Het seemansberoep
is moeili
NIET „SEA-MINDED"
H
n
Van olieman tot kapitein
OPLEIDING VOOR DE ZEEVAART
Officieren
y
Smrïï,, «Rjays? .raafls as*»s»*®
Vreemde vlag
KLASSIEKE „PIKBROEK" WERD
LITERATUUR
»vo«rw..,aw-,sr.tfig'ii', ftreSkTSSS?&STJ8: ÏKÜK?5*11"" Am"
DONDERDAG 10 MEI 1962
PAGINA 2
m
•f - Si'1
Ay-ty:
in- -:'
Het is al dikwijls gesteld: de Ne
derlander vervreemdt van de
zeelucht, wordt steeds minder
sea-minded. De afsluiting van de
nationale binnenzee, het Deltaplan en
zijn aanslag op de nautische mentali
teit, de hoogconjunctuur, de welvaart en
de verbreking van het isolement in ge
meenschappen, die van generatie op ge
neratie het mensenreservoir voor onze
schepen vormden, zijn factoren, die hier
direct en indirect hun invloed doen gel
den. Het zeemansberoep als levensver
vulling, sterker dan elke binding met
de wal, dreigt uit te sterven. De zee
man vergrijsd op de vaart, de klas
sieke „pikbroek" uit duizend-en-een ver
halen, is in onze contreien nauwelijks
meer te vinden. Figuren als de zeil
maker Jacob Brouwer en Hendrik
Meeuw, de matroos, zoals Arthur van
Schendel hun trouw aan zee en schip
heeft verheerlijkt in het „Fregatschip
Johanna Maria", hebben ooit inderdaad
bestaan, maar zijn sinds lang legenda
risch geworden, literatuur. Met het zeil
schip verdwenen zij van de zeven zeeën,
het stoom- en motorschip was hun we
reld niet. Het is vandaag een feit, dat
het verloop steeds groter wordt, de be
manning van onze scheepvaart voortdu
rend jonger, het varen nog slechts een
avontuur voor enkele jaren.
De Raad van Bestuur voor de Zee
vaart en de directe belangstellenden,
de grote maatschappijen, doen hun best
om het verloop op de vloot te stuiten
en waar dat in hun vermogen ligt, het
ongunstige getij te doen keren. Zij stel
len tegenover de onweerstaanbare lok
vogels van de vaste wal, de adverten
ties der industrieën, steeds betere voor
waarden en richten veel belangstelling
op de jeugd. Het varen heeft nog im
mer de elementen van een boeiend vak.
En er zijn ook nog vele jongens die
's nachts dromen van krijsende meeu
wen en een slank en sterk vrachtschip
in de kimdampen. Maar de lust tot het
varen betreft in de meiste gevallen
meer een hang naar avontuur dan wer
kelijke roeping, liefde voor het zee
manschap. En het is nu op dit punt
dat de Raad van Bestuur voor de Zee
vaart en de reders een offensief hebben
ontketend. Zij gaan van het standpunt
uit dat de liefde voor het Beroep ver
groot wordt door een gedegen vakken
nis, die tegelijkertijd voor de betrokke
nen meer perspectief opent. En men
maakt daarbij geen enkel onderscheid,
geeft zowel de toekomstige officieren
als de gewone varensgezellen het volle
pond. Het aantal studiebeurzen voor leer
lingen van de zeevaartscholen en school
opleidingen tot werktuigkundigen wordt
regelmatig uitgebreid en tegelijkertijd
wordt alles gedaan om de matrozen-in-
spe een goede scholing te geven. De
Rotterdamsche Lloyd, Stoomvaart Maat
schappij Nederland, Koninklijke Neder-
landsche Stoomboot Maatschappij en V
en S hebben met wisselend succes het
voorbeeld van de Holland-Amerikalijn
gevolgd om in eigen omgeving matro
zen te kweken, hen op kosten van de
maatschappij te bekwamen in o.a.
roeien, en wrikken, splitsen en knopen,
onontbeerlijk voor een goed „schie
man", onderhoudswerkzaamheden van
het laadgerei, uitzetten van brandblus-
apparaten en de dagelijkse praktijk van
het zeemansleven.
Tot dusver werden toekomstige ma
trozen of direct in de praktijk opgeleid,
zij kwamen dan ais bootsman of ketel
jongen, als ketelbinkie aan boord, of
zjj hadden eerst een opleidingsinstituut
bezocht, in Amsterdam gevestigd op de
„Pollux", in Rotterdam op de „Neder
landen", twee voor dit doel gebouwde
schepen. Terwijl Delfzijl speciaal voor
de kustvaart de matrozenschool „Oran
je Nassau" heeft. De „Pollux" heeft
een behoorlijke toeloop van jongens,
maar de „Nederlanden", een sterk ver
ouderd schip, dat men spoedig hoopt te
vervangen, telt niet voldoende leerlin
gen. Al voor de oorlog was de matro-
zenopleiding niet toereikend om in de
behoefte te voorzien. Thans levert zij
nauwelijks de helft van de benodigde
krachten, nog afgezien van de ongun
stige omstandigheid, dat een jongen pas
op vijftienjarige leeftijd mag monste
ren aan boord en als regel zijn oplei
ding op het matrozeninstituut reeds eer
der heeft voltooid. In die hachelijke tus
sentijd moet hij aan de wal een baantje
zoeken en vaak gebeurt het, dat hij
daar hangen blijft. Daar komt nog bij,
dat een jongen beneden de achttien aan
boord geen overwerk mag verrichten,
dus nooit volwaardig in actie mag ko
men.
De rangen voor de dekdienst lopen
op van dek- of logiesjongen, via ma-
troos-onder-de-gage, matroos, volma
troos, kabelgast tot bootsman. De gages
liggen nogal verschillend, daar de maat
schappijen er eigen betalingssystemen
op nahouden. Maar voor een matroos
onder-de-gage kan men stellen dat het
begint met zo'n 165,10 in de maand, na
drie dienstjaren oplopend tot 228,10,
waar natuurlijk de kost en inwoning
bijkomt. De z.g. tenmlnste-gages voor
de bootslieden liggen om en nabij de
vgfhonderd gulden, niet meegerekend
dus premies en dergelijke. Indien het
College van Rijksbemiddelaars akkoord
De stuurmansleerling en „de baas"
den de gages ingaande de eerste van
deze maand met 3 pet. verhoogd.
et korps koopvaardijofficieren be
staat thans uit circa 12.000 man.
Maar de vloot van rond de 1500
schepen groeit en de techniek
neemt een steeds grotere vlucht, zo
dat dit aantal beslist onvoldoende mag
worden genoemd. Tegenover dit nadeel
voor de reders staat het voordeel voor
de jonge officier, dat hij sneller promo
tie kan maken, zijn kansen om voor
uit te komen gunstiger liggen. Die kan
sen liggen bovendeks, waar hij van
stuurmansleerling kan opklimmen tot
kapitein, in de machinekamer waar de
eindbestemming die van hoofdwerktuig
kundige is, of in de radiohut als telegra
fist. De cijfers over de sal ariër: 1
hier, geven wij ook weer met het
grootste voorbehoud, omdat er ook weer
sprake is van basisbedragen, waar
nog het een en ander kan bijkomen,
zoals bijvoorbeeld de z.g. lange-reis-
toeslag, de tankerstoeslag, overwerk,
lijnvaartpremie, tantième enz. De stuur
mansleerling en de leerling-werktuig
kundige, die uitsluitend voor hun oplei
ding aan boord zijn, verdienen een ga
ge van ca. 142 per maand. Hun oplei-
.- 1 ding aan boord duurt niet langer dan
gaat met de nieuwe voorwaarden, wor-1 een jaar. Een tweede stuurman1, waar-
kapitein
hoofdwerktuigkundige
2® werktuigkundige
3* werktuigkundige
- "N
4' werktuigkundige
ass./leerl. werktuigkundige
telegrafist 1* kl.
telegrafist 2' kl.
ass. telegrafist
adj. purs2r
proviandmeester
stuurmans leerling
De diverse functies en de rangonderscheidingstekenen, die daarbij behoren.
de vufde klas B van een gymnasium, sussen. Zij zijn vrijwel gelijk aan die
A® vierde klas van een HBS of een voor de stuurmansopleidingen,
einddiploma ULO-B. Men mag de leef- De opleiding tot telegrafist begint met
De zeevaart is te bereiken langs vele
wegen. Behalve in de traditionele
vakken als kapitein, stuurman en
werktuigkundige TOorman1 handlanger twintig jaar nog niet bereikt een tweejarige cursusf waarna 'examen
of olieman wann'ee rdTt echniqche knoh hebbe"-Voor de A.S.-cursus onvoor- wordt afgelegd ter verkrijging van het
bel trekt naar de machf^ dfenst nê waarde)Uke .toelating vierde klas van Rijksradiocertificaat. Behalve Radio Hol.
verbindings^enst vereist de aanwezip cen gymnasium de derde van de HBS, land N.V., die twee eigen scholen heeft,
heid van een radioteleerafist pn mr A' einddiploma ULO met wiskunde. Men hebben enkele zeevaartscholen een tele-
Kniw oD de zeven zeeën iJ» mag nU le.?ft«d van negentien jaar grafistencursus. De minimum eis van
Ichooid personeel vSor de Civïcfc dl J-t" Ifog met b?reikt hebben- Voor da zee- vooropleiding is hier als regel ULO-A,
onontbeerlhk VoorTit afles »Kn talw sleepvaart kan men na tenminste twee terwijl de kandidaat niet ouder dan 21
oSin~meden waarbH min In f^K "V00r de m2st, buitengaats te jaar mag zijn. Om hogere functies bij
hebben gevaren, deelnemen aan het de civiele dienst te bekleden zijn geen
zwUcan b^hl^ln De Raad vanRe* examea voor het diploma stuurman wettelijke bepalingen en voorschriften
stuur voor dl Zeevaart d£ ?n Rnttar" ^rote sleepvaart, Afhankelijk van de ge- voor opleidingen, extra diploma's etc.
dam is gevestigd OD^e'EendrnrStswacr vooropleiding duren de cursussen vereist. Voor chef-hofmeester, die aan
9 en in A^SamPop de Heron^hf ,hlertv00r 24 maanden. Voor de boord de status van officier heeft, ver-
407 wil hier graaff alle inlichtinlpn nv!?r kustvaart ,zjn enkele speciale opleidin- langt men als regel het diploma van
wi, wurner graag ^etolichtingen over gen, waarta de minimum vereiste voor- een der zg. Horeca-scholen, alsmede
opleiding tenminste moet voldoen aan een grondige, practische ervaring in
lager onderwijs. het hotel- en restaurantbedrijf aan de
wal. Aan boord moeten meestal eerst
Scholen voor werktuigkundigen bevm- de lagere hofmeestersrangen zijn door-
verstrekken. Zeevaartscholen voor de
opleiding tof stuurman bevinden zich in
Amsterdam, Rotterdam. Vlissingen, Delf
zijl, Den Haag. Groningen, Den Helder
en op Terschelling. De cursussen duren
als regel twëë jaaF en "vërëdsën"voor van Sittard, Middelburg en lopen?
Hooinamo Jaar vereisen voor Nijmegen tot Harlingen, Apeldoorn en meerjarige cursussen vindt men in Den
van als regel de leeftijd varieert van
24 tot 27 jaar, komt op wat grotere
schepen aan een basisgage van 570
per maand. Een eerste stuurman op
zo'n schip kan een basisgage van 855
verdienen. De inkomens van gezag
voerders liggen op de grote vaart uiter
aard aanzienlijk hoger. Een derde werk
tuigkundige van de grote vaart kan een
basisgage innen van 486,- en na twee
jaar in deze rang te hebben dienst ge
daan, opslag krijgen tot 524. Een
hoofdwerktuigkundige van de grote
vaart, mits volledig gediplomeerd, ont
vangt een basisinkomen van ruim negen
honderd gulden. Maar de z.g. anciën-
niteitsverhogingen kunnen dit bedrag tot
1250 en meer opvoeren. Op kleinere
schepen is de situatie weer anders. In
de categorie van 1000 tot 2000 b.r.t. ligt
de financiële basis voor de tweede stuur
man op ca. 440 per maand, die voor
de derde werktuigkundige op ca. 424,50
De radiotelegrafist, begint met een aan
vangssalaris van 223 en eindigt op een
basisgage van 928 per maand.
De situatie is op het ogenblik zo,
dat Nederland op een totale be
volking van twaalf miljoen een
kleine veertigduizend zeelieden
telt en dat is voor onze zeevarende na
tie echt niet om te blozen van weelde.
Men moet van dit aantal 7000 buiten
landers aftrekken. Nog altijd varen op
de Nederlandse schepen talrijke Chi
nezen en Laskaren, terwijl met name
op de kleine handelsvaart het aantal
Spanjaarden groot is. Hier staat echter
tegenover dat een vrijwel gelijkwaardig
aantal Nederlanders onder vreemde
vlaggen, zoals die van Scandinavië,
Panama, Honduras of Liberia vaart. Zij
werden aangetrokken door de hoge ga
ges en vinden het aantrekkelijk dat daar
van niets wordt ingehouden voor sociale
lasten, vrijwel niets of geheel geen be
lasting afgetrokken. Bij hen speelt de
binding met het vaderland geen rol. En
tegen lange reizen zien zij niet op. Het
beeld is dus niet bepaald gunstig, maar
men zit wat de koopvaardij betreft echt
niet met de handen in het haar. De
jongeman heeft er zijn kansen, ais hij
de goede mentaliteit bezit zelfs heel
goede.
Zeker, de opleiding is er niet gemak
kelijker op geworden, stelt met heel de
technische opmars steeds hogere eisen
aan de zeeman-in-spe, of hij nu tot de
„lage" of de „hoge druk" gaat beho
ren. Maar de vooruitzichten gaan mee
in de ontwikkeling en daarnaast blijft
toch bestaan de goede status van dit
oude vaderlandse beroep, dat de man
op het lijf is geschreven. Wat dat be
treft steekt de koopvaardij nog heel
gunstig af bij de visserij, waar het proces
van de verbeteringen zich wel heel lang
zaam voltrekt. De hoogconjunctuur met
haar welvaart en grotere mogelijkhe
den heeft er ook hier duchtig aan ge
knabbeld, jaar in jaar uit. En nu zijn
er in de visserij ook duidelijk tekenen
waar te nemen, die wijzen op verval
en aftakeling, op het losweken van de
vaste banden met het beroep. Een plaats
als Vlaardingen bijvoorbeeld heeft zijn
binding met de visserij verloren en in
de meest trouwe centra als-Schevenin-
gen en Katwijk zijn er al velen, die het
„hooglied van de zee" niet meer horen,
het harde vissersbestaan er aan geven
et\ liever een walbaantje hebben, waar
van de verdiensten in uurloon berekend
niet verschillen met die op de vloot.
De ouderen uit het vak kunnen dat niet
begrijpen, gewend als zij zijn aan de
vader-op-zoon traditie. Hun standpunt is,
dat de jongeren hun roeping niet begrij
pen en zij praten van „Moeder leer
hem nog eens lopen". Anderen echter
maken zich hierover al lang niet druk
meer. Zij zullen hun tijd wel uitdienen,
maar hun zonen hoeven „de zilte spo-
niet meer te drukken. Zij zijn net
ronduit beu om te vechten tegen de
vermaledijde mentaliteit van verschil
lende reders, die aan de slechte om
standigheden aan boord van de schepen
niets wensen te veranderen. Voor de
vaderlandse visserij is het te hopen, dat
men hier het voorbeeld van de koop
vaardij volgt, mee gaat in het offen
sief tegen de verslapping in de zee
vaart Het eerbiedwaardige zeemans
beroep verdient het
HAYE THOMAS