Ondanks wonderlijkeverkeersperikelën en technische problemen
Ingenieuze vondsten lokken technici uit alle
aardhoeken naar Rotterdam
s
wm~
TUNNELEXPOSITIE: geen
Rotterdammers
11
WIE GOED CHOPIN KAN SPELEN, KAN
T
rlijk pianist met
toch 9een aangeboren luiheid9
E
J
Een piano
onderweg
vind je
altijd
D
VERSCHENEN BOEKEN
;aJ2
-%r
fSfcoo>-
ZATERDAG 26 MEI 1962
CrorteTasstad de
V
itf,
Qij>ar
<s« ®io<
mammam
«NI
t J^-SanT
v V8fkil ampen)
I'svj
4'a^o? -uit de
N?i9ca„
ma
h:ü t
re$'
t>E ROTTERDAMSE METRO RUKT OP
1VI <Janini00r, «eter rukken stalen
1 fen ilan ln strakke gelede-
w, drii,,» °0r de binnenstad op en
K 'Uk ®n e«-'n wig tussen het
mi g».,n westelijk stadscentrum.
Oom1'', mio'? Huren, parallel aan
\-4 'Singel f! (lo°r de omgewoelde
VaL een i,„ n de oevers vormen
'dn daHrt',aa' in Rotterdams boule-
"Uiils6'llkei^r-f' voor (,e laatste maal,
bf.'jie sfgV^'Js gesproken, de eerste en
Rend,SKnaeht nog eens tot leven
Hst
E. de vfer begint al danig te merken
n Sasstart
J te ue plannen om een
Tot n'et stoffig laat wor
ry, drie
maal toe zijn er ingry-
Vnl erspoliH g ?P getroffen door de
Öed een i Verscheidene straten
Werd **ark eerverbod, met kwistige
8dr?elfs verkeer ingesteld
v Tr>Ju°fplein is gedeeltelik af-
wel tot grote verbazing
zag de
nu
»'ii2 wei tot grote
'h 8 eohhi ^0' blydsdhap
"er^Lr! dat het verkeer vele'ma-
en -,c Junilï0^8 stad King, dan vroe-
riy Wfbag u Kamer heeft in een nota
Vilein aa8h8[d wel gesteld, dat de
6d °0 17 i,-, "e'd van een karos an-
,i81 au»„ .,lorneter per uur bed)
iu" auto lT1""'cler Per uur bedroeg
dó op thans maar acht kilometer Het station Leuvehaven op de Schiedamsedijk is gereed wat het betonwerk
ttl°biii,t Voolsingel, de Rotterdamse betreft. De geul is weer gevuld en de damwand moet nog getrokken worden. Op
^0 f! hpHharr n r» lirol aaïi Am r7 o rt r* h i-ofnf/nan fT rT n «ri/mmn L* AVI f AAytflnf 1,,/1/v, yl D
v X..N-
KI
^itihg8tie 'f.'8" bobben er wel een om-
vlh ybstaa ?°r over om snel door de
t..1 h„::ad te riiHor, a n„
de achtergrond de nieuwe kantoorflat van de stad Rotterdam.
te rijden. Alleen de mensen
de stad; die zullen er waar-
<io fojatief weinig last heeft van
aier "a"teg, blijkt, dat de Rotter-
S'egt. uf, veei belangstelling aan de
«ri„'_ I maakt er zich. on een uit-
'tjo "«ten n achter komen welke weg
drio ^5menr want dat verandert
v e baanden.
te*?® re
l«"?ft'-in.H.!i maakt er zich, op' een uit-
,,ii ej ®a- niet druk om. Blijkbaar
-w.) Werr"gewend, dat Rotterdam
»oJ,siagei nltvoert en „wat op de
V* ïyn» ?Tdt bekokstoofd, zal wel
o»f ®r I,;, Hu moet gezegd worden,
Lmi "laar "ergens een kansje is om
W®h op t6n gbmp van de werkzaam-
vangen. Zo gauw het in-
C* "nder^rfV Worden, verdwijnt het
de grond en brede werk-
bbU(,'b'ken, krijgen er genoeg van.
daaromtrent stalen dam-
elling naar het palen-heien
planken weet je het wel. Enkele maan
den geleden is er aan het Weena een
expositiegebouw voor de Metro ge
opend. De Dienst van Gemeentewerken
is van oordeel, dat de burgers degelijke
voorlichting moeten hebben over de
gang van deze kostbare zaken. Over
de expositie kan stellig niets dan lof
gezegd worden. Vorige maand waren
er 1500 bezoekers, maar de Rotterdam
mers waren verre in de minderheid.
Argentijnen, Amerikanen, Japanners,
Perzen en Engelsen zetten hun naam
in het gastenboek. Er komen ook Am
sterdammers. Een schreef: „Veel suc
ces met uw metro". De meeste gasten
zijn technici. Vrijwel dagelijks komen
ingenieurs uit alle delen van de wereld
kijken naar dit werk en de arbeiders
zijn er al aan gewend, dat ze op de vin
gers worden gekeken.
Voor Nederland mag de Metro dan
een nieuwtje zijn, het begrip „auto
noom railverkeer door steden" is lang
voor de laatste oorlog al toegepast. Het
st°hd aangekomen in de bouwput aan de Blaak, waar eens de oude Bijen-
dam-_, er komt het tweed bouwdok in de binnenstad. Links de Rotter-
Bank, rechts de H.B.U. op de achtergrond de Coolsingel.
de hedendaagse mens,
i h e Ór^erto de Echeverria (Des-
^«ld er-Breda).
als een vademecum voor de
katholieke mens.
Genesis en de na-
door drs. H. A. van
"bik' Vb'i'.'h drs- A. A. Manten, prof.
drs. H. G. Schulte
l-'gkN j'bR van referaten, die de
erin„ en voorgedragen op een
fc te I;, van de SSR-Reünisten-
N a biivH echt (maart 1961
lee,t met God, door ds. J.
(Kok). Een serie bijbel-
uit de gelijknamige ru-
v-'fgd door de N.C.R.V.; ge-
,-v, februari-juni 1960.
k 4u' Smg®8® van Jezus, door prof.
IjSb l Wappers (Kok). De auteur wil
ffifyii* Vaau diepe zin en betekenis
a ®n h ^nvoudig schijnende ge-
i?a let?°^n verstaan. Het boek is
ii' v^in» bjbe tekst van de zondag-
bternw® die de auteur van maart
uiber igeo voor de n.C.R.V.
I)* (tVvfRen, door H. J. H. M. Fort-
k„' r en Van de Vegt-Nijme-
H Junf8.19!®" die van december
5h"-0 is,961 werden gehouden voor
Th b ,zÜn onder de zelfde titel
gepubliceerd.
h geestelijke gezondheid,
d". F, j. J. Bujjtendijk, prof.
dr. P. Christian, prof. dr. W. Schulte
(SpectrumUtrecht).
Brochure nr. 21 in de serie Geeste
lijke Volksgezondheid. Deze bundel be
vat drie voordrachten die werden ge
houden op dfe jaarvergadering van de
„Deutse Zentrale für Volksgesund-
heitspflege". Titels: Het verband tussen
de maatschappelijke rangorden der
waarden en gezondheid; Psychische hy
giëne; De onrust van de moderne mens.
De strijd om Tobroek, door Anthony
Heckstall-Smith (Prisma 721). Een
historisch verhaal over de inname
door Rommel van de geallieerde ves
ting Tobroek in Noord-Afrika. De au
teur was als officier van de marine
nauw bij de strijd betrokken.
Speurtocht in de prehistorie, door
prof. dr. G. H. R. von Koenigswald
(Prisma 722). (Oorspr.titel: Begegnun-
fen mit dem Vormenschen. Vert, van
an Vrijman.) Een samenvatting rond
de vraagstukken omtrent het ontstaan
en de ontwikkeling van de mens.
Het geheim van de voetstappen,
door Christianna Brand (Prisma 723).
Een mysterie-verhaal.
Geschiedenis van de Nederlandse
stam, door prof. dr. P. Geyl (Wereld
bibliotheek-Amsterdam). Deel III en
IV van de in zes delen verschijnende
pocketuitgave van dit bekende werk
zijn uit.
Noord-oost Zwitserland, door A. L.
C. A. van Nijnanten (Allert de Lange-
Amsterdam). Een nieuw deel in de
geïllustreerde reisgidsen. i
blijkt echter, dat de Nederlandse inge
nieurs tal van nieuwe technieken heb
ben gevonden om aan de vele proble
men het hoofd te bieden. En, daarop
geattendeerd door publicaties in tech
nische bladen, komen de buitenlandse
collega's er op af. Om maar eens iets
te noemen. Bij een diepe bouwput als
het bouwdok op het eiland Van Brie-
nenoord is een kostbare bemaling nodig
om de vloer droog te houden.
Een oplossing zou zijn, om de put
heen een stalen damwand als een soort
waterdicht scherm in de grond te heien,
en dat kost veel. Een ingenieur kwam
op de gedachte er een scherm van blik
te maken, en het lukte. Besparing:
ruim 80 pet.
De tunnelstukken, die onder de rivier
komen, moeten op betonnen palen rus
ten. Het is onmogelijk om te zorgen,
dat de paalkoppen op gelijke hoogte ko
men. Op de palen zyn nu losse koppen
geplaatst, die later, als het tunnelstuk
op een stalen hulpstelling boven de pa
len rust, tegen de bodem van de tunnel
geperst worden en met specie onwrik
baar vast gekoppeld aan de paal. Sim
pel, maar je moet er op komen.
De geijkte methode om tunnelstukken
onder water precies tegen elkaar aan
te laten sluiten, is de optische. Op kop
en staart van de tunneldelen worden to
rens f>ezet zoals ook bij de Coentun-
nel zal gebeuren en landmeters kun-
nen haarfijn de plaats bepalen. Torens
zyn ontoelaatbare obstakels in de rivier
en daarom wordt gebruik gemaakt van
e8?, var®de'de echolood, speciaal ont
wikkeld door Duitse technici.
Zo is het hele Metroproject vol snuf
jes. Het spectaculairst zijn de kanalen,
die men nu aan het graven is. Een tun
nel kan ter plaatse gemaakt worden,
„in den droge maar er zijn dan iond
de bouwplaats grote werkterreinen no
dig en de plaats, waar gebouwd wordt
is lange tijd aan de normale bestem
ming (ni casu het ry verkeer) onttrokken.
Bovendien zijn er hoge kosten gemoeid
met het verplaatsen van bouwmateria
len als kranen, betonfabriek e.d. Maakt
men de tunnel ia stukjes op een cen
trale plaats dan is het werkterrein,
waar de tunnel komt, kleiner in om-
vang en het verkeer wordt er kortere
t'jd van geweerd. Deze laatste oplos
sing koos men in Rotterdam. Het eerste
bouwdok op V an Brienenoord is in vol
bedryf, evenals het Dok Weena li« het
Centraal Station, waar de eerste twee
stukken spoedig gereed zullen zijn. Er
is een betonfabriek by de dokken en
langs de randen ryden twee bouwkra-
nen. De dokvloer ligt twaalf meter on
der het straatniveau en is door een deur
afgesloten van het kanaal naar de Cool
singel, dat er op aansluit. In augustus
wordt water in het dok gelaten. De
beide tunnels gaan drijven, de deur
wordt weggehaald, en de tunneltjes
worden door het kanaal naar het Post
kantoor gevaren. Daar laat men ze zin
ken. De grond wordt er overheen ge
stort, de damwand weggetrokken en de
straat weer geplaveid.
Op twee plaatsen zijn stukken in den
droge gebouwd. Op de Coolsingel, hoek
Meent zijn een stukje tunnel en een
transformatorstation bijna voltooid
over een maand rijdt het verkeer er
overheen en aan de Maas is het sta
tion Leuvehaven zover klaar, dat met
de afwerking wordt begonnen. Hier
wordt met allerlei soorten bekledings
materiaal geëxperimenteerd. Naast het
Weenadok komt ér een dok aan de
Blaak, waar de oude Bijenkorf stond.
Een begin met het werk is gemaakt;
eind '62 moet het klaar zijn. Dit laatste
dok levert de tunnelstukken voor de
Schiedamsedijk en de Coolsingel tot aan
de Meent. In dit tracé komt een station,
op de plaats van het dok zelf, en wel iri
twee verdiepingen. Beneden voor de in
aanleg zijnde noord-zuid lijn en er bo
ven een voor de oost-westlijn, die later
wordt aangelegd. Het Weenadok maakt
de tunnel voor de Coolsingel, voor het
stadhuis, en voor het Weena en Hof
plein inclusief de Stations „Stadhuis"
en „Centraal". Over een jaar wordt er
dus hard gewerkt over de hele lengte
van het tracé op de rechter Maasoever.
In het Van Biienenoorddok, waar
de twaalf tunnelstukken voor het ge
deelte onder de rivier worden ge-
Damwandplanken worden getrokken met een speciale, electrische vibrator. De
planken zitten zo vast in de grond, dat het soms wel een dag duurt voor er een
getrokken is.
maakt, is een stuk van negentig me
ter al klaar. Op 1 juni wordt be
gonnen met het storten van het
laatste beton voor het tweede stuk.
Eerst worden er nog proeven mee
genomen en in augustus of septem
ber worden deze stukken over de
Nieuwe Maas gevaren, waar ze bij
de Leuvehaven in de reeds gegraven
en onderheide geul worden afgezon
ken.
HARRY VAN SEUMEREN.
DANIËL WAYENBERG:
oen kort geleden de pianist Daniël
Wayenberg voor de K.R.O.-televi-
sie „het" concert van Tsjaikow-
sky speelde zal het ook voor de
doorsnee, maar bonafide muziekliefheb
ber neergekomen zijn op een kennisma
king. Niet met Tsjaikowsky dan, maar
met Wayenberg. Niettemin is Wayen
berg een Nederlands musicus van grote
internationale reputatie. Hij maakte zijn
„grote" debuut in november 1953, toen
hij in New York met het New Yorks
Philharmonisch orkest onder leiding
van Dimitri Mitropoulos het tweede pia
noconcert van Rachmaninoff speelde.
Dat werd niet alleen een groot debuut
maar ook een groot succes. En sinds
dien reisde Wayenburg pianospelend
drie-kwart van de wereld rond. Alleen
in Nederland hoorde men hem slechts
incidenteel en zijn muzikale verschij
nen schokte dan misschien wel, maar
wanneer men van de „schrik" was be
komen, was hij al lang weer verdwenen
en speelde in Oslo, in Madrid, Algiers
of Londen, Daniël Wayenberg is een ty
pische cosmopoliet. Hij is dat, zou men
zeggen, kraentens zijn bestemming. In
1929 werd h(j in Parijs geboren. Zijn
vader was een Nederlander, zijn moe
der een Russin. Zijn eerste pianoleraar
was nochtans de duidelijke Hollander,
die Ary Verhaar was. Maar in Parijs
heeft hij écht piano leren spelen, bij
Marguérite Long, die toen ook onder
meer Januie Daoosta en Marie-Thé'
rèse Fourneau onder haar leerlingen
telde.
Voor de eerste keer ontmoette ik Da
niël Wayenberg in van Heem's Ontspan-
ningsgeDouw in Den Haag, vlak nadat
hij voor de televisie dat concert van
Tsjaikowsky had gespeeld met een be
zetenheid, die slecnts door een typisch
muzikale beheersing in toom werd ge
houden. Hij trad m(j, ik mag wel zeg
gen, dampend tegemoet en vertelde my,
cola drinxend, aat h(j een absoluut ge
hoor had, zowel nieuwsgierig als tui
van aard was, dat hij aestyds liever
voetbalde dan muziek te studeren, dat
hy op vijfjarige leertijd voorbeschikt
werd viool te spelen, dat de eerste mu
zikale geluiden die hem hadden gefrap
peerd, die van het harmonium waren
geweest en dat hij bij Ary Verhaar nog
wei eens „een lijdzame sabotage" wil
de uitvoeren. Vervolgens maakte hjj mij
deelgenoot van zijn opvatting dat, wan
neer je goed Chopin Kunt spelen, je ai-
les kunt spelen; dat, wanneer je goed
vf» k vertolken je ook voorbe
schikt bent voor Schumann en „de hele
moderne school", dat het pianoconcert
in G van Ravel „klassiek" en dat voor
de linkerhand „romantisch" is en dat hij
driemaal de „Grand Prix du disque"
had veroverd: één maal met Brahms
(opus 76 en opus 116), één maal met
de Rhapsody in Blue van Gershwin en
een maal met de twee concerten van
Ravel, en dat hij een groot bewonde-
"aar. ,yan Richard Wagner was. Ook
tiet hy mü nog weten dat hij in Parijs
wel musiceerde met ambassadeur
beyen die behalve de politiek het cel
lo-spelen beoefent, en dat hij met deze
hooggeplaatste functionaris soms, al
P^.e' makend, Beethoven-sonates tot
klinken brengt. Na al deze, nogal uit
eenlopende, mededelingen verdween hü
uit myn gezichtseinder.
en tiental dagen later sprak ik
hem onder ietwat rustiger om
standigheden, wéér ten huize van
zijn moeder in Den Haag, waar
hij, overigens wonend in Parijs, een
pied a terre heeft. De avond daarvoor
had hij in Rotterdam met Eduard Flip-
se de tweede-Brahms „gemaakt". Hij
vertrouwde mij toen onder andere toe.
dat „de piano-toets maar een miserabel
kleine landingsplaats is." Niemand
kan dat beter wetpn dan de virtuoos.
„Als wij er naast kriallen, vinden ze het
nog mooi ook," zegt Wayenberg. Maar
in dié zin speelt hij zelden mooi.
Wat is Daniël Wayenberg voor een
man? Hy heeft zich, geloof ik, de iet
wat geforceerde rust eigen gemaakt
van iemand, die voortdurend bedacht
is op het leveren van een topprestatie.
Bij atleten kan men hetzelfde ver
schijnsel waarnemen. Hij is een man
die, volgens zijn eigen getuigenis „uit
rust van het reizen." En reizen behoort
dan wei even tot het vak van een plano
virtuoos die overal ter wereld wordt
„gevraagd". Soms is dat het geval in
ietwat overdreven zin. Neem die ene
keer dat Daniël Wayenberg een recital
gaf in Toulon. Hij werd er opgebeld uit
Den Haag; of hij de volgende dag kon
invallen voor een ziek geworden pianist.
Het ging om de derde Prokofieff. Het
kón. Wayenberg gaf het recital, nam
de trein naar Marseille en pakte daar
het vliegtuig naar Parijs, 's Morgens
om vier uur landde hij aldaar op Orly.
Het mistte. Hy nam een taxi van Orly
naar ie Bourget. Het mistte nog steeds.
Hij verveelde zich rot in een wachtka
mer en liep om het kwartier naar bui
ten om te kijken of het nog steeds mist
te. Om zeven uur kon hy in het vlieg
tuig stappen, dat hem naar Amster-
dam vervoerde. Óp Schiphol stond een
auto op hem te wachten. Hij
voor de repetitie. En
hem te wachten. was op tijd
- s avonds speelde
hij de derde Prokofieff, een affreus
moeilijk stuk.
„Zonder een beetje avontuur kan het
niet in dit vak," zegt Wayenberg. En
hij maakt wél de indruk van iemand,
voor wie het avontuur de beste remedie
is tegen „een aangeboren luiheid". Af
gezien van het feit dat „wanneer je
een concert misloopt, je met een ge
broken hart rondloopt."
Het pianistisch avontuur vraagt trou
wens onafwendbaar de grondslag van
een staag en nimmer aflatend stude
ren, om niet te zeggen „trainen". „Als
je een bepaald concert een seizoen lang
niet speelt kun je van voren af aan
beginnen." Wayenberg zegt: „Als ik
voor bijvoorbeeld zes weken op toemee
ga, doe ik zoveel mogelijk vooraf. Als
ik in het vliegtuig stap ben ik klaar."
Helemaal klaar? Nou ja, „een piano
vind je onderweg altyd wel, zy het bij
een piano-handel, zij het in een radio
studio." Studeren tegen alle beter we
tende luiheid in. Eens moest hy in Pa
rijs een opname maken van de h-moll-
sonate van Liszt. Dat nam zes uur in
beslag. Daarna bleef hij wat hangen met
vrienden; eten en zo. Maar wanneer
moest hy toen de tweede-Brahms door
nemen? 's Nachts natuurlijk.
Daniël Wayenberg is een man van
„de materie". Ook van de muzikale
materie. Zyn recitals begint hij meteen
met een „substantieel" stuk. Géén in
spelen met wat Bach of Scarlatti, zoals
sommige pianisten nog wel eens doen.
Hij gebruikt ze liever als uiteraard
zéér honorabele toegiften. Ja, Bach
speelt men zonder pedaal; dat wil zeg
gen: mét pedaal, maar zó dat men het
niet hoort.
Man van de muzikale materie. Da
niël Wayenberg is, zoals gezegd, een
Wagner-adept. Waarom? Als mens vindt
hij hem natuurlijk een rotvent. Daniël
Wayenberg „als mens" en Richard
Wagner „als mens", het zijn natuurlijk
tegenpolen. Maar Richard voert Daniël
met zijn muziek in een andere wereld.
Wayenberg doorziet de „trucs" van
Wagner, maar het zijn en blijven genia
le trucs. En zy'n Wagners thema's
zyn ontroerend. Wayenberg gaat naar
de piano en laat wat van die thema's
horen. Tristan. Bovendien is dat van die
andere wereld voor Wayenberg letterlijk
waar. „Als je naar Wagner luistert,"
zegt hij „heeft het hele tydsgevoei
geen betekenis meer. Je weet na af
loop niet meer of je driehonderd jaar
of een kwartier hebt geluisterd." En
neem nou de „Feuerzauber uit „Sieg
fried". Een orkestratie als van Ravel
Wagner," zegt Wayenberg, „is een
soort vergif: ik ben er aan verslaafd,
dat weet ik, maar ik doe niks om er
af te komen." Eens, ontmoette hij, het
zal na de „Götterdammerung" zijn ge
weest, op de trappen van de Parijse
Opéra, Gavotti, de muziekcriticus van
de „Figaro". Zij keken elkander aan en
vervolgens keken zy naar de wereld,
zoals die zich voor hun ogen in alle
werkelijkheid ontrolde. En zy waren het
hartgrondig met elkander ééns geweest:
„Dit kan niet." Noem Wagner pervers,
noem hem decadent. Maar zijn thema's
zijn ontroerend.
Wpiano-muziek. Ik
a
Terug naar de
vraag Daniël Wayenberg wat hij
het liefst speelt. Dat is een ge-
meenplaatserige vraag. Het ant
woord is even gemeenplaatserig: „Ik
speel het liefste het werk, waaraan ik
bezig ben." Maar in zijn geval is het
gewoon maar de letterlijke waarheid.
Hij voegt er aan toe: „Tsjaikowsky is
in menig opzicht vulgair. Goed. Ik
spéél Tsjaikowsky. Maar als je, al spe
lende, ergens middenin, aan Brahms
zou denken, zou je er natuurlijk onmid
dellijk mee ophouden." Als Wayenberg
echter Tsjaikowsky speelt denkt hy al
leen maar aan Tsjaikowsky. En Tsjai
kowsky zal dan voor de drommel, al
leen maar Tsjaikowsky wezen; mét een
tikkeltje Wayenberg er bfl natuurlijk
Want hy is geen robot, maar een lui
muzikaal mens, die interpreteert. Dat
is de onrust en het avontuur. De onrust
en het avontuur, die worden opgeroe
pen door andermans noten. De noten
vormen het houvast waar de pianist
zijn eigen, zwevende muzikaliteit aan
kan toetsen. De noten hebben gelijk, de
pianist moet intuïtief weten waarom.
Wayenberg zegt: „In de treurmars van
Chopin komt een onverhoeds sforzando
voor. Je speelt het met een even onver
hoeds fortissimo. Dan zeggen sommige
mensen: dat is niet „Chopinesk", dat
zou hy zelf nooit gedaan hebben. On
zin; Chopin heeft dat sforzando-teken
zélf aangebracht. En hij wist wat er
zou gebeuren." Sprekend over de tech
niek van het klavier-spelen voegt hij
er aan toe: „Er zijn wel vijf manieren
om een crescendo te maken. Maar hóe
je het doet is niet interessant, als je
het maar doet."
Wayenberg heeft het over de piano
muziek van Schumann, waar hy zó ver
zot op is dat hij kan zeggen en hij
demonstreert het met een fragment lüt
de „Kreisleriana" „als je dit speelt
zit je jezelf te bespiegelen." Maar hij
wil ook wel eens „een ander Bespiege
len". En dat zal dan wel de reden zyn,
waarom hij, na op een concert soliërend
te zijn opgetreden in de zaal gaat zit
ten om naar bijvoorbeeld een symfonie
te luisteren. Al is het alleen maar om
te leren „hoe je een piano moet laten
ademhalen."
Daniël Wayenberg, de pianovirtuoos
moet behalve tegen zichzelf en tegen
zijn interpretatie soms ook opboksen"
tegen het concert." En die moeilijkhe
den variëren dan van het zakken door
een gammele pianokruk in een af
gelegen Amerikaans dorp bijvoorbeeld
tot het luidruchtig gedemonstreerde
onbegrip van „het" publiek. Ach ja,
dat publiek. Je hebt tegenwoordig men
sen, die in niets anders meer geloven
dan in hun eigen grammofoonplaat.
Paar 's dan weinig aan te doen. Je
hebt óok de dames met de ringelende
armbanden. Daar ben je net aan het
proberen een geniaal pianissimo waar te
maken en daar slaat zo'n dame haar
programma-blad om. Daar zijn de hoes-
ters. Het gewone hoesten, het hoesten
uit overtuiging dus. kan Wayenberg be-
grypen en zelfs billjjken. Maar hij kan
dat ook alleen maar omdat hij er van
overtuigd is, dat het meeste publieke
oesten ontspruit aan een verregaande
Wayenberg is een rusteloos
man. Het zal hem een zorg zyn,
waar ter wereld hij zjjn pianisti-
s£"e topprestatie moet leveren,
fdjj, "eeft echter zo zijn uitwykmogelyk-
heden. Lmsteren naar Wagner of uitrus-
de reis bijvoorbeeld. Maar
vooral het spelen met zijn elektrische
88«v heeft op zijn flat in Parijs,
goed heb begrepen, een heel
tableau staan. En daar gaat hy dan
tussen het bestuderen van twee delen
van „een onspeelbaar pianoconcert"
even ongecompliceerd mee spelen. In
Den Haag liet hij mij tussen de bedrij
ven door, niet zonder trots een pas ge
kochte elektrische wissel zien.
Toen ik afscheid van Daniël Wayen
berg nam sprak ik met hem af dat ik
eens naar hem zou komen luisteren als
hy weer „in Holland" zou concerteren.
„Moet u doen," zei hij „en kom dan
in de pauze naar de solistenkamer; dan
roken we samen een sigaretje."
HERMAN HOFHUIZEN