Meinrad als Schnoferl
Harsvloeren weerstaan
naaldhakken goed
KATOENEN
zomerpakje
De humorist als toneelschrijver
k. Toneel als een roes
Voor- en tegenzitters
NESTROY-YOORSTELLIN GEN IN WENEN
Veel succes
Zuid-Afrika
Aandacht voor
KOFFIE op
school
Grapjes over het
vergaderen
Taalvermogen
WENEN, juni Ter afsluiting
van een verslaggeving over ge
beurtenissen tijdens de Wiener
Festwochen van dit jaar moet
hier nog sprake zijn van Johann
Nepomuk Nestroy, de laatste en
grootste van de dichters van het
Oostenrijkse volkstheater, die hon
derd jaar geleden in Graz is ge
storven, in Pensionopolis, zoals
Nestroy zelf de provinciale ren-
teniersstad van zijn tijd noemde.
LEO HANEKROOT
zÜn
a Is het werkelijk een reefl
/S zomer wordt zoals
hoopt, is dit een mO"K
katoenen pakje om op stra
dragen. Het is gedekt van
in een klassiek patroon u-s(,e^
Provence. Goudbruin en efi
zijn de kleuren van het M°.n
ook van de bandversierW'
I.
r.-Tj.uiU^
«wjwwwww»
Theater in der Leopoldstadt, door de
ijdele Carl na een verbouwing naar
zichzelf herdoopt) een Nestroycyclus.
Van toen af aan was Nestroy weer te
rug op het speelplan der Weense thea
ters. In 1901 was hij klassiek. Toen
trok hij binnen in het Burgtheater met
„Lumpazivagabundus", dat de Burg deze
zomer in Salzburg weer gaat spelen.
Toneel uit de eerste enscenering van „Lumpazivagabundus" (Theater an der Wien).
Nestroy was een zeer geestig man
van een grandioos taalvermogen. Tot
andere landen buiten het Duitse taal
gebied kan hij echter moeilijk door
dringen, ofschoon het Burgtheater een
aantal jaren geleden hier toch eens
„Der Zerrissene" van hem met veel
succes gespeeld heeft. Maar dat was dan
in de oorspronkelijke taal, zijn eigen
taal die in het Weense idioom geschre
ven is en om die reden alleen al heel
moeilijk zo niet onmogelijk gelijkwaar
dig over te brengen in een andere taal.
Bovendien zijn Nestroy's stukken
hij heeft er in de 61 jaren van zijn
leven 83 geschreven geheel afgesteld
op de situatie, waarin ze ontstonden. Ze
zpn in zekere zin commentaar op de
gebeurtenissen van de dag, de gees
tesstromingen, de ideeën, de toestan
den, die zich voordeden. Om die reden
zou men eerder geneigd zijn te veron
derstellen, dat ze afgedaan zijn, histo
rische documenten van een tijd die
evenzeer voorbij is als de volkstheater
kunst, die ze tot een hoogtepunt en een
afsluiting gevoerd hebben. Het tegen
deel blijkt waar te zijn: Nestroy was
meer dan een door de tijd bedongen
mens. Zijn toneel is vandaag op de
plaats waar het ontstaan is nog spring
levend.
De oorzaak daarvan moet wel schui
len in de onuitputtelijke mogelijkheden
die zijn stukken acteurs en actrices bie
den om erin te spelen. Het zijn vrijwel
allemaal „Possen", kluchten naar het
geijkte patroon, aaneenschakelingen van
gebeurtenissen die tot komische verwik
kelingen leiden. Die gebeurtenissen wor
den niet door de mensen opgeroepen,
afgewikkeld en opgelost. Ze ontstaan in
de klucht volgens een schema en het
komische wordt geboren uit de verhou
ding tussen de mensen en de verwik
kelingen, waarin ze verzeild raken.
Ze zijn eigenlijk episch toneel, ver
teld en in beelden aanschouwelijk ge
maakt. Er blijft een zekere afstand
tussen de schrijver en zijn toneel. Nes
troy was inderdaad geen dramaticus.
Ferdinand Raimund, zijn populaire
voorganger en in menig opzicht zijn
tegenvoeter was het veel meer. Nestroy
heeft zich weinig bekommerd om het
drama en men ziet reeds een symp
toom van het verval, waarin het volks
om te praten in wezen genoeg zou heb
ben gehad. Maar voor hij de voor zijn
tijd aanvaardbare vorm om zich te pro
duceren vond, zocht Nestroy het theater
in zijn grootste vorm: de opera. Op zijn
eenentwintigste jaar debuteerde hij in
het Karntnertortheater als Sarastrio ln
de „Zauberflöte", in alle ernst menen
de dat hij een carrière als opera-zanger
zou gaan maken. En een jaar later is
hij als solist verbonden aan de^Hoog-
Duitse Opera in het Grand Théatre te
Amsterdam. Zijn eerste rol is daar
Kaspar in de „Freischütz".
Twee jaren later verhuisde hii naar
Brünm, als opera-zanger en toneelspeler
aan het gemengde theater in die stad.
Daarmee kwam hij in de sfeer van het
spreektoneel en begon hij zijn komische
talent te ontdekken. De opera trad naar
de achtergrond, zijn toneelrollen namen
toe. Weer twee jaren later kwam zijn
eersteling, de gelegenheidsklucht „Der
Het feit dat alle gemeentebesturen
nog steeds over zalennood kla
gen, toont aan dat de vergader-
woede van het verenigde deel
onzer natie nog niet aar het weg
ebben is. Daar elke Nederlander wel
op een of andere manier verenigd
is, zijn er weinig vaderlanders te vin
als het er bijvoorbeeld om gaat een
motie te formuleren, een stem te mo
tiveren, een bestuur te desavoueren, een
benoeming te acclameren, een voorstel
te amenderen of zich van een kwalijke
zaak te distanciëren. Een vergadering
is voor geïnteresseerden een feest en
voor de rest een gruwel. Een voorzit
ter, die er in slaagt een agenda er bin
nen een uur door te slaan heeft geen
lang leven. Een vergadering dient te
duren tot een half uur voor etens- of
slaaptijd. Wie aan dit ritueel tornt,
schendt de grondvesten waarop onze
democratie loodzwaar leunt. Wie nog
nooit in een kascommissie heeft geze
ten of nog nooit afgevaardigde is ge
weest naar een landelijke algemene ver
gadering, heeft er geen vermoeden van
hoe er werkelijk in dit land geleefd
wordt.
Waarmee maar gezegd wil zijn dat
vergaderingen evenzeer gerespecteerd
als bezocht moeten worden. Wie zich
een avond gloeiend geërgerd heeft aan
het geleuter van Piet, die altijd het
woord wil hebben en niets te zeggen
heeft, aan de terreur van de even on
misbare als irritante zwoeger Jan, aan
het onbenul van de voorzitter, de am
bities van Klaas, de langdradigheid
van Hein en de boosaardigheid van
Kees, neemt het woord „gemeenschap"
nooit meer met luchthartig idealisme
in de mond. Hij beseft dat niets moeilij
ker is dan gemeenschapsmens te zijn
en zijn medemensen toch met te gaan
haten. Hjj beseft dat alleen humor en
irople de spanningen tussen de mensen
enigszins dragelijk kunnen maken.
„Voor- en tegenzitters," 1), is een po
ging om het vergaderritueel wat mild-
ironisch te commentariëren. De brilbe-
tasters, sprekers, gemeenplaatsers en
enveloppe - met - inhoud - aanbieders
draven op en af. Het is wel leuk maar
niet echt geestig. Daarvoor is meer
talent nodig en juist het gebrek aan
humor maakt het bezoek van vergade
ringen in dit goede land tot zulk een
helse bezigheid.
K.
1). „Voor- en tegenzitters." Leo J. B.
Wolff en Wessum. Uitgeverij Andries
Blitz Laren.
Ascese voor de hedendaagse mens
door D. Lamberto de Echeverria (Des-
clée de Brouwer-Breda).
Bedoeld als een vademecum voor de
hedendaagse katholieke mens.
Vragen rondom Genesis en de na
tuurwetenschappen, door drs. H. A. van
der Linden, drs. A. A. Manten, prof.
dr. J. Veldkamp, drs. H. G. Schulte
Nordholt (Kok-Kampen).
Bewerking van referaten, die de
auteurs hebben voorgedragen op een
vergadering van de SSR-Reünisten-
kririg te Utrecht (maart 1961).
Johann Nestroy
naar een lithografie van W. Ktimt.
theater met hem geraakt was. Het to
neel was voor Nestroy eigenlijk niet
veel anders dan een podium, waarop
hij zelf stond om zich in zijn Witz te
ontladen.
In dit licht bezien doet hij onweer
staanbaar denken aan Wim Kan, die
een conférencier is en daarin zichzelf
genoeg is. Nestroy kon niet bestaan
hebben zonder de klucht, het toneel
stuk, maar dit is in zekere zin bijkom
stig. Het toneel was nu eenmaal deel
van zijn wereld, het was de algemene
uitdrukkingsvorm in de culturele tra
ditie van zijn stad. Hij bediende zich
ervan en er bestond geen andere mo
gelijkheid voor hem.
Dat blijkt ook, wanneer men zijn le
vensgeschiedenis in zijn jonge jaren
leest in het licht van de afloop, die
zjjn loopbaan gekregen heeft. In dat
licht begrijpt men, dat hij aan een voor
de gezelligheid ietwat gestoffeerd po
dium, een schijnwerper en een uur tijd
Zetteltrager Papp" te Graz voor het
voetlicht, spoedig gevolgd kennelijk
wegens groot succes door „Zwölf
Madchen in Uniform". Zijn carrière
was hiermee bepaald. Na nog enige om
zwervingen, o.a. in het theater te Lem-
berg, aan de uiterste grens van de dub
belmonarchie, kwam Nestroy in 1831
onder de directie van de Weense thea
terkoning Carl aan het Theater an der
Wien.
Zulk een ontwikkelingsgang lijkt type
rend voor de man in zijn tijd. Hij was
voorbestemd om het toneelpodium te
bereiken. De uiterste mogelijkheid die
hem openstond, was die van eerste
acteur in voor zichzelf geschreven stuk
ken. Als geboren conférencier aange
wezen op het vertolken van de stem
van liet volk, moest hij in de traditie
van plaats en tijd volksstukken schrij
ven. Maar hij was geen dramaticus.
Hij was ook geen man van het volk,
maar een zoon uit de ontwikkelde en
gegoede burgerstand: zijn vader was
Hof-und Gerichtsadvokat en Johann Ne
pomuk had zelf, na het gymnasium
doorlopen te hebben, nog een blauwe
maandag aan de Weense universiteit
gestudeerd om die illustere vaderlijke
voetsporen te drukken. Hij had er geen
aanleg voor, maar hij kwam uit een
ontwikkeld milieu. Zijn wieg had be
slist niet gestaan in een kermiswagen
of daaromtrent, en Hansworst, het pro
totype van het volkstheater was hem
sociaal vreemd.
Hoe dan ook, Johann Nestroy maakte
zijn eigen theater, dat met hem leek te
staan en te vallen. Dat dachten de tijd
genoten, die hem natreuiden, nadat hij
in 1862 was overleden en door de hele
stad Wenen ten grave was gedragen
naar het Matzleinsdorfer Friedhof. Veel
later kreeg hij zijn eregraf op het Zen-
tralfriedlhof. Het duurde twintig jaar
voor er weer een Nestroy-stuk gespeeld
werd. Men geloofde niet, dat het moge
lijk was. In 1881 evenwel was men
ver genoeg uit zijn persoonlijke ban
geraakt, om het anders te kunnen zien.
In dat jaar gaf het Carltheater, waar
van hij de laatste zeven van zijn actieve
jaren directeur was geweest, (het oude
Is de allervoornaamste reden, waarom
Nestroy's stukken op het repertoire ge
bleven zijn, dat ze zulk prachtig mate
riaal opleveren om te spelen, een nau
welijks minder belangrijke reden voor
hun vitaliteit lijkt wel, dat hun schrij
ver boven de ietwat naïeve sfeer
van het volkstoneel is uitgegroeid. Rai
mund, zijn directe en grote voorgan
ger, had er nog geheel toe behoord.
Toen hij op zijn oude dag een Nestroy-
stuk zag en mét al het instinct van de
geboren theaterman voelde hoe diep het
aansloeg, onderkende hij zeer geschokt
de ondergang van zijn kunst, die de
kunst van het volksstuk was geweest:
„Das kann i nit! Aber i sieh, das
gfallt, i hal» selber lachen mussen - na
so ist's halt mit mir und meine Stiick
gar. Alles umsonst."
Waarin zat het onderscheid? Volks
theater was ethisch verheven, als men
het op de keper beschouwde, het ge
loofde aan het goede. Ook waar het
parodieerde, wat een legitieme trek van
het volkstoneel is, pariodieerde het met
eerbiedig geloof in de grootheid der
voorbeelden. Dat geloof was een geloof
in een mythe van grootheid, goedheid,
waardigheid, die een gemeenschap be
heerste. Zij is in het diepst van sacrale
oorsprong en verschijnt in latere tijd in
de gedaante van humanitaire ethiek.
Raimund was nog zo geweest. Hij maak
te toverstukken met feeën en goede en-
kwade geesten, waaraan een volk zich
kwam vergapen en stichten, terwijl het
ook stof genoeg vond om te lachen. Mo-
zarts-Sohikaneders „Zauberflöte" is de
glorificatie van zulk volstoneel.
Voor Nestroy bestond dat niet meer.
Hij was een ontwikkeld melancholi
cus, die de mythe had opgegeven. Hij
leefde in de tijd van de revolutie van
1848, inzonderheid in haar Oostenrijk
se versie nogal een goedaardige re
volutie, maar nochtans een revolu
tie, en hij zag de toekomst van de
moderne rationale maatschappij in de
gedaante van het liberalisme, het ver
lichte burgerdom. Het ontgoochelde
hem wel, want hij was op zjjn manier
een idealist, een man met een zachte
inborst, die graag aan het goede in
de mens wilde geloven en zich zozeer
in dat geloof gewond voelde, dat hfj
de stelling aanhing dat iedereen, ook
hijzelf niet deugde. Kier openbaart
zich een van de diepe drijfveren voor
zijn Witz. Hij bevrijdde er zich in van
zijn teleurstellingen, van zijn onbeha
gen over een wereld, waarin hij zich
zelf moeilijk kon vinden tussen zijn
heldere intelligentie en zijn tot ver
lamming leidend onvermogen om
praktisch te handelen.
Hij was zeker geen revolutionair van
den bloede. Hij trok nergens te vuur
en te zwaard tegenop, maar hij had
als schrijver en toneelconférencier lan
ge jaren zeer te lijden onder de on
vrijheid, die onder de Vormarz heerste.
„Wir haben sogar Gedankenfreit g'habt,
insofern wir die Gedanken bei uns behalten
haben. Es war namlich ftir die Gedanken
eine Art Hundsverordnung. Man hat's haben
dürfen, aber am Schnürl führen,"
„Einen Gang hat das Madel, als wie eine
Prozession, die aus einer einzigen Person
besteht."
seine modisch festgeschnallte Kra-
watte erwürgte jede Ungebundenheit."
er betreibt ein stilles, abgeschiedenes
Geschaft, bei dem die Ruhe das einzige
Geschaft ist; er liegt von hoheher Macht
gefesselt und doch ist er frei und unab-
hangig, denn er ist Verweser seiner selbst
er ist tot."
„Ja Tod, du bist eine eigene Sache, du Tod
du! Schauerlich durch die Ratselhaftig-
keit, und warst vielleicht noch schalier
licher, wenn das Ratsel gelost war; aber
die Wiirmer können nicht reden, sonst ver
rateten sie vielleicht, wie graszltch lang'
weilig dem Toten das Totsein vorkomt."
Men zou zulke dingen uit de mond
van een van Shakespeares wijsgerige
narren kunnen horen komen.
De betrekkelijke vrijheid, die na
1848 ontstond, bleef voor Nestroy
toch maar zeer relatief. Er is een
andere dictatuur dan die van een po
litiestaat, waar zachtaardige en twij
felmoedige geesten als de zijne nooit
bovenuit kunnen komen: de algemene
goede zede van de maatschappij.
Daartegen bleef zijn satyre zich rich
ten. De leuzen van de dag, en hun
wanen waren het object van Nes
troy's geestigheid. Hij gaf er gestalte
aan in toneelstukken met zulke sche
matisch maar raak geschetste rollen,
dat ze in wezen uit de Stegreif, uit de
improvisatie, de inval en de luim ge
speeld moeten worden. Boordevol tek
stuele trouvailles als ze zitten, ver-
WASMM»
maken ze ook nu nog, wanneer men
ze zo ziet spelen. Die losse vorm van
zijn kluchten houdt zijn geest voor
goed vast. In onze tijd zou hij een
Helmut Qualtinger geweest zijn, wiens
„Herr Karl" in Wenen, net als bij
ons Wim Kan, de mensen te hoop
doet lopen. Het is de ware taak van
de humorist, die zijn tijd verstaat,
over de gave van het woord beschikt
en in de een of andere aan zijn situa
tie aangepaste vorm een mime
is, gestalte te geven aan wat in de
mensen omgaat onder de leuzen en
de obligate houdingen. De mensen
weten pas wat ze voelen en menen,
wanneer ze zulk een kunstenaar voor
zich zien. Johan Nestroy was de hu
morist van het burgerdom rond de
helft van de negentiende eeuw. Het
is niet toevallig, dat hij in zjjn Carl
theater Offenbach heeft geïntrodu
ceerd. Diens „Vent du soir" parodi
eerde hij tot de Indianen „Haupt-
ling Abendwind", en in „Orphée aux
enfers" verscheen hij als een vlieg in
de rol van Zeus. Hij verstond de so
ciale humorist in muziek, die Offen
bach was.
Daarmee introduceerde hij terloops de
operette in Wenen, die spoedig door de
componisten van de gouden periode in
overvloed over de stad uitgestort zou
worden. Maar het volkstheater ver
dween voor goed in de standaardisatie
en het internationalisme van een we
reldomvattende amusementskunst, zij
het dat het de Weense genius loci is,
die de elementen van die kunst wezen
lijk bepaald heeft als de manifestatie
van het feestelijk burgerlijke leven in
de glans van keizerdom, adel en para
de-militairisme.
Nestroy (Schnoferl) en Maria Weiler in „Das Madel aus der Vorstadt
lijk met de snorkende humbug van Hol
tei's stuk, dat hij er radicaal
mee van de kaart heeft gespeeld. Tegen
over de tragische eer van een
burger stelt hij een Weense ar
beider, een houthakker van enigszins
ongeregelde om niet te zeggen wilde
levenswandel. De man is verschwarzt,
maar hij heeft zijn begrippen van eer
en raakt in de verwarring tussen zijn
getiktheid en zijn ongetemde eergevoel
in de dolste toestanden, maar hij redt
een gestolen baby tijdens zijn scheme
rige roes, geeft de verdraaide mevrouw,
die de moeder is, een oorvijg, die ze
verdient en krijgt zijn meisje met hart
én een paar onzen verstand, waarbij
hij als een driftig schip tenslotte aan
de grond loopt.
Het stuk peilt minder diep en geeft
meer gekheid om de gekheid, maar
dus doende prikt het een hele seP
opgeblazen ballonnen door. Spel®
kunnen rasacteurs er even duchtig i"'
en het wordt welbeschouwd eigenHj
niet minder gaaf en levendig gespee' t
dan het „Madel", ditmaal dan
Karl Paryla, die een grote gek ke
zijn op het toneel, en Paul Hörbig
als de „komische Alter", die even nooe
zakelijk is voor het welslagen va'
zulk een Posse".
Het is toneel, zoals het slechts in he®
weinig steden ter wereld valt te zxe\,'.
Het klassieke repertoire, de Nestroy
klucht, de schrijvers uit de periode va'
de late negentiende eeuw, men ka'
het avond aan avond te kust en A
keur ervaren in deze stad en er
een roes aan indrinken. Voor dat mer*
waardige mensenslag inderdaad,
wie zoiets eten en drinken is.
sosef Meinrad als Schnoferl in „Das
Madel aus der Vorstadt".
et bovenstaande is maar aanlei
ding tot een vermelding van
Nestroyopvoeringen hier in We
nen, waarvan de sfeer moeilijk
te beschrijven valt, zo men geen voor
stelling heeft van de achtergrond waar
tegen Nestroy en de mensen die hem
spelen zich aftekenen. Daar is de op
voering door de Burg in het Theater
an der Wien van „Madel aus der Vor
stadt", waarin Josef Meinrad staat in
de Nestroy-rol, Schnoferl, de agent
voor allerlei zaakjes tussen de stad en
de bewoners van de voorstad. Een af
god van de Weners als Meinrad is,
krfjgt hij bij zijn opkomst een dende
rend applaus van het huis, dat niet zou
ophouden als Meinrad er zelf niet een
einde aan maakte. Er slaat een elec-
trische vonk door de zaal, nog voor zij
van het tonetel komt. Die zaal is in de
stemming eer het goed en wel begon
nen is, het toneel behoeft zich alleen
maar tot nog hogere gloed te laten in
spireren, dan springen de vonken tus
sen zaal en scène heen en weer. In
een razend tempo voltrekt het spel
zich met dat superieure gemak van
grote kunstenaars, die niet zo snel
kunnen zjjn, zo lenig en soepel van li
chaam of ze hebben overal ruim de
tjjd voor, ruim de tijd inderdaad om
ieder effect volmaakt te plaatsen,
ieder gebaar, terwijl ze de tekst op
presenteerblaadjes de zaal inbrengen.
Leopold Lindtberg regisseert zo'n
stuk in een opgewondenheid, die dol
zou zjjn, als ze in werkelijkheid niet
zo beheerst was. Stemmen schateren,
figuren schieten heen en weer, de scè
ne komt geen moment tot rust.
Richard Eybner geeft een oude rokken
jager, die als een potsierlijk bosgodje
in bombazijnen vest achter zjjn buik
aan over het toneel huppelt.
Ernst Anders maakt een domme brui
degom, die men in zjjn hulpeloze on
handigheid zou willen knuffelen. Tussen
de ridicuulheid door speelt Susi Nico-
letti een huwbare weduwe in de lichtste
come die-stijl, Er zjjn vier jonge meis
jes (Christiona Hörbiger, Ingeborg Gru-
ber, Helma Gautier en Johanna Matz,
de laatste het Madel uit de titel) die
werkelijk jong en werkelijk schoon zjjn
en als ze het niet zouden zijn, dan stra
len ze zoveel charmes uit, dat ze er
schoon van worden. Daar zjjn de mu
ziekjes en de coupletten, en boven al
les uit Meinrad, die nauwelijks van het
toneel komt, een prestatie van vitali
teit leverend, die de toeschouwer moe
zou maken als hij de tijd vond om er
alleen aan te denken. Schnoferl, de
agent van zaakjes, die braaf is temid
den van alle loucheheid, waarin hij
werkt, een trouwe en standvastige lief
de heeft voor de weduwe, liefde die uit
zichtloos is en toch verhoord wordt
(„Ha, so zerschmettert, ihr Knieschei-
ben! Stürz nieder, Winkelagent! So eine
Seligkeit kan der Mensch nicht als ein
stehender ertragen!", kraait Meinrad in
Nestroy's eupheu-istisohe stijl).
De eerlijke Schnoferl is een van de
typische figuren van Nestroy: de man
die uit eer en trots, of zomaar gewoon
uit fatsoen weerstand biedt aan de al
te evidente knoeierigheid, waarin het
leven gemeenlijk blijft steken. Dat is
Nestroy, die een gekwetst hart met een
groot verlangen omdraagt. Dat is zijn
menselijke toon, waarom hij boven tijd
en plaats uit in zijn ware humor is
blijven leven.
Men ziet dat ook op een andere avond
in het Theater in der Josephstadt met
„Die verhangnisvolle Faschingsnacht",
onder regie van Heinrich Sehnitzler. Het
stuk is een parodie op een hoogdravend
drama inzake de eer bij welgedane bur
gers: „Trauerspiel in Berlin" van Karl
von Holtei. Nestroy parodieerde meest
al. Ook „Das Madel" is een parodie op
een Frans stuk van Paul de Koek, zo
men het geven van een nieuwe inhoud
aan een slecht behandelde stof nog
een parodie mag noemen. Hoe dan ook,
an het ogenblik af dat invloedrijke
Italiaanse mode-ontwerpers de
elegante, puntige hakken creëer
den, veroverden de „stiletto's"
stormenderhand de markt, beter ge
zegd de straat. De oude schoenen met
de plompe hakken bleven ongedragen in
de kast staan. De naaldhakken namen
bezit van de vrouw en daarmee waren
er ineens velerlei problemen. Problemen
voor architecten, bouwers, fabrikanten
van vloerbedekkingen, reders en direc
ties van industriële ondernemingen.
Vliegtuigbouwers houden bij de bouw
van vliegtuigen rekening met de brach
ten die naaldhakken op de vloer kunnen
uitoefenen. Want zo liefelijk onschuldig
deze naaldhakken er ook mogen uitzien,
zij laten overal een spoor van weinig
liefelijke „inslag" achter!
Een architect heeft berekend dat elke
keer wanneer een slank gebouwd meisje
haar gewicht op één naaldhakje laat
rusten, zij een druk uitoefent die gelijk
staat met een gewicht van zes honderd
ton per vierkante meter.
Een fabrikant van vloerbedekking
toonde aan dat een naaldhak met drie
kwart vierkante centimeter oppervlak,
versterkt met een stalen pen, zelfs een
druk kan uitoefenen van twee duizend
ton per vierkante meter Wij laten deze
gegevens gaarne voor rekening van de
experts, maar dat de naaldhakken
vloerbedekkingen ernstig kunnen bescha
digen moge uit de volgende ervaringen
blijken.
Een employé van een grote scheep
vaartmaatschappij zei: „De dekken
van onze schepen zien er tegenwoor
dig uit alsof ze de pokken hebben". De
directeur van een van Londens groot
ste hotels vertelt dat de van zeer hard
parket vervaardigde dansvloeren vol
putjes zitten. Zelfs terrazzowerk gaat
onder de druk van naaldhakken kleine
indeukingen vertonen.
De directie van een groot concern
moest er toe overgaan de vrouwelijke
werknemers te verzoeken geen naald
hakken meer te dragen, nadat grote
schade, zowel aan de houten vloeren als
aan de kurkzeilvloeren, was aangericht.
Foto's van deze deerlijk gehavende vloe
ren werden getoond aan achthonderd
vrouwelijk» employées werkzaam in het
gloednieuwe hoofdkantoor van een olie
maatschappij, met het verzoek: „Laat
dit alstublieft hier niet gebeuren!"
Al lijkt het een moeilijke opgave de
afweermiddelen te vinden tegen de on
breekbare, van taal, veerkrachtig P,a
tic (polystreen) vervaardigde, met
stalen pen versterkte naaldhakken, toe
is er in Zuid-Afrika een belangrijk S®
ces geboekt. Er is daar sinds drie
een speciaal materiaal voor vloeren 1
gebruik, waarin „Epikote" harsen
verwerkt. Dit „geheime waper" teg
naaldhakken is zowel bij bushaltes a.
in busstations toegepast en het verke®
de voortdurende naaldhakkenaanvau
ten spijt, in uitstekende conditie.
Speciale samenstellingen met
te" harsen worden ook gebruikt V°*I1
vloeren in fabrieken, werkplaatsen ,g
laboratoria. De strijd tegen de scha
veroorzaakt door de naaldhak is beg" g
nen, doch het lijkt vrijwel ondoenlijk d®t
overal ter wereld op korte termijn
tlonC V
succes te voeren. Immers: zo lang,
„stiletto's" mode blijven, zullen ze
de vrouw worden gedragen, wat er
met de vloeren gebeurt.
Scènebeeld uit de eerste opvoering van Nestroy's »Zu ebener Erde und erster Stock\n Het THenter nn der In dö ascTiingsnacTit spot hij kenno-
e Stichting Koffiepropaganria Ne
derland is van plan, in het ko
mende schooljaar 1962-1963 ruim
vijfhonderd huishoud- en nijver
heidsscholen in ons land, voorzover zij
hiervoor belangstelling hebben, in de
gelegenheid te stellen hun leerlingen voor
te lichten over ailes, wat met koffie
verband houdt, zoals de geschiedenis
der culturen, methodes van bereiding
en internationale receptuur. Vooral aan
de diverse methodes van koffiezetten
zal grote aandacht worden besteed.
nflflü
JOHANN NEPOMUK NESTROY