SLECHTS VIER CRISES SINDS DE OORLOG E voorrang aan het zoeken van goede bewindslieden ME WORDT HOFLEVERANCIER, WIE KRIJGT PREDIKAAT „KONINKLIJKE Z H D B I HET IDEE VOOR DE GOUDEN KOETS KWAM UIT DE JORDAAN BIJ FORMATIES HEBBEN POLITICI EEN PRIMAIRE PLICHT JEGENS DE KONING ï&te».da< Koninklijke goedkeuring Protocol Sf'Ij» ®,'4£».n K,me™i J ai fcd'A1^ ats u: - fcfebiet^ 6in-de 195°- Het !%Üi" ?korvSon op dB program stuu-ü* >7 ZATERDAG 28 APRIL 1962 kjM Wr ^*lE fvH»' «t handCingeëindigd met onge" ,chte un, I960) V'ng van het kabinet l°gek&\|SkeU5k h6t h°°fd in tCfie CfaTÖ>t kr SLblei hov^i8 •®ernn^na de crisisvan 1951 '•6edihgen uWel iiTrit geval bekyken, Va!r 'anLhet beL na-oorlogse ver- ^nedür;„ g'n gemaakt mot hot C Öenngi^V Jo0rhuu i>adint2« ?OTl0g heb" "doch daze ?®iXg6p6n Velfd\et' da, heer brdééJy '"^'4 h-l95« WasPart,Jen- Aa" de V) LANDBOUW- HANDEL - NIJVER.. HEID EN SCHEEPVAART VERHEF.. FEN DE KONINKLIJKE KROON Achterkant: DEINHULDIGING VAN KONINGIN WILHELMINA DE KROONLIJST IS VERSIERD MET DELETTER W-KONINKLIJKE WA PENS- PROVINCIEWAPENS EN NET WAPEN VAN AMSTERDAM HET BOKKLEED DRAAGT HET RIJKSWAPEN DE SCHULP DRAAGT HET BOUWJAAR 1898 TROUW AAN ORANJE WORDT VOORGESTELD DOOR DE HOND Voorkant: DE TOEKOMST UITGEBEELD DOOR DE SOCIALE VOORZIE NINGEN (Gerekend van 1B98 af] Wielen OPOE WIELBUSSEN DE ZON OPOE VELGEN DE TEKENS VAN DE DIERENRIEM DE TREDEN ZIJN VERSIERD MET WATERLELIËN ALS SYMBOOL VAN DE VOORZICHTIGHEID Zijkant: SYMBOLIEK VAN DE HULDE VAN NEDERLAND De gouden koets, die ieder jaar vele duizenden op Prinsjesdag vol bewondering aan zich laten voorbij trekken, heeft een meer dan 60 jaar oude geschiedenis. De koets is een geschenk van de Amsterdamse bevolking aan koningin Wïlhelmina. Het geschenk was een idee van de „Oranjevriendenkring" uit de Jordaan. De overdracht van de gouden koets aan koningin Wïlhelmina had plaats in september 1898 bij gelegenheid van haar inhuldiging tot Koningin. De koets werd echter pas voor het eerst gebruikt bij haar huwelijk, dat op 7 februari 1901 in Den Haag werd gesloten. Kort daarvoor, op 4 februari 1901, was de koets namens de Amsterdamse bevolking opnieuw aan de Koningin overgedragen. Deze plechtigheid geschiedde door een ere- en een uitvoerend comité op het paleis Noordeinde te Den Haag. Daarna is de gouden koets (behalve in de oorlogsjaren) vrijwel ieder jaar gébruikt bij de opening van de zitting van de Staten Generaal. De koets werd destijds gebouwd door de bekende wagenmakerij van de firma Spijker te Amsterdam. Voor de bouw werd o.m. djati-hout gébruikt. De buitenzijde is geheel met bladgoud verguld, waaraan het koninklijk rijtuig dan ook de naam „Gouden koets" ontleent. Koning en KABINET Wmm£v DrL. BEEL Dr. W. DREES Prof. mr. W. F. DE GAAY FORTMAN Mr. J. BURGER Mr. J. v. SCHAIK Prof. dr. J. DE QUAY «n 1 van Koning- \°°rnarno taken van ►°r8en ,i?t 18 de plicht om te ilitUti«6leerd nvl ons. land wordt Re cent' ®ei» kahi ?6n mstiK (lc con- ??t >?e S&et is ook in het par- nit>klüV d'e z;nS'i een koninklijk kabi- "ekJflke dat de ministers ko- sfn* *nach* ae ministers ko- nK5 aties VA Ulto©fenen. Bij kabi- Sof^rVY^?n Politici dan SiS®! is de w jegens de Ko- !"ncn f'ds vo,„vraag, ot zy zich hier- 5?'® ,,?°litici e bewust zijn. Ver- W*» een kav.i°nl Jand bÜ gelegen- J?et de ^binetgformatie niet ne- „Min,,e rue 61K'ng om als 't ware 1 ii.j s. 'e traan .1 ,'Kl n?> en zn n, staan naar de nfto>. het de ruS tegelijker- IPelt" i?eWoonlTit dat zich in deze SiLfn vergil achter de Koning ga>»al te Pen zy zich dan niet u"nW P. de beëinm" .onderlinK gekra ak? E dan eindiging waarvan de taar moet blijven wach- s een^ bh?. Pleeg» ®en kabinet gevormd, ti staa n niet parlement de ka- f ®eht? Na aaar het leven te toM?01108 beeft. ons land eV Van 2 e®11 kabinetscrisis ^&i»„ twee sr,oile vier kabinetserjses ^c't-isea lei J overbluf® in een periode van ^.Vraso^ tlven. Men mag zich seh^h ?e fracties niet ge- na de oor- ft^i^gnetscrisis irrees t?s het k januari 1951. Aanlei- K6aconyan Soh^ieid van bet kabinet L«trof terentie haik °P de Nieuw-Gui- f°ch o eerdertL^fn c°nflict tussen een Sti(> conS °n het kabinet, K^hds11 de liber 1 en de liberale tA h?e Zaken'rale.minister van Bui- ?®t minister Stikker. '-'Ie kau- een hfiS en Van Schaik (en dainet) sfcgrUk deel van het bUl rt,r;*4cc; «toi.T**6*'*,xv Ut;ei van nei lorrie .biet een" ZiCh °Thet stand" St r rirv ^°n Zfr,1 ,eenvoudige recon- NuSi f^atTc?rde? volstaan. Pas l„thnatiogtle is h"I!0ging van de heer ii>lott® geworden Aoen een eohte il^e ®««n Maar, al is dan ^tS^8che°Unie VM de Christe" iv,:'n - net >t nieuwe te kabinet Drees - tl 'erie an acht' A? keerden niet kahi Drees-ó^'n^ters u't het mi- 1 b'het s"an Schaik terne Schaik terug. |®«r <Aank zöe? een nieuw program, rjln,,AteenhJ. het ontreHen ,.a„ k^dp 66nberéhn j nptreden van dé Se ae ooi, she. doch dit pre de plannen, ,aata'h War, hi°enef'het V^°Sereid- Het ""resül- °oktorman houden tussen ah al kan ml Sn een reconstruc- - s .een de crisis van 1951 geval bekyken, wel- abinet Drees-Van -'tg o„ gemaakt met het Procedure mgewikkeld worden o,Pe i„ ener kabinetsforma- rvot-k vvas dif van 1955 n k'!}og,nSi het Kabinet 'en gehn r een rt""ëuig; net Kat ha k Vp,,ac!llt' De arrjermeerderheid ten loh)Ctie i^ekt door riS1SuW0rd in hoofd- Sr-i?de aan de Parti?® bouding van de 1rPe Vankeliik u-an de Arbeid en 4eVeacties- bp de K-v-p- tot 'oen 'V.P. 'jl Uhnvankelijk begeer- rLC<an de heereBurlndiinga„D„°°r br^havln snef onpf|r,Burger 'sÖde cri mes. ng v Pgelost door integrale lS^e dB_ an het tweede kabinet- het ^de^brp^8,.^ van einde ^eagspart^efrace«e PkWaim tussen "dé Sev s- H Jen van 1,1 de andere re- O'ten i derde knh® derde kabinet r dood00r eln Kanet-Drees is niet D 8erin 1 de sa^ ^^derheid, crigSpartijen mt nwe^k,ing tussen bansheB risis i„n uiteenviel. O geu' Jvelke WS twijfel de meest i:ih^p-kak'nterirn-Vnk- tot de vorming he>n inb'nefmtkablnet, een soort VnoRlaart mqvervr0egd0 verkie- he; ,lntt socialistische ^St^rtussneUn %ef een op- po- hJ de kahinoT ftwee grootste .heeft „nou notsformatie mee- vorming v^ï r°slev„ 8e kabinet n i nocb die van n„ 6Vom ^uoinet n~~A ine vari 1 vie™ e Quay veel strüd C|*fi 'h te ®ndee)s jdoob deze partij hi Z01 Zaak de «?r ,baar interne eel^an eV0erre heeft uit te krij gt r, co- ,„,',vett de heer n, c,,„ van einde de anti- tei zake van Kabinet werd J|fit7lg de hand g'elopem Paf" vai r®n% hh. ..Wa« eke "eeHfV°gsc cr'ispR111 ™n- de vieI ctj.. ne,, Wamen dr,e ln wezen NI'ails i an Politieke conflicten bin- va eh ,J?'nnen dl een verscherpte 'ét rAa. -'ker d« socialistische ge- huhU"t ,de c"ist vreemd. In elk ge- "et ,VSsen kamian 195g niet een 'ia'ytisb 'och een ^nnn eerderhied <'n Party van de so- 'Oi|.|.risis De fimn, an<,ere rege- 'leJi'et va» het UUrvan een kabi- ïhoho'd 'n kabinèt f model ^4^ ont aarnn en ^amBrmeer- Ee nie^Ptreden* hptjj "ieuw kabinet 'ii'.h^vall. eer geh ",i ®n wij sedert 0'kid ,de ,0. kabiii,,,,*" KamerTiieer- ^li^'^s^tten val braéht; 64 torugkw^/toordat het Maar terwijl het parlement dus als zodanig zijn politieke macht in laatste instantie na de oorlog niet meer tegen de Regering gebruikte, was de kabi netsformatie in ons land in 1951, 1952 en 1956 een ware lijdensweg. Het is alsof met name in 1952 en 1956 geesten samenspanden om de kabi netsformatie een zo kwaadaardig mo gelijk karakter te geven en om haar te maken tot een nachtmerrie voor Vorstin en voor volk. De grondoorzaak van de moeilijkheden was de zich na 1948 steeds verslechterende verhou- houding tussen K.V.P. en P.v.d.A.; de in 1948 begonnen basisverbreding heeft in 1952 geleid tot een soort renverse- ment des alliances: de K.V.P. ging zich meer met de beide protestants- christelijke partijen verbonden gevoe len dan met dé socialistische partij, met welke zij in 1946 de smalle basis was begonnen. De toegenomen span ning leidde tot de breuk van 1958. Zo lang een kabinetsformatie ertoe moest dienen om een brug te maken tussen K.V.P. en P.v.d.A., ondanks haar steeds verder gaand antagonisme, trad de onderlinge bestrijding en het on derlinge touwtrekken zo sterk naar voren, dat het hoofddoel, vorming van een regering, menigmaal bijkomstig leek. (Hieronder verder lezen) vraag met wie men tot samenwerking wil komen en met wie dus over een formatie zal worden gesproken is een zuiver politieke vraag. Men doet het wel voorkomen, alsof de vraag met wie men zal samenwerken afhangt van het program, dat bereikbaar zou zijn bij onderhandelingen. Dit evenwel is meer schijn dan realiteit, al ware 't slechts omdat men niet zover kan ko men, om in vrijheid het bereikbare pro gram in combinatie A te vergelijken met het bereikbare program in combinatie B. De vraag met wie men over een program zal gaan praten is een prea labele vraag, ook dan als men wil beginnen met onderhandelingen tussen vijf partijen. Ais wij afzien van mo gelijke verwikkelingen in ons partyle ven door de kwestie Nieuw Guinea, dan ligt voor de hand, dat K.V.P., A.R. en C.H.U. haar samenwerking zullen verstevigen, doch dat zij met haar drieën niet meer een meerder heid krijgen. Het zal dus de vraag worden: zal deze combinatie gaan sa menwerken hetzij met de liberalen hetzij met de socialisten, hetzij met beide? Over enige tijd kan het gebeu ren, dat een meerderheid bestaanbaar zou zijn voor een combinatie V.V.D.- Pv.d.A., zonder dat de rechterzijde hierbij te pas zou komen; voorlopig ziet het er niet naar uit, doch als het zo ver komt, dan zou dit vermoede lijk het probleem van de politieke sa menwerking extra gaan verzwaren. Tot dusver heeft de Koningin als regel in de eerste formatie- of infor matie opdracht geen formule aanwij zing gegeven voor de afbakening van de kabinetsbasis van het te formeren kabinet. Slechts in die gevallen waarin de opdracht betrekking had op „re constructie (1951; 1955) en de informa- tieopdrachten aan de heer Beel in de cember 1958 (door de clausulering: „om op korte termijn tot een oplos sing van de ingetreden kabinetscrisis te geraken") en misschien ook in maart 1959 (door de clausulering; „dat zal mogen rekenen op een vrucht bare samenwerking met de volksver tegenwoordiging") kan men enigerlei afbakening met betrekking tot de te benaderen regeringspartijen zien. Als dit in de toekomst zou veranderen, dan zou de koningin ongetwijfeld bij een dergelijke aanwijzing steunen op de mededelingen van de adviseurs, die bij kabinetsformaties optreden in het bijzonder de fractievoorzitters. Het kabinetsprogram is in 1951 en in 1956 ernstig twistpunt geweest bij de formatie. In 1951 was het omstreden program, mede op basis iiiiiiiiiimiiiimmiiiiiiimiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii oals leder gezin heeft ook het koninklijk gezin zijn vaste leveranciers. De Koningin heeft haar vaste banketbakker, kruidenier, juwelier, schoenhan delaar en fotograaf. Het zijn de neringdoenden, die geregeld de Koningin en de overige leden van het koninklijk huis tot klant hebben. De Koningin koopt bij hen omdat hun produkten en artikelen van goede kwaliteit zijn. Zij zijn de werkelijke hofleveranciers, ofschoon men bij hen het bekende bordje „hofleverancier" doorgaans niet aan de gevel treft. Het bordje betekent namelijk niet, dat zaken, die het voeren, dagelijks hun produkten aan het paleis afleveren. Het is zelfs mogelijk hofleverancier te zijn zonder ooit iets aan het koninklijk huis te hebben geleverd. Hofleverancier is een onderscheiding, die fabrieken en bedrijven kunnen verwerven bij een belangrijk jubileum. De grens om in aan merking te komen voor de onderscheiding is gesteld op 75 jaar. Vroeger werd de onderscheiding reeds verleend bij een vijftigjarig bestaan. Het predikaat hof leverancier geeft het recht het koninklijk wapen te voeren. De hoogste onderscheiding voor fabrieken en bedrijven is echter het predikaat „koninklijke". Om dit te verwerven moet een zaak minstens honderd jaar be staan. Deze onderscheiding geeft het recht een kroontje te voeren. Zowel het predikaat „hofleverancier" als „koninklijke" kan een bedrijf of fabriek zelf aanvragen. Ook kan iemand anders het doen. De aanvraag kan rechtstreeks aan de Koningin of aan de burgemeester van de plaats van vestiging worden gezonden. Wanneer de aanvraag rechtstreeks aan de Koningin wordt gericht komt deze via de Commissaris van de Koningin toch weer terecht bij de betrokken burgemeester. De onderscheidingen worden niet zomaar verleend. Tal van inlichtingen worden ingewonnen onder andere bij de Arbeidsinspectie en de Kamer van Koophandel. Aan het erkregen recht het kroontje of het koninklijk wapeu te voeren zijn geen kosten verbonden. De onderscheidingen kunnen niet van* de ene op "e andere firmant worden overgedragen. Bij overlijden van het Staatshoofd blijven zij van kracht. De beide predikaten worden overigens niet meer zo vlot verleend als vroeger. De kabinetsformatie werpt in hoofd zaak vijf hoofdproblemen op: 1. Welke is de regeringsbasis, m.a.w. welke partijen zullen als regerings partijen optreden? 2. Wat zal het program zijn van het nieuwe kabinet? 3. Hoe zullen quantitatief de machtsverhoudingen zijn tussen de re geringspartijen, m.a.w. hoeveel porte feuilles krygt elke partij? 4. Welke partijen zullen de afzonder^ lyko zetels bezetten? 5. Welke personen zullen de afzon derlijke zetels bezetten? van stukken afkomstig van het kabinet Drees-Van Schaik, opgesteld door de heer Steenberglie, kort en zakelijk. Het betrof concrete en zakelijke beleidsvragen, en men kon tot zakelijke compromissen komen. Vooral in 1956 is het program geworden tot het middel waarmee een schier ein deloze strijd van de KVP tegen de P.v.d.A. werd gestreden. Men herin nert zich de befaamde bezitsvormings formules. En men staat nog verbaasd, dat een kwestie welke 111 het geheel van de politiek een slechts beschèiden rol heeft maanden lang de gemoede ren kon bezig houden. Niet zelden overschat men een re geringsprogram, dat by een formatie wordt tot stand gebracht. Maar het is zeer wel mogelijk, dat ook in de toe komst formatie-onderhandelingen op grondslag van vijf partijen zullen mee brengen, dat bepaalde programpunten als 't ware magische betekenis krij gen. Daar zakelijk beschouwd de ver schillen tussen de partijen niet indruk wekkend zijn, kan bestrijding veelal feller worden en zal men wellicht, door geschillen over prorr mpunten, aan bepaalde onderlinge verschillen max' male betekenis willen geven. Dit kan worden vergemakkelijkt als men ervan uitgaat, dat opgevoerde wensen alleen zullen worden uitgevoerd als zij finan- cieel-economisch verantwoord zullen blijken, een vanzelfsprekendheid ove rigens welke men in 1956 nadruk kelijk heeft vastgelegd. Beter wa re het uiteraard, geen punten aan te dragen, waarvan niet voldoende zeker is, dat zij financieel-economisch haal baar zullen zijn. Vermoedelijk ig de praktisch-beste weg, dat men zoals in 1951 en in 1952, en aanvankelijk ook in 1956 van de ervaringen uitgaat van het vorige kabinet en voor het overige de concrete problemen zo za kelijk en praktisch mogelijk tracht op te lossen, zonder dat men zich begeeft in allerlei vaagheden en in een soort Prinzipienreiterei. Men vergeet te vaak, dat het niet de fracties doch de ministers zyn, die in de praktijk zul len beslissen wat er van het program dat ais regel buiten her om wordt opgesteld zal terecht komen. Krachtige ministers zullen eigen be leid voeren en alleen het program ge bruiken als het in dat door hen juist geachte beleid past. Een merkwaardigheid is overigens, dat sommige ministers buiten het pro gram om met de formateur-premier afzonderlijke afspraken maken, waar aan de premier dan is gebonden en via hem ook het kabinet. In 1956 is deze figuur voorzover ons bekend voor het eerst opgetreden. Zfj eist o.i. meer aandacht dan zij pleegt te krijgen. et abstracte verdelingsschema (in het huidige kabinet: 6 KVP; 3 VVD; 2 AR; 2 CHU) wordt als regel opgesteld in evenredig heid naar de sterkte van de regerings- partijen in het parlement. Met de kwa litatieve sterkte van de verschillende richtingen binnen het kabinet heeft de ze verdelingssleutel niets uitstaande. Krachtige ministers als de heren Zijl stra en Luns krijgen een kleine kudde van ministers lange tijd daar waar zij willen. Alleen in de overgangsjaren van 1948 en 1951 heeft de abstracte formule een rol gespeeld. Al aanstonds was de vraag dominant, welke porte feuilles aan deze of gene partij zouden toevallen en welke figuren (volwaardi ge of niet zoals het in 1948 en 1951 heette!) dan die portefeuilles zouden beheren. In 1952 liep de eerste helft van de kabinetsformatie (fase Drees en fase Beel) bijna uitsluitend over de vraag van de verdeling der portefeuil les; iedereen (om te beginnen de AR) wilde een post in de sociaal-economi sche sector en de verhoudingen in de Raad voor Economische Aangelegenhe den werden overschat en uitgeplozen. Bij alle goede verhoudingen tussen de regeringspartijen heeft de vraag van de portefeuilleverdeling zelfs in de for matie van 1959 een probleem opgele verd, ook al was dit probleem toen ge deeltelijk gevolg van de moeilijkheid om personen te vinden; de eerste po ging van de heer De Quay mislukte hierop en de heer Beel moest de moei lijkheden opknappen. Een zeer gewichtig aspect van de vraag van de portefeuille-verdeling was de situatie, dat de Party van de Arbeid, welke aanvankelijk (1948) niets voor basisverbreding gevoelde, de neiging had om zoveel mogelijk de door socialistische ministers beheerde departementen voor zich te handha ven, zodat de KVP aan reëele macht elke keer verloor, en voor een niet on belangrijk deel naar weinig belangrij ke portefeuilles (het befaamde maat schappelijk werk of naar ministers zon der portefeuille) werd gedrongen. Niet alleen de socialisten evenwel hebben de neiging bepaalde departementen bij voorkeur voor zich te reserveren. Het bestuur van de postduivenver eniging „Zonder omwegen" stelt de leden tijdens de jaarvergade ring voor honderd gulden uit te trekken voor het aanvragen van de Koninklijke Goedkeuring op de statu ten. Niet iedereen begroet het voorstel even enthousiast. Sommigen vinden het maar zonde van het geld. Maar het bestuur weet beter, want zolang de vereniging geen rechtspersoonlijkheid bezit doordat de statuten koninklijk zijn goedgekeurd, zijn de bestuursleden per soonlijk aansprakelijk voor door de ver eniging gemaakte verplichtingen. Wan neer een vereniging rechtspersoonlijk heid bezit komen de consequenties van die verplichtingen niet meer neer op de hoofden van de bestuursleden afzon derlijk, maar is de vereniging als zelf standig lichaam verantwoordelijk. Een bestuur, dat Koninklijke Goedkeuring op de verenigingsstatuten wenst, moet zich met een verzoekschrift wenden tot H.M. de Koningin. De door alle be stuursleden ondertekende aanvraag dient vergezeld te zijn van een door de secretaris getekend excerpt van de notulen, waarin is vastgelegd, dat het bestuur is gemachtigd de aanvraag om Koninklijke Goedkeuring te doen. Op het verzoekschrift moet bovendien een bij de inspecteur van de registratie en successie verkrijgbare zegel van hon derd gulden worden geplakt. Via de Koningin komt de aanvraag tenslotte terecht bij de Minister van Justitie, die mits hij tegen de inhoud van de statuten geen bezwaren heeft, de ge vraagde goedkeuring verleent en dez» afkondigt in het staatsblad. e klassieke leer zou wellicht mee brengen, dat de vraag van de portefeuilleverdeling tussen de partijen en vooral de vraag van de personen buiten de eigenlijke fori matie-onderhandelingen en in elk ge val buiten de fracties blijft. Dit is niet goed gelukt. In 1948 keerde de Partij van de Arbeid zich zelfs publieke lijk tegen de heer Stikker; in 1951 onderhandelde eenieder over een al dan niet volwaardige figuur uit de ARP; in 1952 (tweede helft van de formatie: fase Donker en fase Staf) was de politieke wereld in opschud ding over een katholiek voor Buiten landse Zaken; in 1956 werd het de Par tij van de Arbeid te machtig toen eni ge van haar meest vooraanstaande mi nisters buiten spel leken te komen; en in 1959 heeft een soortgelijke kwestie in het bijzonder voor de ARP vermoe delijk een rol gespeeld. Het spreekt ij officiële bezoeken van buiten landse staatshoofden aan de Ko ningin stuit de krantenlezer in artikelen over die bezoeken nog als eens op het woord protocol. Veel lezers zullen het woord accepteren als een gewichtige uitdrukking voor iets, dat nu eenmaal bij koninklijke ontvang sten hoort, maar waarvan hun de nauw keurige betekenis ontgaat. Wat is het Erotocol? Het is het geheel van de in et internationale diplomatieke ver keer gebruikelijke regels en voorschrif ten. De oorsprong van het protocol is zeer oud. Diplomaten en staatshoofden traden elkaar in vroeger tijden by het voeren van onderhandelingen met grote omzichtigheid en alle mogelijke plicht plegingen tegemoet. Zij legden de basis voor wat zich in de loop van geschie denis ontwikkelde tot „het protocol". Zo veelomvattend en gecompliceerd is het protocol, dat het onmogelijk is alle facetten ervan te belichten. Slechts één voorbeeld ter verduide lijking. Streng gebonden aan de proto- colaire voorschriften is de ontvangst en het vertrek van een gezant en ambas sadeur bij het paleis in Amsterdam. Voor een gezant is bij de erewacht geen vaandel, standaard of muziek korps ingedeeld. Bij de ontvangst van een ambassadeur daarentegen is be halve de erewacht met vaandel of standaard bovendien een muziekkorps aanwezig, dat bij aankomst en vertrek van de ambassadeur het volkslied van zijn land speelt. Bij aankomst en vertrek van een ambassadeur worden ook nog vier roffels geslagen. vanzelf, dat men de pysonenvraag nooit kan scheiden van het geheel van de formatie en wjj menen, dat het waarschijnlijk de veiligste weg is, dat een formateur eerst uit de regerings partijen, welke hij bijeen wil brengen, goede ministers bijeen zoekt, om dan met hen een program te maken, dat dan hierna aan de fractieleiders zou kunnen worden voorgelegd. Hoe dit zij, in 1959 is een nieuw as pect van de personenkwestie duidelijk in de openbaarheid gekomen; noch de 1TD noch de KVP bleken zonder ein deloos gezoek en gepols te kunnen vol doen aan de hoofdtaak van een partij: het leveren van ministeriabele figuren. Als dit euvel niet wordt verholpen wordt een kabinetsformatie een vrij troosteloze geschiedenis, ongeacht de verwikkelingen over basis, program en portefeuille-verdeling! Ook daarom is het zeker vanuit de gezichtshoek van de Koning misschien het beste als men eerst maar eens begint met de bewindslieden by elkaar te zoeken; in 1959 is (1e indruk gewekt, dat dit voor bepaalde paitijen de grootste moeilijkheid gaat worden. Het is wei nig aantrekkelijk, die partijen dan in de verleiding te brengen eerst allerlei moeilijkheden van andere aard op te werpen. F. DUYNSTEE n 1948 en 1951 was het probleem van de kabinetsbasis, met name dat van de verbreding van de oor spronkelijke smalle basis, fel om streden. Zo strandden bijv. in 1948 de pogingen van de heer Beel op-de wijze waarop de liberale partij bij de kabi netsbasis zou moeten worden betrok ken en zo mislukte in 1951 de poging van de heren Drees en Van Schaik op het verlangen van de K.V.P. naar versteviging van de brede basis. Met name achtte de socialistische fractie het ongewenst, dat de anti-revolutio naire partij op een volwaardige ma nier zou kunnen meedoen. In 1952 werd al bij het eerste begin van de formatie de liberale party Duiten spel gezet; men wenste toen niet haar bij de formatie-onderhandelingen te be trekken. De K.V.P. heeft in 1952 dé eis gesteld, dat de Anti-Revolutio naire Partij deel zou dienen Uit te ma ken van de kabinetsbasis. Ook in 1956 was deelneming door de liberalen aan de kabinetsbasis een zeer omstreden zaak; men zal zich herinneren, hoe de Volkskrant de dat blad zo goed af gaande invectieven in die maanden di rigeerde tegen de liberalen. Ander zijds namen in 1956 verschillende par tijen het standpunt in, dat Zij niet be reid zouden zjjn mede te werken aan de formatie van een kabinet, als ook een andere partij niet als regerings party zou gaan fungeren. De heren Zijlstra en Tilanus wezen (19 juli en 21 augustus) een kabinet af zonder K.V.P. De C.H.U. wees (18 augustus en 10 september) een kabinet af zon der P. v.d. A. De K.V.P. wees (26 september) een kabinet af zonder de anti-revolutionairen. In 1959 was de bereidheid van de huidige regerings partijen om de socialisten by de for matie te betrekken meer formeel dan reëel. Als wij deze reeks van gevallen over zien, dan kan men o.i. onmogelijk staande houden, dat in ons parlemen taire systeem een soort rechtsregel zou bestaan, welke de plicht zou op leggen om by wijze van uitgangspunt formatie-onderhandelingen te beginnen met ALLE (belangrijke) partijen, d.w.z. op een vyfpartïjen-basis. De

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 31