LÉON DEHON, stenograaf bij het safe" Een bureaucratisch bolwerk onder absolute heerschappij EEN KAFKA'ACHTIGE NACHTMERRIE Dagboek van een ooggetuige nu voor het eerst gepubliceerd ^terié oppositie tegen dogma van pauselijke onfeilbaarheid I caa van het Vati- tivrt C^gen meer dam veer- ^ischUlZen<^ bladzijden steno- verj00n e aantekeningen over het CnCiljpVan,het Eerste Vaticaans tekst bevatten niet alleen °ttder a *an document dat ^aar nC deelnemers circuleerde, jonden biJna elk woord van de ties, a„nge debatten, de interrup- J'an en, Pr°testen, de vermelding i t tot a incidenten, en zelfs blitia'"orde-roepen door de ^'-voorzitter hetgeen 'fgena ^et herhaald en door- ê^hiedeflui van een bel moest toe 0 Ni J* "toeters ^tencgrafie in 1870 Concilie-dagboek feSg* inte^n' Een H, Vifrf tp Pwctie was OW? leen dan d %6iltohouli6 Xvas' beëdigd. Nadat zij hadden gezworen, wer- - documenten van het Con- SNl: e«gen krege J^^Wtamer bezoek van deze kun soms kwamen vragen Van gezegd was, ais zij een 1*1 toespraak ^ijök kegrepe Léon Dehon ,>V V v vNl%kbUjke (Pag- XX™> 217). De - -- SlKÏÏ* tifn0!1 Vond in die maanden '-tfbf&£J^e Franse tekst is in zijn met een inleiding en Italiaans. Heh Drukkende hitte Onfeilbaarheid Paus Pius IX Dehon zelf In één opzicht zijn de Weners het roerend met elkaar eens: de Wiener Staatsopeir is het bewonde renswaardigste instituut op aarde. De geringste gebeurtenis daar is van hoger Ibelang dan een regeringscrisis. Operastenen zijn voortreffelijker wezens dan ministers, Philh.'anmoniker verdien stelijker dan de fraaiste titeldragers. Oostenrijks „eerste man'' is niet de bondspresident, maar Herbert von Karajan. Ik heb bet ondervonden. In bet regeringsgebouw aan bet Ballhausplat t, had ik vrij entree. Zonder veel formaliteiten kon ik binnenstappen bij wie ik maar wilde. Maar in bet Operagebouw aan de Ring, lieve hemel, daar stuitte ik voortdurend op een bureaucratische bewaking- die mij gaandeweg verstrikte als in een Kafka-acbtige nachtmerrie. En alle muren waren opgetrokken iso nd die ene man, Von Karajan, de dictator, juist die ene man die ik wilde spreken. Hij bleef onzicb/ baar, een onbena derbare grootvorst in bet bolst van zijn domein, achter een leger van functionarissen, achter speciale bewakingsvoorschriften met de kracht van wetten, achter gesloten deuren. Het «werd een dagelijkse verbeten jacht, steeds een stapje verder. Stegen de kansen? Toen ik niet langer kon, wachten, moest ik op zijn definitieve beschikking als een bond met ingetrokken staart afdruipenv IJ; Was geneigd met Keizer Franz Josegb te,treuren: „Niets is mij bespaard gebleven.'' Tocb heb ik hem nog ontmoet, per ongeluk, vluchtig in een donkere gang, "hij temidden van een lijfwacht. Maar gesproken.Neen, een gesprek, een interview zqajs ik mij had voorgesteld, kan men zoiets niet noemen. „Later zou bet wel eens kunnen.' Haastig snelde „der Chef na deze aanraking met de verachtelijke buitenwereld verder bet duister in. „Later zal het wel eens kunnen." HENK SUÈR Eerste Vaticaans Concilie documenten oen team was toever- van 24 jonge .Vanlï*Uke taak van het „ver- fe|,6n er vergaderingen en het redi- er "««enten van de Romeinse i t'iroJe' seiïl'naries. Hun leider was ^archese, die zelf in zijn de siiT''" 8*enoKTaaf was geweest '''kif r, ab>ine senaat van Koning y Oir™'* regering op Sardi- j °Uie °P de vooravond van het naar Rome als de ft8* tola^^^toondent van het Itali- N hij LT "tonita Cattolica". In 1846 <Ot>a|j 66,1 verslag gemaakt van het 6®t, uj coiclaaf dat, zoals men v8 rp e tct de keuze van paus Pi- />en (toze paus hoorde van het 8 Stj^ a" I* Marchese in de Eeuwi- ASW .V^se hij dat deze ervaren lïlaa«l het werk van de ste- S Z°U ,r^aniseren. 8i6'rfat al, ^Om0® hef VbesPrekingen en discus- s? ?®h in Concilie zouden gehouden stürtlJn stlr' toatijn, zocht P. Marche- g(;3®titen toognfen onder de priesters- te»;1 ,trioeif„ Some. Maar opdat deze Vfft ^iilenrt 2ÜJden hebben met het zo khH Sentvtvs b'tgesproken Latijn van kndtC, toers van zóveel verschil- ?ol]e feh n; z>ctot Marchese zijn ste- 'tsti?0®. -re? dleen aan de Italiaanse ijsteu "aar ook aan de Romeinse aaSe ftn mdere landen, namelijk ton.6. ScWDuts"Hongaarse, Engelse, S®s. tSe en Noordamerikaanse naoCI)('6nt!n die P. Marchese uit- n 'erst en vooral een cur- tamelijk ingewikkel- systeem dat bij had (over godsdienst en ascese, over socia le vraagstukken, over opvoeding, over zijn wereldreizen, alsmede een merk waardig geschrift over „Judaïsme, :a- pitalisme et usure") bewijst. In het Concilie-dagboek van zijn hand, waartoe wij ons hier hebben te beperken, proeft men voortdurend het levendige verslag van een ooggetuige Het stelt ons in staat de grandioze we reldvergadering, die een Concilie toch is, van het begin tot het einde te vol gen, dank zij de gevoelige opmerk zaamheid en de eruditie van de schrij ver, die een journalistieke „feeling" bezat voor treffende détails (later was P. Dehon trouwens verscheidene jaren redacteur van een dagblad!). Ook de menselijke en soms kleinmenselijke kanten van het gebeuren worden ons niet onthouden. De zittingen werden gehouden in een transept van de Sint Pieter, dat was afgescheiden van de rest van de basi liek. Deze ruimte omvatte gemakkelijk de zevenhonderd deelnemende prelaten. De accommodatie was met goede smaak tot stand gebracht, zo schrijft Dehon maar één ding had men volkomen ver waarloosd: de akoestiek. Enkele spre kers waren eenvoudig onverstaanbaar. Vandaar dat op 22 februari de verga dering werd geschorst, totdat een deel van de ruimte met kleden was afge dekt. et gebruik van het Latijn had ze ker grote voordelen, maar er wa ren, doordat de uitspraak bij ve len „ontstellend verschilde" ook nadelen. Léon Dehon noemt de uitspraak van de Engelse prelaten „verschrikkelijk". De Spanjaarden en Hongaren waren „te rad van tong". Van zijn eigen landgenoten, de Franse prelaten, zegt Dehon dat „noch de ele gantie, noch de precisie van hun La tijn voorbeeldig was". Mgr. Pie van Poitiers zinspeelde in een toespraak op deze verscheidenheid van „toonzetting", en ook mgr. Mermillod verontschuldig de zich voor zijn accent: „Mijn stijl en uitspraak, eerwaarde Vaders, zijn Frans, maar mijn hart is Rooms!" Er klonken natuurlijk ook barbarismen, waarvan „Columbus discooperuit Ame- ricam" maar één simpel voorbeeld is. Een andere moeilijkheid voor de ste nografen was gelegen in hun eigen werkwijze. Notre système n'etait pas merveilleux", schrijft Dehon. De ste- SgAaar 6 senografie was toen nog Ntw^&t stadium van ontwikke- in instem van Marchese be- en. et veglaten van alle klin- medeklinkers werden v!n-maar dan in een vereen- Vr\ uaii ni ten vciccn- „„5"' Een Hebreeuwse tekst haast nog mak- dit systeem van O stenografie meester wa- le stenografen, op 1 de- ^brijuoin de privé-kapel van de 'iet ^tottt^1, Fessier, bisschop Seh Nlcir die secretaris van ftrtrv. o-él j'i ■>eOett (j^'digd. Wat dit betreft ver- ienografen dus op voet van it!,, de bisschoppen, die hen 'e in hun rijtuig lieten e schrijver van het hier dj6 .bïfcj oEagboek" reed meestal bi j7^r- Gignoux van Beauvais, ^Pisch Franse prelaten- _boej_ hd „mon petit vicaire-gene- %i' 01 rnet mër- Pallu du °P van Blois, die „venez, 'i'' 6t in _^en hem zei, of liever, zo- i öloi; „mon gebruikelijk is: niet hadden en. Enkele oppositi- 'Ppen, waarover wij ver- ('fd oZü"en spreken, waren soms 'WJjb, ger de altijd aanwezige ste- van hen liet zich eens ^t^ te '°r die jongelui zal men diijp, et<n komen hoe wij hebben «tl st bbse Xier studenten van het ge 'n Rome, die als Sa tLï0ne. irwerd aangesteld, was V k'ia r anse advocaat Léon VSh °'to,to?le in Rome zijn priester- '?e on later de stichter zou e C?n,gregatie der Pries- oh later de stichter zou hef tt Congregatie der Pries- Heilig Hart (S.C.J.). Hij hq Sewi'l en kort tevoren (1868) jaar dat hij stenograaf Sk Voi °°h nog drie schrijf- iV V^^t z'jn persoonlijke in- ;.'d et Concilie. Deze laatste j,6rl' werden bewaard in -h1'1! on^an z'jn congregatie in Ro- a^s; bij het naderen van |S kSt j,— aticaans Concilie, voor ">i,,J d6 pr,Ukt en in het licht gege- (j. btw ,'®'°tta Vaticana. De Ita- ^il|Q Leone Dehon, Diario Cskt abcano I, a cura di Vin- Tipografia Poliglotta J-oogfuua 6n 'h h6; lijd oir,'""" 111 Ule "laa"ue" l&S ■6üng^? zijn eigen geestelij- Cl cme t„ J sccoiciij- "b aant markeren en te sti- Nhd?!ard zH^kenlngen, die even- NS !erUkkfnï gebleven. Het schrif- Xk5» ind^i,&even aan zijn in- was hem trou- jhe fp.f, een behoefte, zoals een a® boeken van zijn hand nografen werkten in groepjes van twee, staande voor de „rostra" en werden om de vijf minuten afgelost. Ieder schreef een regel en fluisterde dan zijn buurman in waar hij moest beginnen. Dit „fluisteren" verdiende niet altijd deze naam en de redevoerende Conci- lie-vaders werden er soms door gehin derd. Monseigneur Strossmayer onder brak eens zijn toespraak, keek geïrri teerd in de richting van de stenogra fen en zei kortaf: „Taceatis!" (zwijg!) Als een groep vervangen was, trok die zich terug om de aantekeningen uit te werken. De studenten hadden ongeveer twintig of dertig minuten nodig om hun stenografisch opgenomen tekst volledig over te brengen in Romeinse letters. Daarna kwamen zij weer twee aan twee terug om naar de toespraken te luiste ren, tot het weer hun beurt was om hun aantekeningen uit te werken. Na op deze manier een hele morgen te hebben doorgewurmd, liepen deze ste nografen-studenten in de namiddag weer gewoon college! Men moet be denken dat Léon Dehon, de schrijver van dit dagboek, toen óók nog bezig was met de voorbereiding van de twee doctoraten die hij zou toevoegen aan de twee die hij reeds bezat! Maar blijk baar was dit in die tijd tenminste mogelijk, want Dehon behaalde bei de graden in 1871. Wie nu Dehons Dagboekbladen door leest, krijgt een goede indruk van de sfeer niet te zeggen: de atmos feer van de grote kerkvergadering. Aan iemand die niet de gelegenheid of de lust heeft uitvoerige en diepgaande werken over deze materie te bestude ren, geeft dit dagboek in elk geval een idee van het verloop. Hem treft dan zeker de aanzienlijke tijd die uitgetrok ken werd voor discussies over elk punt en hij zal óók niet aan de indruk ontkomen dat de langgerekte debatten voor sommigen zeer vermoeiend moe ten zijn geweest. Van de 85 plenaire zittingen zijn er niet minder dan 35 van 13 mei tot 13 juli) besteed aan de kwestie van de pauselijke onfeilbaarheid. Vele sprekers herhaalden elkaar. Wie hierbij bedenkt, dat het in de hitte van de Romeinse zomer was, kan wel meevoelen met bisschop Mer millod die in een toespraak van 2 juli zei: „Pondere caloris et eloquentiae obruimur!" De hitte en de welspre kendheid waren beide „drukkend!" Men kan er dan ook begrip voor heb ben, dat in een paar dagen tijd niet minder dan 55 bisschoppen afzagen van hun recht om de vergadering toe te spreken. egen deze tjjd kwijnde ook de op positie tegen de dogmatisering van de pauselijke onfeilbaarheid. Alle inspanning was tevergeefs. Noch de tegenstand van de leider der opposi tie, mgr. Dupanloup, noch de welspre kendheid van een man als mgr. Stross mayer, noch de spontane en geestige opmerkingen van mgr. Vérot hadden het dooi sommigen verhoopte effect. In tegendeel, de actie van mgr. Stross mayer verwekte minstens bi) één gele' 'enheid heftige deining, en naar mgr. Vérot werd waarschijnlijk vooral nog geluisterd om zijn blijgeestige stijl en voordracht, die voor velen een verade ming betekenden na zó lange, uitput tende (maar niet altijd zeer diepgaan de) theologische oraties. Om slechts één voorbeeld te geven: na toespraken van de aartsbisschop van Cashel en van de bisschop van Galway, die almaar hamerden op het „geloof der Ieren in de pauselijke onfeilbaar heid", stond mgr. Vérot op om nuchter vast te stellen dat dit hoegenaamd niets bewees aangezien de Ieren óók ge loofden in de onfeilbaarheid van hun pastoors en bereid waren om iedereen te verpletteren die hen hierin durfde te genspreken. Menig hedendaags lezer zal het jammer vinden dat de kardinaal voorzitter dergelijke opmerkingen af keurde en de spreker de mond snoerde met gezegden als: „Si non habeas nisi nugas addendas, cedas locum alteri" (als u niets anders kunt bijdragen dan geestigheden, maak dan plaats voor een ander). wanneer ze komt van de lippen van een dame, mademoiselle El oor Pius IX, de toenmalige paus (wiens edele humaniteit men al léén al kan aflezen uit zijn sym pathiek, persoonlijk bezoek in die tijd! aan de componist en pianist Franz Liszt op een zeer smartelijk ogen blik van diens leven) toont Léon Dehon niets dan bewondering. In een van de laatste hoofdstukken van zijn dagboek beschrijft de auteur de speciale audiën tie, die de paus op i juli aan de steno grafen toestond indien „audiëntie" al het juiste woord is voor het gemoedelijk onderhoud. De paus praatte met ieder een, leidde de studenten rond door zijn privé-bibliotheek, en liet koele dranken serveren waarvan hij zelf mét de steno grafen genoot. Tenslotte organiseerde de paus een klein loterijtje zonder nieten, waarin de jonge priesters de boeken wonnen waar zij prijs op stelden. Aan het einde van zijn aantekeningen zegt de dagboekschrijver: „Het Concilie heeft dit jaar de helft van mijn tijd ge kost. Het heeft mijn studie enigszins op gehouden, maar aan de andere kant, hoeveel kostbare kennis en ervaring heb ik opgedaanIn één jaar méér dan in tien gewone jaren!" Ook de buitenlandse pers heeft be grijpelijkerwijze aandacht besteed aan het curieuze Concilieboek van Leon Dehon: zo ook het voorname Engelse v/eekblad The Tablet waaraan wij hier enige gegevens hebben ontleend. Zij hier nog aan toegevoegd, dat als „redactie" van het dagboek van Léon Dehon wordt opgegeven: Postulazione Generale dei Saoerdoti del Sacro Cuore, want het proces dér zaligverklaring van pater Dehon is reeds enige jaren geleden aanhangig gemaakt. A. DE VISSER Een extatische glimlach kan zich tijdens het dirigeren op zijn gezicht vertonen. Toch blijkt, dat de jonge, geestdriftige schrijver van dit dagboek zijn sympa thie, wat dit punt betreft, niet schonk aan de oppositie. Hij beschrijft nogal omstandig haar vasthouden aan de „parlementaire" procedure van het de bat met al de listigheden die dit in sloot, zoals: obstructie, het zich verwij deren tijdens de discussies, en het zich onthouden van stemming. De bekende, felle journalist van die dagen Louis Veuillot wordt door Dehon dikwijls met kennelijk genoegen geciteerd. En toch deelde Dehon reeds toen niet Veuillots fanatisme. Na een bezoek aan de ultra montaanse journalist schreef Dehon: „Ik bewonder Veuillot, maar ik was een beetje bedrukt toen ik weer thuis was. Zij praten daar over hun oppositie met een bitterheid die mij ontstelt, vooral Vergeet niet Von Karajan „der Chef" te noemen tegen te doen. „Der Chef is vandaag te vermoeid. De repetitie was zeer inspan nend. Maar wat wilt u toch weten? Ik kan het u vertellen. Over de moeilijk heden in het bedrijf, zoals die zich in het voorjaar leken voor te doen? Daar van heeft der Chef op een persconfe rentie verslag gegeven. Hij heeft ver klaard welke lijn er gevolgd zal wor den om het stagione-stelsel met het en semble-stelsel te combineren." Nou ja, dat zou eventueel ook ter spra ke kunnen komen. Maar de heer Von Karajan van dichtbij: tijdens de repe titie, zijn bezetenheid, waarmee hij soms zeventig of tachtig decor- en licht- repetities voor één voorstelling houdt. Zijn jacht op effecten. Zijn autoriteit tegenover de prachtige zelfbewuste mu sici van het Philharmonisch. Hoe moet ik u dit uitleggen, mijnheer de secre taris. „Der Chef heeft voorgeschreven dat niemand uit welke hoek van de wereld komt, c#M8#,^yorden toegelaten repetities. heer Vort 'wSrtoni zou het wéér vragen, op zijn gezicht zorgvuldig de in druk vermijdend dat hij het antwoord al wist. Hoeveel Weense grootheden „Der Chef", dat is een van de eer ste dingen die je worden bijgebracht. Men mag in het Operagebouw niet zomaar spreken van de heer Von Kara jan, of iets dergelijks, maar van „der Chef". Het behoort bij de mythe, de nim- Naar verscheidene beroemde voorbeelden bouwde in de vorige eeuw de van Nederlandse afkomst zijnde architect Van der Nüll het Operagebouw. bus van. romantiek om de Weense Ope ra. Er is immers geen Opera als de Weense; geen glanzender kunsttempel dan dit paleis vol goud, fluweel en kristal. Er is geen stad in de wereld met zoveel muziek als het Wenen met zijn aanbeden genieën der toonkunst. Er is geen heerlijker Operapubliek dan het Weense, dat zijn bloed verwarmt aan de klanken uit de orkestbak en van het toneel. En geen diriger.tenpo- dium geniet meer eer dan de plaats waar Gustav Mahler en Richard Strauss hun grote jaren met de dunne baton vierden. Bij de veelzijdigheid van We nen steekt de Milanese Scala af als folklore, flamboyant weliswaar, maar te zeer Italiaans om helemaal Europees te kunnen zijn. Tegen zeven uur 's avonds begint bij de ingangen de parade die al een voor stelling op zichzelf is: de heren liefst in smoking, de dames tere wolken parfum in elegante toiletten met de behaaglijke weelde van nerz en zwane- dons. Bij de „Bühne-poorten" wachten steevast juichensbereide jongelui op hun favorieten. Men herkent vier, vip solisten, hun namen wereldvermaard, die bij de ingang onder de galerijbogen arriveren alsof ze opkomen op het to neel Ze glimlachen even, maar laten zich zelden ophouden. „Der Chef" krijgt men niet te zien; toch verschijnt hij in de orkestbak terwijl men zeker weet dat hij nog geen half uur in het gebouw is. Komst en vertrek van Von Karajan zijn vaste geheimzinnige gebeurtenis sen. Men moet het ontdekken. Plotse ling. op afgesproken momenten gaan aan de achterkant van het Operage bouw de hoge deuren van de requisie- ten-poort open en onmiddellijk daarna komt er een zwarte Citroen aanrijden die naar binnen verdwijnt. Wie het weet zal in de wagen Herbert von Karajan herkennen, niet zelden In het gezel schap van zijn mooie echtgenote, een vroegere mannequin. Hem moet ik hebben. De potsierlijk uitgedoste brandweerlieden met hun bijlen in de couloirs, de Frans spreken de uniformdragers die mij naar de loge plaats geleiden, het pronkende, toch eerbiedige, stemmige publiek kunnen slechts vluchtige interesse oproeoen Zo ook de zangers en instrumentalisten die men later terugziet bij Sacher „f in het Operncafé. Er zijn soms beroemdheden bij, die dezelfde avond voor hun gast rol zes- a zevenduizend gulden hebben ontvangen, namen die begripswerelden zijn voor iedere liefhebber. Maar het blijft mij te doen om „der Chef". Zijn artistieke opvattingen wor den vaak betwist, zijn beleid roept ij .«■Si iSrs ili Een ontspannen orkestdictator tijdens een grammofoonopname met de Weer,™ Phïlharmoniker. weense weerstanden op, ;maar hij is de onaan tastbare. OosHenitj'jk schrok hevig toen hij in februari ,'.\in ontslag indiende, omdat hij geen vrijheid meer zou heb ben voor zijn sterrensysteem. Het over stelpte hem met. privileges om hem te behouden. En, pu is hij absoluut heerser aan de Rfmg. fotrodukties kunnen mij weinig op weg helpen. Van de hondskanselarij naar het StaatsoperabestcM r, van de theater directeur Ernst August Schreiner, via de secretaresse naar de privésecreta- ris André von Wfrifioni'. De heer Von Wattoni is verre van bits. Hij kan mij alles van de „Cibef' verteller. Her- bert Von Karajan, 54 jaar, geboren in Salzburg, dirigent in Ulm, Aken en daarna in Berlijn als opvolger van Furt- wangler, triomfen in d»3 Scala, in Salz burg, in New York, Brfyreuth etc. Ja, Ja, danke schön. Verdk?r dan de heer Von Wattoni kom ik Maar hij zal het gaaui vragen of der Chef voor de bezoeker uit Nederland een uitzondering wi maken. Morgen zou hij het weten. Maar het kon morgeia niet. Overmor gen dan? Ja, dan waawhijnlijk. Doch toen had de repetitie fe lang geduurd en moest der Chef hoognodig weg. Vele uren verstreken nutteiloos in het kan toor- en magjazijnencotnplax achter de Bühne. Musici, balletmeisjes, admini strateurs, kortom de bijna achthonderd personeelsleden van de 3taatsopera zal ik voor de voeten hebben gelopen Al leen niet de, alom aanwezige maar onzichtbare Vton Karajan. Aan het eind dook telkens de grijsgeloklte heer Von Wattom op, te veel gentleipaan om lelijk had ik niet kunnen interviewen tiidenc mijn tochten van en nTar d Opera langs winkels met portretten van Von van^Vrm' uf gram^ofoor,platenhoezen Karajan; en tijdens hel anti- chambreren in wachtkamers met mu- zietijdschriften, Festsp™lprog?aimSÏ theateragenda's met Von Karaian? zJuaric Pgintë; Want tuss™ één ™tee zou ae repetitie geëindigd zijn, en voor nfaat^a^foHUt0 Uil de re(Wisietenopslag- hij? "ZOU 1 raoeten gebeuren, dirigent bü1^ Nawaar gezegd dat de e v°orbereidmg van een geestelijk en lichamelijk zo to- nomeli djftJB--Werk in beslaS wordt ge- hrltw i1*3 geen afleiding of onder- dp yiSi ol raa?t* gin&» hopend op "«J verkondigde inconsequente Weners> waardoor het onmo- ui»?1?.? mogelijk is, zoals ook hier Kiaai bhjkelpk, waar muziek geboren wordt tussen de omheiningen der bu reaucratie, waar de 19e-eeuwse Roman tiek nog levend is m de afgodische ver eringen voor de succeskunstenaar. En ineens stond hij er. Vrij lang, slank, grijzend, naar achteren stekend haar, een wat grimmig, gegroefd ge zicht „geen blitzfoto's" gevoe lige lippen, ver van de bijna extatische glimlach die hij soms voor net orkest vertoont, afwezige, lichte ogen En inderdaad vermoeid, dat moest ik de heer Von Wattoni erkennen. Hij had zijn lijfwacht om van het spreken ontheven te zijn, enfin er was geen aardigheid meer aan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 9