Het kleuterschooltje wilde
geen vakantie
KUIFJE IN TIBET
HAWAAAOÈT}^
DC PELSJAGER
Spionage voor Venus
Alfredo
f
'A
ïlüL
$0
EXAMENS
OP REIS Cen
Groenevelo
MOORD in de
Apollokliniek
Ka?
tl
mm
HST NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 28 JULI 1962
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY
doof HERCÉ
Tc ha nahoe voel je je
Uitstekend. Door de rust en de
goede 2orgen,die ik hier kreeg
ben ik weer helemaal
opgeknipt
7
Des te beter!De goede monniken
hebben voor ons een kin vim
simengesteld. Nu kunnen we
giuw niir Ne pi! vertrekken en
vmdnr uit nnr Europi
Alweer die rirt
kwistenbiebe!
ERIG DE NOORMAN
a'»
VERVOLGVERHAAL DOOR HARRY BOUTS IX
19. Peinzend schudt de boer het hoofd in antwoord op Erics vraag.
„De troep zag ik niet weer. Alleen een jonge kerel; hij was gewond en
had veel haast." „Dat klopt," knikt Eric, „Axe, maar verder dus nie
mand? Hoe hebben zij eigenlijk hun weg door het moeras verderop weten
te vinden?" „Oh, dat is makkelijk, zolang er niet te veel sneeuw ligt,"
zegt de bper. „De enige weg er door is afgezet met palen, zodat je die
maar hoeft te volgen." „Aha, en later was alles ondergesneeuwd,"
mompelt Eric. „Dan is het te begrijpen, dat ze verdwaald zijn." De boer
lacht meewarig. „Verdwalen?" zegt hij. j.Men kan daar niet verdwalen,
denk ik. Het is óf de weg volgen, óf Verdrinken Geschokt,luikt Eric
- - -
hem aan en aan de gezichten van zijn krijgers ziet hij, dat ze nu het
zelfde denken als hij zelf. Tegen een flinke beloning neemt de boer °P
zich hen veilig door het verraderlijke moeras te brengende hoop, Sveih
en zijn mannen nog terug te vinden, vervliegt bij de Noorman, wanneet"
zij de barre wildernis van dit uitgestrekte gebied steeds verder binnen
dringen. Maar dan opeens staat hij als aan de grond genageld stil en
in plotselinge argwaan grijpt hij de boer beet: „Je zei toch, dat er maan
één pad door dit moeras was?" snauwt-hrj. „Wel vriend, wat is da
dan?" en dreigend wijst hij óp dp sporen, welke uit het moeras naar he£
pad leiden. De sporen van eeamens...,,fcl
<-r, .r.
SWlir Z86S
door
MARTIN MONS
o°
N
verv°l
4)
In het stadje Roezemoes was een
heel mooi kleuterschooltje. Het was
zó gebouwd, dat alle kleuters er
zich dadelijk op hun gemak gingen
voelen. Er stonden heel mooie tafeltjes
en stoeltjes in. Er hingen héél leuke
poppetjesgordijnen voor de ramen. Er
stond een heel brede, lage kast, met
allemaal speelgoed erin, waar de kleu
ters zelf bij konden. En in de gang was
een lange kapstok aan de muur gespij
kerd, met boven ieder haakje een haas
je, een hondje, een beertje, een poesje,
een aapje of een ander dier. Je kunt
begrijpen dat de kleuters van het stadje
Roezemoes graag naar school gingen.
Iedere morgen stapten ze de grote deur
in: Jaapje en Petertje, Rosie en José-
tje, Wimpje, Loesje en Kareltje,
Teuntje, Tijsje, Willemijntje en al die
andere kleine jongens en meisjes, waar
van me de naam zo gauw niet wil te
binnen schieten. Dan trippelden al die
kleine voetjes door de gang. Dan wer
den in de klasjes de stoeltjes naar ach
teren geschoven. Dan ging de kastdeur
open en mochten ze zelf uitkiezen waar
mee ze aan het werk wilden gaan. O,
wat een vrolijke stemmetjes klonken
er dan door het kleuterschooltje van
het stadje Roezemoes! En als juffrouw
Truusje of juffrouw Treesje de kinderen
lieten zingen bij de piano was het hele
maal een gezellige boel.
Maar op een morgen was het kleuter
schooltje verdrietig. Er ging iets gebeu
ren. Het zou vakantie worden. Vandaag
was het de laatste dag dat de kleuters
nog bij elkaar kwamen. Morgen zouden
ze thuis blijven. Of op reis gaan. Of
naar het zwembad. Of buiten spelen
op de stoep.
De kleutertjes waren er blü om. Ze
dachten: alle dagen naar school is ook
maar het zelfde. Nu mogen we fijn
weer eens iets anders. We hebben va
kantie. Hoera! Maar het kleuterschool
tje vond het verschrikkelijk. Het wist
nog goed van verleden jaar, hoe leeg
en stil het was geweest, vier en een
halve week aan een stuk door. Niet
één stoeltje was er verschoven. Niet
één speeltje was er uit de kast gekomen.
En er had geen enkel liedje door de
klasjes geklonken. O, en vier en een
halve week duren heel, héél lang.
Blijven jullie nou hier! zei het school
tje, maar dat konden de kleuters natuur
lijk niet verstaan. Zelfs de twee juf-
frouws, Truusje en Treesje, verstonden
het niet. Ze zeiden juist: kom kleuter
tjes, we gaan eens opruimen. Jaapje,
doe de blokken eens netjes in de zak.
En jij, Rosie, leg de pop eens in haar
wiegje.
De kleuters gingen allemaal, bedrijvig
aan het werk. Petertje deed de kleurtjes
aan UCl rrviivi x vivi iju uvvu «-»w «J
in de doos. Josétje ruimde de kraaltjes
op,Wimpje en 'A 4rp$gen de
doos met prikkaartjes naar de kast.
Loesje en WiUsmijPtje mochten de
plantjes water geven. En zo deden ze
allemaal wat.
Maar toén ze alles hadden opgeruimd
"P,; Wipjpj
doos met
Van welke tijd de eerste windwijzer
dateert, is niet met juistheid bekend;
intussen is het gebleken, dat dit voor
werp niet alleen in dt tiende eeuw
reeds veel in gebruik was, maar dat ook
toen, evenals nu nog, bij voorkeur het
beeld van een haan voor de windwij
zer gebezigd werd.
Waarom men juist de keuze op dit
dier liet vallen, is daardoor te verkla
ren, dat de haan in de middeleeuwen
als het zinnebeeld der Christelijke waak
zaamheid werd beschouwd.
en ze eindelijk voor vier en een halve
week naar huis wilden gaan, merkten
ze dat er iets geks was gebeurd. De
deur, de grote schooldeur zat zó stevig
dicht, dat niemand er nog uit kor.. Juf
frouwen. Truusje en Treesje, verstonden
getrokken. Toen kwam juffrouw Trees
je eens helpen, want die was nog veel
sterker. Maar het hielp niet. Zelfs toen
ze allebei samen aan de deurknop
gingen rammelen. De deur zat hele
maal stijf-, stijf-dicht. Buiten stonden
de moeders op hun kleutertjes te wach
ten. Zullen wij eens duwen, riepen ze,
toen ze zagen dat de deur niet open
ging. Met hun allen duwden ze tegen de
deur. Maar de deur bleef dicht en ver
roerde niet. Laten we maar door de
ramen klimmen, bedacht juffrouw
Treesje. Maar dat lukte ook al niet.
Hoe ze ook trokken en rukten, de ramen
zaten allemaal zó stevig dicht, dat er
niet eentje meer open kon. Een paar
kleutertjes begonnen te huilen.Wij wil
len naar mammie, wij willen naar huis!
Stil maar stil maar. troostten de juf
frouwen. Daar heb je de tuinman. Die
is heel sterk. Hij zal de deur wel open
kunnen duwen. De tuinman nam zijn
pijp uit zijn mond, schoof zijn mouwen
omhoog en gaf de deur een geweldige
duw. Maar nee, ook dót hielp ^niet.
Niemand snapte er wat van. Maar
jullie zult het allicht al wel begrepen
hebben. Het kleuterschooltje Van Roe
zemoes wilde de kinderen bij zich hou
den. Het wilde niet alleen zijn. vier en
een halve week aan één stuk door. Doe
maar geen moeite meer! riep het school
tje. Ik laat jullie er toch niet uit! Hè toe,
ga nou gezellig weer spelen en zingen.
Blijf nou bij me. Ik vind het zo ver
schrikkelijk saai alleen, ai
Och, was er nou maar iemand ge
weest, dié zulke taal begrijpen kon.
MaSfr' niémand die daatK verstand van
had.
Laten we de politie opbellenzei juf
frouw Truusje zenuwachtig.
Of anders de brandweer!, kwam juf
frouw Treesje met een bibberstem.
Ik ga voor de politie en de brandweer
lekker ook niet open, riep het schooltje.
Béééé, béééé, huilden Rosie en Wille
mijntje. Het was wel een verschrikkelij
ke toestand. Maar opeens gebeurde er
wat. Tijsje, een kleine jongen, die alle
drukte op zijn eentje wat af had staan
kijken, zag uit een klein holletje in de
frond een kabouter te voorschijn komen.
!n toen nog een. En nog al een. O, o,
er kwamen er steeds meer. Het hield
niet op. Juffrouw, juffrouw! schreeuwde
Tijsje. Stil, Tijs, zei juffrouw Truusje,
je ziet toch, dat we nu wel wat anders
aan ons hoofd hebben. Maar kijkt U
nou toch eens, juffrouw! riep Tijsje
weer. Stil jongen, zei juffrouw Treesje.
Ik ga naar de telefoon. Maar er zijn
opeens een heleboel kabouters!
schreeuwde Tijsje zo hard hij kon. Ja ja,
straks, zei juffrouw Treesje haastig en
toen verstond ze eigenlijk pas, wat Tijsje
gezegd had. Ww...wat? Waar...wat zei
je? vroeg ze. Tijsje hoefde alleen maar
een klein, dik vingertje uit te steken
en toen zag ze ze al. Wel tien kleine
kabouters stonden op een rijtje, vlak
onder de kapstok met de beestjes erop.
Juffrouw Truusje zag ze ook. En alle
kleuters. Het werd heel stil in de gang.
De kleintjes vergaten van verbazing
nog te huilen. Buiten schreeuwden de
moeders: komt er nog wat van? Wan
neer gaat die deur toch eindelijk eens
open?
Een ogenblikje!-riep juffrouw Truus
je door net sleutelgat terug.
Een van de kabouters, de hoofdkabou
ter, begon te praten. Je kon zien dat hij
hoofdkabouter was, omdat zijn muts
iets hoger en zijn baard iets langer
was dan van de anderen. Juffrouw ,zei
hij, en U ook, andere juffrouw, wij zijn
gekomen om U te helpen. Uw kleuter
schooltje wil niet alleen zijn in de va
kantie. Daarom heeft het expres zijn
deur en ramen dichtgehouden.
's Is toch niet waar?, riepen juf
frouw Truusje en juffrouw Treesje
tegelijk. Ja ja, knikte de hoofdkabouter.
U weet zulke dingen niet, maar wij
horen méér dan jullie. Wij weten wat
wij doen moeten om jullie te helpen.
Toen rekte de hoofdkabouter zich uit
en zei plechtig: Kleuterschooltje van
het stadje Roezemoes, laat de deur
alsjeblieft heel gauw opengaan. Wij zul
len met ons tienen je zolang gezelschap
houden, in de tijd dat het vakantie is.
Wij zullen ervoor zorgen, dat je nooit
meer zo'n lange tijd alleen hoeft te zijn.
Meteen sprong de deur wijd-open,
maar de kinderen waren zó verbaasd
door die eóftte kabouters, dat ze hele
maal niet naar buiten gingen. De kabou
ters moesten ze gewoon de school uit
sturen. Toe jongens en meisjes, jullie
moeders wachten al een hele poos. Ga
nu maar gauw!
En zo konden de kleutertjes gelukkig
tóch vakantie gaan houden.
De tien kabouters zorgden ervoor, dat
het schooltje niet alleen was en dat
het daarbinnen niet zo leeg was en stil.
Nog altijd komen ze als het vakantie is
terug. En als je dus ooit een kabouter
wilt zien, dan weet je waar je moet
gaan kijken: in het kleuterschooltje van
het stadje Roezemoes.
Maar vraag me nu niet, waar dat
stadje ergens ligt. Want heus, Het spijt
me, maar dót weet ik niet precies.
LEA SMULDERS
Copyright Casterman
lÜiaT'»/A'VA'\Y^
In de luchtreus gaf Kareis verschijnen heel wat beroe
ring. Een der inzittenden - een oudere dame, die naar
eerste luchtreis maakte - had de benen van de blinde
passagier voor haar raampje zien bungelen, terwijl
zij enigszins huiverend van het uitzicht zat te genieten
Gillend deed ze kond van haar ontdekking en haar angst
sloeg over op de andere passagiers. De verontruste gezag
voerder verzocht Karei ijlings per luidspreker beleefd doch
dringend het vliegtuig te verlaten. Deze gaf onmiddellijk
gehoor aan het verzoek. Nagestaard door alle reizigers, die
meenden een wezen van een andere planeet te zien liet h
zich van de vogel glijden. Een nieuwe kans om verlost te
worden van de robot was verloren gegaan. Karei was vlug
over deze nieuwe teleurstelling heen, want terug op aarde
kreeg hij zijn doel eindelijk in zicht. Ontelbare bungalows
en ronde bouwsels, die veel op gashouders leken, ontdekte
hij, omringd door een metershoge omheining van Prikkel
draad. Een betonnen gebouw van wel 30 verdiepingen wos
midden in de stad neergezet, precies zoals op de maquette-
kaart van de Venusman.
De robot moest op zijn televisiescherm gemerkt hebben
dat zün assistent goed was aangekomen. Dit maakte Karei
op uit het feit, dat de veerkracht van zijn springelementen
verminderde. De veren werden kleiner en kleiner evenals
zijn sprongen en bij de brede asfaltweg, die naar de stads
poort liep, kon hij er op lopen als op een paar conserven
blikken. Langs een dubbele rij luxueuze wagens bereikte
hij een ijzeren hek, waar een dozijn schildwachten, inclu
sief geweer met bajonet, rondliepen.
Het kostte Karei veel zelfbeheersing om met naar de
soldaten toe te hollen, hun alles te vertellen en hen te
smeken hem uit de macht van het nylonwezen te redden.
De vele onaangename ervaringen met de onbarmhar ïge ro-
bot hadden hem echter voorzichtig gemaakf. Hij mwst pro
beren binnen te komen zonder gezien tew°^e"'
in de stad kon hij altijd nog een ontsnappingspoging wagen.
„Goede middag professor Roelants, he professor goeden
middag." Karei zakte bijna door de knieen van schnk.
bij hem dook een schildwacht achter een der wagens p
stond joviaal naar hem te wuiven. „Ha die professor o
u weer terug? Komt U maar, dan zal ik de Poor* rip
open maken." Hoffelijk ging hij Kartel voor en on*s
deur. Voorzichtig tripte Karei achter hem aan. bang aa
iemand zijn veren zou ontdekken. ,Die ziet mij voor ïerna
anders aan", filosofeerde hij, „ik schijn erg op een zeKere
professor Roelants te lijken."
Hopelijk ontdekken de anderen de vergissing niet. Hij
groette met een stijve, doch beminnelijke buiging.
Ze zouden anders aan zijn stem kunnen horen, dal
hij niet professor Roelants was. In zijn ijver om toch
maar vriendelijk genoeg te zijn boog hij zo diep, dat hij
zijn evenwicht verloor en hij zou zeker gevallen zijn als
een tweetal soldaten hem niet gegrepen hadden. Daar de
schildwachten goed getrainde militairen waren hielden zij
hun hoofd opgeheven, bovendien waren zij allen aanmerke
lijk groter dan Karei ondanks diens veren en het was
waarschijnlijk daarom, dat ze niets van de veren bespeur
den. Met een reeks kleinere buiginkjes bedankte Karei en
betrad de weg naar de bungalows.
„Nu valt voor mij de grote beslissing", wist hij. „De eerste
de beste die ik ontmoet vertel ik wat er met mij gebeurd
is. anders moet ik die geheime papieren stelen en ik wil
feen dief zijn." Erg goed trof hij het niet. Uit een der lage
uisjes kwam een lange man gestapt in een lichte overall.
Op zijn gezicht stond een norse hoogmoed te lezen. Wan
trouwend keek hij op de indringer en diens verenschoenen
neer en hij vroeg: „Zeg ventje hoe kom jij hier? Laat me
jouw legitimatiebewijs maar eens zien."
Karei sloeg ontmoedigd de ogen neer. Toch probeerde hij
te redden wat er te redden viel. „Ik kom van een vliegende
schotel. Een robot heeft mij hier naar toe gestuurd om
documenten te stelen. Help mij toch mijnheer, ik kan niet
loskomen van dat monster. Help me, astublieft help me
toch!" In een sneltreinvaart raffelde hij zijn leed af.
Veel indruk maakte het niet op de verbolgen heer, hij
stapte dreigend op Karei toe. „Wel jij verduvelde kwa
jongen, weet je wel tegen wie je spreekt? Hoe durf je mij
voor de gek te houden? Waar is je pas? Vlug een beetje,
anders zal ik je mores leren."
De man geloofde hem helemaal niet. Wat moest hij daar
tegen doen? Het was met enige aarzeling, dat hij een dei-
metalen eitjes uit zijn zak trok. Hij kneep met zijn vingers
op de rode puntjes aan de uiteinden ervan, precies zoals
de robot hem gezegd had en drukte het voorwerp daarna
in de handen van de verbijsterde man. Het ei begon te
sissen als een woedende slang, een bruin schuim spoot er
uit bedekte de man in een paar minuten tijds Hoe meer
nij zich inspande om zich los te rukken uit de kleverige
massa, des te sterker bruiste de blubber over hem heen.
Karei begreep direct, dat dit hetzelfde materiaal was
waarmee het vloeibare-rubber-lucht-kanon van de vliegen
de schotel gevuld was. „Ziet u nu wel mijnheer, dat ik
niet gelogen heb!" riep hij uit. „Dat spul komt ook van de
robot." Het slachtoffer wilde naar geen redenen luisteren,
luidkeels schreeuwde hij om hulp, worstelend met de schui
mende rubber. Verstandig als hij was, trok Karei zich bij
tijds terug en vervolgde zijn weg. Twee politie-agenten, die,
gealarmeerd door het hulpgeroep, naar de plaats des on-
heils opmarcheerden, hielden hem staande.
Advertentie
.98656°
TB*-
DEN HAAG, 28 juli Gisteren is de/
Uitslag bekend gemaakt van het offi
ciersexamen bi) de Koninklijke Mili
taire Academie. 74 cadetten-sergeant
hebben dit examen met gunstig gevolg
afgelegd, namelijk: C. Schotel (Amers
foort), A. Laanstra (Amsterdam), M.
van Bemmel (Apeldoorn), J. L. Ebbink,
H. Willemsen en T. A. Ottow (Arnhem),
G. Brink en P. Daverschot (Assen), E.
F. Kiepe (Bergen op Zoom), E. J. H.
Bosch, L. A. C. M. Coopmans, L. A.
M. E. Hustinx en N. R. Schot (Breda),
H. H. W. Saeys (Delft), G. Boschloo
(Diepenveen), T. van Erp (Doorn), F.
G. B. Brackel, D. Tom en J. van Win-
coop (Ede), P. Huysman en W. A. Tim
mermans (Eindhoven), A. Steegstra
(Ferwerd), L. J. Meiresonne (Gende-
ren), W. van der Wal (Groningen), E.
Ch. I. Bemaseo, H. D. W. Klein Brete-
ler, A. Paulusma, Th. J. M. de Vreeze,
E. E. Warlicht, B. van Lent en jhr. C.
M. Storm van 's Gravesande (Den
Haag), N. Felius (Haamstede), G. van
Gilst en E. A. van Hecke (Harderwijk),
J. van Ballegooy en J. H. Smit (Den
Helder), C. W. W. M. van Gaaien
('s Hertogenbosch), A. L. de Jong (Kat
wijk aan Zee), E. D. Terhenne (Leeu
warden), H. P. A. Kerklaan (Leidschen-
dam), R. W. Zaaijer en D. C. M. Mater
(Maastricht), J. G. Pruijn en Th. H. M.
Verkerk (Nijmegen)W. M. van der
Guehte (Oost en West Souburg), J. H.
van Oostenbrugge (Oude Tonge), G. P.
M. Wjjnands (Roermond), R. E. Abbas,
G. J. Felius, F. H. L. M. Mueller, B.
N. de Koning en H. S. The (Rotterdam),
A. Ardon en C. Veldkamp (Roosendaal)
J. P. G. van der Meer (Santpoort), C.
J. M. Hoelscher en A. J. M. van Loos
broek (Schiedam), P. Wattel (Seroos-
kerke), P. H. M. Messerschmidt (Sit-
tard), M. J. M. van Broekhoven (Steen
bergen), A. J. L. den Blanken, J. T. H.
Bruurmijn, B. P. M. Krijsen, M. C. L.
Hopstaken en C. A. Th. Takkenberg
(Tilburg), J. E. Huiskes (Treebeek), J.
Polak (Utrecht), A. J. M. Horstmeier
(Velp), C. J. Remijnse en H. R. Buf-
fart (Voorburg), E. J. Oldenziel (Wil-
dervank), II, Boersma (Wolvega), Th. J.
H. Slakhorst (Oosterbeek) en R. A. Hof
land (Oud Gastel)..
(Advertentie)
TEGEN INGEWANDSBEZWAREN
TEGEN MUGGEBETEN
(Advertentie)
Wekelijks vertrek naar _^„aij^
LUXEMBURG. DUITSLAND, OOSTEN"
ZWITSERLAND, ITALIË en SPANJE-
Speciale rondreizen naar
SCANDINAVIË, PRAAG en WENEN, -|0,
FLORENCE, ROME en NAPELS, MAün
ZUID SPANJE en BARCELONA.
Vertrek: Rotterdam, Amsterdam,
Den Haag, Utrecht e.v.a. plaatsen
Vraagt gratis re!sprogramifa
Erkend
door de
Reisbureau»'
Botvrs'loot 52..-
.J cl. 11.25,35^;
34
„Maison Saleminq heeft een hele doos van die kleine
proefflesjes gehad. En mevrouw had toen juist een
foede bui, zodoende hebben we elk eentje gekregen,
k bedoel de mannequins en de vendeuses, niet het
atelier."
Een van de vendeuses, Nettie Slagers, is zo ner
veus, dat Pieter Auguste Perquin een kort ogenblik
denkt, dat hij nu eindelijk een zwak punt in de muur
van tegenwerking heeft gevonden. Waarom zou dat
kind zo doodzenuwachtig zijn als ze niets wist. Hij
zet zich om de ongelukkige Nettie eens stevig aan de
tand te voelen. Maar zij blijft onder een stortvloed
van tranen volhouden dat ze niets, helemaal niets
weet. „Werkelijk riiet, inspecteur, werkelilk niet!"
De ongelukkige Pieter Auguste ziet zich gedron
gen te bellen om water en Hoffmandruppels. Juf
frouw Slagers drinkt, terwijl haar tanden als castag
netten tegen de rand van het glas slaan.
„Voelt u zich al weer wat beter? Mooi! En ver
telt u mij nu eens eerlijk wat u weet van de tijd
waarop de verschillende dames zijn binnengekomen."
„Ik weet het niet. Ik weet het werkelijk niet,"
krijt de ongelukkige Nettie en het lieve leven begint
weer van voren af aan.
„Maar waar voor de drommel is ze dan zo gek
nerveus over?" denkt perquin en bout portant
stelt hij haar de vraag: „Waarom stelt u zich dan
zo aan? Als u werkelijk de waarheid spreekt, hoeft
u toch nergens bang voor te zijn?"
Ze kijkt hem aan als een uil in doodsnood: „Het ls
alleen maar... Oooooo!" barst haar gejammer weer
los.
„En nu zult u me voor de drommel zeggen,
waarom u zich zo mal aanstelt," zegt hoofdinspec
teur Perquin en slaat met de vuist op tafel.
Nettie Slagers slikt moeilijk. En dan komt het
hele verhaal er uit. Het verhaal van de kleine spriet,
pas van school, die ze meer dan tien jaar geleden
was. De kleine spriet, die geen weerstand had kun
nen bieden aan de lintjes en prulletjes, die in zo'n
kleurige overvloed om haar heen verspreid waren.
„Het... het waren alleen maar heel kleine stukjes,
waarmee je toch niets meer doen kon. Werkelijk
niet, inspecteur," hikt ze. „Maar die mevrouw, ze
was toch zo boos! Woedend was ze."
En in een niet meer te stuiten begeerte zich eens
uit te spreken over deze nachtmerrie, vertelt ze,
hoe mevrouw er werk van gemaakt had. En van de
kinderrechter, die haar een arme kleine spriet had
genoemd en zo vriendelijk had uitgelegd, dat je
niets van een, ander zonder vragen mocht nemen,
ook al waren liet snippertjes en lintjes waar die
ander niets mee doen kon. En tegen die mevrouw
was hü eigenlijk helemaal niet vriendelijk geweest,
die rechter. Maar dat nam toch niet weg, dat ze
eenmaal gestolen had en voor de rechter had ge
staan.
„Als een dievegge, inspecteur. En zo iets bjijft
aan je vast kleven."
„Mevrouw Zelf" had acht jaar geleden dan ook
geaarzeld of ze haar wel zou nemen. En natuurlijk
kreeg ze minder salaris dan de andere dames, waar
op mets aan te merken viel. Hoofdinspecteur Pieter
Auguste Perquin maakt uit juffrouw Slagers toon
op, dat ze dit heel normaal en rechtvaardig vindt.
En 's hoofdinspecteurs toch al niet bijzonder laaiend
enthousiasme voor de jacht op de moordenaar van
„Mevrouw Zelf", bekoelt nog enkele graden.
Het is een getrooste Nettie Slagers, die, de ogen
nog rood van het huilen, weer bq de kudde terug
keert, maar hoofdinspecteur Perquin is nog geen
stap verder gekomen.
Als enige bron van inlichtingen blijft hem nog ma
demoiselle Eline. Maar dit is een bron, die, hoewel
edelmoedig opborrelend, weinig zuiver water geeft.'
Hoofdinspecteur Perquin zucht even. Hoe ter wereld
onderscheid je bij mademoiselle Eline Wahrhelt van
Dichtung?
„Waarover, juffrouw De Bruin?"
..Weet u, inspecteur, mama zegt altijd: nsP'
jij bent zo doorzichtig als kristal. Gewoon tr» „c
Sou."
„Alibi's, inspecteur? Is het u te doen om re'1
O, wat interessant! Laat ik eens kijken. We.,e d'.j
natuurlijk allemaal op tijd. Twee uur. Beha'? Ooil
vreselijke Fietje Perkmeier was er niemand,
te laat kwam. 't Is vreemd, maar zulke °r ievOe!
types, die schijnen nu niet het minste „Uchtsg. ah
té" hebben. Niét het minste. Mama zegt altU" eti
een lady steeds zorgt op tijd te zijn. Mama 's v9ii
strikt op zulke dingen, inspecteur. Mama \\V
zichzelf een Buyck, ziet u. Buyck met y en c"
tuurlijk. Buyck van Suidrecht."
„Dus u weet zeker, dat alle dames uiterlijk
uur binnen waren? Allen zonder uitzondering-
„Allemaal, inspecteur, behalveMaar daar 1 ajjC
verklaring voor. Ik mag wel zeggen dat we
maal op tijd binnen waren."
„Maar u zei: Behalve. Behalve wie, mad®
selle?"
Ze bedekt coquet haar mond met de een
knokige hand.
„Oh, fi done, u hoort ook alles inspecteur.
ik werkelijk niet willen zeggen. Ik had Ch» vV.o^
toch zo beloofd... Charlotte zal woedend zijn, pi
niet, dat iemand van ons er een woord ove»
liet..."
iK
rant ben je. Je zou geen leugen kunnen zeggeI^af'
al kon je er je leven mee redden." En dat >s
inspecteur. Zelfs in mijn kinderjaren..."
„Dat
0rÜ|$
Mi
tt is werkelijk prachtig, juffrouw Df ig
maar laten we de draad niet kwijt raken. W»1 iP"
dat u juffrouw Terbeek hebt moeten belove
niet te vertellen?" spec'
„Beloofd? Beloofd heb ik eigenlijk uiets, 'n j?1'"
teur. Maar Charlotte is zo... Ze zegt eenvoudig-0j<eL
goed begrepen, daar wordt niet over ge,sj?rli 1>L
daar kan ik op rekenen." En wat doe je
Want Charlotte kan erg ruw zijn, zo bij net W?
af. Ik heb wel eens gedacht of dat niet doo pe
grootmoeder komt... Niet dat Ik anti-seim® pie'
inspecteur, 'maar die grootmoeder moet uit ee
slagerswinkeltje gekomen zijn..."
Wordt