Het kleuterschooltje wilde geen vakantie KUIFJE IN TIBET HAWAAAOÈT}^ DC PELSJAGER Spionage voor Venus Alfredo f 'A ïlüL $0 EXAMENS OP REIS Cen Groenevelo MOORD in de Apollokliniek Ka? tl mm HST NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 28 JULI 1962 DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBY doof HERCÉ Tc ha nahoe voel je je Uitstekend. Door de rust en de goede 2orgen,die ik hier kreeg ben ik weer helemaal opgeknipt 7 Des te beter!De goede monniken hebben voor ons een kin vim simengesteld. Nu kunnen we giuw niir Ne pi! vertrekken en vmdnr uit nnr Europi Alweer die rirt kwistenbiebe! ERIG DE NOORMAN a'» VERVOLGVERHAAL DOOR HARRY BOUTS IX 19. Peinzend schudt de boer het hoofd in antwoord op Erics vraag. „De troep zag ik niet weer. Alleen een jonge kerel; hij was gewond en had veel haast." „Dat klopt," knikt Eric, „Axe, maar verder dus nie mand? Hoe hebben zij eigenlijk hun weg door het moeras verderop weten te vinden?" „Oh, dat is makkelijk, zolang er niet te veel sneeuw ligt," zegt de bper. „De enige weg er door is afgezet met palen, zodat je die maar hoeft te volgen." „Aha, en later was alles ondergesneeuwd," mompelt Eric. „Dan is het te begrijpen, dat ze verdwaald zijn." De boer lacht meewarig. „Verdwalen?" zegt hij. j.Men kan daar niet verdwalen, denk ik. Het is óf de weg volgen, óf Verdrinken Geschokt,luikt Eric - - - hem aan en aan de gezichten van zijn krijgers ziet hij, dat ze nu het zelfde denken als hij zelf. Tegen een flinke beloning neemt de boer °P zich hen veilig door het verraderlijke moeras te brengende hoop, Sveih en zijn mannen nog terug te vinden, vervliegt bij de Noorman, wanneet" zij de barre wildernis van dit uitgestrekte gebied steeds verder binnen dringen. Maar dan opeens staat hij als aan de grond genageld stil en in plotselinge argwaan grijpt hij de boer beet: „Je zei toch, dat er maan één pad door dit moeras was?" snauwt-hrj. „Wel vriend, wat is da dan?" en dreigend wijst hij óp dp sporen, welke uit het moeras naar he£ pad leiden. De sporen van eeamens...,,fcl <-r, .r. SWlir Z86S door MARTIN MONS o° N verv°l 4) In het stadje Roezemoes was een heel mooi kleuterschooltje. Het was zó gebouwd, dat alle kleuters er zich dadelijk op hun gemak gingen voelen. Er stonden heel mooie tafeltjes en stoeltjes in. Er hingen héél leuke poppetjesgordijnen voor de ramen. Er stond een heel brede, lage kast, met allemaal speelgoed erin, waar de kleu ters zelf bij konden. En in de gang was een lange kapstok aan de muur gespij kerd, met boven ieder haakje een haas je, een hondje, een beertje, een poesje, een aapje of een ander dier. Je kunt begrijpen dat de kleuters van het stadje Roezemoes graag naar school gingen. Iedere morgen stapten ze de grote deur in: Jaapje en Petertje, Rosie en José- tje, Wimpje, Loesje en Kareltje, Teuntje, Tijsje, Willemijntje en al die andere kleine jongens en meisjes, waar van me de naam zo gauw niet wil te binnen schieten. Dan trippelden al die kleine voetjes door de gang. Dan wer den in de klasjes de stoeltjes naar ach teren geschoven. Dan ging de kastdeur open en mochten ze zelf uitkiezen waar mee ze aan het werk wilden gaan. O, wat een vrolijke stemmetjes klonken er dan door het kleuterschooltje van het stadje Roezemoes! En als juffrouw Truusje of juffrouw Treesje de kinderen lieten zingen bij de piano was het hele maal een gezellige boel. Maar op een morgen was het kleuter schooltje verdrietig. Er ging iets gebeu ren. Het zou vakantie worden. Vandaag was het de laatste dag dat de kleuters nog bij elkaar kwamen. Morgen zouden ze thuis blijven. Of op reis gaan. Of naar het zwembad. Of buiten spelen op de stoep. De kleutertjes waren er blü om. Ze dachten: alle dagen naar school is ook maar het zelfde. Nu mogen we fijn weer eens iets anders. We hebben va kantie. Hoera! Maar het kleuterschool tje vond het verschrikkelijk. Het wist nog goed van verleden jaar, hoe leeg en stil het was geweest, vier en een halve week aan een stuk door. Niet één stoeltje was er verschoven. Niet één speeltje was er uit de kast gekomen. En er had geen enkel liedje door de klasjes geklonken. O, en vier en een halve week duren heel, héél lang. Blijven jullie nou hier! zei het school tje, maar dat konden de kleuters natuur lijk niet verstaan. Zelfs de twee juf- frouws, Truusje en Treesje, verstonden het niet. Ze zeiden juist: kom kleuter tjes, we gaan eens opruimen. Jaapje, doe de blokken eens netjes in de zak. En jij, Rosie, leg de pop eens in haar wiegje. De kleuters gingen allemaal, bedrijvig aan het werk. Petertje deed de kleurtjes aan UCl rrviivi x vivi iju uvvu «-»w «J in de doos. Josétje ruimde de kraaltjes op,Wimpje en 'A 4rp$gen de doos met prikkaartjes naar de kast. Loesje en WiUsmijPtje mochten de plantjes water geven. En zo deden ze allemaal wat. Maar toén ze alles hadden opgeruimd "P,; Wipjpj doos met Van welke tijd de eerste windwijzer dateert, is niet met juistheid bekend; intussen is het gebleken, dat dit voor werp niet alleen in dt tiende eeuw reeds veel in gebruik was, maar dat ook toen, evenals nu nog, bij voorkeur het beeld van een haan voor de windwij zer gebezigd werd. Waarom men juist de keuze op dit dier liet vallen, is daardoor te verkla ren, dat de haan in de middeleeuwen als het zinnebeeld der Christelijke waak zaamheid werd beschouwd. en ze eindelijk voor vier en een halve week naar huis wilden gaan, merkten ze dat er iets geks was gebeurd. De deur, de grote schooldeur zat zó stevig dicht, dat niemand er nog uit kor.. Juf frouwen. Truusje en Treesje, verstonden getrokken. Toen kwam juffrouw Trees je eens helpen, want die was nog veel sterker. Maar het hielp niet. Zelfs toen ze allebei samen aan de deurknop gingen rammelen. De deur zat hele maal stijf-, stijf-dicht. Buiten stonden de moeders op hun kleutertjes te wach ten. Zullen wij eens duwen, riepen ze, toen ze zagen dat de deur niet open ging. Met hun allen duwden ze tegen de deur. Maar de deur bleef dicht en ver roerde niet. Laten we maar door de ramen klimmen, bedacht juffrouw Treesje. Maar dat lukte ook al niet. Hoe ze ook trokken en rukten, de ramen zaten allemaal zó stevig dicht, dat er niet eentje meer open kon. Een paar kleutertjes begonnen te huilen.Wij wil len naar mammie, wij willen naar huis! Stil maar stil maar. troostten de juf frouwen. Daar heb je de tuinman. Die is heel sterk. Hij zal de deur wel open kunnen duwen. De tuinman nam zijn pijp uit zijn mond, schoof zijn mouwen omhoog en gaf de deur een geweldige duw. Maar nee, ook dót hielp ^niet. Niemand snapte er wat van. Maar jullie zult het allicht al wel begrepen hebben. Het kleuterschooltje Van Roe zemoes wilde de kinderen bij zich hou den. Het wilde niet alleen zijn. vier en een halve week aan één stuk door. Doe maar geen moeite meer! riep het school tje. Ik laat jullie er toch niet uit! Hè toe, ga nou gezellig weer spelen en zingen. Blijf nou bij me. Ik vind het zo ver schrikkelijk saai alleen, ai Och, was er nou maar iemand ge weest, dié zulke taal begrijpen kon. MaSfr' niémand die daatK verstand van had. Laten we de politie opbellenzei juf frouw Truusje zenuwachtig. Of anders de brandweer!, kwam juf frouw Treesje met een bibberstem. Ik ga voor de politie en de brandweer lekker ook niet open, riep het schooltje. Béééé, béééé, huilden Rosie en Wille mijntje. Het was wel een verschrikkelij ke toestand. Maar opeens gebeurde er wat. Tijsje, een kleine jongen, die alle drukte op zijn eentje wat af had staan kijken, zag uit een klein holletje in de frond een kabouter te voorschijn komen. !n toen nog een. En nog al een. O, o, er kwamen er steeds meer. Het hield niet op. Juffrouw, juffrouw! schreeuwde Tijsje. Stil, Tijs, zei juffrouw Truusje, je ziet toch, dat we nu wel wat anders aan ons hoofd hebben. Maar kijkt U nou toch eens, juffrouw! riep Tijsje weer. Stil jongen, zei juffrouw Treesje. Ik ga naar de telefoon. Maar er zijn opeens een heleboel kabouters! schreeuwde Tijsje zo hard hij kon. Ja ja, straks, zei juffrouw Treesje haastig en toen verstond ze eigenlijk pas, wat Tijsje gezegd had. Ww...wat? Waar...wat zei je? vroeg ze. Tijsje hoefde alleen maar een klein, dik vingertje uit te steken en toen zag ze ze al. Wel tien kleine kabouters stonden op een rijtje, vlak onder de kapstok met de beestjes erop. Juffrouw Truusje zag ze ook. En alle kleuters. Het werd heel stil in de gang. De kleintjes vergaten van verbazing nog te huilen. Buiten schreeuwden de moeders: komt er nog wat van? Wan neer gaat die deur toch eindelijk eens open? Een ogenblikje!-riep juffrouw Truus je door net sleutelgat terug. Een van de kabouters, de hoofdkabou ter, begon te praten. Je kon zien dat hij hoofdkabouter was, omdat zijn muts iets hoger en zijn baard iets langer was dan van de anderen. Juffrouw ,zei hij, en U ook, andere juffrouw, wij zijn gekomen om U te helpen. Uw kleuter schooltje wil niet alleen zijn in de va kantie. Daarom heeft het expres zijn deur en ramen dichtgehouden. 's Is toch niet waar?, riepen juf frouw Truusje en juffrouw Treesje tegelijk. Ja ja, knikte de hoofdkabouter. U weet zulke dingen niet, maar wij horen méér dan jullie. Wij weten wat wij doen moeten om jullie te helpen. Toen rekte de hoofdkabouter zich uit en zei plechtig: Kleuterschooltje van het stadje Roezemoes, laat de deur alsjeblieft heel gauw opengaan. Wij zul len met ons tienen je zolang gezelschap houden, in de tijd dat het vakantie is. Wij zullen ervoor zorgen, dat je nooit meer zo'n lange tijd alleen hoeft te zijn. Meteen sprong de deur wijd-open, maar de kinderen waren zó verbaasd door die eóftte kabouters, dat ze hele maal niet naar buiten gingen. De kabou ters moesten ze gewoon de school uit sturen. Toe jongens en meisjes, jullie moeders wachten al een hele poos. Ga nu maar gauw! En zo konden de kleutertjes gelukkig tóch vakantie gaan houden. De tien kabouters zorgden ervoor, dat het schooltje niet alleen was en dat het daarbinnen niet zo leeg was en stil. Nog altijd komen ze als het vakantie is terug. En als je dus ooit een kabouter wilt zien, dan weet je waar je moet gaan kijken: in het kleuterschooltje van het stadje Roezemoes. Maar vraag me nu niet, waar dat stadje ergens ligt. Want heus, Het spijt me, maar dót weet ik niet precies. LEA SMULDERS Copyright Casterman lÜiaT'»/A'VA'\Y^ In de luchtreus gaf Kareis verschijnen heel wat beroe ring. Een der inzittenden - een oudere dame, die naar eerste luchtreis maakte - had de benen van de blinde passagier voor haar raampje zien bungelen, terwijl zij enigszins huiverend van het uitzicht zat te genieten Gillend deed ze kond van haar ontdekking en haar angst sloeg over op de andere passagiers. De verontruste gezag voerder verzocht Karei ijlings per luidspreker beleefd doch dringend het vliegtuig te verlaten. Deze gaf onmiddellijk gehoor aan het verzoek. Nagestaard door alle reizigers, die meenden een wezen van een andere planeet te zien liet h zich van de vogel glijden. Een nieuwe kans om verlost te worden van de robot was verloren gegaan. Karei was vlug over deze nieuwe teleurstelling heen, want terug op aarde kreeg hij zijn doel eindelijk in zicht. Ontelbare bungalows en ronde bouwsels, die veel op gashouders leken, ontdekte hij, omringd door een metershoge omheining van Prikkel draad. Een betonnen gebouw van wel 30 verdiepingen wos midden in de stad neergezet, precies zoals op de maquette- kaart van de Venusman. De robot moest op zijn televisiescherm gemerkt hebben dat zün assistent goed was aangekomen. Dit maakte Karei op uit het feit, dat de veerkracht van zijn springelementen verminderde. De veren werden kleiner en kleiner evenals zijn sprongen en bij de brede asfaltweg, die naar de stads poort liep, kon hij er op lopen als op een paar conserven blikken. Langs een dubbele rij luxueuze wagens bereikte hij een ijzeren hek, waar een dozijn schildwachten, inclu sief geweer met bajonet, rondliepen. Het kostte Karei veel zelfbeheersing om met naar de soldaten toe te hollen, hun alles te vertellen en hen te smeken hem uit de macht van het nylonwezen te redden. De vele onaangename ervaringen met de onbarmhar ïge ro- bot hadden hem echter voorzichtig gemaakf. Hij mwst pro beren binnen te komen zonder gezien tew°^e"' in de stad kon hij altijd nog een ontsnappingspoging wagen. „Goede middag professor Roelants, he professor goeden middag." Karei zakte bijna door de knieen van schnk. bij hem dook een schildwacht achter een der wagens p stond joviaal naar hem te wuiven. „Ha die professor o u weer terug? Komt U maar, dan zal ik de Poor* rip open maken." Hoffelijk ging hij Kartel voor en on*s deur. Voorzichtig tripte Karei achter hem aan. bang aa iemand zijn veren zou ontdekken. ,Die ziet mij voor ïerna anders aan", filosofeerde hij, „ik schijn erg op een zeKere professor Roelants te lijken." Hopelijk ontdekken de anderen de vergissing niet. Hij groette met een stijve, doch beminnelijke buiging. Ze zouden anders aan zijn stem kunnen horen, dal hij niet professor Roelants was. In zijn ijver om toch maar vriendelijk genoeg te zijn boog hij zo diep, dat hij zijn evenwicht verloor en hij zou zeker gevallen zijn als een tweetal soldaten hem niet gegrepen hadden. Daar de schildwachten goed getrainde militairen waren hielden zij hun hoofd opgeheven, bovendien waren zij allen aanmerke lijk groter dan Karei ondanks diens veren en het was waarschijnlijk daarom, dat ze niets van de veren bespeur den. Met een reeks kleinere buiginkjes bedankte Karei en betrad de weg naar de bungalows. „Nu valt voor mij de grote beslissing", wist hij. „De eerste de beste die ik ontmoet vertel ik wat er met mij gebeurd is. anders moet ik die geheime papieren stelen en ik wil feen dief zijn." Erg goed trof hij het niet. Uit een der lage uisjes kwam een lange man gestapt in een lichte overall. Op zijn gezicht stond een norse hoogmoed te lezen. Wan trouwend keek hij op de indringer en diens verenschoenen neer en hij vroeg: „Zeg ventje hoe kom jij hier? Laat me jouw legitimatiebewijs maar eens zien." Karei sloeg ontmoedigd de ogen neer. Toch probeerde hij te redden wat er te redden viel. „Ik kom van een vliegende schotel. Een robot heeft mij hier naar toe gestuurd om documenten te stelen. Help mij toch mijnheer, ik kan niet loskomen van dat monster. Help me, astublieft help me toch!" In een sneltreinvaart raffelde hij zijn leed af. Veel indruk maakte het niet op de verbolgen heer, hij stapte dreigend op Karei toe. „Wel jij verduvelde kwa jongen, weet je wel tegen wie je spreekt? Hoe durf je mij voor de gek te houden? Waar is je pas? Vlug een beetje, anders zal ik je mores leren." De man geloofde hem helemaal niet. Wat moest hij daar tegen doen? Het was met enige aarzeling, dat hij een dei- metalen eitjes uit zijn zak trok. Hij kneep met zijn vingers op de rode puntjes aan de uiteinden ervan, precies zoals de robot hem gezegd had en drukte het voorwerp daarna in de handen van de verbijsterde man. Het ei begon te sissen als een woedende slang, een bruin schuim spoot er uit bedekte de man in een paar minuten tijds Hoe meer nij zich inspande om zich los te rukken uit de kleverige massa, des te sterker bruiste de blubber over hem heen. Karei begreep direct, dat dit hetzelfde materiaal was waarmee het vloeibare-rubber-lucht-kanon van de vliegen de schotel gevuld was. „Ziet u nu wel mijnheer, dat ik niet gelogen heb!" riep hij uit. „Dat spul komt ook van de robot." Het slachtoffer wilde naar geen redenen luisteren, luidkeels schreeuwde hij om hulp, worstelend met de schui mende rubber. Verstandig als hij was, trok Karei zich bij tijds terug en vervolgde zijn weg. Twee politie-agenten, die, gealarmeerd door het hulpgeroep, naar de plaats des on- heils opmarcheerden, hielden hem staande. Advertentie .98656° TB*- DEN HAAG, 28 juli Gisteren is de/ Uitslag bekend gemaakt van het offi ciersexamen bi) de Koninklijke Mili taire Academie. 74 cadetten-sergeant hebben dit examen met gunstig gevolg afgelegd, namelijk: C. Schotel (Amers foort), A. Laanstra (Amsterdam), M. van Bemmel (Apeldoorn), J. L. Ebbink, H. Willemsen en T. A. Ottow (Arnhem), G. Brink en P. Daverschot (Assen), E. F. Kiepe (Bergen op Zoom), E. J. H. Bosch, L. A. C. M. Coopmans, L. A. M. E. Hustinx en N. R. Schot (Breda), H. H. W. Saeys (Delft), G. Boschloo (Diepenveen), T. van Erp (Doorn), F. G. B. Brackel, D. Tom en J. van Win- coop (Ede), P. Huysman en W. A. Tim mermans (Eindhoven), A. Steegstra (Ferwerd), L. J. Meiresonne (Gende- ren), W. van der Wal (Groningen), E. Ch. I. Bemaseo, H. D. W. Klein Brete- ler, A. Paulusma, Th. J. M. de Vreeze, E. E. Warlicht, B. van Lent en jhr. C. M. Storm van 's Gravesande (Den Haag), N. Felius (Haamstede), G. van Gilst en E. A. van Hecke (Harderwijk), J. van Ballegooy en J. H. Smit (Den Helder), C. W. W. M. van Gaaien ('s Hertogenbosch), A. L. de Jong (Kat wijk aan Zee), E. D. Terhenne (Leeu warden), H. P. A. Kerklaan (Leidschen- dam), R. W. Zaaijer en D. C. M. Mater (Maastricht), J. G. Pruijn en Th. H. M. Verkerk (Nijmegen)W. M. van der Guehte (Oost en West Souburg), J. H. van Oostenbrugge (Oude Tonge), G. P. M. Wjjnands (Roermond), R. E. Abbas, G. J. Felius, F. H. L. M. Mueller, B. N. de Koning en H. S. The (Rotterdam), A. Ardon en C. Veldkamp (Roosendaal) J. P. G. van der Meer (Santpoort), C. J. M. Hoelscher en A. J. M. van Loos broek (Schiedam), P. Wattel (Seroos- kerke), P. H. M. Messerschmidt (Sit- tard), M. J. M. van Broekhoven (Steen bergen), A. J. L. den Blanken, J. T. H. Bruurmijn, B. P. M. Krijsen, M. C. L. Hopstaken en C. A. Th. Takkenberg (Tilburg), J. E. Huiskes (Treebeek), J. Polak (Utrecht), A. J. M. Horstmeier (Velp), C. J. Remijnse en H. R. Buf- fart (Voorburg), E. J. Oldenziel (Wil- dervank), II, Boersma (Wolvega), Th. J. H. Slakhorst (Oosterbeek) en R. A. Hof land (Oud Gastel).. (Advertentie) TEGEN INGEWANDSBEZWAREN TEGEN MUGGEBETEN (Advertentie) Wekelijks vertrek naar _^„aij^ LUXEMBURG. DUITSLAND, OOSTEN" ZWITSERLAND, ITALIË en SPANJE- Speciale rondreizen naar SCANDINAVIË, PRAAG en WENEN, -|0, FLORENCE, ROME en NAPELS, MAün ZUID SPANJE en BARCELONA. Vertrek: Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Utrecht e.v.a. plaatsen Vraagt gratis re!sprogramifa Erkend door de Reisbureau»' Botvrs'loot 52..- .J cl. 11.25,35^; 34 „Maison Saleminq heeft een hele doos van die kleine proefflesjes gehad. En mevrouw had toen juist een foede bui, zodoende hebben we elk eentje gekregen, k bedoel de mannequins en de vendeuses, niet het atelier." Een van de vendeuses, Nettie Slagers, is zo ner veus, dat Pieter Auguste Perquin een kort ogenblik denkt, dat hij nu eindelijk een zwak punt in de muur van tegenwerking heeft gevonden. Waarom zou dat kind zo doodzenuwachtig zijn als ze niets wist. Hij zet zich om de ongelukkige Nettie eens stevig aan de tand te voelen. Maar zij blijft onder een stortvloed van tranen volhouden dat ze niets, helemaal niets weet. „Werkelijk riiet, inspecteur, werkelilk niet!" De ongelukkige Pieter Auguste ziet zich gedron gen te bellen om water en Hoffmandruppels. Juf frouw Slagers drinkt, terwijl haar tanden als castag netten tegen de rand van het glas slaan. „Voelt u zich al weer wat beter? Mooi! En ver telt u mij nu eens eerlijk wat u weet van de tijd waarop de verschillende dames zijn binnengekomen." „Ik weet het niet. Ik weet het werkelijk niet," krijt de ongelukkige Nettie en het lieve leven begint weer van voren af aan. „Maar waar voor de drommel is ze dan zo gek nerveus over?" denkt perquin en bout portant stelt hij haar de vraag: „Waarom stelt u zich dan zo aan? Als u werkelijk de waarheid spreekt, hoeft u toch nergens bang voor te zijn?" Ze kijkt hem aan als een uil in doodsnood: „Het ls alleen maar... Oooooo!" barst haar gejammer weer los. „En nu zult u me voor de drommel zeggen, waarom u zich zo mal aanstelt," zegt hoofdinspec teur Perquin en slaat met de vuist op tafel. Nettie Slagers slikt moeilijk. En dan komt het hele verhaal er uit. Het verhaal van de kleine spriet, pas van school, die ze meer dan tien jaar geleden was. De kleine spriet, die geen weerstand had kun nen bieden aan de lintjes en prulletjes, die in zo'n kleurige overvloed om haar heen verspreid waren. „Het... het waren alleen maar heel kleine stukjes, waarmee je toch niets meer doen kon. Werkelijk niet, inspecteur," hikt ze. „Maar die mevrouw, ze was toch zo boos! Woedend was ze." En in een niet meer te stuiten begeerte zich eens uit te spreken over deze nachtmerrie, vertelt ze, hoe mevrouw er werk van gemaakt had. En van de kinderrechter, die haar een arme kleine spriet had genoemd en zo vriendelijk had uitgelegd, dat je niets van een, ander zonder vragen mocht nemen, ook al waren liet snippertjes en lintjes waar die ander niets mee doen kon. En tegen die mevrouw was hü eigenlijk helemaal niet vriendelijk geweest, die rechter. Maar dat nam toch niet weg, dat ze eenmaal gestolen had en voor de rechter had ge staan. „Als een dievegge, inspecteur. En zo iets bjijft aan je vast kleven." „Mevrouw Zelf" had acht jaar geleden dan ook geaarzeld of ze haar wel zou nemen. En natuurlijk kreeg ze minder salaris dan de andere dames, waar op mets aan te merken viel. Hoofdinspecteur Pieter Auguste Perquin maakt uit juffrouw Slagers toon op, dat ze dit heel normaal en rechtvaardig vindt. En 's hoofdinspecteurs toch al niet bijzonder laaiend enthousiasme voor de jacht op de moordenaar van „Mevrouw Zelf", bekoelt nog enkele graden. Het is een getrooste Nettie Slagers, die, de ogen nog rood van het huilen, weer bq de kudde terug keert, maar hoofdinspecteur Perquin is nog geen stap verder gekomen. Als enige bron van inlichtingen blijft hem nog ma demoiselle Eline. Maar dit is een bron, die, hoewel edelmoedig opborrelend, weinig zuiver water geeft.' Hoofdinspecteur Perquin zucht even. Hoe ter wereld onderscheid je bij mademoiselle Eline Wahrhelt van Dichtung? „Waarover, juffrouw De Bruin?" ..Weet u, inspecteur, mama zegt altijd: nsP' jij bent zo doorzichtig als kristal. Gewoon tr» „c Sou." „Alibi's, inspecteur? Is het u te doen om re'1 O, wat interessant! Laat ik eens kijken. We.,e d'.j natuurlijk allemaal op tijd. Twee uur. Beha'? Ooil vreselijke Fietje Perkmeier was er niemand, te laat kwam. 't Is vreemd, maar zulke °r ievOe! types, die schijnen nu niet het minste „Uchtsg. ah té" hebben. Niét het minste. Mama zegt altU" eti een lady steeds zorgt op tijd te zijn. Mama 's v9ii strikt op zulke dingen, inspecteur. Mama \\V zichzelf een Buyck, ziet u. Buyck met y en c" tuurlijk. Buyck van Suidrecht." „Dus u weet zeker, dat alle dames uiterlijk uur binnen waren? Allen zonder uitzondering- „Allemaal, inspecteur, behalveMaar daar 1 ajjC verklaring voor. Ik mag wel zeggen dat we maal op tijd binnen waren." „Maar u zei: Behalve. Behalve wie, mad® selle?" Ze bedekt coquet haar mond met de een knokige hand. „Oh, fi done, u hoort ook alles inspecteur. ik werkelijk niet willen zeggen. Ik had Ch» vV.o^ toch zo beloofd... Charlotte zal woedend zijn, pi niet, dat iemand van ons er een woord ove» liet..." iK rant ben je. Je zou geen leugen kunnen zeggeI^af' al kon je er je leven mee redden." En dat >s inspecteur. Zelfs in mijn kinderjaren..." „Dat 0rÜ|$ Mi tt is werkelijk prachtig, juffrouw Df ig maar laten we de draad niet kwijt raken. W»1 iP" dat u juffrouw Terbeek hebt moeten belove niet te vertellen?" spec' „Beloofd? Beloofd heb ik eigenlijk uiets, 'n j?1'" teur. Maar Charlotte is zo... Ze zegt eenvoudig-0j<eL goed begrepen, daar wordt niet over ge,sj?rli 1>L daar kan ik op rekenen." En wat doe je Want Charlotte kan erg ruw zijn, zo bij net W? af. Ik heb wel eens gedacht of dat niet doo pe grootmoeder komt... Niet dat Ik anti-seim® pie' inspecteur, 'maar die grootmoeder moet uit ee slagerswinkeltje gekomen zijn..." Wordt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 2