Onderwijs de
bootste post
M
m VERF
jAn visser
nota 1963
Slotbeschouwing van Miljoenennota
Begroting voldoet aan normen van
conjuncturele en structurele aard
Neutrale financiering past
bij huidige verhoudingen
320 miljoen
voor wegen
1968
VOOR
Uitgaven van het Rijk
D
Nog 7.500
ambtenaren
gevraagd
Weinig ruimte
voor verhoging van de lonen
Lichte ontspanning op arbeidsmarkt
Conjunctuur om ons heen
BEGROTING IN CIJFERS
eer uitgaven
S-sSS?
Joenen-
DIT (II miljard)
geeft de staat
in 1963 uit
Geringe toename
investeringen
Op het continent
spanning
V.S. en Engeland:
overcapaciteit
Het
Nieuwe dagblad
DINSDAG 18 SEPTEMBER 1962
PAGINA II
l*>5 rnnfring aan de gemeenten van
,*9 het i voor de materiële kosten
j.ak rona ,ger onderwijs; de salarissen
?steu v 2,5°0 leidsters en de overige
t;®eVfto»°Er ket kleuteronderwijs (met
l 20 mi, 420-°00 kleuters), waar bijna
jasten v°or nodig is; de salaris-
=aVe6r ;Lan rond 609 min. van de on-
^pn, bet'500 'oerkrachten bij het ge-
Vo leid i voortgezet gewoon en het uit-
la 6n gar onderwijs. De uitgaven
?er nüj teln. voor het buitengewoon
.N u^erwijs.
F".
K
öe
SratS£ch«"g Nationaal Luchtvaart
Iti1 Vjif.,:ium zal in 1963 met behulp
b 'ïf'n eende modellen zijn onderzoe-
laS'eiUd Voor^zetten. Ook vliegtuigen
flf'bairpA001' verticale opstijgingen en
h bet» ,zuüen in het onderzoek wor-
ZAANDAM
ifeeil te, bi..elE-?t«ging
DEN HAAG, 18 september. In een slotbe
schouwing op de rijksbegroting voor 1963 vraagt
de minister van financiën aandacht voor de naast
de conjuncturele relaties bestaande structurele
verhoudingen tussen overheidsfinanciën en volks
huishouding. De essentie van het financiële beleid,
zo merkt de minister op, blijft het afwegen van
verschillende belangen. Het feit, dat op tal van
terreinen wensen onvervuld moeten blijven, dwingt
voortdurend tot een keuze. Deze afweging ge
schiedt in eerste instantie binnen het Kabinet. Zij
behoort eveneens tot de taak van de Staten-Gene-
raal. De Tweede Kamer zoekt door wijzigingen
van de procedure van begrotingsbehandeling naar
wegen om de vervulling van deze taak beter tot
haar recht te doen komen. De minister vertrouwt
dat daarmede, niet in de laatste plaats door het
bereiken van overeenstemming omtrent het alge
mene kader waarbinnen in beginsel bewegings
vrijheid bestaat, een bijdrage zal kunnen worden
geleverd om in gezamenlijk overleg tussen regering
Structureel kader
Dekking uitgaven
va
en parlement een verantwoorde begrotingsontwik
keling te verwezenlijken.
Het eerste aspect waaraan de minister in zijn
samenvatting van enkelei punten van het begro
tingsbeleid aandacht schenkt is de invloed die van
de rijksfinanciën blijkens de begroting uitgaat op
de economische ontwikkeling op korte termijn.
De invloed van wijzigingen in de belastingtarie
ven is in 1963 groter dan in voorgaande jaren.
Hier komen conjuncturele en structurele aspecten
tezamen. De werking van de progressie maakt
aanpassing van de belastingtarieven noodzakelijk.
Bij het kiezen van het tijdstip daarvoor leggen
conjuncturele overwegingen gewicht in de schaal.
Het spreekt echter vanzelf dat wanneer bij de
afweging van de verschillende factoren de balans
naar de kant van een aanpassing of zelfs naar een
verdergaande verlaging doorslaat, de op korte ter
mijn daaruit voortvloeiende impulswerking moet
worden aanvaard.
Onzekerheden
Besparingen
Gevaren
S
HOE DESTAAT1 GULDEN ONTVANGT
HOE DE STAAT 1 GULDEN UITGEEFT
(Van onze soc.-econ. redactie)
DEN HAAG, 18 sept. Het
Centraal Planbureau verwacht in
zijn „verkenning" van de econo
mische ontwikkeling in Neder
land in 1963 een aanmerkelijk
DE VERWACHTING VOOR 1963
SÜ3
DEN HAAG, 18 sept. Het Centraal Planbureau heeft een korte Sd Ta^Ubbem^Tn^te^'daHng
karakterisering van de coniunctuursituatie in enkele voor Nederland van de investeringen lijkt echter nog
verminderde stijging van het in-
vesteringspeil, vergeleken met
1962. Deze ontwikkeling, die voor
al wordt toegeschreven aan de da
ling van de reële winsten, is het
centrale punt in de „verkenning"
van het Planbureau, die tegelijk
met de begroting aan de Tweede
Kamer is toegezonden. Tegenover
een stijging van de investeringen
met ruim 5 in 1962 staat voor
1963 een toename met 2 In de
locnsector moet gerekend worden
op een stijging van 6,5 waar
van echter slechts ca. 2 zal
overblijven voor verbeteringen in
de C.A.O.'s. Er zijn redenen om
aan te nemen, dat zich een ge
ringe ontspanning op de ar
beidsmarkt zal voordoen. Men
dient rekening te houden met een
voortduren van de druk op de lo
nen en prijzen. Enige verbetering
van het saldo op de lopende reke
ning van de betalingsbalans lijkt
niet uitgesloten omdat het tekort
op de handelsbalans ongeveer ge
lijk blijft, maar het overschot in
de dienstensector iets zal stijgen
terwijl ook de post „uit het bui
tenland ontvangen inkomens" zal
toenemen.
(Van onze soc.-econ. redactie)
belangrijke landen gegeven.
0Öv^^s en cultuur vormt weer
rreweg de grootste post op de
Kroting, De uitgaven voor 1963
i5arHtl n op 2-694,5 min. ge-
IJJtt. bet itgeen een stijging van ƒ321,7
th Ee, ïnt t.o.v. de raming voor
|j' 'l van de grootste posten vor-
Tiis 1 ""gaven voor het lager onder-
®!!n 0è 'J 1.105,8 min. tegenover 993,7
,'Jlte e. begroting 1962. Deze belang-
l°'g va» is in hoofdzaak het ge-
tl "Rijkst .salarisverhogingen. De be-
6h»:; l*o uitgaven voor het lager on-
t>e ~ü"ben betrekking op:
tiin en vo°r middelbare scholen
f VoqJ. geraamd op ƒ2707 min. (228,5).
VrÜd eer v. nÖverheidsonderwijs (aan
1963 miljoen leerlingen) is
bijna 450 min. uitgetrok-
r CU n^X'ar bijna f 400 min.
is if "Oksluchtvaartsehool
in 1962.
te Eel-
°efm Verband met de verminderde
i Ban *t1; ttt tv/t -e c
tnir^311 v"cgers bij de KLM 6
inaer iiitp-ptrrvklmn "Dp knstpn
.,et er uitgetrokken. De kosten
de k eifnschappelijk onderwijs zijn
]£?ield p E'iug 1963 op ruim 485 min.
862. dat is 73 min. meer dan in
^chafrA®?. grote belang 'van het we-
'n h k onderzoek is voor dit
fi van ontwerp-begroting een he
li1-4 rJïf 47 min. opgenomen, dat is
0' meer dan in de begroting
Vrj? en Öe .Gewone Dienst van onder
in01, r^^Wtuur worden de uitgaven
lui1 fad' 1 wu
iSr* fferl0' te'evisie en pers op 78,6
öii-.Vasttffprï' Zowel het oorspronke-
tJ'ike ïHti e bedrag als de vermoe-
f .'JKe 1,-ti lclue d<
)j, 2,7 j^.ukomsten voor 1962 bedragen
i -> geró e uitgaven voor de radio
i'J 31 °P f32 min., hiervoor
"'en. Pn- beschikbaar uit de luister-
ar ."e uitgaven voor de televisie
nw>av'H f a ""-saven vuur ue itritrvi&'ie
sm^gst mln- beneden de netto-op-
1 Word? kijkgelden. Het over-
Wgebruikt voor aflossing van
"Uk voorgeschoten gelden.
"etrokken.
fffiep 6et Nederlandse aandeel in de
k 5lhe u aet tienjarenplan voor Su-
var, komt in 1963 f 23,3 min. beschik-
la- f iffrmee het maximum-bedrag
bk dse d mln- dat voor de Neder-
®ikt neming is vastgesteld, wordt
li° .inal6^"oor 1962-
toon'*'1 zijn gesubsidieerde woningen.
voorziet de begro-
inUingèn"l dit jaar 40.000 woningwet-
J9e?r°aa«(j. grepen tegen 35.000 in het
f 5, "oor 7aar- 7n de ramingen voor
t,.„,'8,5 rni~e huursubsidies, waarvoor
hui e" i? d' 272,7 mlnis uitge-
V, Berbn„. e verlagende invloed van de
tOnJferJct n0 per 1 september 1962
tft», nav)eth0r de financiering van de
7 7.tn °°uw is voor 1963 een bedrag
7So
°edi" ^oor ,o^fn de begroting opgeno-
ae 9 van i was oorspronkelijk een
tui)"ertn0pd ,.®92 mln- vastgesteld, maar
*.e?l lano 6'ce uitkomsten voor 1962
u in d Z^U' nl f 630 mln
Jfveor e °ugesubsidieerde sector tegen
?51 k ®sector .bouwkosten als in de
et "i". koningen worden geleverd,
v°r> een"mgbouwbeleid gericht wor
ts voor 1963 een bedrag
"f,fetnieer .^rmindcrmg van
?ijdv beBv„r? koopwoningen.
bi
het aantal
De ont-
een premie- en
■r>v. Vvonffoog gesubsidieerde particu-
-'a?°edeiing u.w van f 64,0 mln. De
,.">1 f uitkomsten voor 1962 be-
"■Orir,1®3? mln. In de ontwerp-begro-
Ssh Prem^erd rekening gehouden met
gebojfmvoningen en 25.000 wonin-
d zonder overheidssteun.
Advertentie
'Vervolg van pag. 9)
6 V-°eft iJU8-
akali6maa' niet zo alarmerend
Ab den conjunctuur in onze a£-
i vrijere uol ia
lonen. Doen wij dat
1U11C11. UUCll WIJ Udl
betekent dat stagnatie
De wal keert het schip
Zal iiex buiup.
?er nu het zijne moeten gaan
rt., Maar het is wel merk-
man Planbureau in zijn
C«htgini9Ra vast uitgaat van een
lliderdo ^.an 6,5 Procent. Dat be-
Vttik zeer k ee,n matiging, maar
V&t Va»eperkte omvang (naar
1r??ti>,e'en ogstens 1 procent). Dat
h» een 8.1; vraSen op. Vindt de
Omdat 8ellike matiging af-
'iitb de k, groot vertrouwen
ri°U het k tenlandse conjunctuur?
feKd9tregerfnawt 2e|gen- Als het zo is,
4! hehk zLch ook reeds r"-
?Ahêv,g zHk ,Je™g die verruiming
ti ^at ^hzaivfk ln bet bedrijfsleven
^ge?,te?ai^heid wekken, die men
,y°lg, JT. geheel ontwend is met
^^01iïaarin vJ"er 6011 klimaat ont-
\véitlek ieder systeem van
'vftg OrigjwEE?1- buien. De gedachte
Wbj)t, v°or zbn, maar de waar-
koleer p originaliteit zou onge-
®evarieerd tot uiting kun-
De bewindsman is van oordeel dat de
conjuncturele werking van de begroting
1963, dus met inbegrip van de fiscale
verlichtingen, geenszins strijdig is met
de eisen, die de verwachte economische
ontwikkeling stelt. Eenzelfde oordeel
past ten aanzien van het begrotingste
kort. Dit is groter dan dat vai. de ont-
werp-begrotingen 1961 en 1962. De fi
nanciering met lopende middelen mag
echter als verzekerd worden beschouwd;
naast de dekking met middelen van de
voorinschrijfrekeningen is een beroep
op de open kapitaalmarkt vereist, dat
ten achter blijft bij de aflossingen op de
gevestigde schuld.
Hierbij moet tevens in aanmerking
worden genomen dat door het in het
verleden gevoerde beleid van binding
van liquiditeiten een situatie is ont
staan waarin voortzetting van dit be
leid door het plaatsen van een groter
bedrag aan leningen dan uit de dekkings
behoeften voortvloeit, naar het zich
vooralsnog laat aanzien niet noodzake
lijk is. De neutrale financiering die de
minister meent voorshands te kunnen
volgen acht de regering passend bij de
huidige verhoudingen.
De minister onderstreept nogmaals
de betekenis die hij toekent aan het
plaatsen van het begrotingsbeleid in een
structureel kader. Het bedrag dat over
een langere periode gemeten door stij
ging van de belastingopbrengst beschik
baar komt, kan worden bestemd voor
uitgavenverhogingen en/of voor belas
tingverlaging.
aartal'^arert'^rt^dêz^ruim^^n^et^S^'l'
anderzijds dezelfde groepen bij de in-
ten hierop van het jaarlijks begrotings
beleid biedt belangrijke voordelen. In
de eerste plaats komt duidelijk in het
licht te staan, binnen welke grenzen
men zich kan bewegen; de noodzaak,
tussen alternatieven te kiezen, dringt
zich hierdoor sterk naar voren. Boven
dien geldt dit niet alleen voor de ver
schillende soorten van uitgaven, maar
ook voor de keuze tussen uitgaven ener
zijds en belastingen anderzijds. Door
een deel van de over een langere ter
mijn beschikbaar komende ruimte te
serveren voor belastingverlaging krijgt
de structurele belastingpolitiek een ge
lijkwaardige plaats en ontkomt men aan
het gevaar dat deze als sluitpost wordt
gehanteerd.
Niet minder belangrijk is dat meer
lfln in het uitgavenbeleid kan worden
gebracht en dat dit losser kan worden
gemaakt van de wisselvalligheden in de
ontwikkeling van de ontvangsten. In dit
verband wordt gewezen op het tegen
vallen van de belastingopbrengsten in
1962. Evenmin als hogere opbrengsten
mogen leiden tot een groter uitgaven-
accres dan op grond van de trend en de
structurele belastingpolitiek is vastge
steld, is deze tegenvaller aanleiding ge
weest tot een benedenwaartse aanpas
sing der uitgaven.
De minister bespreekt vervolgens de
vraag of het juist is dat de totale rijks
uitgaven in die mate door lbpende in
komsten worden gedekt als thans ge
middeld het geval is. Bij de uiteenzet
ting van het grondbeginsel van het
structurele begrotingsbeleid is er stil
zwijgend van uitgegaan, dat het begro
tingssaldo op langere termijn gezien
globaal genomen geen wijziging behoeft
te ondergaan. Het middelenaccres wordt
immers in deze gedachtengang hetzij
voor uitgavenvergroting, hetzij voor be
lastingverlaging aangewend. Dit impli
ceert, afgezien van cyclische schomme
lingen op korte termijn, een gelijk blij
vend tekort.
Het begrotingstekort is samengesteld
uit een overschot uit de Gewone Dienst
1 vesteringen.
Particuliere en overheidsinvesterin
gen zullen, wil zich een evenwichtige
groei kunnen voltrekken, in harmoni
sche verhouding tot elkaar moeten
staan. De verdeling bij de besparingen
behoeft daarmede geenszins parallel te
lopen.
Een overschot van particuliere be
sparingen boven particuliere investerin
gen is beschikbaar voor een tekort in
de overheidsfinanciën en voor de finan
ciering van een betalingsbalanssaldo.
Enigszins anders geformuleerd: een te
kort in de overheidsfinanciën moet wor
den gedekt uit het overschot van parti
culiere besparingen boven particuliere
investeringen en is derhalve steeds
structureel gezien verantwoord naar
mate een dergelijk overschot, na finan
ciering van een noodzakelijk betalings-
balanssaldo, aanwezig is. Aldus blijkt
tevens de betekenis die de bereidheid
tot sparen in de particuliere sector heeft
voor de juiste financiering van de over
heidsbegroting.
Menzouca.350iaar
elke seconde ééngul-
uil kunnen geven
Men zou105"111 jaar
nodig hebben om lol
11miljord ie lellen
Helduuri301 AOO,
eeuwen eer er11mll-
jan) dagen zjjnverloper
Men zou Meeuwen,
nodig hebben om a I Ie
getallen ioiVlnriilja
neerle schrijven
.Men kan er ieder
mens opdeaardeca.
Agulden van geven
Tlmiljandgulden
weeg! totaal ca.
66miljoenkilo.
en een groter tekort op de Buiten
gewone Dienst. Zoals bekend kan de
minister van Financiën geen maatstaf
voor het juiste tekort en dus voor de
mate van financiering met leningen
vinden in de positie van één van deze
diensten. Een uitgaaf wordt op de Ge
wone Dienst dan wel op de Buitengewo
ne Dienst geplaatst indien het staats
vermogen er wel respectievelijk niet
door verandert (bijvoorbeeld salarisbe
taling tegenover aanschaffing van duur
zame activa). Voor de financiering is
dit criterium niet interessant en het
maakt daarvoor geen verschil of een
uitgaaf de versterking van zeeweringen
of de salarissen van politie-agenten be
treft. Evenmin is de stelregel aanvaard
baar dat elke financiering met leningen
zou getuigen van een ondegelijke instel-
ling.
Een antwoord kan slechts worden ge
vonden, indien men zich rekenschap
geeft van het verband, dat er bestaat
tussen financiering van de overheids
begroting, de groei van de economie en
de betalingsbalans, een verban^, dat
de laatste tijd internationaal sterk de
aandacht trekt.
De minister merkt op dat op langere
termijn de totale besparingen zullen
moeten voorzien in de dekking zowel
van de binnenlandse investeringen, no
dig om een voldoende groei van de pro-
duktiecapaciteit te waarborgen, als van
het gewenste saldo op de lopende reke
ning van de betalingsbalans. Naast deze
relatie tussen de totalen komt dan de
kwestie van de vormenvan zowel be-
cnar.lnn-nn nln 1r r^»-.
besparingen een belangrijke bijdrage te
leveren tot de verschaffing van finan
cieringsmiddelen voor de overheidsin
vesteringen in ruime zin (dus met in
begrip van woningwetbouw en over
heidsbedrijven). Zonder overheidsbespa-
ringen zouden de totale investeringen,
nodig voor een voldoende groei van on
ze volkshuishouding, niet gewaarborgd
zijn.
In de onderlinge relatie tussen het be
sparingsoverschot van de particuliere
sector, het betaiingsbalanssaldo en de
overheidsfinanciën over een reeks van
jaren valt het relatief grote betalingsba
lansoverschot in het recente verleden
op. Bij extrapolatie van de zesjaarlijkse
gemiddelden naar de toekomst moet
echter met een daling van het saldo re
kening worden gehouden. De overschot
ten in 1958 en 1959 waren bijzonder hoog
en men mag er niet op rekenen dat deze
zich in 1961 en 1965 zullen herhalen. Of
het overschot dan gemiddeld zal liggen
boven een structureel wenselijk saldo-
is niet te voorspellen, ook al omdat om
trent de toekomstige structurele behoef
ten (voor kapitaalexport en voor toe
neming van deviezenreserves) te grote
onzekerheid bestaat.
Bij een beoordeling van het particu
liere spaaroverschot dient ook aandacht
te worden geschonken aan het investe-
ringspeil. Dit ligt, ook internationaal
gezien, bepaald bevredigend. Zulks is
echter noodzakelijk; belangrijke aantas
ting ervan zou gaan ten koste van het
tempo van economische groei. De par
ticuliere besparingen in hun totaliteit
zijn hoog, maar hebben een neiging iets
te dalen, onder meer als gevolg van de
inkomstenverschuiving naar de loonin-
komens, en van de revaluatie.
Het overheidstekort staat mede onder
invloed van de groeitendentie die bij de
Onjuiste verhoudingen kunnen nade
lig zijn voor de ontwikkeling op lange
re termijn. Heeft een land potentieel
een particulier spaaroverschot, dat de
overheid niet door aanvaarding van een
begrotingstekort wenst te benutten, dan
dreigt stagnatie, die zich kan uiten in
onderbezetting en bij een te laag in-
vesteringspeil in een onvoldoende
groei. Is het particuliere spaarover
schot gering of afwezig, en wil de over
heid toch een deel van haar uitgaven uit
leningen financieren, dan dreigt infla
tie, die soms wordt tegengegaan door
particuliere investeringen terug te drin
gen (bijvoorbeeld met hoge rente).
Denkt men bovendien aan de betalings
balans, dan bestaat tevens de moge
lijkheid van ongewenste tekorten c.q.
overschotten op de lopende rekening.
Teneinde de situatie in ons land na
der te kunnen beoordelen heeft de mi
nister enkele gegevens samengebracht,
betrekking hebbende op de periode 1950
tot en met 1963, waarbij de gegevens
over de laatste twee jaren tentatief zijn.
De conjunctuurcyclus die in de recente
periode een lengte van circa zes jaren
heeft gehad, is uitgeschakeld door tel
kenmale het gemiddelde van zes jaren
te nemen.
De particuliere besparingen, die zich
in de latere jaren binnen nauwe gren
zen blijken te bewegen, overtreffen de
investeringen in bedrijven. In de over
heidssfeer is in mindere mate hetzelf
de het geval. Beide besparingsover
schotten monden uit in het betalings
balanssaldo.
In de gehele periode blijken overheids-
publieke investeringen waarneembaar
is, doch ook van beslissingen buiten de
openbare financiën genomen. De grote
betekenis bijvoorbeeld die wijzigingen in
de inkomensverdeling hebben voor de
belastingontvangsten is in 1962 duide
lijk gebleken.
Zo blijkt dat, aldus de conclusie van
minister Zijlstra, wanneer men ten aan
zien van de in dit verband belangrijke
grootheden verwachtingen wil formule
ren, met grote voorzichtigheid te werk
moet worden gegaan. Daarenboven
dient men de mogelijkheid in het oog te
houden, dat zich in het recente verle
den reeds zekere aanpassingen met een
structureel karakter hebben voltrokken.
Van het bedrag van 1.063,5 mln, (v.j.
972 mln) dat voor de gewone en bui.
tengewone dienst tezamen voor Ver
keer en Waterstaat aan de Staten-Gene-
raal wordt gevraagd is 319,1 mln (290
mln) beschikbaar voor aanleg en ver
betering van wegen en oeververbindin
gen.
Daarvan is beschikbaar voor uitke
ringen en bijdragen aan lagere publiek
rechtelijke lichamen f 101,6 mln., voor
onderhoud en verbetering van het we
gennet ƒ56,7 mln. en voor aanleg van
rijkswegen en oeververbindingen f 160,8
mln.
In het kader van het rijkswegenplan
rden onder andere aangelegd de weg
Velsen-Schiphol, de verbindingswegen
met de Coentunnel, de weg Ridderkerk-
Kesteren, dc toegangswegen tot de Brie-
neroordbrug, de weg Hoevelaken
Katerveer, de weg Numansdorp-Klaas-
waal, de toegangswegen tot de Haring
vlietbrug en de weg Kelpen.Maastricht.
Hiervoor is totaal f65 mln. uitgetrok
ken. Van de oeververbindingen die in
uitvoering zijn vergen de Coentunnel,
de brug van Brieneroord en de brug
bij Wessem tezamen 28 rnln. Voor de
aanleg van de veerhaven bij t Horn-
tjt op Texel met bijkomende werkzaam
heden is f5 mln. uitgetrokken.
Voor de verbetering van de haven
mond te IJmuiden en voor de verdie
ping en verbreding van het Noordzee
kanaal wordt f 36 mln. uitgetrokken.
Voor de werken aan het Amsterdam-
Rijnkanaal, de Rotterdamsche Water,
weg, het Sloeplan en het kanaal van
Gent naar Terneuzen is gezamenlijk
f 45 mln. uitgetrokken. Voor deelne
ming in het aandelenkapitaal van de
luchthaven Schiphol is f 5 mln. uitge
trokken.
Teneinde een beeld te geven van de verschillende activiteiten van het Rijk zijn
in onderstaande staat de uitgaven voor de verschillende onderwerpen van staats
zorg voor de jaren 1957 tot en met 1963 samengevat, volgens een van de indeling
naar departementen afhankelijke groepering.
(in miljoenen guldens)
Algemeen bestuur
Militaire uitgaven
Buitenlandse betrekkingen:
a. Internationale finan
ciële transacties
b. Overige
Suriname en Nederlandse
Antillen
Justitie en politie (inclusief
civiele verdediging)
Verkeer en waterstaat
Handel en nijverheid
Landbouw en visserij
Onderwijs en cultuur
Sociale voorzieningen
Volksgezondheid
Volkshuisvesting:
a. huursubsidies
b. woningwetvoorschotten
c. overige uitgaven volks
huisvesting
Oorlogs- en rampschade
Nationale schuld
Vergoedingen aan provincies
en gemeenten voor gevol
gen van de verlaging der
personele- en grondbelas
ting
Diversen
Totaal excl. afschrijvingen
Afschrijvingen
Totaal-generaal
1957
460,8
1.794.5
95.0
86,2
31,5
347,0
667.5
102,3
664,2
1.118,4
801,2
59,9
368.6
2,1
16,7
248,6
884,2
65,3
7.714,0
169,0
7.883,0
1958
424,1
1.633,8
69,8
104,3
22.6
360,7
589,1
98.7
821.3
1.205,9
964.4
71,7
324,3
192,3
15,6
190,7
830,9
67,9
0,1
7.988,2
63,0
8.051,2
1959
1960
435,7
1.528,1
567,7
124,9
25,2
347,3
640,9
157.1
670.5
1.364.7
884.2
73,8
368.3
523.6
19,7
118,3
1.047 7
71,5
0,5
8.969.7
70,0
9.039,7
533,1
1.716,7
112.6
142.4
39,6
391,9
729.7
132,7
675.5
1.884.0
796.4
76,4
407,1
579.5
21,0
125.4
980,3
5,4
0,3
9.345,0
75.0
9.420,0
M i
O
U)
&.S
goS
5. ^o>
C GJ
043
792,9
2.006,0
219,8
170.8
36,1
486.9
956,7
160,2
665.2
2.276,4
1.100,0
83,9
301,7
547,0
21,1
107,2
1,243,7
6,0
0,5
11.590,0
82,0
11.672,0
558,0
2.139,7
188.3
226.4
41,7
556,2
998,7
165,1
630,6
2.514.0
1.099,6
99.1
263.5
630,0
24.2
109,9
1.104.1
6,2
22,4
11.377,7
78,0
11.455,7
571,9
2.224,4
19,3
193.2
37,8
585,0
1.063,5
177.3
519,9
2.694.5
1.128,0
108,0
226,5
750,0
30.0
85.1
1.103.6
6,5
65,5
11.182,1
78,0
11.260,1
Invoerrechten
In komsten bel
Div.ca.TIc!
Onderwijs-;
enCultai
e sterkte van het burgerlijk rijks
personeel zal in 1963 rond 2350
groter zijn dan het aantal waar
op de begroting voor 1962 was
gebaseerd. Het geraamde aantal be
draagt in totaal 124.393 tegen 122.124 in
1962. Dat de geraamde sterkte groter
is dan de werkelijke sterkte blijkt wel
uit het laatstbekende aantal werkelijk
in dienst zijnde ambtenaren, namelijk
per 30 juni 1962: 116.775. Dat het ge
raamde aantal ambtenaren voor vol
gend jaar hoger ligt dan voor 1962 wordt
mede toegeschreven aan de invoering
van de werktijdverkorting.
De toeneming vindt voor een belang
rijk deel plaats bij het personeel ressor
terende onder de ministeries van On-
derwjis, Kunsten en Wetenschappen, Fi
nanciën, Verkeer en Waterstaat, Land
bouw en Visserij, alsmede Sociale Za
ken en Volksgezondheid.
Voor het treffen van initiële maatrege
len indien de conjunctuur zich minder
gunstig zou ontwikkelen dan in de ra
ming van de uitgaven is voorzien, wordt
voor 1963 f 20 mln. gereserveerd, dat
is f 10 mln. meer dan in 1962.
fj - -.
HET JAAR 1963 VERGELEKEN MET HET JAAR1962
er kan een geringe
ontspanning van
dearbeidsmark!
opireden
onze gezinnen zullen
opelkegulden -4.ct
meer ui! gaan geven
het loonpeil in ons
land zal me! 35%
stijgen
we zu llen ca.55.000
mensen meereen
werkkring kunnen
verschaffen
de prijzen zullen
vooreen'cjeel me!
ca. 2stijgen
wij zullen3-5%
méér gaan produ
ceren
taakstelling van 6%). Wel kunnen deze
ramingen mede een aanknopingspunt
bieden voor de vraag of de veronder
stelde loonontwikkeling als de meest
gewenste mag worden beschouwd en
welke wijzigingen van de bestaande
richtlijnen voor 1963 hieruit eventueel
zullen voortvloeien, aldus het Plan
bureau.
Van de berekende loonstijging ad 6,5%
wordt reeds 3,5% „in beslag genomen"
door de looncompensatie voor de huur
verhoging in 1962, een doorwerken van
andere loonsverhogingen in dat jaar en
incidentele loonstijgingen in 1963 (ge
schat op 1,5% tegenover 2% in 1962). Da
MUI
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiniiiiniiiiuuiiiiniinir
verhoging van de werkgeversbijdragen
in de sociale verzekering, vooral door
de voorgestelde verhoging voor de in-
validiteitsrentetrekkers, vraagt 1% van
de loonsom. Er resteert dan in de ra
mingen nog 2% voor herziening van de
CAO's.
De prognose van het investerings
volume vormt een centraal punt in het
beeld voor 1963, zo meent het Centraal
Planbureau. Naar verwachting zal het
investeringsvolume slechts met 2% toe
nemen, waarbij in bepaalde sectoren
zelfs een daling niet is uitgesloten. Dit
hangt nauw samen met het teruglopen
van de reëel beschikbare winsten in
1962 en daarvoor. Het is ook niet uit
gesloten, dat de daling van de aandelen-
onwaarschijnlijk vooral onidat de
Bij de berekening van de stijging dei
loonkosten is het Centraal Planbureau
uitgegaan van een voortduren m
enigerlei vorm van het matigings-
beleid. In de „verkenning" wordt ge
zegd dat op dit moment een betrouw
bare raming van de loonontwikkeling
in 1963 moeilijk te maken is. Volstaan
moet worden met een veronderstelling
op dit punt. Het is mogelijk, dat de
..ramingen" voor 1963 aldus ten dele
hun waarde als prognose verliezen. (De
stijging was in 1962 7,5% tegenover een
(in miljoenen guldens;
Vermoedelijke Ontwerp
Omschrijving uitkomsten begroting
1962 1963
Gewone Dienst
Uitgaven g.265 9.486
Middelen 9.968 10.359
Saldo 703 4. 873
Buitengewone Dienst
Uitgaven 2.191 2.141
Middelen 308 374
Saldo 1.883 1.767
Gehele Dienst
Uitgaven 11.456 11.627
Middelen 10.276 10.733
Saldo 1.180 894
Verschil tussen de kasuitgaven en de begroting van defensie45
Begrotingstekort, rekening houdende met de kasuitgaven voor defensie 939
In West-Duits land stegen de ionen van
1961 op 1962 met acht procent. De da
lende winsten belemmerden de inves
teringsactiviteit en de uitvoer onder
vond de nadelige gevolgen van de kos
tenstijgingen. De produktie stijgt minder
snel dan vroeger. Door het afnemende
arbeidsaanbod zal de spanning op de
arbeidsmarkt voortduren.
In Frankrijk stijgen de lonen Aet ne
gen tot tien procent. Van een weerslag
op de investeringen is echter nog geen
sprake terwijl de overheidsinvesteringen
nog verder toenemen. Een verdere ex
pansie wordt mogelijk geacht.
In Italië doet de schaarste aan ge
schoolde arbeiders zich steeds sterker
voelen. De ionen stijgen sterk en de
consumptie wordt behalve door deze
stijging ook door de verhoging van de
sociale uitkeringen gestimuleerd. Men
verwacht een verder expanderende
vraag.
Sedert het begin van dit jaar is de
geregistreerde arbeidsreserve in België
snel afgenomen. De lonen stijgen matig
en de consumptie neemt weinig toe. De
bestaande overcapaciteit zal de investe
ringen blijven beperken De order
positie van de investeringsgoederenin-
dustrie is echter gunstig, vooral door
buitenlandse orders.
In het Verenigd Koninkrijk domineer
den betalingsbalanszorgen het econo
misch beleid. Thans is echter een her
stel van de produktie, die onder de de-
flatoire politiek had geleden, waarneem
baar. Een meer expansieve politiek is te
voorzien, die gesteund zal worden door
de ontwikkeling van de arbeidskosten.
Deze lopen minder snel op dan in andere
landen.
Na de opleving in 1961 blijven con
sumptie en investeringen in de Ver
enigde Staten stagneren. Hiervoor zijn
verschillende oorzaken aan te geven. De
voorgenomen belastingverlagingen zul
len dan ook onvoldoende kunnen blijken
om een versnelde expansie te bewerken,
aldus het Planbureau.
De uitvoer van de grondstofproduce-
rende landen nam toe, maar de prijzen
lagen enkele punten lager dan verleden
jaar. Als gevolg van de langzamer groei
in Europa en de V.S. is tegen het einde
van 1963 weer een verminderde invoer
van grondstoffen - althans minder snel
le stijging - te voorzien.
schaarste aan arbeidskrachten ondanks
de geringe ontspanning, die voor 1963
wordt verwacht, de diepte-investeringen
zal blijven stimuleren. Mocht echter ais
gevolg van een sterkere stijging van de
binnenlandse kosten dan thans wordt
verwacht, het winstniveau nog verder
worden aangetast, dan wordt voor een
niet te ver verwijderde toekomst de kans
op omslag in het investeringsniveau niet
onbelangrijk vergroot.
De beroepsbevolking zal in 1963 toe
nemen met 70.000 personen. Hiertegen
over staat echter, dat naar berekening
slechts ca. 55.000 personen in het ar
beidsproces zullen worden opgenomen.
Een lichte ontspanning van de arbeids
markt lijkt dus waarschijnlijk.
Als gevolg van de verwachte gerin
gere stijging van het investeringsvolume
komt bij de binnenlandse bestedingen
de nadruk meer te liggen op de con
sumptie. die met 4% zal stijgen. De con
sumptie wordt enerzijds gestimuleerd
door de loonstiiging, de belastingveria-
ging en de verhoging der AOW-uitke-
ringen. anderzijds gedrukt, doordat ook
in 1963 nog enige prijsstijging zal op
treden. Deze stijging wordt geschat op
2%.
De binnenlandse afzet zal, alles bijeen,
met ca. 3,5% toenemen tegenover een
mogelijke uitbreiding van de produktie
met 5%. Er van uitgaande, dat de ex
port niet door een in verhouding tot het
buitenland grotere arbeidskostenstijging
zal worden afgeremd, lijkt, een stijging
van het exportvolume met 7% mogelijk.
Het volume van de invoer zal met
slechts 6% stijgen.