Geen pronk; raffinement Dertig nieuwe zalen als een paradijs voor de liefhebber V ,;il Nog twee over de boeken nazi's 111 1 i id. T m m mmw a33 HET NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 14 JULI 1962 De deftige Amsterdamse kunstminnaars, die een eeuw geleden zich verenigden in het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap om alvast kunstnijverheid te gaan verzamelen in afwachting van het moment, dat het Rijk eindelijk zou besluiten een Nationaal Museum te stichten, zouden, als ze het hadden mogen beleven, vreemd hebben opgekeken in de dertig nieuwe zalen van het Rijksmuseum. Ongetwijfeld zouden ze wel waardering hebben gekoesterd voor de talrijke kostbaarheden, die er zijn uitgestald, maar dat respect voor de salonkunst van de Franse Lodewijken en de Hollandse pruikentijd zou hun toch in hun exclusieve liefde voor de stoere gothiek en de robuuste Gouden Eeuw gekwetst hebben. Met enig misprijzen zouden ze de vitrines hebben geïnspecteerd met de porseleinen frivoliteiten uit Meissen, en bij de geraffineerde Franse toilettafeltjes van Riese- ner en Oeben zouden ze met enige weemoed hebben teruggedacht aan de eiken balpoottafels en de breedgeschouderde kussenkasten van de Calvinistische empire-builders. De achttiende eeuw gold nu eenmaal als een periode van stilstand en achteruitgang na de glorierijke gouden eeuw. Frans was alles wat de klok sloeg. De zon van Parijs straalde aan een onbewolkte hemel en de Hollandse ambachtslieden spraken in hun vormentaal even kreupel Frans als de heren regenten in hun onleesbare geschriften. F g imm dbg- Eerherstel voor de Pruikentijd in het Franse salonklok (18e eeuw). ismuseum Het heeft generaties geduurd voor dat de kunsthistorie bereid was de Pruikentijd zelf aan het woord te la ten. Voordat! met andere woorden, de kunst van die dagen onbevooroordeeld werd bestudeerd en in haar eigen aard werd gewaardeerd. Maar misschien zou de stijlvolle en burgerlijke deftigheid van dip dagen pog maar matig aan bod zfln gekomen, als niet kort na de twe'éde wereldoorlog de verzameling van het Rijksmuseum een grandioze aanvulling had gekregen uit de collec- tie-Mannheimer. Mannheimer was een cosmopoliet Hij kende niet die exclusie ve gerichtheid op de Nederlandse kunst die zo opvallend is bij onze verzame laars, maar hij kocht het beste wat er te krijgen was: Saksisch porselein, Franse meubelen van Riesener, Oeben, Weisweiler, Cressent en van Riesen- burg, Duitse meubelen van vader en zoon Roentgen, renaissance-sieraden en zo voort. De verkoop van kunstschatten door de deviezenarme Sovjet-Unie tij dens de crisisjaren bood hem de gele genheid unieke kunstwerken te verwer ven. Ze staan nu in het Rijksmuseum samen met de kunst van andere grote verzamelaars als Vom Rath (Italiaan se schilderijen), R. May (zilver) en O. Lanz (Italiaanse meubelen). Namen die ons er aan herinneren dat de in ternationalisering van ons nationaal kunstbezit het werk was van verzame laars, die hun afkomst getrouw ver over de grens keken. Het is vooral de verzameling-Mann- heimer, die de impuls en de mogelijk heid heeft verschaft om in het Rijks museum de achttiende-eeuwse kunstnij verheid in haar Europese omvang te vertonen. Het aankoopbeleid van het museum heeft zich b(j deze ontwikke ling aangesloten. De deskundigheid en liefde van wijlen dr. D. C RÖell voor de tapijtweefkunst stonden er borg voor dat de Franse gobelins, die na de oor- De elegante degelijkheid van de Hollandse pruikentijd. log werden verworven, voldeden aan de kritische eisen, die thans aan de ge hele verzameling mogen worden ge steld. Hetzelfde geldt voor de directeur van de afdeling kunstnijverheid de heer Th. H. Lunsingh Scheurleer, die door recente aankopen o.m. de Engelse in vloed op de Hollandse meubelmakers in het licht heeft gesteld ,en (Jaarnje(le de basis heeft gelegd voor een volwaar dige representatie vatr-de,'vóoral iif 3e achttiende eeuw, belangwekkende En gelse meubelkunst. De gerechtvaardigde trots, waarmee de Rijksmuseum-directie thans consta teert dat de zestig zalen der Kunstnlj- De costuumaf deling bestaat uit een serie inkijkjes, die een suggestie oproepen van verheidsafdeling een der belangrijkste de periode, waarin de costumes in de mode waren. De gangbank, het kleurige verzamelingen ter wereld herbergen, behang, en de bijzonder verfijnde gebruiksvoorwerpen van deze jonge Louis berust dan ook niet op zelfoverschat- XVl-dame zijn alle „de 1'époque" ting al in P; blijven natuurlijk het Louvre arijs en het Victoria en Albertmu- seum in Londen nog ver aan de top. De verzameling is, wat de Nederland se kunstnijverheid betreft, bijna compleet Daarnaast bevat ze een aantal bijzonder spectaculaire hoogtepunten uit het oeuvre van de beste buitenlandse ateliers. Zestig zalen kunstnijverheid kunnen de liefhebber doen watertanden, maar voor een museumdirectie die ook de genegenheid wil verwerven van de flSS'w-ï ,:s gggkl -- - -m minder deskundige en daarom sneller vermoeide bezoeker, betekenen ze een probleem. Zelfs een oppervlakkige kennisneming vereist al een uur en de gemiddelde bezoeker, die waar schijnlijk tevoren al de schilderijen- verzameling heeft bekeken, is dan wel aan het eind van zijn krachten. In de lange voorbereidingsperiode heeft men zich grondig op dit probleem beraden. Museumvermoeidheid is een anti-reclame, die weinig strookt met de bedoelingen van een modern museum beleid. Een zekere regie is onvermijde lijk, wil men de aandacht gespannen houden. Elke zaal moet een eigen ka rakteristiek hebben. Topwerken moeten een omgeving krijgen, die geen afbreuk doet aan hun werking, maar de aan dacht juist stimuleert. De moderne museumarchitectuur heeft de lessen van de moderne reclametechnieken ver werkt en er haar voordeel mee gedaan. .Display" is een kunst geworden, die niet alleen door de heer Sandberg van het Stedelijk Museum enthousiast wordt beoefend. De opgave is om met mo derne middelen een suggestie te geven van het oorspronkelijke „klimaat" van de kunstwerken, zonder in verouderd stijlkamergeknutsel te vervallen. De op gave is bovendien om de aandacht in een lange reeks van zalen gespannen te houden. Binnen het kader van de mogelijk heden, die het museumgebouw biedt, heeft het Rijksmuseum met zijn der tig nieuwe zalen belangwekkende re sultaten bereikt. Voortdurend wisselen de omvang en het karakter van de ruimten, ongemerkt wordt men opge nomen in een boeiende opeenvolging van steeds nieuwe motieven; kleuren, belichting, hoogte, vloerbedekking, spelen allen hun rol. De grote over gang van de regentenstatie naar de nieuwe stijl van Lodewijk XIV, bij voorbeeld, kondigt zich aan in een ruitvormig kabinet met gobelins dat de blik onmiddellijk leidt naar het sessen van onze kinderboeken zijn tijd genoten' van Lodewijk XV gebleven. Holland heefti zijn burgerlijke aard getrouw, de ontwikkeling op een afstand fevolgd. De plastische vormen der 'ranse commodes vindt men terug in de buikige kabinetkasten, die de trots waren van elke burgerman. Men onderschatte de smaak van onze voorouders overigens niet. Zij kenden van zÜn ^at zelfs het jagen op onge- Londen en Parijs en volgden de ont- dierte in stijl geschiedde, wikkeling op de voet. Het zilverkabinet BEN KROON van het Rijksmuseum laat zien dat Hol land in die dagen over eminente vaklie den beschikte. En zo was het ook bij de meubelmakers. Opvallend is het trou wens dat aan het Franse Hof de vak lieden uit de Nederlanden en later uit Duitsland bijna domineerden. Die inter nationale oriëntatie was karakteristiek voor de hele achttiende eeuw. De „Haarlemse zaal" getuigt ervan. Toen Willem Kops in 1790 zijn salon inrichtte in zijn huis aan de Nieuwe Gracht 74 in Haarlem, wendde hij zich voor het ontwerp tot de Amsterdam se stadsbouwmeester Abraham van der Hart. Het resultaat was een verfijnd Louis XVI interieur in „Wedgwood"- kleuren. Zijn meubelen bestelde hij in Parijs en de kristallen luster in Enge land. Willem Kops en zijn nageslacht zijn, hun nationale aard getrouw, zo zuinig geweest op hun salon, dat het nu onveranderd en ongerept een der internationale bewonderde pronkstuk ken js geworden van het Rijksmuseum. Men zou deze Willem Kops graag eens ontmoeten. Men zou willen weten of hij een soort Adam Kegge was, een rijk geworden planter die wat al te haas tig de achterstand wilde inlopen en zijn salon op dezelfde wijze hanteerde als een oliemagnaat uit Texas zijn Picas so's. Maar misschien ook was hij wer kelijk een kenner, een verfijnd man wiens levensstijl en conversatie niet de toneerden met de omgeving waarin hij zijn gasten op de thee ontving. De achttiende eeuw verstond de kunst om een zinvolle vorm te beden ken voor alle maatschappelijke func ties. Ze maakt, vergeleken met de voorafgaande eeuw, een bjjna ont spannen indruk. Pronk maakte plaats voor raffinement, monumentaliteit voor intimiteit. De toon is menselijk en soms wel eens al te menselijk. Het Rijksmuseum verloochent zijn Hol landse aard niet als het aan de al te erotisch gerichte fantasie van de oudo ader Voorbijgaat. Geen wellusti ge Bouchers en Fragonard sieren de wand. En ook ontbreken de boeten de Magdalena's en met pijlen door schoten Sebastiaans, die de hofkunste naars de kans boden om onder een religieuze vermomming toch Venus en Apollo in de kabinetten te intro duceren. De religieuze kunst komt weliswaar bescheiden aan bod, maar die ene ele gante Maria kan moeilijk de gehele godsdienstige esprit van deze merk waardige tijd recht doen wedervaren. Holland eerde de Bijbel in een zilveren band en schaarde zich aan de zilveren kraantjeskan, die als een monument op de tafel prjjkte. Een zilveren kooltjes tang ging in foudraal mee naar de kerk om de gloeiende turf in de test onder tiuimien m halftonen worden afgewisseld met zalen waarin een zee van He*' de stoof te verzorgen als dominee te weeraaatt, waardoor de kleur van de geëxposeerde voorwerpen met een wond&* lang preekte. De geur van turfrook ont breekt in de zalen van het Rijksmu seum en ook al die andere minder aan gename geuren, die karakteristiek wa ren voor een eeuw die van hygiëne nog geen weet had. Versailles stonk soms zo verschrikkelijk, dat zelfs de zwaar ste parfums de geur niet konden ver drijven. En onder de kamerdienaars ontbrak nooit een koninklijke vlooien- vanger, die voor het officiële „cou- cher" het vorstelijk bed inspecteerde. Maar de achttiende eeuw in al haar uitingen beschouwend kan men er zeker lijke frisheid tot leven komt. vorstelijke borstbeeld maarschalk Condé. van de grote Grandioos is de wijze, waarop zich het hoogtepunt der Franse meubelkunst, de stijl Lodewijk XV aankondigt met een gobelin vol chinoiserieën en een stralende commode van Delorme. Met fijne toetsen zijn overal de karakteristie ken van een periode bijeengebracht. Het sentiment van Rousseau vindt men terug in de pastels van Vigée-Lebrun en Greuze, het raffinement van salon-cul tuur in de weergaloos knappe uurwer ken van Caffieri, in zijdeweefsels er wandbetimmeringen die herinneren aa' Versailles. De achttiende eeuw heeft in Frank rijk het beeld te zien gegeven van eer zeer welvarende gemeenschap on der leiding van een adellijke en zich onbedreigd wanende aristocratie. De Dit schrijfbureau van de Keurvorst van Trier (1765) is een der toppunten uit het ar iTt oer a t ieI e r e ik te" in^erf Generaties oeuvre van vader en zoon Roentgen, de enige kunstenaars buiten Frankrijk die durende jacht naar de meest extreme met voor de grote Parijzenaars onderdeden. Het bureau is een „show-meubel", dat verfiinine tenslotte een biina absoluut een indrukwekkend beeld geeft van het ongeëvenaarde vakmanschap der acht- hoogtepunt Het beeld van die eeuw is nende-eeuwse artisans. Velen zullen echter toch de voorkeur geven aan het ele- onuitwisbaar blijven naleven ln het Boucher was de ontwerper van dit typische Franse wandtapijt dat uit de ateliers gante en minder pronklustige raffinement van de Paryse ateliers. *-*- - •»- - - - sprookje, want alle markiezen en prln- van de Manufacture des Gobelins stamt. Er zijn weer enkele boeken over de nazi-misdaden verschenen, die de lezer de vraag doen stellen, of de voorraad niet wat groot wordt. Ieder belangrijk werk over de jaren der verschrikking is natuurlijk welkom, maar het gevaar bestaat, dat schrijvers en uitgevers die er brood in zien, de eerste de beste kans aangrijpen om op hun beurt óók nog een bijdrage te leveren, ongeacht de overweging, of zulke werken de betere niet in de weg staan. Een van deze boe ken heet De laatste verschrikkingen. De schrijver is Erich Kuby en de Neder landse Arbeiderspers heeft er een ver taling van uitgegeven door Herman van der Klei. De auteur schijnt krachtens zijn voor woord uit te gaan van de veronderstel ling, dat we nog niet veel te lezen heb ben gekregen van de zaken die hij gaat vertellen, maar er zijn toch enkele hon derden boeken die hem ongelijk geven. Natuurlijk is zijn bewering wel waar, dat de enorme economische opbloei van West-Duitsland de mensen snel doet vergeten, wat er nog maar twintig jaar geleden is gebeurd en wat nooit verge ten mag worden, maar die overweging heeft al heel wat schrijvers gedreven tot het componeren van hun boeken, die meestal beter en leerzamer waren dan het boek van Kuby. Nochtans moeten we zijn bedoelingen prijzen, want ook hjj draagt herinneringen aan en publi ceert documenten, die we weliswaar voor een goed deel al elders hebben ge zien, maar die weer eens in een andere orde zijn geplaatst. Kuby laat de teksten voor zichzelf spreken. Hij publiceert, kris-kras door elkaar een nieuwjaars boodschap van Adolf in 1945, een frag ment uit een dagboek van een inwoon ster van München, een oproep van Himmler, een geschreven portret van Hitier, een advertentie van ouders die een zoon hebben verloren in de oorlog, een krantebericht over een koïentrans- port, een brief van een meisje op het land aan haar zusje in de stad, een be schrijving van de verwoesting van een Duitse stad enz., enz. Dit alles in 1945. Een aantal steekproeven, zou men kun- I nen zeggen, die hun waarde hebben, maar bijna noodzakelijk oen gebrek aan samenhang veroorzaken, het boek min der leesbaar maken dan het zou kunnen zijn en zeker zou zijn, als de schrijver I getracht had om al die brokstukken tot een gaaf geheel te maken, bijvoorbeeld door de fragmenten te gebruiken als factoren in een betoog, zijn betoog. Onder de titel De Afrekening heeft Het Wereldvenster te Baarn een Duits boek in de vertaling van Marga en Cor Holst uitgegeven; de oorspron- ljjke titel luidt „Das Urteil von schrijver vermeld. of samensteller niet w<" ,rd» In kort bestek maar toch nog 23® bladzijden lang krijgen we het nlst°l rische proces van Neurenberg zwart "P wit heel nauwkeurig, heel historis®- en met verwijzing naar de misdaden* gepleegd van 1919 tot 1945. Wie er te' gen op ziet om het proces van Neu renberg zeer uitvoerig na te gaan verschillende werken (zie bijvoorbee'.' Opmars naar de galg) kan bij jongste boek terecht, waarin de be langrijkste zaken worden behandel"' De lectuur wordt aanzienlijk aange' moedigd en krijgt groter waarde door een inleiding van prof. mr. J. A. va" Hamel, die de betekenis van het befaarn- de proces uiteenzet. Geen geringe zaak; zo zegt de inleider. Het proces va» Neurenberg is het derde, waarin gr0 wereldgebeurtenissen door een inte"" nationaal tribunaal zijn berecht. Nap"" leon, Wilhelm II en de zjjnen, hadd®» al terecht gestaan, maar wat hun v,!t\ weten werd, was nog maar kinderspf' vergeleken met de misdaden, door nazibende bedreven. De inleider noem' het proces van 1946 een eerlijke h'!?t°' rische prestatie. Niet politiek, maar ethisch, geschiedschrUvend. HU on*®» scheidt misdaden tegen de vrede, teg®» het oorlogsrecht, tegen de menselijkheid' Hjj toont aan, dat bepaalde misdaden niet onder de competentie van het int®*! nationaal tribunaal konden vallen ®8 daarom niet aan de orde zijn gekoi-^m dat weer andere misdaden werden over' gelaten aan nationale rechtbanken, 6?' vormd of te vormen in landen waar dj® misdaden waren begaan. Het Sr0^ tribunaal te Neurenberg heeft alleen allergrootste misdaden berecht. inleider acht het bijzonder nuttig, da* een kort relaas van het proces ond®1 de ogen zal komen van de jongere g^ neratie, die geen ervaringen heeft kend. HU juicht het daarom toe, dar de materie van het boek onderwerp geweest van een film, die vele Ü®k" duizenden onder ogen hebben geham Ten onrechte spreekt hU echter va» een Duitse film. Het was een Ameri kaanse; de maker heet Stanley Krame'; Maar deze vergissing doet niets 8j aan de waardevolle inleiding en 88 het boek. Proces om vader, door Paride bi (Desclée de Brouwer-B reda' (Oorspr. titel; Perdu. Vert, van L. ThÜ8* sen) Een Sardljnse jongen uit een arm milieu, vader onbekend, Perdu gehete»' is de hoofdpersoon in deze roman. een harde strijd op zoek naar een ecm® vader, sterft Perdu op veertienjarig® leeftijd van angst en ellende.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 8