e
n
Hi%r
I
'nksterprijsvraa
voor de jeugd
C*6 Pr^Zen zijn:
Hoe de laatste toverheks
voor goed verdween
iz
■mk
M
*n-c\:
M'
b
y
K=ge
woz.
c*
Pa Pieperkandeel
en zijn jongen
EP
5 Meisjes- of jongens-
1 Prijs. ^rrnbandhorloge,
?t°toestel,
8* PrJ; koelbak,
Ir Paar rolschaatsen,
Prijs.' ^adio-bouwdoos,
Prijs'. oedel-armband,
v schooltas,
9e prjjs: zelfbouw-microscoop,
10e prijs: meisjes- of jongens
vulpen,
11e prijs: vliegtuigbouwdoos,
12e prijs: weef toestel,
13e prijs: scrabblespel,
14e prjjs: monopolyspel,
15e prijs: boetseerdoos,
16e prijs: schilderdoos,
17e prijs: schaakspel,
18e prijs: damspel,
19e prijs: trekspel,
20e prijs: foto-album,
21e prijs: kleurdoos,
22e t/m 25e prijs: Kuifje-boeken,
26e t/m 30e prijs: kwartetspelen.
^ie wil er een splinternieuwe fiets
winnen:
r< i //ill m 'f
i":" (ff m
a
H101
ii"»
V106
ook op dit Pinksterfeest
V.' grote prijsvraag.
>15? bi® en?0(-'1? De jongens feu mcu-
■■t?VSA p®, zaterdag de puzzel in
'j& Ijk Hi? eren op te lossen, zien
>«ge
ÖT ft rtl??ueren °P re rossen, zieu
i( Ve a' ®ct wat zij moeten doen.
%|r«ri. poeren zullen het ook wel
S K rs, „faag het anders maar aan
tet. grotere broer.
at horizontaal; V vertikaal.
Jij? fiN!?* Jhnke kluif deze keer.
W Oryi^aoeven je niet te haas-
JW* 2e ?Ss>ngen moeten uiterlijk
I.N..H «5 juni j- «-«•-»-
met de ochtendpost
i» ^jen Róssing netjes en dulde-
aJh ef>onder elkaar. Doe de op-
vtA hw i. enveloppe en adresseer
V?ï i. kpi ,?ureau van dit blad. Zet
Wil w°°r ï'oovenhoek Pinksterprijs-
8 Jeugd-
W.l&g vodeZ€ ^ote Piakster-
\^?!hkb^ de Jeugd 30 mooie prij-
j\ l®Uw« e eefste prijs is een
Uo Oongens- of meisjesfiets.
Jullie zien dat het de moeite waard
is om te proberen de goede oplossing
te vinden. Doe je best. Vergeet vooral
niet je naam en adres onder de oplos
sing te vermelden. En zet er ook je
leeftijd bij. Want kinderen van twaalf
jaar mogen wel meedoen, maar oude
ren niet.
En voor de ouders: Kijkt u even na
of uw kinderen hun naam, adres en
leeftijd goed hebben geschreven. Wij
hadden met Pasen tientallen goede op
lossingen zonder naam. Geen kans dus
en dat hebben wij erg betreurd. Kijkt
u even?
Advertentie)
genever, *Bessenrood
Citroen jenever
OUDE
\Lr
Er woonde in het land van koning
Goedewil De Eerste nog één en
kele oude toverheks. Ze moest
wel verschrikkelijk oud zijn,
want ze was nog uit de tijd, dat
de heksen op een bezem door de lucht
konden vliegen en dat konden zelfs de
oudste onderdanen in net la,nd van ko
ning Goedewil zich niet meer herinne
ren.
Alleen die oude toverheks was er dus
nog. Dat vonden de mensen helemaal
niet leuk. Ze kon nog een klein beetje
toveren en daarmee piaagde ze de
mensen in het land van koning Goede
wil. Bovendien had ze een toverkruid-
je, waardoor ze zich onzichtbaar kon
maken. Als ze dat toverkruidje in haar
mond stak, kon niemand haar meer
zien. En dat vonden de mensen nog
he* akeligst. Een toverheks die er wèl
was, maar die je niet kon zien, nee,
dat was maar griezelig! Koning Goe
dewil had een heleboel geld als belo
ning klaar gelegd, voor degene die de
.oude toverheks zou kunnen vangen.
Niet dat de koning haar kwaad wilde
doen. Nee, hij wilde haar alleen maar
opsluiten in een mooi, schoon kamer
tje, zodat ze niemand nog kon plagen.
En dan zou hij haar de zak met to-
verkniidjes wel afnemen. Want dat on
zichtbaar worden was nergens goed
voor, vond hij.
Maar je begrijpt dat het heel erg
moeilijk was, om die oude heks te pak
ken te krijgen. Als ze iemand aan zag
komen, nam ze een toverkruidje en
wie zou je dan nog kunnen zeggen,
waar ze gebleven was?
Op een keer had de oude toverheks
een goede bui. Er was haar een tover
spreuk te binnen geschoten en die was i
heus niet zo min. Daardoor kon je
iemand veranderen in een kikvors. Ha-1
ha. lachte de heks, dat kan enig wor
den!
Ze sloop stilletjes naar een grote tuin,
waar 's middags dikwijls de kmderen
speelden. Daar stonden struiken met
heerlijke bessen eraan. De he«s duw
de haar vinger tegen een klein trosje
bessen en zei de toverspreuk. Ziezo,
nu waren ze betoverd, de bessen aan
het trosje. Wie ervan at, zou een kik
vors worden. De heks lachte, maakte
zich onzichtbaar en ging tussen de
struiken liggen wachten wat er gebeu
ren zou. Maar Uifje de ooievaar, die
zijn nest had op het dak van het pa
leis van koning Goedewil, was toeval
lig in de buurt geweest. Hij had begre
pen, dat de heks iets ondeugends had
gedaan met dat ene kleine trosje aan
de struik. Daar mogen de kinderen
niet van eten, wist Uifje Ooievaar en
hij zou zijn best doen, dat dat niet ge
beuren zou ook!
Toen de kinderen dan de tuin in
stormden, was er niet alleen de on
zichtbare heks om toe te kijken, maar
ook de ooievaar. Hij lette goed op,
welke bessen de Kinderen namen. En
als een van de jongens het betoverde
trosje wilde pakken, vloog hij op hem
toe en sloeg heel hard met zijn grote
sterke vleugels. Wat een akelige vogel,
dacht de heks. Hem moet ik ook nog
betoveren. Wacht, laat ik eens naden
ken, om die ooievaar ook in een kik
vors te veranderen.
De heks kneep haar ogen jicht en
dacht. Maar van denken werd die oude
heks slaperig en inplaats van een to
verspreuk te verzinnen, viel ze in
slaap. En ze sliep en ze sliep, tot alle
kinderen al naar huis waren en alle
bessenstruiken leeggegeten. Behalve
dan dat ene trosje, dat betoverd was.
De heks wreef haar ogen uit en geeuw
de. Ze was alles vergeten, wat er ge
beurd was. Och, ze was al zo oud.
Waarom heb ik hier liggen slapen?
dacht ze. Ze haalde haar schouders op.
Ze wist het niet meer. Het enige wat
ze wel wist was, dat ze heel erge
dorst had. Ja en wat deed die domme
heks toen? Ze nam het trosje bessen,
dat ze zelf betoverd had en hapte het
op. Nou, je begrijpt wat er gebeurde.
De heks veranderde in een kikvors en
verschrikt begon ze te kwaken.
Uifje de ooievaar had alles gezien.
Hij kwam gauw aangevlogen met zijn
lange snavel al open. Je weet mis
schien wel, dat ooievaars dol op kik
vorsen zijn. Ik zal die kikker maar
eens heel gauw opeten, zei Uifje bij
zichzelf. Het mag dan een betoverde
toverheks zijn, hij zal er zeker niet
minder om smaken. Toen hapte hij de
kikker op en daarmee was dan de laat
ste toverheks in het land van koning
Goedewil verdwenen.
Maar het duurde nog een hele poos,
vóór de mensen daar erg in kregen.
Ze vroegen al eens aan elkaar: heb
jij de heks nog wel eens gezien? En:
heb jij de laatste tijd nog wel eens
wat gemerkt van de plagerijen van die
oude toverheks? Nee, zeiden de men
sen. we hebben nergens meer iast van.
Toen er zo een paar weken voorbij ge
gaan waren, zeiden ze: misschien is
de heks wel ziek. En de zeven groot
ste, sterkste en dapperste mannen gin
gen naar haar huisje op de hei. Ze had
den mattenkloppers, poken en stokken
meegenomen, want je kunt nooit we
ten, wat voor gevaar er zit in zo'n
heksehuis. Maar er zat helemaal niks.
Het huisje was leeg en stil en ie kon
goed merken, dat de heks daar in geen
weken geweest was.
Misschien is ze op vakantie, zeiden
een paar mensen, die nog niet durfden
geloven, dat de heks voorgoed verdwe
nen was. En ze wachtten nog n week,
veertien dagen, 'n hele maand. Maar
de heks kwam niet terug en toen heb
ben ze het heksehuis maar afgebro
ken. Er was tóch geen mens, die daar
nog wonen wou.
Aan wie moet ik nou de beloning ge
ven? zei koning Goedewil en iuj wees
op de zak met geld, die hij had klaar
gezet voor degene, die de heks te pak
ken kon krijgen. Maar niemand wist
hoe de heks verdwenen was en wie de
beloning dus had verdiend. Toen gaf
de koning het geld voor alle zieke kin
deren van het land, om er cadeautjes
en sinaasappelen voor te kopen.
Dat was wél fijn, al zullen er mis
schien kinderen zijn, die het dammer
vinden dat Uifje de ooievaar de belo
ning niet kreeg. Maar je moat maar
denken: Uifje woonde tóch al op het
dak van het koninklijk-paleis, hoger
kón hij niet. Bovendien zat hij iet zelf
best goed gevonden hebben, dat het
geld naar de zieke kinderen ging.
Ooievaars houden van kinderen. Dat
weet je toch?
Lea Smulders
„Wat doen ze hun best.'"
roept Moe Mus op het nest.
„De eitjes zijn opengesprongen".
Pa Pieperkandeel
krijgt een brok in zijn keel:
Dit zijn nu zijn kleintjes, zijn jongen!
„Komaan", zegt Moe Mus
en ze geeft hem een kus.
„We hebben geen tijd om te dromen.
Als de wind er vandoor,
en niet treuzelen hoor!
Zorg gauw dat er wormpjes komen!"
Af en mi af en aan
Wat een jachtig bestaan!
Nu is er geen iijd om te stoeien.
„We hebben er veel",
zegt Pa Pieperkandeel.
„Maar gelukkig, ik zie ze al groeien".
VERA WITTE