LÉON DEHON, stenograaf bij het
safe"
Een bureaucratisch bolwerk
onder absolute heerschappij
EEN KAFKA'ACHTIGE NACHTMERRIE
Dagboek van een ooggetuige nu
voor het eerst gepubliceerd
^terié oppositie tegen dogma van
pauselijke onfeilbaarheid
I caa van het Vati-
tivrt C^gen meer dam veer-
^ischUlZen<^ bladzijden steno-
verj00n e aantekeningen over het
CnCiljpVan,het Eerste Vaticaans
tekst bevatten niet alleen
°ttder a *an document dat
^aar nC deelnemers circuleerde,
jonden biJna elk woord van de
ties, a„nge debatten, de interrup-
J'an en, Pr°testen, de vermelding
i t tot a incidenten, en zelfs
blitia'"orde-roepen door de
^'-voorzitter hetgeen
'fgena ^et herhaald en door-
ê^hiedeflui van een bel moest
toe 0
Ni J*
"toeters
^tencgrafie in 1870
Concilie-dagboek
feSg* inte^n' Een H,
Vifrf tp Pwctie was
OW? leen dan d
%6iltohouli6 Xvas' beëdigd. Nadat zij
hadden gezworen, wer-
- documenten van het Con-
SNl:
e«gen krege
J^^Wtamer bezoek van deze
kun soms kwamen vragen
Van gezegd was, ais zij een
1*1 toespraak
^ijök kegrepe
Léon Dehon
,>V
V v
vNl%kbUjke (Pag- XX™> 217). De
- --
SlKÏÏ* tifn0!1 Vond in die maanden
'-tfbf&£J^e Franse tekst is in zijn
met een inleiding en
Italiaans.
Heh
Drukkende hitte
Onfeilbaarheid
Paus Pius IX
Dehon zelf
In één opzicht zijn de Weners het roerend met elkaar eens: de Wiener Staatsopeir is het bewonde
renswaardigste instituut op aarde. De geringste gebeurtenis daar is van hoger Ibelang dan een
regeringscrisis. Operastenen zijn voortreffelijker wezens dan ministers, Philh.'anmoniker verdien
stelijker dan de fraaiste titeldragers. Oostenrijks „eerste man'' is niet de bondspresident, maar Herbert
von Karajan. Ik heb bet ondervonden. In bet regeringsgebouw aan bet Ballhausplat t, had ik vrij entree.
Zonder veel formaliteiten kon ik binnenstappen bij wie ik maar wilde. Maar in bet Operagebouw aan
de Ring, lieve hemel, daar stuitte ik voortdurend op een bureaucratische bewaking- die mij gaandeweg
verstrikte als in een Kafka-acbtige nachtmerrie. En alle muren waren opgetrokken iso nd die ene man,
Von Karajan, de dictator, juist die ene man die ik wilde spreken. Hij bleef onzicb/ baar, een onbena
derbare grootvorst in bet bolst van zijn domein, achter een leger van functionarissen, achter speciale
bewakingsvoorschriften met de kracht van wetten, achter gesloten deuren. Het «werd een dagelijkse
verbeten jacht, steeds een stapje verder. Stegen de kansen? Toen ik niet langer kon, wachten, moest ik
op zijn definitieve beschikking als een bond met ingetrokken staart afdruipenv IJ; Was geneigd met
Keizer Franz Josegb te,treuren: „Niets is mij bespaard gebleven.'' Tocb heb ik hem nog ontmoet,
per ongeluk, vluchtig in een donkere gang, "hij temidden van een lijfwacht. Maar gesproken.Neen,
een gesprek, een interview zqajs ik mij had voorgesteld, kan men zoiets niet noemen. „Later zou bet
wel eens kunnen.' Haastig snelde „der Chef na deze aanraking met de verachtelijke buitenwereld
verder bet duister in.
„Later zal het wel eens kunnen."
HENK SUÈR
Eerste Vaticaans Concilie
documenten
oen team
was toever-
van 24 jonge
.Vanlï*Uke taak van het „ver-
fe|,6n er vergaderingen en het redi-
er "««enten van de Romeinse
i t'iroJe' seiïl'naries. Hun leider was
^archese, die zelf in zijn
de siiT''" 8*enoKTaaf was geweest
'''kif r, ab>ine senaat van Koning
y Oir™'* regering op Sardi-
j °Uie °P de vooravond van het
naar Rome als de
ft8* tola^^^toondent van het Itali-
N hij LT "tonita Cattolica". In 1846
<Ot>a|j 66,1 verslag gemaakt van het
6®t, uj coiclaaf dat, zoals men
v8 rp e tct de keuze van paus Pi-
/>en (toze paus hoorde van het
8 Stj^ a" I* Marchese in de Eeuwi-
ASW .V^se hij dat deze ervaren
lïlaa«l het werk van de ste-
S Z°U ,r^aniseren.
8i6'rfat al,
^Om0® hef VbesPrekingen en discus-
s? ?®h in Concilie zouden gehouden
stürtlJn stlr' toatijn, zocht P. Marche-
g(;3®titen toognfen onder de priesters-
te»;1 ,trioeif„ Some. Maar opdat deze
Vfft ^iilenrt 2ÜJden hebben met het zo
khH Sentvtvs b'tgesproken Latijn van
kndtC, toers van zóveel verschil-
?ol]e feh n; z>ctot Marchese zijn ste-
'tsti?0®. -re? dleen aan de Italiaanse
ijsteu "aar ook aan de Romeinse
aaSe ftn mdere landen, namelijk
ton.6. ScWDuts"Hongaarse, Engelse,
S®s. tSe en Noordamerikaanse
naoCI)('6nt!n die P. Marchese uit-
n 'erst en vooral een cur-
tamelijk ingewikkel-
systeem dat bij had
(over godsdienst en ascese, over socia
le vraagstukken, over opvoeding, over
zijn wereldreizen, alsmede een merk
waardig geschrift over „Judaïsme, :a-
pitalisme et usure") bewijst.
In het Concilie-dagboek van zijn
hand, waartoe wij ons hier hebben te
beperken, proeft men voortdurend het
levendige verslag van een ooggetuige
Het stelt ons in staat de grandioze we
reldvergadering, die een Concilie toch
is, van het begin tot het einde te vol
gen, dank zij de gevoelige opmerk
zaamheid en de eruditie van de schrij
ver, die een journalistieke „feeling"
bezat voor treffende détails (later was
P. Dehon trouwens verscheidene jaren
redacteur van een dagblad!). Ook de
menselijke en soms kleinmenselijke
kanten van het gebeuren worden ons
niet onthouden.
De zittingen werden gehouden in een
transept van de Sint Pieter, dat was
afgescheiden van de rest van de basi
liek. Deze ruimte omvatte gemakkelijk
de zevenhonderd deelnemende prelaten.
De accommodatie was met goede smaak
tot stand gebracht, zo schrijft Dehon
maar één ding had men volkomen ver
waarloosd: de akoestiek. Enkele spre
kers waren eenvoudig onverstaanbaar.
Vandaar dat op 22 februari de verga
dering werd geschorst, totdat een deel
van de ruimte met kleden was afge
dekt.
et gebruik van het Latijn had ze
ker grote voordelen, maar er wa
ren, doordat de uitspraak bij ve
len „ontstellend verschilde" ook
nadelen. Léon Dehon noemt de
uitspraak van de Engelse prelaten
„verschrikkelijk". De Spanjaarden en
Hongaren waren „te rad van tong".
Van zijn eigen landgenoten, de Franse
prelaten, zegt Dehon dat „noch de ele
gantie, noch de precisie van hun La
tijn voorbeeldig was". Mgr. Pie van
Poitiers zinspeelde in een toespraak op
deze verscheidenheid van „toonzetting",
en ook mgr. Mermillod verontschuldig
de zich voor zijn accent: „Mijn stijl en
uitspraak, eerwaarde Vaders, zijn
Frans, maar mijn hart is Rooms!" Er
klonken natuurlijk ook barbarismen,
waarvan „Columbus discooperuit Ame-
ricam" maar één simpel voorbeeld is.
Een andere moeilijkheid voor de ste
nografen was gelegen in hun eigen
werkwijze. Notre système n'etait pas
merveilleux", schrijft Dehon. De ste-
SgAaar 6 senografie was toen nog
Ntw^&t stadium van ontwikke-
in instem van Marchese be-
en. et veglaten van alle klin-
medeklinkers werden
v!n-maar dan in een vereen-
Vr\ uaii ni ten vciccn-
„„5"' Een Hebreeuwse tekst
haast nog mak-
dit systeem van
O stenografie meester wa-
le stenografen, op 1 de-
^brijuoin de privé-kapel van de
'iet ^tottt^1, Fessier, bisschop
Seh Nlcir die secretaris van
ftrtrv. o-él j'i
■>eOett (j^'digd. Wat dit betreft ver-
ienografen dus op voet van
it!,, de bisschoppen, die hen
'e in hun rijtuig lieten
e schrijver van het hier
dj6 .bïfcj oEagboek" reed meestal
bi j7^r- Gignoux van Beauvais,
^Pisch Franse prelaten-
_boej_ hd „mon petit vicaire-gene-
%i' 01 rnet mër- Pallu du
°P van Blois, die „venez,
'i'' 6t in _^en hem zei, of liever, zo-
i öloi;
„mon
gebruikelijk is:
niet hadden
en. Enkele oppositi-
'Ppen, waarover wij ver-
('fd oZü"en spreken, waren soms
'WJjb, ger de altijd aanwezige ste-
van hen liet zich eens
^t^ te '°r die jongelui zal men
diijp, et<n komen hoe wij hebben
«tl
st bbse Xier studenten van het
ge 'n Rome, die als
Sa tLï0ne. irwerd aangesteld, was
V k'ia r anse advocaat Léon
VSh °'to,to?le in Rome zijn priester-
'?e on later de stichter zou
e C?n,gregatie der Pries-
oh later de stichter zou
hef tt Congregatie der Pries-
Heilig Hart (S.C.J.). Hij
hq Sewi'l en kort tevoren
(1868)
jaar dat hij stenograaf
Sk Voi °°h nog drie schrijf-
iV V^^t z'jn persoonlijke in-
;.'d et Concilie. Deze laatste
j,6rl' werden bewaard in
-h1'1! on^an z'jn congregatie in Ro-
a^s; bij het naderen van
|S kSt j,— aticaans Concilie, voor
">i,,J d6 pr,Ukt en in het licht gege-
(j. btw ,'®'°tta Vaticana. De Ita-
^il|Q Leone Dehon, Diario
Cskt abcano I, a cura di Vin-
Tipografia Poliglotta
J-oogfuua
6n 'h h6;
lijd oir,'""" 111 Ule "laa"ue"
l&S ■6üng^? zijn eigen geestelij-
Cl cme t„ J sccoiciij-
"b aant markeren en te sti-
Nhd?!ard zH^kenlngen, die even-
NS !erUkkfnï gebleven. Het schrif-
Xk5» ind^i,&even aan zijn in-
was hem trou-
jhe fp.f, een behoefte, zoals een
a® boeken van zijn hand
nografen werkten in groepjes van twee,
staande voor de „rostra" en werden
om de vijf minuten afgelost. Ieder
schreef een regel en fluisterde dan zijn
buurman in waar hij moest beginnen.
Dit „fluisteren" verdiende niet altijd
deze naam en de redevoerende Conci-
lie-vaders werden er soms door gehin
derd. Monseigneur Strossmayer onder
brak eens zijn toespraak, keek geïrri
teerd in de richting van de stenogra
fen en zei kortaf: „Taceatis!" (zwijg!)
Als een groep vervangen was, trok die
zich terug om de aantekeningen uit te
werken. De studenten hadden ongeveer
twintig of dertig minuten nodig om hun
stenografisch opgenomen tekst volledig
over te brengen in Romeinse letters.
Daarna kwamen zij weer twee aan twee
terug om naar de toespraken te luiste
ren, tot het weer hun beurt was om
hun aantekeningen uit te werken. Na
op deze manier een hele morgen te
hebben doorgewurmd, liepen deze ste
nografen-studenten in de namiddag
weer gewoon college! Men moet be
denken dat Léon Dehon, de schrijver
van dit dagboek, toen óók nog bezig
was met de voorbereiding van de twee
doctoraten die hij zou toevoegen aan
de twee die hij reeds bezat! Maar blijk
baar was dit in die tijd tenminste
mogelijk, want Dehon behaalde bei
de graden in 1871.
Wie nu Dehons Dagboekbladen door
leest, krijgt een goede indruk van de
sfeer niet te zeggen: de atmos
feer van de grote kerkvergadering.
Aan iemand die niet de gelegenheid of
de lust heeft uitvoerige en diepgaande
werken over deze materie te bestude
ren, geeft dit dagboek in elk geval een
idee van het verloop. Hem treft dan
zeker de aanzienlijke tijd die uitgetrok
ken werd voor discussies over elk punt
en hij zal óók niet aan de indruk
ontkomen dat de langgerekte debatten
voor sommigen zeer vermoeiend moe
ten zijn geweest.
Van de 85 plenaire zittingen zijn er
niet minder dan 35 van 13 mei tot 13
juli) besteed aan de kwestie van
de pauselijke onfeilbaarheid. Vele
sprekers herhaalden elkaar. Wie
hierbij bedenkt, dat het in de
hitte van de Romeinse zomer was,
kan wel meevoelen met bisschop Mer
millod die in een toespraak van 2 juli
zei: „Pondere caloris et eloquentiae
obruimur!" De hitte en de welspre
kendheid waren beide „drukkend!"
Men kan er dan ook begrip voor heb
ben, dat in een paar dagen tijd niet
minder dan 55 bisschoppen afzagen
van hun recht om de vergadering toe
te spreken.
egen deze tjjd kwijnde ook de op
positie tegen de dogmatisering van
de pauselijke onfeilbaarheid. Alle
inspanning was tevergeefs. Noch
de tegenstand van de leider der opposi
tie, mgr. Dupanloup, noch de welspre
kendheid van een man als mgr. Stross
mayer, noch de spontane en geestige
opmerkingen van mgr. Vérot hadden het
dooi sommigen verhoopte effect. In
tegendeel, de actie van mgr. Stross
mayer verwekte minstens bi) één gele'
'enheid heftige deining, en naar mgr.
Vérot werd waarschijnlijk vooral nog
geluisterd om zijn blijgeestige stijl en
voordracht, die voor velen een verade
ming betekenden na zó lange, uitput
tende (maar niet altijd zeer diepgaan
de) theologische oraties.
Om slechts één voorbeeld te geven:
na toespraken van de aartsbisschop van
Cashel en van de bisschop van Galway,
die almaar hamerden op het „geloof
der Ieren in de pauselijke onfeilbaar
heid", stond mgr. Vérot op om nuchter
vast te stellen dat dit hoegenaamd niets
bewees aangezien de Ieren óók ge
loofden in de onfeilbaarheid van hun
pastoors en bereid waren om iedereen
te verpletteren die hen hierin durfde te
genspreken. Menig hedendaags lezer zal
het jammer vinden dat de kardinaal
voorzitter dergelijke opmerkingen af
keurde en de spreker de mond snoerde
met gezegden als: „Si non habeas nisi
nugas addendas, cedas locum alteri"
(als u niets anders kunt bijdragen dan
geestigheden, maak dan plaats voor een
ander).
wanneer ze komt van de lippen van een
dame, mademoiselle El
oor Pius IX, de toenmalige paus
(wiens edele humaniteit men al
léén al kan aflezen uit zijn sym
pathiek, persoonlijk bezoek in
die tijd! aan de componist en pianist
Franz Liszt op een zeer smartelijk ogen
blik van diens leven) toont Léon Dehon
niets dan bewondering. In een van de
laatste hoofdstukken van zijn dagboek
beschrijft de auteur de speciale audiën
tie, die de paus op i juli aan de steno
grafen toestond indien „audiëntie" al
het juiste woord is voor het gemoedelijk
onderhoud. De paus praatte met ieder
een, leidde de studenten rond door zijn
privé-bibliotheek, en liet koele dranken
serveren waarvan hij zelf mét de steno
grafen genoot. Tenslotte organiseerde de
paus een klein loterijtje zonder nieten,
waarin de jonge priesters de boeken
wonnen waar zij prijs op stelden.
Aan het einde van zijn aantekeningen
zegt de dagboekschrijver: „Het Concilie
heeft dit jaar de helft van mijn tijd ge
kost. Het heeft mijn studie enigszins op
gehouden, maar aan de andere kant,
hoeveel kostbare kennis en ervaring heb
ik opgedaanIn één jaar méér dan in
tien gewone jaren!"
Ook de buitenlandse pers heeft be
grijpelijkerwijze aandacht besteed aan
het curieuze Concilieboek van Leon
Dehon: zo ook het voorname Engelse
v/eekblad The Tablet waaraan wij hier
enige gegevens hebben ontleend.
Zij hier nog aan toegevoegd, dat als
„redactie" van het dagboek van Léon
Dehon wordt opgegeven: Postulazione
Generale dei Saoerdoti del Sacro Cuore,
want het proces dér zaligverklaring van
pater Dehon is reeds enige jaren geleden
aanhangig gemaakt.
A. DE VISSER
Een extatische glimlach kan zich tijdens het dirigeren op zijn gezicht vertonen.
Toch blijkt, dat de jonge, geestdriftige
schrijver van dit dagboek zijn sympa
thie, wat dit punt betreft, niet schonk
aan de oppositie. Hij beschrijft nogal
omstandig haar vasthouden aan de
„parlementaire" procedure van het de
bat met al de listigheden die dit in
sloot, zoals: obstructie, het zich verwij
deren tijdens de discussies, en het zich
onthouden van stemming. De bekende,
felle journalist van die dagen Louis
Veuillot wordt door Dehon dikwijls met
kennelijk genoegen geciteerd. En toch
deelde Dehon reeds toen niet Veuillots
fanatisme. Na een bezoek aan de ultra
montaanse journalist schreef Dehon: „Ik
bewonder Veuillot, maar ik was een
beetje bedrukt toen ik weer thuis was.
Zij praten daar over hun oppositie met
een bitterheid die mij ontstelt, vooral
Vergeet niet
Von Karajan
„der Chef"
te noemen
tegen te doen. „Der Chef is vandaag te
vermoeid. De repetitie was zeer inspan
nend. Maar wat wilt u toch weten? Ik
kan het u vertellen. Over de moeilijk
heden in het bedrijf, zoals die zich in
het voorjaar leken voor te doen? Daar
van heeft der Chef op een persconfe
rentie verslag gegeven. Hij heeft ver
klaard welke lijn er gevolgd zal wor
den om het stagione-stelsel met het en
semble-stelsel te combineren."
Nou ja, dat zou eventueel ook ter spra
ke kunnen komen. Maar de heer Von
Karajan van dichtbij: tijdens de repe
titie, zijn bezetenheid, waarmee hij
soms zeventig of tachtig decor- en licht-
repetities voor één voorstelling houdt.
Zijn jacht op effecten. Zijn autoriteit
tegenover de prachtige zelfbewuste mu
sici van het Philharmonisch. Hoe moet
ik u dit uitleggen, mijnheer de secre
taris.
„Der Chef heeft voorgeschreven dat
niemand uit welke hoek van de wereld
komt, c#M8#,^yorden toegelaten
repetities.
heer Vort 'wSrtoni zou het wéér
vragen, op zijn gezicht zorgvuldig de in
druk vermijdend dat hij het antwoord
al wist. Hoeveel Weense grootheden
„Der Chef", dat is een van de eer
ste dingen die je worden bijgebracht.
Men mag in het Operagebouw niet
zomaar spreken van de heer Von Kara
jan, of iets dergelijks, maar van „der
Chef". Het behoort bij de mythe, de nim-
Naar verscheidene beroemde voorbeelden bouwde in de vorige eeuw de van Nederlandse afkomst zijnde architect Van
der Nüll het Operagebouw.
bus van. romantiek om de Weense Ope
ra.
Er is immers geen Opera als de
Weense; geen glanzender kunsttempel
dan dit paleis vol goud, fluweel en
kristal. Er is geen stad in de wereld
met zoveel muziek als het Wenen met
zijn aanbeden genieën der toonkunst.
Er is geen heerlijker Operapubliek dan
het Weense, dat zijn bloed verwarmt
aan de klanken uit de orkestbak en
van het toneel. En geen diriger.tenpo-
dium geniet meer eer dan de plaats
waar Gustav Mahler en Richard Strauss
hun grote jaren met de dunne baton
vierden. Bij de veelzijdigheid van We
nen steekt de Milanese Scala af als
folklore, flamboyant weliswaar, maar
te zeer Italiaans om helemaal Europees
te kunnen zijn.
Tegen zeven uur 's avonds begint bij
de ingangen de parade die al een voor
stelling op zichzelf is: de heren liefst
in smoking, de dames tere wolken
parfum in elegante toiletten met de
behaaglijke weelde van nerz en zwane-
dons. Bij de „Bühne-poorten" wachten
steevast juichensbereide jongelui op
hun favorieten. Men herkent vier, vip
solisten, hun namen wereldvermaard,
die bij de ingang onder de galerijbogen
arriveren alsof ze opkomen op het to
neel Ze glimlachen even, maar laten
zich zelden ophouden. „Der Chef"
krijgt men niet te zien; toch verschijnt
hij in de orkestbak terwijl men zeker
weet dat hij nog geen half uur in het
gebouw is.
Komst en vertrek van Von Karajan
zijn vaste geheimzinnige gebeurtenis
sen. Men moet het ontdekken. Plotse
ling. op afgesproken momenten gaan
aan de achterkant van het Operage
bouw de hoge deuren van de requisie-
ten-poort open en onmiddellijk daarna
komt er een zwarte Citroen aanrijden
die naar binnen verdwijnt. Wie het weet
zal in de wagen Herbert von Karajan
herkennen, niet zelden In het gezel
schap van zijn mooie echtgenote, een
vroegere mannequin.
Hem moet ik hebben. De potsierlijk
uitgedoste brandweerlieden met hun
bijlen in de couloirs, de Frans spreken
de uniformdragers die mij naar de loge
plaats geleiden, het pronkende, toch
eerbiedige, stemmige publiek kunnen
slechts vluchtige interesse oproeoen Zo
ook de zangers en instrumentalisten die
men later terugziet bij Sacher „f in het
Operncafé. Er zijn soms beroemdheden
bij, die dezelfde avond voor hun gast
rol zes- a zevenduizend gulden hebben
ontvangen, namen die begripswerelden
zijn voor iedere liefhebber.
Maar het blijft mij te doen om „der
Chef". Zijn artistieke opvattingen wor
den vaak betwist, zijn beleid roept
ij
.«■Si
iSrs
ili
Een ontspannen orkestdictator tijdens een grammofoonopname met de Weer,™
Phïlharmoniker. weense
weerstanden op, ;maar hij is de onaan
tastbare. OosHenitj'jk schrok hevig toen
hij in februari ,'.\in ontslag indiende,
omdat hij geen vrijheid meer zou heb
ben voor zijn sterrensysteem. Het over
stelpte hem met. privileges om hem
te behouden. En, pu is hij absoluut
heerser aan de Rfmg.
fotrodukties kunnen mij weinig op
weg helpen. Van de hondskanselarij naar
het StaatsoperabestcM r, van de theater
directeur Ernst August Schreiner, via
de secretaresse naar de privésecreta-
ris André von Wfrifioni'. De heer Von
Wattoni is verre van bits. Hij kan
mij alles van de „Cibef' verteller. Her-
bert Von Karajan, 54 jaar, geboren
in Salzburg, dirigent in Ulm, Aken en
daarna in Berlijn als opvolger van Furt-
wangler, triomfen in d»3 Scala, in Salz
burg, in New York, Brfyreuth etc. Ja,
Ja, danke schön. Verdk?r dan de heer
Von Wattoni kom ik
Maar hij zal het gaaui vragen of der
Chef voor de bezoeker uit Nederland
een uitzondering wi maken. Morgen
zou hij het weten.
Maar het kon morgeia niet. Overmor
gen dan? Ja, dan waawhijnlijk. Doch
toen had de repetitie fe lang geduurd
en moest der Chef hoognodig weg. Vele
uren verstreken nutteiloos in het kan
toor- en magjazijnencotnplax achter de
Bühne. Musici, balletmeisjes, admini
strateurs, kortom de bijna achthonderd
personeelsleden van de 3taatsopera zal
ik voor de voeten hebben gelopen Al
leen niet de, alom aanwezige maar
onzichtbare Vton Karajan. Aan het eind
dook telkens de grijsgeloklte heer Von
Wattom op, te veel gentleipaan om lelijk
had ik niet kunnen interviewen tiidenc
mijn tochten van en nTar d Opera
langs winkels met portretten van Von
van^Vrm' uf gram^ofoor,platenhoezen
Karajan; en tijdens hel anti-
chambreren in wachtkamers met mu-
zietijdschriften, Festsp™lprog?aimSÏ
theateragenda's met Von Karaian?
zJuaric Pgintë; Want tuss™ één ™tee
zou ae repetitie geëindigd zijn, en voor
nfaat^a^foHUt0 Uil de re(Wisietenopslag-
hij? "ZOU 1 raoeten gebeuren,
dirigent bü1^ Nawaar gezegd dat de
e v°orbereidmg van een
geestelijk en lichamelijk zo to-
nomeli djftJB--Werk in beslaS wordt ge-
hrltw i1*3 geen afleiding of onder-
dp yiSi ol raa?t* gin&» hopend op
"«J verkondigde inconsequente
Weners> waardoor het onmo-
ui»?1?.? mogelijk is, zoals ook hier
Kiaai bhjkelpk, waar muziek geboren
wordt tussen de omheiningen der bu
reaucratie, waar de 19e-eeuwse Roman
tiek nog levend is m de afgodische ver
eringen voor de succeskunstenaar.
En ineens stond hij er. Vrij lang,
slank, grijzend, naar achteren stekend
haar, een wat grimmig, gegroefd ge
zicht „geen blitzfoto's" gevoe
lige lippen, ver van de bijna extatische
glimlach die hij soms voor net orkest
vertoont, afwezige, lichte ogen En
inderdaad vermoeid, dat moest ik de
heer Von Wattoni erkennen. Hij had
zijn lijfwacht om van het spreken
ontheven te zijn, enfin er was geen
aardigheid meer aan.