Een levend konijntje bijna
het mooiste speelgoedbeestje
Sfr.
Spionage voor Venus
KUIFJE IN TIBET
DE PELSJAGER
r
Alfredo
MOORD in de
Apollokliniek
M
I
Si«g WMBkSfr.
m
De dag der
kampioenen!
Dikke Madelonnetje
Uitgifte bedrijven in
Oostelijk Flevoland
HET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 14 JULI 1962
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY
door HER CE
Copyright Casterman
arme
wist dat ik je uiteindelijk zou terug
vinden ...da i/Vat ben ik gelukkig
Maar je bent ziek...Je beeft
van de koortsKom Kom
Ik heb de kracht niet meer om m'j
te bewegen ...En als hij terugkomt-
vlug Trek mijn anorak aan
en wij vertrekken
ei..Als jij eens
wist hoe vaak. ik
aan jou gedacht
heb
En is geen gevaar. Een van
mjn vrien den staat bui
ten bij het minste a/arm
zat hg fluiten. Kom,kom mee
Neen, ru/jje
onmogelijk
ERIC DE NOORMAN
De -meelijwekkends 'gestalte, dié daar döór de sneeuwstorm voórt-
worstelt naar dé burcht van Eric de Noorman, is niemand anders dan
Axe. Zyn' kleding 'iS, gescheuéd, zijn wapens zijn verdwenen en hijzelf
is bijna ziek van Uitputting. Zijn paardje is er al niet veel beter aan toe.
Knipperend tegen het'verblindende wit van de sneeuw staart de boog
schutter hijgend naar de burcht, die vaag door de jagende sneeuw zicht
baar is. De in een dikke berenmantel gehulde wachter op de borst
wering houdt de pas in en luistert scherp, terwijl hij met zijn ogen de
witte mist poogt te doordringen. Ja, daar klinkt het weer, die ijle
schreeuw, als van een mens iri nood. En daar Vmf vrêfért' lïif een schim
mige gedaante, die wanhopig met de armen zwaait en dan plotseling
in de sneeuw verdwijnt. Haastig verlaat de wachter zijn post en storm1
naar de grote poort. En zo, ondersteund door de schildwacht, strompel'
Axe de boogschutter even later Erics werkvertrek binnen. De Noorman
staart hem aan, als zag hij een geestverschijning, maar treedt dan snel
op zijn pleegzoon toe. „Axe, wat is er gebeurd?" stoot hij uit, „waar
zijn de anderen, Svein enAxes hand graait vooruit, als steun
zoekend, dan zakt hij langzaam aan Erics voeten in elkaar.
BUNGALOWS
door
MARTIN MONS
Wat is hier aan de hand? vroeg
konijntje Grijzemans aan een
lappenpop op klompen, die
rond een open plek in het
Zwammertjesbos een groot
touw aan het spannen was. Groot
leest, zei de lappenpop. Groot feest
vannaeht. Let maar eens op. Konijn
tje Grijzemans snuffelde wat en zei:
dan kom ik ook. Ik hou van feesten.
Op je snuffelneus, zei de lappenpop.
Vannacht is het feest voor speelgoed
dieren en echte dieren komen daar
niet aan te pas. Koning Lappen leeuw
komt ook. Dat speet konijntje Grijze
mans. Mocht ik ook maar op het feest
komen, dacht hij. Maar dat was ten
strengste verboden, want aan de in
gang kwam een groot bord te staan,
met: ALLEEN VOOR SPEELGOED
DIEREN erop.
Konijntje Grijzemans wipte naar zijn
broertjes en zusjes en vertelde -wat er
die nacht gebeuren zou. Ik wil ook
naar dat feest, zei hij. Ik ga er wat
op bedenken, dat ik toch binnen mag.
Dat bestaat niet, zeiden de broertjes
en zusjes. Ze zien meteen dat jij echt
levend en geen speelgoedbeestjë bent.
En toch denk ik nog even, zei Grijze
mans. Hij ging op een omgewaaide
boomstam zitten en kneep zijn oogjes
stijf dicht. Opeens wist hii het. In het
Zwammetjesbos stond ook een men
senhuis. Daar woonde de houthakker
mef zijn vrouw en met Jansje, zijn
dochtertje. Jansje nad een grote pop
met allemaal kleertjes. En die kleer
tjes. dat was alles wat Grijzemans no
dig had. Hij wachtte tot het donker
was geworden en de houthakker en zijn
Vrouw naar bed waren gegaan. Toen
101wipte hijjo doorob«4-raam1'rvaar olmjen
ernzocht in de speelgoedkast een'broék-
je'ei* een- jasje dat- hem pastei- Het
viel piet mee, om dig dingetjes aan te
trekken als je je. hele leven gewoon in
je velletje hebt rondgelopen. Konijntje
Grijzemans had vooral met de knoop
jes veel last, maar eindelijk zat hij er
toch in. Voor de spiegel bleef hij even
tjes staan kijken. Nu ben ik precies
een speelgoedbeestje, zei hij. Want al
leen speelgoedbeestjes dragen kleren.
Echte dieren lopen alleen maar in hun
vel. Tenminste, zo is het hier in het
Zwammetjesbos.
Zo trippelde konijntje Grijzemans
naar de open plek, waai het al een
hele drukte was. Daar liepen baasjes,
konijntjes, olifanten, muizen, giraffen,
honden en poezen, teddybeertjes en
wat al niet meer. Ze waren van hout,
van plastic, van wol of van lapjes,
maar ze waren geen var allen echt.
Koning Lappenleeuw zat op ziin troon
en keek goed rond. Hij was var plan
om een van die speelgoeddingen uit te
roepen tot het allermooiste speelgoed-
beestje van de wereld. Dat was een
hele eer. Zijn naam zou worden opge
schreven in het grote boek van koning
Lappenleeuw en Jan Steenbok, de
schilder, zou een echt portret van hem
maken. Daarom keek koning Lappen
leeuw zo goed om zich heen. Wie is
nou het mooist? dacht hij. Dat ka-
meeltje daar? Of dat aapje? Of nee,
die kleine giraf, die ts net heiemaal
echt.
Midden op de open plek zat de pop-
penharmonie muziek te maken. De
speelgoedbeestjes dansten vrolijk in
het rond, alsof ze helemaal niet moe
waren. En toch hadden ze allemaal
een verre reis moeten maken, om naar
het feest te komen.
Vooral de dieren, die door hun men
senbaasje mee naar bed genomen wa
ren hadden het moeilijk gehad. Ze
hadden zich heel stil en voorzichtig on
der de dekens uit moeten werken, zon
der hun baasje wakker te 'naken.
Maar nu waren ze lus op het feest en
dachten ze nergens meer aan. Grijze
mans sloop een beetje onwennig rond,
in zijn broekje en zijn jasje. Maar alle
speelgoeddieren keken hem aan en zei
den: O, wat ben jij een mooi konijn.
Je bent net echt.
O., uh... nee, dat lijkt maar zo, zei
Grijzemans verschrikt.
Je bent vast het mooiste beestje van
het feest, hielden de dieren vol. Straks
komt jouw naam in net grote ooek van
koning Lappenleeuw te staan en Jan
Steenbok schildert je portret. Vind je
dat niet prachtig?
Nou... uh... nee, zei Grijzemans met
een benauwde snuit. Hij schaamde zich
natuurlijk om voor het mooiste speel
goedbeestje te gaan spelen, terwijl een
ander het verdiende. Griizemans dacht
er al over, om stilletjes weg te glippen
van het feest, toen de poppenhnrmonie
ophield met spelen en kening Lappen
leeuw rechtop met plechtige stem
nog echter dan van veraf. Ik roep jou
uit tot het mooiste speelgoedbeest van
de wereld. Jouw naam komt in mijn
Die dikke Madelonnetje
was dikker dan een tonnetje.
„Wanneer ik nu eens vasten kon,
dan werd ik dun" ei Madelon.
„Ach wat" zei Madelonnetje,
„ik neem nog één bonbonnetje,
't Is werkelijk voor de laatste keer.
Dan snoep ik heus, nee heus nooit meer."
„Zie zo" riep Madelonnetje.
„Nu ga ik in het zonnetje.
Ik houd zo do'ueel van de zon."
Ze stapte ploef, op het balkon.
Krak krak, zei het balkonnetje.
Daar ging dat t'adelonnetje.
Daar ging ze et haar volle maag,
al krak en krakende omlaag.
„Ach help" riep Madelonnetje.
„Dat kwam door dat bonbonnetje!"
VERA WITTE
grote boek te staan en Jan Steenbok-
Maar konijntje Grijzemans schudde
zijn kopje, zodat zijn lange oren ervan
flapten. Nee Majesteit, riep hij, ik ben
geer. speelgoedbeest, ik ben echt...
Nu zal de koning wel boos worden,
dacht Grijzemans. Maar ïnplaais daar
van begon de koning te lachen. Haha,
die is goed. Jij bent een grappenma
ker hoor! Een levend konijntje, dat
me. een broekje en een jasje aan rond
loopt. Hahaha. Kom Jan Sreenbok,
maak maar eens een mooi portret van
dit konijntje hier.
Grijzemans wist zich geen raad, nu
de koning hem niet geloven wou. Hij
had graag hard weg willen lopen,
maa er stonden wel honderd speel
goedbeestjes om nem heen, die alle
maal riepen: welgefeliciteerd En:
hoera, hoera, hoera!
Beschaamd sloeg hij zijn ogen neer
en toen hij naar de grond keek, zag
hij daar een klaverbloempje staan. Ha,
dacht Grijzemans opgelucht. Hij bukte
zich en tot schrik van koning Lappen
leeuw en alle andere speeldgoedbeestjes
begon hij ijverig te knabbelen. Alle
maal begrepen ze, dat Grijzemans een
levend konijntje moest zijn, want
speelgoedbeestjes eten niet.
Je bent echt, je oent lever
je oent levend, riep de
koning. Dat zei ik toch al majesteit,
zei konijntje Grijzemans, terwijl hij
het laatste stukje klaverbloem door
slikte. Het was wel stout van me om
aangekleed op uw feest te nomen,
maar ik wil toch ook niet uitgeroepen
worden tot het mooiste speelgoedbeest
je van de wereld. Dat zou niet eerlijk
zijn.
Koning Lappenleeuw kpikte. Je bent
wél i staagt i geweest, zei Kij. Maar de
kwaadste ben ie toch ook weer niet.
Je hebt me nog op tijd. laten zien. dat
Jè' echt was'. Stél jé vóór/ dat ik
naam had laten opschrijven in mi.
boék. De naam van een levend konijn.
Dat zou een schande zijn voor heel het
speelgoeddierenrijk.
Ik begrijp het, zei Grijzemans zacht.
Daarom heb ik ook dat klaverbloem
pje opgeknabbeld.
Juist, knikte de koning en daarom
zal ik ook niet boos meer op je zijn
Je mag voor deze keer op ons feest
blijven en laat nu die kleine giraf
ginds eens naar voren komen, want die
is nu toch echt de mooiste van alle
maal.
Konijntje Grijzemans trok dankbaar
zijn jasje en zijn broekje uit, want die
dienden nu toch nergens meer voor en
zonder die kleren kon hij veei vrijer
rond springen. Het tien al tegen de
morgen toen het feest afgelopen was
en Grijzemans de kleertjes terugbracht
bij Jansje het houthakkerskind.
Ik trek van mijn leven geen noppen-
kleertjes meer aan, zei Grijzemans in
zichzelf. En toen ging hij gauw naar
zijn broertjes en zusies om te vertel
len, dat hij bijna, maar dan .xA héél
op het nippertje het allermooiste speel
goedbeestje was geweest. Het scheelde
niet meer dan een klaverbloem!
LEA SMULDERS
VERVOLGVERHAAL door HARRY BO UTS VII
Zo verbouwereerd was Karei, dat hij zelfs niet meer in
staat was te protesteren. De robot bond hem een
bijzonder groot model propellor op zijn rug. „Hoe kan
ik die stad nou vinden? Dat is toch onmogelijk,
bovendien heb ik last van hoogtevrees". Zijn bezwaren
werden allemaal weggewimpeld. „Jij kunt rustig de ogen
sluiten. De vliegschroef is voorzien van een radaroog, dat
gericht is op een elektrische magneet, welke ik in de stad
heb neergelaten. Jij wordt er zo naar toe getrokken. Wan
neer je zelf wilt sturen bereik je de stad niet. Hou je kalm,
doe niets, zodat je niet uit de magnetische baan geraakt.
Maar wat mankeert jou? Je motorkap is toch niet lek? Je
wangen zijn roodgloeiend geworden. Staat je hoofd in
brand? Zal ik de brandblusser even op je richten?" De
robot werd een en al vriendelijkheid; Karei wist het niet te
waarderen. Wei zag hij in, dat zijn gejammer toch geen
succes had, en daarom liet hij hem zonder meer begaan.
Een nieuwe ingeving veranderde zijn wanhoop in een
bijna uitbundige vreugde. Immers, ais er een mogelijkheid
was om van die robot en zijn ellendige schotel verlost te
worden, dan was die nu gekomen. De robot zag Karel's
plotselinge kalmte enkel als resultaat van zijn bemoedigende
woorden. Het was dan ook meer een behoefte van hem
om zich zo menselijk mogelijk te gedragen dan een kwestie
van argwaan, dat hij zijn leerling niet wilde laten vertrek
ken nadat hij ontdekt had, dat de duisternis was ingeval
len. Zijn mechanisch brein had vastgesteld hoe de mensen
's avonds naar bed gaan en deze gewoonte had hij zich
eigen gemaakt, dus ook Karei moest er aan geloven. Hij
kreeg een zachte schuimrubber matras. De robot ging zelfs
verder tot grote vreugde van zijn leerling. Uit een verborgen
kast haalde hij drie worsten, een stuk kaas en een fles
melk. „Heb ik gevonden'' zei hij. hetgeen naar Karei ver
moedde betekende: ..Heb ik gestolen" Alle goede karakter
eigenschappen, waaronder eerlijkheid een belangrijke
plaats innam, waren niet krachtig genoeg om Karel's eet
lust te verdringen.
Misschien was het slecht van hem, nu hij de overtuiging
had, dat alles gestolen was, maar met zo'n honger als van
Karei, toch vergeeflijk. Na een lange dag van hongerlijden
liet hij het zich goed smaken, goed genoeg om zich voorlopig
volkomen tevreden te voelen.
Daar kon zelfs de weigering van de robot om de pro
pellor op Karel's rug los te maken weinig aan ver
anderen, ofschoon hij daardoor de nacht moest door
brengen op zijn gevulde buik.
Het werd een nogal onrustige nacht, ook ai omdat de
robot geen vijf minuten achtereen op zijn matras kon
blijven, hij had immers geen slaap. Niettemin stond hij
voor Karel's slaapplaats, zodra het eerste daglicht door de
cockpit gluurde. „Opstaan, opstaan, jij moet vertrekken"
Zijn gebulder sloeg' Karel's dromen over zijn bloemen en
zijn huis bij het bos kapot en de arme Karei vloog ver
schrikt overeind. Zonder veel plichtplegingen, een behoor
lijke morgengroet kon er niet eens af, drukte de robot een
batterij in Karel's handen, waarop een schakelaar beves
tigd was. „Dit is het radiocontact voor je propellor. Draai
eraan en doe je best" Karei, intussen Klaai wakker door
zijn hoop op ontvluchting, sprong kwiek naar buiten. „Tot,
to.... tot ziens", schreeuwde hij alvorens de propellor in
beweging te brengen. De eerste minuten lukte het vliegen
niet erg, omdat zijn benen onder hem uitschoten en hij als
een droogzwemmer in de lucht spartelde. Zacht zoemend
trok de propellor hem naar boven. Van enige luchtziekte
merkte hij niets, toch wilde hij zo goed mogelijk de raad
van zijn opdrachtgever opvolgen en hij sloot zijn ogen. Had
hij dat maar niet gedaan. Het bleek dat ook de robot niet
alles voorzien kon, hij had n.i. helemaal geen rekening
gehouden met de dennebomen, waaraan het landschap rijk
was. Karei ontdekte ze nu niet vóór zijn hoofd tegen een
der woudreuzen bonsde Was het vreemd, dat hij daarna alle
raad van zijn meester in de wind sloeg? Hij prees zich
weldra gelukkig met zijn ongehoorzaamheid, want nadat
hij gewend was geraakt aan de voorbijflitsende bergen,
heuvels, vlakten en landerijen begon hij allerlei voorwerpen
onder zich te onderscheiden. Had hij zijn ogen dichtgehou
den, hij zou voorbij gevlogen zijn aan het dorp, dat aan
zijn linker kant opdook tussen het bontgetinte groen, niet
vermoedend hoe dichtbij zijn redding was. Boven het
kleine geïsoleerde wereldje prijkte een glinsterende kerk
toren, Karei naderde het dicht genoeg om de verwaande
haan op het uiterste puntje te zien ronddraaien.
J -V usw
(Advertentie)
18 i
SHELL
mos
augustus a.s.
opnieuw'njeugd-
landdag van de
Shell Junior Club j
in de Ahoy'-hal- I
len te Rotterdam.
Een dag, in het te- j
ken van de kam-
pioenenin vrijwel
elke sport I ls uw
kind ook present?
I» uw kind al lid?
Inlichtingen bij
elke Shell-pomp.
ZWOLLE, 13 juli. Per 1 novem
ber van het volgend jaar za! de direc
tie IJ sselmeerpolders tweehonderd
landbouwbedrijven in het noord-ooste
lijk gedeelte van Oostelijk Flevoland
uitgeven. Dit zal de eerste grote uit
gifte in deze nieuwe polder zijn. Een
uitgifte op beperkte schaal is dit
jaar al geschied; 24 bedrijven werden
toegewezen aan boeren, wier bedrijf
op het oude land aan bedrijfsvergro-
ting in ruilverkavelingsgebieden of aan
stadsuitbreidingen ten offer zijn geval
len.
In totaal zal Oostelijk Flevoland, vol
gens het onlangs vastgestelde uitgifte
plan, 1141 bedrijven tellen, namelijk
973 akkerbouw en 168 gemengd. Onge
veer tachtig procent van die bedrijven
zal een oppervlakte van dertig hecta
re of meer hebben. De drie grootste
bedrijven zullen een oppervlakte van
120 hectare hebben.
ARNHEM, 13 juli De „Kunstbf,
oefeningsprijs 1962" (f 1000) van
Akademie voor beeldende kunst A
kunstnijverheid is toegekend aan v
Goedhart (21) uit Den Dolder. -a
Zij verwierf het diploma van edelsb*
en was de beste leerlinge van de nff ,i,
tien kandidaten die dit jaar het e1",-
examen hebben gedaan. Zij ontving j
pros uit handen van burgeméester
G. Matser.
(Advertentie)
Ne^rlands eerste reisbureau
voor een
advies
voor een
Middellandse
Spanje
21. INLICHTINGEN BIJ AL ONZE 25 KANTOREN IN NEDERLAND.
22
„Neen, werkelijk, inspecteur, ik ben wel de laatste,
die u helpen kan."
„U zou me toch kunnen vertellen, hoe het nu
eigenlijk met dat ontslag staat. Is u nu eigenlijk
nog in dienst van Maison Saleminq of niet?"
Ze lacht, een kirrend keellachtje:
„Ja, daar vraagt u me nu juist iets, waarop ik
mezelf eigenlijk ook geen antwoord weet te geven.
Ben ik nu ontslagen, ja of neen?"
„Wat bedoelt u daarmee?"
,,Nu, kijkt u eens, mevrouw, of moet ik zeggen,
wijlen mevrouw? Nu mevrouw heeft me met een da
verende scène ontslagen. Formeel had ze daar het
recht niet toe, begrijpt u."
„Natuurlijk, een ontslag zonder werkelijk gegronde
reden..."
„Ja, maar dat is het niet alleen. Officieel had
alleen mijnheer het beheer over de afdeling Haute
Couture. Mevrouw kon voor die afdeling niemand
aannemen of ontslaan. Dat wil zeggen officieel."
„Bedoelt u daarmee, dat ze het niet officieel toch
deed?"
„En of. Ontslag geven was een speciale hobby van
dat creatuur."
„Maar mijnheer..."
,Mijn waarde inspecteur, mijnheer ls een wezel,
was doodsbang van die, die Medusa..."
Pleter Auguste zoêkt vergeefs naar enig verband
tussen de dame met het slangenhaar wier aanblik
zo'n verstenende uitwerking had en wijlen Hendrika
Saleminq. Misschien had ze ook die nare hebbelijk
heid, peinst hij. Of anders bedoelt juffrouw Perk-
meier een ander, eveneens slecht befaamd vrouws
persoon Megaera.
„Dus mijnheer berustte in uw ontslag als ik de
zaak goed begrijp?"
„Neen, mijnheer was wanhopig, inspecteur, in één
woord wanhopig," zegt ze met een tragische keel
stem. „Gelooft u mij, ik heb nog nooit iemand zo...
zo verslagen gezien. Het was alsof dat creatuur hem
het hart uit de borst had gerukt. O, het was ont
zettend! Het was hartbrekend!"
„Dus mijnheer Saleminq berustte ditmaal niet?"
„Och, neen, hij deed wat hij kon, de arme man.
Maar wat hielp dat? Een mus had het evengoed
op kunnen nemen tegen... tegen een stoomroller.
Hij bad en smeekte, dat het hardste hart erbij
zou zijn gesmolten. Maar dat wezen had geen hart,
ze veegde de arme man en zijn protesten en smeek
beden letterlijk en figuurlijk van de baan.
Diezelfde middag nog kwam hjj hier en smeekte
mij op zijn knieën toch vooral geen andere verbinte
nis aan te gaan. Hij bezwoer me dat alles in orde
zou komen. Maar ik heb het ondanks al die verzeke
ringen van mijnheer toch maar verstandiger gevon
den zo hier en daar mijn voelhorens eens uit te ste
ken. Er is een van de grote Parijse huizen, die al
telkens weer moeite voor mij gedaan heeft en dus..."
„Zo, zo, mijnheer wilde u dus tot geen prijs laten
gaan?"
„Tot geen prijs, inspecteur! Hij stelde mij voor
een weekje weg te blijven. In die tijd zou mevrouw
de hele affaire wel vergeten zijn, dacht de stakker.
Maar ik wist wel beter. Mevrouw had nu eenmaal
stierlijk het land aan elke vrouw met een goed figuur.
En speciaal aan de mannequins. Ja, en nog
extra speciaal aan mij, inspecteur."
De schuine felblauwe ogen zien hem veelbeteke
nend aan.
„Moet ik uit wat u me daar vertelt, juffrouw Perk-
meier, opmaken dat mijnheer's wanhoop niet all®
uit zakelijke redenen, maar ook uit oorzaken v
sentiment voortkwam?"
Ze ziet hem even niet begrijpend aan, en aarze
zichtbaar met antwoorden. cnle-
,,Ik bedoel of de gevoelens van mijnheer SaLe
minq voor u nog van andere aard waren, dan j,e
van een werkgever voor een uitzonderlijk g°e
kracht."
Ze blijft hem een beetje béte aanstaren.
uiijii m.'ni een ueeye ueie aanstaren. „g
Sacré nom, wat is dat creatuur langzaam
;grip, denkt Perquin. En elke poging zich L.
kies mogelijk uit te drukken latende varen, zegt
A V» r.,,4 v,4t TIT„ r. n 1 - ,nr 1101'
a bout portant: „Was mijnheer Saleminq verhe
op u, juffrouw, Perkmeier?" ,e.
„Oh, kirt ze, „foei, inspecteur, nu wordt u ono
scheiden. Ik had werkelijk niet gedacht, dat u
ondeugend kon zjjn." r
Ze verschikt haar japon zodat er nog iets
te zien komt van een zeer welgevormd been. P' -r
Auguste voelt grote lust haar eens flink daar elk0®
te schudden. Zo'n ijdele, stomme koe. Béte vacn
va," denkt hij woedend. v
„Het spijt me, dat u zoiets van me denkt, Juffr°" g
Perkmeier," zegt hij stroef. „Als ik u zo'n vraf/
stel, is het alleen omdat er een moord ls geple,®fht
Een moord, begrijpt u. En omdat het mijn PUjie
als politieman is alle gegevens te verzamelen,
tot de ontdekking van de moordenaar kunnen ie
den."
„U bedoelt, dat hi1 haar vermoord zou kunne
hebben om mji?" ,f
De scheve blauwe ogen kijken half angstig. ha
belust.
„O, inspecteur, maar dat is dan toch nooit tw
bedoeling geweest! Er bestond niets, werkelijk
tussen mij en mijnheer Saleminq. Niet, dat hij ®Te
niet graag anders zou hebben gezien, u weet,
mannen zijn. Maar ik ben toch niet verantwoorde)"
voor mijnheer Saleminqs gevoelens, nietwaar,
specteur." Ze lacht weer haar kirrend keellachje-
(Wordt vervolg