Ondanks wonderlijkeverkeersperikelën en technische problemen Ingenieuze vondsten lokken technici uit alle aardhoeken naar Rotterdam s wm~ TUNNELEXPOSITIE: geen Rotterdammers 11 WIE GOED CHOPIN KAN SPELEN, KAN T rlijk pianist met toch 9een aangeboren luiheid9 E J Een piano onderweg vind je altijd D VERSCHENEN BOEKEN ;aJ2 -%r fSfcoo>- ZATERDAG 26 MEI 1962 CrorteTasstad de V itf, Qij>ar <s« ®io< mammam «NI t J^-SanT v V8fkil ampen) I'svj 4'a^o? -uit de N?i9ca„ ma h:ü t re$' t>E ROTTERDAMSE METRO RUKT OP 1VI <Janini00r, «eter rukken stalen 1 fen ilan ln strakke gelede- w, drii,,» °0r de binnenstad op en K 'Uk ®n e«-'n wig tussen het mi g».,n westelijk stadscentrum. Oom1'', mio'? Huren, parallel aan \-4 'Singel f! (lo°r de omgewoelde VaL een i,„ n de oevers vormen 'dn daHrt',aa' in Rotterdams boule- "Uiils6'llkei^r-f' voor (,e laatste maal, bf.'jie sfgV^'Js gesproken, de eerste en Rend,SKnaeht nog eens tot leven Hst E. de vfer begint al danig te merken n Sasstart J te ue plannen om een Tot n'et stoffig laat wor ry, drie maal toe zijn er ingry- Vnl erspoliH g ?P getroffen door de Öed een i Verscheidene straten Werd **ark eerverbod, met kwistige 8dr?elfs verkeer ingesteld v Tr>Ju°fplein is gedeeltelik af- wel tot grote verbazing zag de nu »'ii2 wei tot grote 'h 8 eohhi ^0' blydsdhap "er^Lr! dat het verkeer vele'ma- en -,c Junilï0^8 stad King, dan vroe- riy Wfbag u Kamer heeft in een nota Vilein aa8h8[d wel gesteld, dat de 6d °0 17 i,-, "e'd van een karos an- ,i81 au»„ .,lorneter per uur bed) iu" auto lT1""'cler Per uur bedroeg dó op thans maar acht kilometer Het station Leuvehaven op de Schiedamsedijk is gereed wat het betonwerk ttl°biii,t Voolsingel, de Rotterdamse betreft. De geul is weer gevuld en de damwand moet nog getrokken worden. Op ^0 f! hpHharr n r» lirol aaïi Am r7 o rt r* h i-ofnf/nan fT rT n «ri/mmn L* AVI f AAytflnf 1,,/1/v, yl D v X..N- KI ^itihg8tie 'f.'8" bobben er wel een om- vlh ybstaa ?°r over om snel door de t..1 h„::ad te riiHor, a n„ de achtergrond de nieuwe kantoorflat van de stad Rotterdam. te rijden. Alleen de mensen de stad; die zullen er waar- <io fojatief weinig last heeft van aier "a"teg, blijkt, dat de Rotter- S'egt. uf, veei belangstelling aan de «ri„'_ I maakt er zich. on een uit- 'tjo "«ten n achter komen welke weg drio ^5menr want dat verandert v e baanden. te*?® re l«"?ft'-in.H.!i maakt er zich, op' een uit- ,,ii ej ®a- niet druk om. Blijkbaar -w.) Werr"gewend, dat Rotterdam »oJ,siagei nltvoert en „wat op de V* ïyn» ?Tdt bekokstoofd, zal wel o»f ®r I,;, Hu moet gezegd worden, Lmi "laar "ergens een kansje is om W®h op t6n gbmp van de werkzaam- vangen. Zo gauw het in- C* "nder^rfV Worden, verdwijnt het de grond en brede werk- bbU(,'b'ken, krijgen er genoeg van. daaromtrent stalen dam- elling naar het palen-heien planken weet je het wel. Enkele maan den geleden is er aan het Weena een expositiegebouw voor de Metro ge opend. De Dienst van Gemeentewerken is van oordeel, dat de burgers degelijke voorlichting moeten hebben over de gang van deze kostbare zaken. Over de expositie kan stellig niets dan lof gezegd worden. Vorige maand waren er 1500 bezoekers, maar de Rotterdam mers waren verre in de minderheid. Argentijnen, Amerikanen, Japanners, Perzen en Engelsen zetten hun naam in het gastenboek. Er komen ook Am sterdammers. Een schreef: „Veel suc ces met uw metro". De meeste gasten zijn technici. Vrijwel dagelijks komen ingenieurs uit alle delen van de wereld kijken naar dit werk en de arbeiders zijn er al aan gewend, dat ze op de vin gers worden gekeken. Voor Nederland mag de Metro dan een nieuwtje zijn, het begrip „auto noom railverkeer door steden" is lang voor de laatste oorlog al toegepast. Het st°hd aangekomen in de bouwput aan de Blaak, waar eens de oude Bijen- dam-_, er komt het tweed bouwdok in de binnenstad. Links de Rotter- Bank, rechts de H.B.U. op de achtergrond de Coolsingel. de hedendaagse mens, i h e Ór^erto de Echeverria (Des- ^«ld er-Breda). als een vademecum voor de katholieke mens. Genesis en de na- door drs. H. A. van "bik' Vb'i'.'h drs- A. A. Manten, prof. drs. H. G. Schulte l-'gkN j'bR van referaten, die de erin„ en voorgedragen op een fc te I;, van de SSR-Reünisten- N a biivH echt (maart 1961 lee,t met God, door ds. J. (Kok). Een serie bijbel- uit de gelijknamige ru- v-'fgd door de N.C.R.V.; ge- ,-v, februari-juni 1960. k 4u' Smg®8® van Jezus, door prof. IjSb l Wappers (Kok). De auteur wil ffifyii* Vaau diepe zin en betekenis a ®n h ^nvoudig schijnende ge- i?a let?°^n verstaan. Het boek is ii' v^in» bjbe tekst van de zondag- bternw® die de auteur van maart uiber igeo voor de n.C.R.V. I)* (tVvfRen, door H. J. H. M. Fort- k„' r en Van de Vegt-Nijme- H Junf8.19!®" die van december 5h"-0 is,961 werden gehouden voor Th b ,zÜn onder de zelfde titel gepubliceerd. h geestelijke gezondheid, d". F, j. J. Bujjtendijk, prof. dr. P. Christian, prof. dr. W. Schulte (SpectrumUtrecht). Brochure nr. 21 in de serie Geeste lijke Volksgezondheid. Deze bundel be vat drie voordrachten die werden ge houden op dfe jaarvergadering van de „Deutse Zentrale für Volksgesund- heitspflege". Titels: Het verband tussen de maatschappelijke rangorden der waarden en gezondheid; Psychische hy giëne; De onrust van de moderne mens. De strijd om Tobroek, door Anthony Heckstall-Smith (Prisma 721). Een historisch verhaal over de inname door Rommel van de geallieerde ves ting Tobroek in Noord-Afrika. De au teur was als officier van de marine nauw bij de strijd betrokken. Speurtocht in de prehistorie, door prof. dr. G. H. R. von Koenigswald (Prisma 722). (Oorspr.titel: Begegnun- fen mit dem Vormenschen. Vert, van an Vrijman.) Een samenvatting rond de vraagstukken omtrent het ontstaan en de ontwikkeling van de mens. Het geheim van de voetstappen, door Christianna Brand (Prisma 723). Een mysterie-verhaal. Geschiedenis van de Nederlandse stam, door prof. dr. P. Geyl (Wereld bibliotheek-Amsterdam). Deel III en IV van de in zes delen verschijnende pocketuitgave van dit bekende werk zijn uit. Noord-oost Zwitserland, door A. L. C. A. van Nijnanten (Allert de Lange- Amsterdam). Een nieuw deel in de geïllustreerde reisgidsen. i blijkt echter, dat de Nederlandse inge nieurs tal van nieuwe technieken heb ben gevonden om aan de vele proble men het hoofd te bieden. En, daarop geattendeerd door publicaties in tech nische bladen, komen de buitenlandse collega's er op af. Om maar eens iets te noemen. Bij een diepe bouwput als het bouwdok op het eiland Van Brie- nenoord is een kostbare bemaling nodig om de vloer droog te houden. Een oplossing zou zijn, om de put heen een stalen damwand als een soort waterdicht scherm in de grond te heien, en dat kost veel. Een ingenieur kwam op de gedachte er een scherm van blik te maken, en het lukte. Besparing: ruim 80 pet. De tunnelstukken, die onder de rivier komen, moeten op betonnen palen rus ten. Het is onmogelijk om te zorgen, dat de paalkoppen op gelijke hoogte ko men. Op de palen zyn nu losse koppen geplaatst, die later, als het tunnelstuk op een stalen hulpstelling boven de pa len rust, tegen de bodem van de tunnel geperst worden en met specie onwrik baar vast gekoppeld aan de paal. Sim pel, maar je moet er op komen. De geijkte methode om tunnelstukken onder water precies tegen elkaar aan te laten sluiten, is de optische. Op kop en staart van de tunneldelen worden to rens f>ezet zoals ook bij de Coentun- nel zal gebeuren en landmeters kun- nen haarfijn de plaats bepalen. Torens zyn ontoelaatbare obstakels in de rivier en daarom wordt gebruik gemaakt van e8?, var®de'de echolood, speciaal ont wikkeld door Duitse technici. Zo is het hele Metroproject vol snuf jes. Het spectaculairst zijn de kanalen, die men nu aan het graven is. Een tun nel kan ter plaatse gemaakt worden, „in den droge maar er zijn dan iond de bouwplaats grote werkterreinen no dig en de plaats, waar gebouwd wordt is lange tijd aan de normale bestem ming (ni casu het ry verkeer) onttrokken. Bovendien zijn er hoge kosten gemoeid met het verplaatsen van bouwmateria len als kranen, betonfabriek e.d. Maakt men de tunnel ia stukjes op een cen trale plaats dan is het werkterrein, waar de tunnel komt, kleiner in om- vang en het verkeer wordt er kortere t'jd van geweerd. Deze laatste oplos sing koos men in Rotterdam. Het eerste bouwdok op V an Brienenoord is in vol bedryf, evenals het Dok Weena li« het Centraal Station, waar de eerste twee stukken spoedig gereed zullen zijn. Er is een betonfabriek by de dokken en langs de randen ryden twee bouwkra- nen. De dokvloer ligt twaalf meter on der het straatniveau en is door een deur afgesloten van het kanaal naar de Cool singel, dat er op aansluit. In augustus wordt water in het dok gelaten. De beide tunnels gaan drijven, de deur wordt weggehaald, en de tunneltjes worden door het kanaal naar het Post kantoor gevaren. Daar laat men ze zin ken. De grond wordt er overheen ge stort, de damwand weggetrokken en de straat weer geplaveid. Op twee plaatsen zijn stukken in den droge gebouwd. Op de Coolsingel, hoek Meent zijn een stukje tunnel en een transformatorstation bijna voltooid over een maand rijdt het verkeer er overheen en aan de Maas is het sta tion Leuvehaven zover klaar, dat met de afwerking wordt begonnen. Hier wordt met allerlei soorten bekledings materiaal geëxperimenteerd. Naast het Weenadok komt ér een dok aan de Blaak, waar de oude Bijenkorf stond. Een begin met het werk is gemaakt; eind '62 moet het klaar zijn. Dit laatste dok levert de tunnelstukken voor de Schiedamsedijk en de Coolsingel tot aan de Meent. In dit tracé komt een station, op de plaats van het dok zelf, en wel iri twee verdiepingen. Beneden voor de in aanleg zijnde noord-zuid lijn en er bo ven een voor de oost-westlijn, die later wordt aangelegd. Het Weenadok maakt de tunnel voor de Coolsingel, voor het stadhuis, en voor het Weena en Hof plein inclusief de Stations „Stadhuis" en „Centraal". Over een jaar wordt er dus hard gewerkt over de hele lengte van het tracé op de rechter Maasoever. In het Van Biienenoorddok, waar de twaalf tunnelstukken voor het ge deelte onder de rivier worden ge- Damwandplanken worden getrokken met een speciale, electrische vibrator. De planken zitten zo vast in de grond, dat het soms wel een dag duurt voor er een getrokken is. maakt, is een stuk van negentig me ter al klaar. Op 1 juni wordt be gonnen met het storten van het laatste beton voor het tweede stuk. Eerst worden er nog proeven mee genomen en in augustus of septem ber worden deze stukken over de Nieuwe Maas gevaren, waar ze bij de Leuvehaven in de reeds gegraven en onderheide geul worden afgezon ken. HARRY VAN SEUMEREN. DANIËL WAYENBERG: oen kort geleden de pianist Daniël Wayenberg voor de K.R.O.-televi- sie „het" concert van Tsjaikow- sky speelde zal het ook voor de doorsnee, maar bonafide muziekliefheb ber neergekomen zijn op een kennisma king. Niet met Tsjaikowsky dan, maar met Wayenberg. Niettemin is Wayen berg een Nederlands musicus van grote internationale reputatie. Hij maakte zijn „grote" debuut in november 1953, toen hij in New York met het New Yorks Philharmonisch orkest onder leiding van Dimitri Mitropoulos het tweede pia noconcert van Rachmaninoff speelde. Dat werd niet alleen een groot debuut maar ook een groot succes. En sinds dien reisde Wayenburg pianospelend drie-kwart van de wereld rond. Alleen in Nederland hoorde men hem slechts incidenteel en zijn muzikale verschij nen schokte dan misschien wel, maar wanneer men van de „schrik" was be komen, was hij al lang weer verdwenen en speelde in Oslo, in Madrid, Algiers of Londen, Daniël Wayenberg is een ty pische cosmopoliet. Hij is dat, zou men zeggen, kraentens zijn bestemming. In 1929 werd h(j in Parijs geboren. Zijn vader was een Nederlander, zijn moe der een Russin. Zijn eerste pianoleraar was nochtans de duidelijke Hollander, die Ary Verhaar was. Maar in Parijs heeft hij écht piano leren spelen, bij Marguérite Long, die toen ook onder meer Januie Daoosta en Marie-Thé' rèse Fourneau onder haar leerlingen telde. Voor de eerste keer ontmoette ik Da niël Wayenberg in van Heem's Ontspan- ningsgeDouw in Den Haag, vlak nadat hij voor de televisie dat concert van Tsjaikowsky had gespeeld met een be zetenheid, die slecnts door een typisch muzikale beheersing in toom werd ge houden. Hij trad m(j, ik mag wel zeg gen, dampend tegemoet en vertelde my, cola drinxend, aat h(j een absoluut ge hoor had, zowel nieuwsgierig als tui van aard was, dat hij aestyds liever voetbalde dan muziek te studeren, dat hy op vijfjarige leertijd voorbeschikt werd viool te spelen, dat de eerste mu zikale geluiden die hem hadden gefrap peerd, die van het harmonium waren geweest en dat hij bij Ary Verhaar nog wei eens „een lijdzame sabotage" wil de uitvoeren. Vervolgens maakte hjj mij deelgenoot van zijn opvatting dat, wan neer je goed Chopin Kunt spelen, je ai- les kunt spelen; dat, wanneer je goed vf» k vertolken je ook voorbe schikt bent voor Schumann en „de hele moderne school", dat het pianoconcert in G van Ravel „klassiek" en dat voor de linkerhand „romantisch" is en dat hij driemaal de „Grand Prix du disque" had veroverd: één maal met Brahms (opus 76 en opus 116), één maal met de Rhapsody in Blue van Gershwin en een maal met de twee concerten van Ravel, en dat hij een groot bewonde- "aar. ,yan Richard Wagner was. Ook tiet hy mü nog weten dat hij in Parijs wel musiceerde met ambassadeur beyen die behalve de politiek het cel lo-spelen beoefent, en dat hij met deze hooggeplaatste functionaris soms, al P^.e' makend, Beethoven-sonates tot klinken brengt. Na al deze, nogal uit eenlopende, mededelingen verdween hü uit myn gezichtseinder. en tiental dagen later sprak ik hem onder ietwat rustiger om standigheden, wéér ten huize van zijn moeder in Den Haag, waar hij, overigens wonend in Parijs, een pied a terre heeft. De avond daarvoor had hij in Rotterdam met Eduard Flip- se de tweede-Brahms „gemaakt". Hij vertrouwde mij toen onder andere toe. dat „de piano-toets maar een miserabel kleine landingsplaats is." Niemand kan dat beter wetpn dan de virtuoos. „Als wij er naast kriallen, vinden ze het nog mooi ook," zegt Wayenberg. Maar in dié zin speelt hij zelden mooi. Wat is Daniël Wayenberg voor een man? Hy heeft zich, geloof ik, de iet wat geforceerde rust eigen gemaakt van iemand, die voortdurend bedacht is op het leveren van een topprestatie. Bij atleten kan men hetzelfde ver schijnsel waarnemen. Hij is een man die, volgens zijn eigen getuigenis „uit rust van het reizen." En reizen behoort dan wei even tot het vak van een plano virtuoos die overal ter wereld wordt „gevraagd". Soms is dat het geval in ietwat overdreven zin. Neem die ene keer dat Daniël Wayenberg een recital gaf in Toulon. Hij werd er opgebeld uit Den Haag; of hij de volgende dag kon invallen voor een ziek geworden pianist. Het ging om de derde Prokofieff. Het kón. Wayenberg gaf het recital, nam de trein naar Marseille en pakte daar het vliegtuig naar Parijs, 's Morgens om vier uur landde hij aldaar op Orly. Het mistte. Hy nam een taxi van Orly naar ie Bourget. Het mistte nog steeds. Hij verveelde zich rot in een wachtka mer en liep om het kwartier naar bui ten om te kijken of het nog steeds mist te. Om zeven uur kon hy in het vlieg tuig stappen, dat hem naar Amster- dam vervoerde. Óp Schiphol stond een auto op hem te wachten. Hij voor de repetitie. En hem te wachten. was op tijd - s avonds speelde hij de derde Prokofieff, een affreus moeilijk stuk. „Zonder een beetje avontuur kan het niet in dit vak," zegt Wayenberg. En hij maakt wél de indruk van iemand, voor wie het avontuur de beste remedie is tegen „een aangeboren luiheid". Af gezien van het feit dat „wanneer je een concert misloopt, je met een ge broken hart rondloopt." Het pianistisch avontuur vraagt trou wens onafwendbaar de grondslag van een staag en nimmer aflatend stude ren, om niet te zeggen „trainen". „Als je een bepaald concert een seizoen lang niet speelt kun je van voren af aan beginnen." Wayenberg zegt: „Als ik voor bijvoorbeeld zes weken op toemee ga, doe ik zoveel mogelijk vooraf. Als ik in het vliegtuig stap ben ik klaar." Helemaal klaar? Nou ja, „een piano vind je onderweg altyd wel, zy het bij een piano-handel, zij het in een radio studio." Studeren tegen alle beter we tende luiheid in. Eens moest hy in Pa rijs een opname maken van de h-moll- sonate van Liszt. Dat nam zes uur in beslag. Daarna bleef hij wat hangen met vrienden; eten en zo. Maar wanneer moest hy toen de tweede-Brahms door nemen? 's Nachts natuurlijk. Daniël Wayenberg is een man van „de materie". Ook van de muzikale materie. Zyn recitals begint hij meteen met een „substantieel" stuk. Géén in spelen met wat Bach of Scarlatti, zoals sommige pianisten nog wel eens doen. Hij gebruikt ze liever als uiteraard zéér honorabele toegiften. Ja, Bach speelt men zonder pedaal; dat wil zeg gen: mét pedaal, maar zó dat men het niet hoort. Man van de muzikale materie. Da niël Wayenberg is, zoals gezegd, een Wagner-adept. Waarom? Als mens vindt hij hem natuurlijk een rotvent. Daniël Wayenberg „als mens" en Richard Wagner „als mens", het zijn natuurlijk tegenpolen. Maar Richard voert Daniël met zijn muziek in een andere wereld. Wayenberg doorziet de „trucs" van Wagner, maar het zijn en blijven genia le trucs. En zy'n Wagners thema's zyn ontroerend. Wayenberg gaat naar de piano en laat wat van die thema's horen. Tristan. Bovendien is dat van die andere wereld voor Wayenberg letterlijk waar. „Als je naar Wagner luistert," zegt hij „heeft het hele tydsgevoei geen betekenis meer. Je weet na af loop niet meer of je driehonderd jaar of een kwartier hebt geluisterd." En neem nou de „Feuerzauber uit „Sieg fried". Een orkestratie als van Ravel Wagner," zegt Wayenberg, „is een soort vergif: ik ben er aan verslaafd, dat weet ik, maar ik doe niks om er af te komen." Eens, ontmoette hij, het zal na de „Götterdammerung" zijn ge weest, op de trappen van de Parijse Opéra, Gavotti, de muziekcriticus van de „Figaro". Zij keken elkander aan en vervolgens keken zy naar de wereld, zoals die zich voor hun ogen in alle werkelijkheid ontrolde. En zy waren het hartgrondig met elkander ééns geweest: „Dit kan niet." Noem Wagner pervers, noem hem decadent. Maar zijn thema's zijn ontroerend. Wpiano-muziek. Ik a Terug naar de vraag Daniël Wayenberg wat hij het liefst speelt. Dat is een ge- meenplaatserige vraag. Het ant woord is even gemeenplaatserig: „Ik speel het liefste het werk, waaraan ik bezig ben." Maar in zijn geval is het gewoon maar de letterlijke waarheid. Hij voegt er aan toe: „Tsjaikowsky is in menig opzicht vulgair. Goed. Ik spéél Tsjaikowsky. Maar als je, al spe lende, ergens middenin, aan Brahms zou denken, zou je er natuurlijk onmid dellijk mee ophouden." Als Wayenberg echter Tsjaikowsky speelt denkt hy al leen maar aan Tsjaikowsky. En Tsjai kowsky zal dan voor de drommel, al leen maar Tsjaikowsky wezen; mét een tikkeltje Wayenberg er bfl natuurlijk Want hy is geen robot, maar een lui muzikaal mens, die interpreteert. Dat is de onrust en het avontuur. De onrust en het avontuur, die worden opgeroe pen door andermans noten. De noten vormen het houvast waar de pianist zijn eigen, zwevende muzikaliteit aan kan toetsen. De noten hebben gelijk, de pianist moet intuïtief weten waarom. Wayenberg zegt: „In de treurmars van Chopin komt een onverhoeds sforzando voor. Je speelt het met een even onver hoeds fortissimo. Dan zeggen sommige mensen: dat is niet „Chopinesk", dat zou hy zelf nooit gedaan hebben. On zin; Chopin heeft dat sforzando-teken zélf aangebracht. En hij wist wat er zou gebeuren." Sprekend over de tech niek van het klavier-spelen voegt hij er aan toe: „Er zijn wel vijf manieren om een crescendo te maken. Maar hóe je het doet is niet interessant, als je het maar doet." Wayenberg heeft het over de piano muziek van Schumann, waar hy zó ver zot op is dat hij kan zeggen en hij demonstreert het met een fragment lüt de „Kreisleriana" „als je dit speelt zit je jezelf te bespiegelen." Maar hij wil ook wel eens „een ander Bespiege len". En dat zal dan wel de reden zyn, waarom hij, na op een concert soliërend te zijn opgetreden in de zaal gaat zit ten om naar bijvoorbeeld een symfonie te luisteren. Al is het alleen maar om te leren „hoe je een piano moet laten ademhalen." Daniël Wayenberg, de pianovirtuoos moet behalve tegen zichzelf en tegen zijn interpretatie soms ook opboksen" tegen het concert." En die moeilijkhe den variëren dan van het zakken door een gammele pianokruk in een af gelegen Amerikaans dorp bijvoorbeeld tot het luidruchtig gedemonstreerde onbegrip van „het" publiek. Ach ja, dat publiek. Je hebt tegenwoordig men sen, die in niets anders meer geloven dan in hun eigen grammofoonplaat. Paar 's dan weinig aan te doen. Je hebt óok de dames met de ringelende armbanden. Daar ben je net aan het proberen een geniaal pianissimo waar te maken en daar slaat zo'n dame haar programma-blad om. Daar zijn de hoes- ters. Het gewone hoesten, het hoesten uit overtuiging dus. kan Wayenberg be- grypen en zelfs billjjken. Maar hij kan dat ook alleen maar omdat hij er van overtuigd is, dat het meeste publieke oesten ontspruit aan een verregaande Wayenberg is een rusteloos man. Het zal hem een zorg zyn, waar ter wereld hij zjjn pianisti- s£"e topprestatie moet leveren, fdjj, "eeft echter zo zijn uitwykmogelyk- heden. Lmsteren naar Wagner of uitrus- de reis bijvoorbeeld. Maar vooral het spelen met zijn elektrische 88«v heeft op zijn flat in Parijs, goed heb begrepen, een heel tableau staan. En daar gaat hy dan tussen het bestuderen van twee delen van „een onspeelbaar pianoconcert" even ongecompliceerd mee spelen. In Den Haag liet hij mij tussen de bedrij ven door, niet zonder trots een pas ge kochte elektrische wissel zien. Toen ik afscheid van Daniël Wayen berg nam sprak ik met hem af dat ik eens naar hem zou komen luisteren als hy weer „in Holland" zou concerteren. „Moet u doen," zei hij „en kom dan in de pauze naar de solistenkamer; dan roken we samen een sigaretje." HERMAN HOFHUIZEN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 13