Hij is een geboren... JOURNALIST leid hem dus op... J) Kansen en mogelijkheden voor jongelui met alle soorten vooropleiding 0 DONDERDAG 10 MEI 1962 PAGINA 15 BEHOEFTE: AANBOD: e journalist wordt gebo ren, niet gemaakt". Vol vertrouwen in de waar heid van deze spreuk zijn er ambi tieuze kandidaten voor het jour nalistieke vak, die menen, dat ze de gave om hoofdredacteur van een krant te worden in de wieg hebben meegekregen en dat alleen de grillen van het noodlot er voor verantwoordelijk kunnen worden gesteld, zo ze straks hun carrière niet op een luisterrijke manier zullen afsluiten. Alsof het met de journalistiek anders gesteld is dan met andere beroepen: de aanleg alleen doet het hem niet; ontplooi ing van die aanleg is onmisbaar en daarbij valt er niet te ontko men aan een gedegen vakoplei ding. 1955/1980 1955/1975 1955/1970 1955/1965 1955/1960 BEHOEFTE EN AANBOD (PSYCHOLOGEN) Er is een tijd geweest en die ligt voor de journalistiek nog in het nabije verleden dat de vakopleiding neer kwam op het „al doende leren". Op de krant werd het gevoel voor nieuws en actualiteit ontwikkeld, leerde de jonge kandidaat de technische kneepjes van het vak, werd zijn taal- en stijlgevoel geconfronteerd met het opjagende tem po van de dagelijkse praktijk, lichtten oudere vakgenoten hem in over de „ka- techismus van de vaktechniek. Wat de verdere opleiding betreft werd er ge rekend op het verantwoordelijkheidsge voel en doorzettingsvermogen van de jonge-joumalist-in-kwestie zelf om zijn algemene ontwikkeling en specialis tische kennis op peil te brengen. Maar de journalistiek staat, misschien meer nog dan de meeste andere vak ken, onder de druk van het snelle tem po in de maatschappelijke ontwikkeling. De krantenlezer wil meer weten dan een generatie geleden; dit vereist bij de mensen die de krant maken èn gron diger specialistische kennis èn een bre dere algemene ontwikkeling. Daarom -is na 1945 de vakopleiding door de directies van de dagbladen, de hoofdredacteuren en de journalistieke vakorganisaties op de helling gezet; naast de praktische scholing op de re dacties zou er op speciaal daarvoor in te stellen instituten een liefst ver plichte vorming van de leerling-jour nalisten moeten komen in de maat schappelijke vakken en de theoretische kanten van het persvak. Zulke institu ten zijn dan ook opgericht in Amster dam en, speciaal voor de katholieke leerling-journalisten, in Nijmegen. Deze instituten hebben enige binding met daarvoor geschikte faculteiten aan de Universiteit;'zo is prof M. Rooy een der voornaamste docenten aan het Amster damse instituut en doceert prof. L. Schlichting persrecht en algemene pu blicistiek aan het Katholiek Instituut voor de Journalistiek m Nijmegen. Omdat voor de katholieke dagblad pers de belangen in de eerste plaats te Nijmegen liggen, geven we alleen van dit instituut de inlichtingen wat uitvoe riger. Het instituut biedt een tweeja rige vakopleiding zowel voor leerling- journalisten die al een functie hebben als voor adspiranten, die nog niet ge plaatst zijn. De cursus kan ook een praktische aanvulling vormen van een universitaire studie, welke dan de grondslag kan zijn van een bepaalde specialisatie in de journalistiek. Voor iedereen geldt echter als voorwaarde voor het krijgen van het diploma, dat de leerling enige tjjd als regel drie maanden praktisch werk op een re dactie verricht moet hebben. Wat reeds werkzame leerling-journalisten betreft gaat de cursusleider ervan uit, dat op de redactie een belangrijk deel van de praktische vakopleiding wordt gegeven. Aan het instituut directeur is de heer Jan Nieuwenhuis wordt onder richt gegeven in vakken welke direct met de journalistiek te maken hebben BIJ DE BANK en daarnaast zijn er studievakken spe ciaal gericht op ruimere ontwiskeling en oriëntatie van de journalist, vooral op de gebieden waarmee zijn werkkring hem in aanraking brengt. Directeur Nieuwenhuis geeft er in structie in de praktische journalistiek; de verwerking van het nieuws, de opi nievorming, de typologie van de Ne derlandse pers. Prof. L. Schlichting do ceert de publicistiek in het algemeen; drs Reynders geeft onderricht in de stilistiek, vooral in het gebruik van het hedendaagse Nederlands. Rector drs. Wyers doceert fundering van de geloofswaarheden en van de moraal; mr. J. Leyten en mr. J. Nies- kens behandelen de grondbeginselen van het recht en het procesrecht; dr. J. A. Bomewasser stelt belangrijke episodes uit de algemene en vaderlandse ge schiedenis aan de orde; drs. J. G. Stal pers geeft een inzicht in de psychologie van de communicatie-middelen: drs. J. A. P. van Hoog geeft een inleiding tot de hedendaagse maatschappijleer en mr. J. Th. Ruwe geeft een inzicht in de grondbeginselen van de staatsinrichting. Daarnaast zijn er diverse keuzevak ken, waarbij de leerling kan uitgaan van zijn speciale voorkeur: prof. Schlichting bijvoorbeeld behandelt hoofdstukken uit de jongste internatio nale geschiedenis, drs. Reynders neemt grepen uit de vergelijkende literatuur geschiedenis, drs. Van Wessem behan delt beeldende kunst, vooral wat be treft de stijlkritiek, mr. De Ruwe de parlementaire geschiedenis en drs. P. J. C. Vrinte de grondbeginselen van de economie en het geldwezen. Natuurlijk kunnen de verschillende vakken slechts in de vorm van „capita selecta" gege ven worden; doel is vooral de jonge journalist wegwijs te maken op het veelzijdige arbeidsterrein waar hij zich een carrière zoekt. Aangezien de instituten geen „vak school" in de eigenlijke zin zijn, blijft voor de jonge journalist zelfstudie van groot belang. Op de Krant zullen de col lega's onder wier leiding hij werkt, zijn prestaties kritisch volgen. De maat schappelijke en intellectuele eigen vor ming blijft echter van het grootste be lang. In dit opzicht ook zijn in de be ginperiode van een journalistieke loop baan de lessen van het instituut een flinke stimulans. Om volledig te zijn tenslotte nog een enkele opmerking. Ook sommige stu diecentra welke met schriftelijke cur sussen werken, geven instructie in de journalistiek. Een der bekendste cur sussen is die van het centrum van de paters Augustijnen in Culemborg. drs. G. VAN LIESHOUT. (In een uitgave van KNDP en KNJK ngeveer 30.000 personen zijn er in Nederland werkzaam bij een bank. Het zou bepaald te veel eer zijn om van deze groep te bewe ren, dat het allen deskundigen zijn in bankzaken. Wel kan men van al deze 30.000 mensen stellen, dat zij een inte ressant beroep gekozen hebben. Een be roep, dat door de rijke schakering van werkzaamheden, welke inhaerent zijn aan de taak van het bankwezen, een veelheid van ontplooiings- en toekomst mogelijkheden in zich bergen. De naar schatting 120 handelsbanken in ons land verrichten, afgezien van hun hoofd functie de kredietverlening en kre dietbemiddeling tal van nevenaktivi- teiten, die als een waar conglomeraat van dienstverleningen nagenoeg het ge hele economisch en maatschappelijk ter rein van onze moderne samenleving be strijken. Dit „alles" impliceert, dat de bank haar personeelsbeleid zo zal voeren, dat zij naar behoren aan die ,,alles"-omvat- tende service-verlening kan voldoen. Een cliënt, die over beleggingszaken komt praten, zal aan de balie een bank- functionaris moeten vinden, die des kundig is op dit gebied. Wil men over fiscale aangelegenheden bij een bank te rade gaan, dan zal de bank ook in deze sector waardevolle adviezen moe ten kunnen geven. Problemen op het ge bied van het verzekeringswezen vinden geen genade in de ogen van de assuran tie-deskundige van de bank. Wij zouden zo door kunnen gaan en steeds nieuwe terreinen van het maatschappelijk en economisch leven betreden, zoals ver mogensbeheer, executele en bewindvoe ring over nalatenschappen, bewaarge ving, enz. Het is zonder meer duidelijk, dat een dergelijk scala van werkzaamheden, waar het geld direct dan wel zijde lings steeds bij betrokken is, kennis eist van het geld in al zijn vormen en van al hetgeen van invloed op de waar de daarvan kan zijn. Daarnaast dient de bankemployé steeds een zekere tact en voor alles menselijk inzicht aan de dag te leggen. De cliënt zal in zijn pro blemen „persoonlijke lening" be grip willen ontmoeten. „Mensenkennis" is bij een gesprek aan de balie een nood zakelijke voorwaarde. Maar de deskun digheid van het bankpersoneel dient nog verder te gaan en wel in de ad ministratieve sector. De „papier- chaos", die de banken dagelijks te ver werken krijgen, kan slechts doelmatig geordend worden, wanneer het perso neel inzicht heeft in de administratieve problematiek van het bankwezen. Enige boekhoudkennis is dus wel onmisbaar. De administratieve sector is de grootste afdeling van het bankbedrijf. Omdat in onze moderne tijd het vele en vaak tijd rovende omvangrijke administratieve werk door moderne machines is over genomen, zal de administratieve functie bij een bank variëren van het meisje, dat „gaatjes" in kaartjes ponst tot dat van een systeem-analist, die een werk program voor een electronische machi ne uitdenkt. Voor dit laatste is wiskun dige kennis onontbeerlijk. Hieruit volgt onmiddellijk, dat het bankbedrijf weinig formele eisen stelt, wat opleiding betreft. Populair gezegd, kan een bank „iedereen" gebruiken. Er zijn altijd wel zo eenvoudige werk zaamheden te verrichten, dat een mini mum-opleiding van de lagere school vol doende schijnt. Natuurlijk is deze opvat ting in de praktijk niet houdbaar. De bank-directie eist over het algemeen van elk personeelslid, dat hij of zij zich verder zal bekwamen. Dit principe „de bereidheid tot verder studeren" geldt veelal als voorwaarde bij sollici tatie. De bank is daarbij niet passief. Integendeel. Zoveel mogelijk worden de personeelsleden tot vermeerdering van kennis, welke het bankbedrijf ten goede kan komen, gestimuleerd. Daartoe wor den cursussen georganiseerd, caüse- AANBOD: 1955/1980 1955/1965 1955/1970 1955/1975 1955/1960 BEHOEFTE EN AANBOD (SOCIOLOGEN) riëen-series in het leven geroepen, gra tificaties- en salarisverhogingen in het vooruitzicht gesteld bij het behalen van diploma's. Hoewel een uitgesproken voorkeur voor een bepaald diploma in het alge meen niet bestaat, kan concreet worden gesteld, dat voor een goede werkkring in het bankbedrijf een brede basis van kennis noodzakelijk is. Daarbij is ad ministratieve kennis voor vrijwel alle functies in het bankwezen een minimum eis. Het praktijk-diploma boekhouden is dan ook conditio sine qua non voor die genen, die iets willen bereiken. Voor de specifiek administratief-organisatorische functies is een verdergaande studie als het M.B.A.-diploma en het S.D.P. nood zakelijk. Vanwege de sterke oriëntatie op het buitenland is een gedegen ken nis van de moderne talen een eis, die elk ambitieus bankemployé zich zelf al heel gauw zal stellen. De bank deelt haar personeel in drie groepen in, waarbij het criterium ooropleiding is. Jongelui, die geen volledige MULO-opleiding hebben ge noten en nog geen 20 jaar zijn, vallen in de zg A-l klasse. Voor deze groep geldt, dat zij zich verder moeten be kwamen, willen zij ooit een behoorlijke functie bekleden. De sollicitant, die de MULO heeft voltooid wordt in A-2 inge deeld, onafhankelijk zijn leeftijd. Ook hier geldt, dat dit „minimum-niveau" niet voldoende is voor een goede functie bfj de bank. Jongelui, die de HBS, het Gymnasium of het Lyceum met goed gevolg doorlopen hebben worden onder gebracht in de B-groep. Zij worden ge acht de basis te bezitten voor een ver dere carrière bij de bank. De bankdirec- tie eist dan ook van deze B-groep, dat in een tijdsbestek van 2 jaar tenminste 2 diploma's, naar keuze, (talen of boek houden) gehaald worden. De sollici tant, die in deze klasse valt, doorloopt alle afdelingen van het bedrijf. Hij be gint meestal bij de boekhouding, om na ca. twee maanden op de goederenafde ling wat oriëntatie op te doen. Daarna volgen wat secretariaatswerkzaam heden, afgewisseld met enige weken werk op de wisselarbitrage, de effecten afdeling, assurantie, enz. Gedurende deze kennismaking met het bankbedrijf verliest de directie haar nieuwe aan winst niet uit het oog. Elke afdelings chef stelt van de nieuweling een beoor delingsrapport op, waaruit zijn aanleg, ijver, ambitie en belangstelling blijkt. Zo kan de H.B.S.-er een functie be reiken, waaraan tekeningsbevoegdheid verbonden is (procuratiehouder of di recteur van één der kantoren van de bank). Wanneer de HBS-er zo ver ge komen is, valt hij in groep C,- de top klasse. Hü zal in deze groep collegae met en zonder academische opleiding aantreffen. Naast directeuren, onder-di recteuren en procuratiehouders vallen in deze klasse, die 20 pet. van het to tale personeel uitmaakt, ook nog bank- beambten, die niet tekeningsbevoegd zqn. Voor de academici geldt, dat zij een stage van tenminste twee jaar die nen te doorlopen om enige bankervai ring op te doen. Het zou verkeerd zijn om te menen, dat het „beloofde land" in het bankwe zen alleen is weggelegd voor hen, die kunnen bogen op een middelbare oplei ding als HBS, Gym enz. Een in bank- kringen, en ook daarbuiten, zeer hoog gewaardeerd diploma is die van de ho gere bankcursus. Een ieder, die ten minste twee jaar bankervaring heeft, een 4-jarige MULO-opleiding achter de rug heeft en twee praktykdiploma's heeft behaald dit geldt dus evenzeer voor de HBS-er kan aan de hogere bankcursus deelnemen. De (hoge) kos ten behoeven geen bezwaar te zijn, want de bank neemt 80 pet. hiervan voor haar rekening. Bovendien staat op het slagen, zowel bg het eerste als het tweede gedeelte een forse aanmoedi gingspremie. De cursus is zwaar zg duurt 2 jaar en wellicht is dit de oorzaak, dat er voor deze opleiding, re latief gezien, vrij weinig animo bestaat. Toch is het behalen van dit diploma wel het beste bewy's, dat men rijp is voor een leidinggevende functie by een bank. Het bankpersoneel wordt gesalarieerd volgens een Collectieve arbeidsovereen komst (C.A.O.), waarbij de hier gege ven indeling in drie groepen wordt aan gehouden. Hierbij dient wel in aanmer king te worden genomen, dat de per soonlijke prestatie afgezien van de CAO-normen zijn weerspiegeling in het salaris vindt. Wanneer wij resumerend tot een con clusie zouden moeten komen, dan zij hier geconstateerd, dat voor een ieder, onafhankelijk zijn vooropleiding, kansen liggen in het bankbedrijf. Reële toe komstmogelijkheden hebben zij, die ten minste een 4-jarige MULO-opleiding hebben genoten en erin geslaagd zijn een tweetal praktijkdiploma's te beha len. Voor hen staat immers de weg open, via de hogere bankcursus. Een zware weg, maar de praktijk heeft ge leerd, dat zij begaanbaar is. Voor allen geldt evenwel, dat ambitie en drang naar verdere kennis de voorwaarde is voor een succesvolle loopbaan bij de bank. A. L. BRUNINGS

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 33