
de oorspronkelijke monumenten pracht
van voorheen terug te schenken. Iepe
ren is van oudsher de stad van het
„Kattenfeest," een van de merkwaar
digste folkloristische (volksgebruik uit
de oudheid) gebeurtenissen die België
kent. In de tien eeuwen dat het be
staat is het vele malen onderbroken ge
weest, doch de laatste tientallen jaren
is het uitgegroeid tot een van de drukst
bezochte feestelijkheden. Het hoogtepunt
van het merkwaardige feest is het wer
pen van (fluwelen) katten van de Halle
toren, onder de klanken van de beiaard
(klókkespel)
Over de oorsprong van dit gebruik
bestaan verschillende meningen. De
mee«t aanvaarde is dat de Ieperlingen
de katten vereerden. In de oude boeken
van Ieperen staat vermeld dat Boude
wijn III, graaf van Vlaanderen, in 962
de verering verbood. Als bewijs van
hun afzwering van de afgoderij zouden
de Ieperlingen op „Kattewoensdag," de
dag waarop volksfeesten werden gehou
den, katten van een toren moeten wer
pen.
Na de tweede wereldoorlog is dit
volksgebruik uitgegroeid tot wat het nu
Deze Perzische poes denkt zeker dat hij
Napoleon is!
is: een kleurrijk feest, waaraan heel
leperen deelneemt. Prachtige praalwa
gens rijden in een kilometers lange op
tocht, waarin groepen, die de kat in
Egypte, bij de Kelten, bij de Germa
nen en bij de heksen voorstellen. Uitbeel
ding van legenden en gezegden, waaron
der b.v. de Gelaarsde Kat enz. enz.,
en uiteindelijk het werpen van de flu
welen „katten" uit de Halletoren zijn de
verdere onderdelen van het uitbundige
feest.
rd g'^1^
paardje weg. Rustig en bedaa de
het langs de keurige paadjes
paleistuin. „„vies,
Langs de vijver, de bloemp®» JQpeeHs
theehuisje en de fruitbomen. LfereJ]-
dacht het bospaardje aan de b" til)
En het begon te hinniken, wva'}
moest toch immers de groeten da1
ze overbrengen. Het prinses af pok'
Ze lach»,, de
het bospaardje lachte.
klopte hem op zijn rug en tr°h.naar<^
teugels. Toen kreeg net D° hV"
zó'n goeie zin, dat het wegspr° eefiui8'
langs de fruitbomen, roets het u dc
je voorbij, holderdebolder 1® vÜvef
bloemperkjes, in volle vaart o v,an
rond en zo terug naar de irl8 ;ng et!
het paleis. Daar hadden de L]jcneC
de koningin, de wacht en de si
toe staan kijken. „„„Hat &L
Eerst hadden ze gelachen,aan
bospaardje zo mooi en rustig _gn z«
stappen was. Maar opeens "„aar1?)
geschrokken. Wat ging dat °oppn*
nu toch wild aan het rennen
nu locn wuu aan iiei „esC"1 n
ses was trouwens zelf ook g t aa'
ken. Ze hield zich heel stevig v plot'
de teugels, maar toen het Paay'p0l
seling stil hield voor de hoge st pe
melde ze languit over de S^jng en
prinses begon te huilen, de eer
de koningin knielden bi] haar
de wacht riep: lelijk bospaaraje v9i-
er bent, moet jij onze prinses ardag'
len en dat nog wel op haar ver.i
Toen sprong net bospaardj®
Het holde de paleistuin tut, gn
als het nog nooit gehold".^ W.
waar het naar toe holde, dat }iet du
zelf niet. Na een poosje kwam ^jig'
een weiland. Daar liet het zit- ^aclu-
uit in het gras vallen en het ardJ®
wat ben ik toch een dom bosp gge'
geweest. Een bospaardje^1 te rit
prinsessepaardje. Ik ben v®elhl'jk 1> r
en te vlug voor haar. Nu he" pias
prinsesje laten vallen. Kon Op
wat doen om haar te troost 'pelt'*
eens zag het om zich heen ee pego'
boel bloemen staan en ijver'» „jpk'®
het bospaardje te phikken._ Het u fjn-
een heel boeket .voor de )af'R pale' t
ses en ging het gauw naar hei ^-a
brengen. Daar zat de prinses st0e"'
bleekjes op een stoeltje voor a» n er
De koning en de koningin stoi ardj
bij. Daar heb je dat stoute P |irjK»
weer, riep de koningin ve „ag
toen ze het bospaardje aan„vte e n
men. Maar het paardje mhloed!®h
biedig een buiging, legde de
voor het prinsesje neer en kee {ege'
om. Daarna liep het paardJe
recht naar het bos terug. ,ie
Daar zaten de dieren een bee j po
drietig bij elkaar. We hebben fLgruajL
paardje meer, zeiden ze juist. 1 -gjpay
holt er meer over de paadjes, 'S| pie
springt er meer over de heuveiti n, n
mand vliegt er nog langs de bo
hij er niet meer is. „et b
Maar ik bén er weer, zei yei
weer, zei
paardje, dat die laatste wooru
staan had. En het vertelde wat
beurd was. t>rihsf,J
Het is wél jammer voor cie e.g gw
zei haasje Horresnor. Maar hei £0niJ',
zierig voor ons, riepen de fv/eepaar"
tjes. Ons bospaardje olijft ons b» 'boPf
je, zei de eekhoorn, hoog in j ffl
En dat vonden ze allemaal {lot1,.
Maar ieder jaar, als haasje po»
snor zijn vlag uitstak, ging ret t>F
paardje aan de prinses een boee^j g
men brengen. Het waren maar aj-
wone bloemen van het veld.^1^ pl^gt
nu,
i. WihJ
prinses was er toch blij om.
men van een bospaardje k"jfc
iedereen. Zelfs niet als je
prinsesje bent.
LEA
jai
Kinderen, wat is 't hier kn
„Fijn!", zegt Moeder Peperu
Maar Papa zegt „Lieve
nu ben ik mijn balpen
Zeg, wie heeft dat ding
De familie zwijgt verschnK
„Pa is kwaad" zegt kleine zf'
„Nee" roept Vader PeVeriFPiboeh
„Maar 't is hier een rornrn
ols je weet wat ik bedoel
Moeder zegt alleen maar 't zo-
Toe nou Paatje, schreeuw
fcOOT'
Maar dan roept de jeugd,in
„Pa, u heeft hem achter 'A ec>11'
Vader voelt eensJa>
Ha, de balpen is terecht.
„Hoi!" roept Vader Peperb
en geeft iedereen een kUSi «,tTT
VF*a