Di GOUDEN WATERBLOEM
HET WOLVEN JONG
V
9
m
Avontuur
aan de Rivièra
Drie dagen op de kermis en
toch geen
er
Gordeldier
AARDGASMONOPOLIE GEHULD
IN GEHEIMZINNIGHEID
Nota vati minister is onvolledig en
vaag volgens ir. de Langen (AKU)
Met VELPON zie ie er geen barst van! bCeEver
WAT?
SUBSIDIE VOOR
MELKAUTOMATEN
Borden
HET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 3 NOVEMBER 1962
'door LUKACS
ERIC DE NOORMAN
36. Voor de jongen zijn zinnen weer bij elkaar heeft, zijn Agor en
zijn mannen bij hem. „Zo, jongen, daar zien we elkaar weer, hè?" grin-
j. nikt Agor, „ik zeg, daar zien we elkaar weer... en waar is je makker,
ik zeg, want daar'gaat het me om." „Makker?" prevelt Egil, terwijl hij
.-»«& nadenkt. „Makker, zog je? Ik heb geen makker." „Lieg niet, ik
zeg lieg niet," grauwt Agor, driftig zijn zwaard zwaaiend. „Die Noorse
prins." „Oh, die," zucht Egil, „die... die had zo'n hekel aan mij, dat hij
er alleen vandoor gegaan is." „Je liegt," buldert Agor. „Ik zeg, spreek
de waarheid, klein misbaksel, of ik doe je wat." „Misbaksel?" herhaalt
de jongen, „dat zei die prins ook. Heb jij nu ook al een hekel aan mij?"
Agor knippert, in de war gebracht, met de ogen en kijkt bedachtzaam.
Dan komt er een stroperige grijns op zijn stoppelgezicht. „Arm ventje,"
mompelt hij, „ik heb helemaal geen hekel aan jou, hoor, ik zeg, nee,
helemaal niet. Maar vertel me wél, waar die Noorse prins uithangt,
begrijp je? Ik zeg, vertel me dat eens gauw. Weet jij bijgeval, of-ie de
kant van die hut uitgegaan is? Misschien?" „Hut?" prevelt Egil, on
nozeler dan ooit, „ik weet van geen hut. Kan je daar wat te eten krij
gen?" Weer wordt Agor in de war gebracht door de onverwachte ant
woorden van Egil. „Eten?" gromt hij, verbouwereerd naar zijn mannen
kijkend, „ik zeg, fctgn? Ahum... zo, dus je weet niet, dat 'n eind vederop
een hut staat. Ik zeg, dat weet je niet." „Nee, dat dacht ik niet," ant
woordt Egil uiterst dom. „Als ik dat wist, liep ik hier niet in het
donker door het bos op zoek naar iets eetbaars." Een ondeelbaar ogen
blik knijpt Agor de ogen dicht. Dan plooit een vriendelijke grijns zijn
harige gezicht en met doorzichtige sluwheid zegt hij: „Ik weet niet,
waarom je weggelopen bent bij ons, jongen. Maar goed, ik ben er niet
boos om, hoor. Als je niet wil, dan niet. Ik zal je ook geen kwaad doen.
Ga maar, vriendje, ga maar weer. Ik zeg, ga maar weer. Dan gaan wij
ook... eh, ik zeg, wij ook naar huis terug."
neem de voordelige
grote tube.
door
W. GELDOF
£ti(.
vl'm- 1]
Hè, PAATZ
sje ZDU TOCH
Z.EGGEN, PAT HCT
/SM. NteT fS!
KOMTHfJ
AL AAN!
Hc Heb
HAA/z!
(Van onze soc.-econ. redactie)
DEN HAAG, 2 nov. De directeur
van de AKU, prof. ir. L. H. de Langen,
zegt in De Nederlandse Industrie, dat
ten aanzien van het mono poli ('bed rijf
dat het aardgas gaat exploiteren, een
grote geheimzinnigheid wordt betracht.
Het heeft my bevreemd, zo zegt hij,
dat in een tijd waarin van particuliere
ondernemingen een grotere openheid
wordt gevraagd, de staat achter blijft.
Prof. De Langen zegt verder, dat de
aardgasnota van minister De Pous on
volledig en vaag is. De minister vol
staat met de opmerking dat het ge
hele aardgas-aanbod tegen commercieel
rendabele prijzen zou kunnen worden
afgezet. Maar ik, aldus de schrijver,
kan by benadering niet beoordelen of
tie winsten die straks aan de nieuwe
maatschappij zullen toevloeien, redeiyk
zyn.
Over de prijsverhoudingen tussen
olie en aardgas voor de industrie zegt
hij, dat voor de industrie pas een gas-
prijs van ongeveer 0,07 interessant
wordt, omdat men er dan over kan
denken de middenzware olie door gas
te vervangen Voor een alluminiumfa-
briek en een chemische industrie in Delf
zijl, waarvan de minister de oprichting
in het vooruitzicht heeft gesteld, zou een
prijs van 0,07 echter niet interessant
zijn.
Een aluminiumfabriek kan pas draai
en tegen een prijs van ongeveer 3 of 4
cent. Voor ammoniak en daarvan afge
leide kunstmest zal een prijs var 5 6
cent in aanmerking komen, terwijl een
hele reeks van andere chemische pro-
dukten pas rendabel gefabriceerd kan
worden bij een gaspriis van minder dan
drie cent.
Prof. De Langen meent dat in het
beschikbaar stellen van aardgas tegen
veel lagere prijzen het gevaar van dis
criminatie t.o.v. andere industrieën
schuilt. Tal van andere bedrijven zullen
zeggen: waarom wij niet? Gelijke mon
niken, gelijke kappen. De minister kan,
als hij de aluminium-industrie beslist
bevoordelen wil, beter een subsidie ver
lenen en het aardgas doelmatiger ge
bruiken. Men betreedt op de wijze die
de minister nu toepast een gevaarlijke
weg van bevoorrechting en monopolie
vorming. Niet degene, die zijn bedrijf
het beste leidt, maar hij die van de
minister en zijn ambtenaren de grootste
voordelen (d.i. de laagste gasprijs) weet
los te krijgen, kan de meeste winst be
halen.
Het standpunt van de minister om bij
de afzet van het aardgas voorrang te
geven aan huishoudelijk gebruik en
ruimteverwarming acht prof. De Lan
gen wel juist. Op deze wijze profiteert
DEN HAAG, 31 Okt. Het produkt-
schap voor zuivel gaat voor elke melk-
automaat, die aan bepaalde eisen vol
doet, een subsidie geven van duizend
gulden, verdeeld over drie jaar. De
bedoeling is de afzet van extra melk
te bevorderen.
ATfl
.lij,
het hele Nederlandse volk van deze
nieuwe aanwinst, terwijl er dan nog een
heleboel overblijft voor industriële toe
passingen. Bij een prijs van 7 cent zal
dat zeker wel lukken.
Prof. De Langen acht het niet billijk
dat wel de Staatsmijnen een compensa
tie krijgen voor een hoger gebruik van
aardgas, terwijl de particuliere mijnen,
die naar verhouding juist het grootste
gedeelte van de mjisbrandkolenproduk-
tie voor hun rekening nemen, green com
pensatie krijgen.
Advertentie
30
„Dit: meneer Heusler. U schrijft zélf nog eens
'het verhaal van uw ontdekking, maar heel uitvoerig,
voor ons blad, de Revue de la Rivièra, en boven
dien levert u ons wat exclusieve foto's. Het hono
rarium bedraagt honderdduizend francs en u be
stemt dat voor Jaques, als u het zelf niet wilt
hebben. Afgesproken?"
George haalde de -schouders op, want hy begreep
het niet goed. „Honderdvijftigduizend!" bood de
verslaggever. „Maar verder mag ik niet gaan!
Doen of niet doen?" George besloot snel. „Goed,
aangenomen. Dat verhaal krijgt u zo spoedig mo
gelijk. Maar welke foto's wilt u hebben?"
„Foto's van de bungalow en van de kinderen,
meneer Heusler! U gaat toch vanmiddag met de
prefect naar het eiland? Prachtig! Hier hebt u
een uitstekend toestel. Ik zal u de bediening uit
leggen, het is heel eenvoudig. O, kunt u goed foto
graferen? Des te beter! Als u zorgt, dat wij een
serie foto's hebben van het eiland en dat wij die
morgen in ons bezit hebben, gaat ons contract door.
Dan kunnen wij ze nog net in het nummer van
zaterdag krijgen en dan zijn wij alle andere week
bladen een volle week voor. De expeditie van ons
blad wordt dan wel verschoven naar maandag,
maar dat hindert niets: als wij de foto's maar
hebben!"
George dacht even na, maar toen ook Jane en
haar tante het plan niet afkeurden, gaf hp toe.
„Maar vermoedelijk komen wp vandaag met meer
terug!" aarzelde hij. „Dat hindert niet! Die politie
mannen op het eiland zull.en wel op tijd afgelost
worden. U geeft de negatieven mee naar het bu
reau in Hyeres, in Toulon of Cannes. Waarheen
is onverschillig, want vanaf morgenochtend polsen
wij voortdurend die drie bureaus om te horen of
er wat voor ons is aangekomen. Het toestel houdt
u bij u tot u in het kamp in Menton bent. Ja,
maak gerust ook wat plaatjes voor uzelf. In dit
pakje zitten voldoende films. In Menton kom ik
dan het toestel en de laatste foto's weer ophalen.
Akkoord?"
George knikte. Met dit toestel zou hij heel wat
betere plaatjes kunnen maken dan met dat van
Jane of van hemzelf. En een serie aardige plaatjes
zou een leuke herinnering vormen voor latere jaren.
De persfotograaf wreef zich in de handen van
plezier en maakte dat hij wegkwam. Hij huppelde
het hotel uit en Jane en haar tante keken hem
lachend en hoofdschuddend na.
„En nu op naar de prefect!" zei George. „Daar
kunnen we dan ook meteen horen hoe het met
Jaques is. Ik geloof, dat wij hem doodgewoon
vittpn tp verepfpn
„Dat dacht je maar!" zei tante droogjes. „Jane
zit al lang op haar nagels te bijten van spijt dat ze
vanmiddag niet met ons mee kan! Je bent een
slecht psycholoog, George!"
„Maar een goede speurder," zei George voldaan.
„Kom mee."
De prefect had inderdaad goed nieuws van de
piccolo. Zijn moeder was die morgen al vroeg
naar het ziekenhuis gegaan en was er na eindeloze
smeekbeden in geslaagd tot hem door te dringen,
toen hij wakker was. Dit, en de mededeling dat
Jane die middag zou komen en de eerste dagen in
de buurt zou blijven, had hem al wat opgemonterd.
Als het zo door zou gaan, zou hij gauw genoeg
naar huis vervoerd kunnen worden. Daar verlangde
hij uiteraard het meeste naar.
De prefect had ook vele processen-verbaal en
getuigenverklaringen die door Jane, haar tante en
George moesten worden ondertekend en verder
moest hij nog vele dingen weten omtrent geares-
steerde personeelsleden. Het bleek, dat Vincent en
Paul wèl in het complot zaten en op de hoogte
waren geweest van Périn's handelingen, maar de
overigen niet. Die zouden dus dezelfde dag nog vrij
gelaten worden. „En dat betekent," vervolgde de
prefect spijtig, „dat wij één kop van de draak heb
ben afgehakt, maar dat de andere er nog steeds
zijn."
Vragend keken zijn bezoekers he maan. „Ja, al
licht. Gisteravond en vannacht hebben onze man
nen in hinderlaag gelegen op het eiland, maar er
verscheen niets. Dat had ik trouwens al verwacht.
De afnemers zullen daar beslist nipt elke dag ko
men, want zo groot was de produktie gelukkig niet.
Het zou dus wel min of meer toevallig zijn ge
weest, als iemand van de overige handlangers was
komen opdagen."
„Wie zijn die handlangers?" vroeg Jane nieuws
gierig.
De prefect haalde de schouders op. „Dat kan
ik u niet zeggen. Ik kan wel enkele typen uit de
onderwereld van Marseille noemen, maar wat zou
den die namen u zeggen? En het zijn nog maar
vermoedens. Maar zoals u zelf zult begrijpen, Périn
moet handlangers hebben gehad, die de kinderen
aan hem afleverden en om die te vinden zouden
wij veel steun kunnen hebben aan verklaringen van
de kinderen. Maar er is daar vreselijk huisgehouden
in die bungalow en de kinderen zijn doodsbenauwd
om wat te zeggen. Het is alsof ze nog niet geloven
dat ze nu heus vrij zijn. Daarom zou ik een kleine
veranderingen voorstellen in mijn plan van gisteren.
Als de jonge miss Eastbourne naar het eiland zou
willen gaan, zou ik dat zeer op prijs stellen. U bent
gewend om met kinderen om te gaan en u zou
hem misschien weer... ja, hoe moet ik het zeggen..."
„Zegt u maar: hun weer vertrouwen in hun mede
mensen geven", viel Jane in. „Natuurlijk zal ik
dat graag doen, maar wie zorgt dan voor Jaques?"
„Ook daarvoor is een oplossing gevonden. Zijn
moeder! Die blijft de eerste week in het ziekenhuis.
Daar voelt het eenvoudige vrouwtje óch beter op
haar gemak dan in een hotel en ze kunnen haar
wel laten doen. Ja, de politie weet zulke dingen
wel voor elkaar te krijgen. Het bestuur van haar
boerderijtje wordt zolang waargenomen door een
kennis van mij, een gepensioneerd politieman, die
het heel graag wil doen. Hij en zijn vrouw kunnen
dan tevens voor de nogal talrijke broertjes en zusjes
van Jaques zorgen, begrijpt u?"
„Dat is een uitstekend plan", zei Jane's tante
bedachtzaam. „Er is maar één bezwaar".
„En dat is?"
(Wordt vervolgd)
Gaan jullie mee? riep Freddy te
gen zijn vriendjes. Vanmiddag
wordt de kermis opgebouwd. Dan
kunnen We pret hebben. Hoy, zei
den de vriendjes. En 's middags gingen
ze. Op het marktplein stonden grote
auto's met heel wonderlijke dingen erop.
Allemaal stukjes van de kermis. Als je
ze in elkaar zette, werden het draai
molens en nougatkramen. Draaiende
schuitjes, botsautootjes en nog veel
meer. De kermismensen liepen haastig
af en aan. Ze hadden het heel druk,
want om al die kermisstukjes in elkaar
te zetten, kwam er heel wat kijken. Ze
sjouwden met zware balken en grote
stukken ijzer. Ze sleepten met touwen
en zeilen. Aan hun armen kon je zien,
hoe sterk ze waren. Nou en dat was
wel nodig, want zonder sterke mannen,
kwam er van de kermis niets terecht.
Freddy en zijn vriendjes hadden eerst
een poosje op de rand van de stoep ge
staan. Ze hadden gewezen van: kijk es,
daar komt het grote rad. En van: let
op, daar komt de tent van de gooche
laar. Maar na een tijdje vonden ze dat
ze wel genoeg gekeken hhdden. En toen
gingen ze ook kermisman spelen. Ze
klommen op de wagens, en gingen bo
ven op de paardjes van de mallemolen
zitten.
Allee, weg daar! schreeuwden de ker-
mismannen. Dat klonk heel boos en
Freddy en zijn vriendjes maakten dat
ze wegkwamen. Ik ga naar huis, zeiden
de vriendjes. We mogen toch nergens
aankomen. Maar ik nog niet, riep Fred
dy. En toen zijn vriendjes wegwaren,
sloop hij op zyn eentje tussen de wagens
doop. Hij gluurde onder 'n groot stuk
zeildoek. Wat zat er allemaal wel ach
ter?
He daar,riep een ittan mét eeti grote
srior. Wil'je er wel" eefis'afblijven?
i \Dieiman was de goochelaar van de
kermis, maar dat wist'Freddy toen nog
niet. Freddy liet het zeildoek vallen en
ging een eindje opzij. Maar hij was zó
nieuwsgierig, dat hij toch weer terug
kwam. Weer lichtte hij het zeil een eind
je omhoog. De kermisgoochelaar zag het
en hij werd zó boos, op die ongehoor
zame jongen, dat hij een toverspreuk
zei van wel vijfentwintig woorden. Ja,
die kermisgoochelaar kon een beetje
toveren ook. Plotseling was Freddy ver
anderd in een klein poppetje, dat pre
cies op het orgel van Je draaimolen
paste. De goochelaar pakte hem beet,
duwde hem een stokje in de hand en
zette hem toen vlak voor een klein
trommeltje. Als de muziek begon te
spelen, moest Freddy met het stokje op
de trom slaan. Dat deden de andere
poppetjes van het draaiorgel ook. Maar
dat waren echte poppetjes. En Freddy
was een kleine jongen, die ongehoor
zaam was geweest. Laten we de mu
ziek eens proberen! riep de meneer
van de draaimolen. Hij zette het or
gel aan en daar gingen de poppetjes:
bens, bens, bens, deden zij, op de maat
van de muziek. Freddy had helemaal
geen zin om bens, bens, bens te doen,
dat snap je. Maar hij moest wel. Hij
kon niets anders. HU kon niet weglopen.
Hij kon niet om hulp roepen. Hij kon
alleen maar bens, bens, bens doen.
met zijn trommelstokje.
Toen Freddy niet op tijd thuis kwam,
Ja, zeker zijn het borden,
Maar niet om van te eten.
Waar nu die rare borden
Toch wel gevonden worden,
En hoe die borden heten?
Dat wil ik van je weten.
•uapjoqiooqos -M}uv
Het Zuid-Amerikaanse vasteland her
bergt vele vreemde dieren, die in al
lerlei opzichten afwijken van wat men
elders op aarde aantreft. Een van die
merkwaardige dieren is het gordeldier.
Stel u voor een dier van de afme
tingen van een flink konijn, dat zich
voor het carnaval als schildpad heeft
vermomd. Een vrij lange spitse kop,
op het voorhoofd met beenplaatjes ge
pantserd. De schouders, rug en achter
zijde gaan in een harnas van beenplaten
schuil. Op de rug vormt dat harnas
ringen, die een bewegelijke verbinding
tussen voorste en achterste schild vor
men en maken dat het dier zich tot een
kogel kan oprollen. Ook staart en poot
jes zijn van beenplaatjes voorzien, die
een soort maliënkolder vormen. Het
beest loopt verrassend vlug op de pun
ten van de tenen en kan zich bliksem
snel ingraven. De poten zijn van graaf-
klauwen voorzien, die dus dienen om
zich in veiligheid te brengen onder de
grond, maar waarmede het bovendien
het voedsel, dat uit wormen, insec
ten, slakken, slangetjes e.d. bestaat op
te graven. Het klautert ook nog lvug
over allerlei obstakels en is veel be
hendiger dan men oppervlakkig zou den
ken. Dit alles komen wU te weten uit
„Blijdorpgeluiden" een uitgave van de
Rotterdamse diergaarde.
Het gordeldier is verspreid van Noord
Argentinië tot in Midden Amerika en
Mexico toe en zelfs in de droge, zuide
lijke staten van de U.S.A. kan men hem
vinden. Uit het soliede pantser, steken
een paar onschuldige, onbeschermde
flaporen, die het beest alleen in veilig?
heidk an brengen door zich op te rol
len. De buik is behaard en ook tussen
de pantserringen steken haren naar
buiten. Dat de oren inderdaad enig ri
sico lopen blijkt wel hieruit, dat ze
vrjjwel steeds beschadigd zijn.
Die beenplaatjes en beenplaten in de
huid zijn voor zoogdieren een grote
uitzondering. Bij reptielen is het regel,
De Gordeldieren hebben kleine tan
den en een zonderling gebit dat bi) de
meeste soorten 7 tot 9 kiezen per kaak-
helft vertoont. Zonderlinge, maar toch
aardige schepsels.
vroegen zijn vader en moeder aan zijn
.vriendjes, hebben jullie Freddy ook ge
zien? Jawel mevrouw, jawel meneer,
zeiden de vriendjes. Hij is op de kermis
gebleven.
Dan gaan we die kwajongen eens
gauw halen, zei vader. Ze gingen naar
de kermis er bekeken daar alle kleine
jongens. Maar geen van hen was Fred
dy. Heeft u soms een jongetje gezien
met 'n groen broekje en 'n gestreept
bloesje aan? vroegen ze aan de juf
frouw van de poffertjeskraam. O, wel
drie, zei de poffertjesjuffrouw en daar
schoten ze natuurlijk niet veel mee op.
Ze liepen maar weer verder. Maar op
eens, vlak voor het orgel van de mal
lemolen, bleef Freddies moeder stok
stijf staan. Kom nou mee vrouw, zei
vader. We moeten Freddy toch vinden,
het is al laat. Ik ben verschrikkelijk
ongerust. Maar Frieddies moeder was
zó verbaasd, dat ze geen woord kon
uitbrengen. Kom nou toch, riep vader
ongeduldig. We moeten Freddy toch
zoeken. Toen wees moeder naar een
van de poppetjes. D...d...daar, zei ze.
Daar is hij! Vader moest drie keer kij
ken, vóór hij het ook zag. Ja, daar stond
een poppetje met een groen broekje, een
streepjesbloes, een rechte kuif en een
wipneus. Het was precies hun Freddy.
Hij is betoverd, huilde moeder. Wie kan
dat nou gedaan hebben?
De goochelaar natuurlijk, bromde va
der. Als iemand op de kermis verstand
van toveren heeft, moet het de goo
chelaar zijn. Ze gingen dadelijk naar de
kermisgoochelaar toe. Die zat juist zijn
boterhammen te eten in,de kermiswa
gen.
Meneer, huilde moeder, hebt u mijn
Freddy omgetoverd in een kermispop
petje?'
De goocfteldar vvas Intussen lijn' bo
ze ;Blli vari-'k middagas1 alwéér Vérge"
ten. Hij moest evan nadenken. Toen
kauwde hij haastig zijn boterham1 y
en knikte: ja... jawel mevrouw, ais
ongehoorzame jongen tenminste
Freddy was. ge-
Met een groen broekje en een
streept bloesje? vroeg moeder hu»1 y
Ja, met een groen broekje en e.
gestreept bloesje, gaf de goochelaar j.
Hij was heel ondeugend. Hjj keek
kens onder het zeil en dat mogen *Sef
ne jongens niet. Maar Freddies v®lC,
zei boos: hoor es, meneer de
laar, dat gaat zomaar niet. Ik wil"
zoontje nu onmiddellijk terug of lKg8ji
naar de politie. De goochelaar werd
beetje bleek. Kijk eens eventjes
neer, zei hij, ik zou het graag jit
maar zo'n held in het toveren be.Viein
nou ook weer niet. Ik ken er een
beetje van en die toverspreuk van Ly
middag kwam er eigenlijk per °n= w)e
uit. Maar ik zou heus niet weten,
ik die weer ongedaan moest maken-
Dus Freddy moet altijd kermispot,
petje blijven? huilde moeder versch'
Tot de toverspreuk is uitgewrf,j
knikte de goochelaar. En dat ,5
meestal een dag of drie bij toven® „t
van mijn soort. Maar toe, gaat u .gt
naar de politie. Die kan u ook
helpen. De politie kan wél veel, J" jj;
toveren is een heel speciaal vak-
studeer er al jaren in en ik ken het
maar een klein beetje. s
Vader en moeder keken elkaar
aan. Wat moesten ze doen? Als Fre'
nu maar heus over drie dagen weer A
woon zou worden! Jaja, vast wel, B
te de goochelaar die er achteraf 1
wel spijt van had. Ze bleven nog v,9-
poosje samen praten en toen ging6" 0j*
der en moeder nog even langs hff-mS
gel van de mallemolen om hun k'
jongen goedenacht te wensen. 0p
Zo moest Freddy drie dagen lan? ,as
de kermis staan. Maar plezierig -5,
het niet. Hij stond daar maar "Le.
bens, bens te doen op zijn tromm6' v
En zijn vriendjes zaten in de dra®'^-
len. Ze kwamen voorbij met zuurs'
ken en glimmende oliebollen. Ze 'Ljr
ken prijsjes aan een touw. En ze i"°
ten draaien in het grote rad.
Pas toen de drie dagen om
werd het kermispoppetje weer gew e«
Freddy. Hij sprong van het org6' y
gooide het trommelstokje weg. Ik br® J
je thuis! riep de goochelaar, die
:1c
kwam aangelopen.
o"1'
Vader en moeder waren erg blij.
dat het toch nog goed was afge'öPy
Komt u even een kopje koffie drink
zeiden ze tegen de goochelaar.
die had geen tijd, want de kermis
voorbij en alles moest worden afgeD'
ken' hU"
Freddies vriendjes gingen met je
allen naar de markt, v/apt h£t is Ap
heel Jeuk om het afbreken van de ®jet
mis te zien. Maar Freddy ging Lp
mee. AIS jje drie «lagen Ipng op^dtfck
mis hebt gestaan, wil je eindelijk
,Weer eqnp thuis zün!
LEA SMULP-
TOET-ANCH-AMON
Hoewel vele koningsgraven in de
miden te vinden waren, is het gr®1
Toetankamen niet in een pyramid6 pt
bouwd, doch uit een rots, diep y'
binnenste van een bergmassa, aa" y
dal (der koningsgraven genaamd)
de Niji gelegen, uitgehouwen. y.
Het dal der koningsgraven sp''Li>'
meer dan de andere Egyptische WO y
ren tot onze verbeelding. Aan heLjiie
einde van het dal, in een zeer eem.5,
plaats, „rusten" achtentwinig Far^y)
Helaas hebben zij in hun graf niet
rust gehad, want op één na zijn all® vy'
ven in de loop van de eeuwen geP
derd. Naar dat ene graf heeft m6" jp-
ren lang gezocht en toen men oPy-
punt stond geen verdere moeite "y'
te doen, vond men bij het graven p-
trede van een trap, die in de harde
bodem was uitgehouwen. Met 11 y'
werd er daarna verder gewerkt, de Jji1
trede na de andere kwam te voorsj- y
en bij de twaalfde kwam ook het gIi
venstuk van een dichtgepleisterd6
verzegelde ingang te zien. n ie
Wjj laten hier het relaas volgen v®
ontdekkers.
Wij stonden voor een geheel uitgeLc
ven deur. De steenblokken werden y
wijderd en eindelijk werd de deur te
opend. Voor ons zagen wij een afda[estr;
gang, die van ond«r tot boven m6t \\'U
nen en allerlei rommel gevuld was-
hadden drie dagen nodig om alles "y1
steilaflopende gang op te ruimen e"
tweede deur te bereiken, die, even®'gif!
eerste, dichtgepleisterd en verZ6oy1
was. Met grote spanning wachtten j,r
op het verwijderen van de belenen [p
gen. Naarmate onze ogen gewend '„y
ten aan de duisternis daarbinnen, er
den wij ook meer zien van de voor ri
pen, die zich in de ruimte bevon y
vreemde dieren en beelden en °v
een schittering van goud. ji)
Eindelijk konden wij binnen gaa^eie'
de ruimte, die ongeveer 3000 jaar
den het laatst door mensenvoeten y.
betreden, hoewel alles er nog_ ulLj*>'
alsof het juist verlaten was. Wij a° y
den dezelfde lucht in als de mens,eILy''
zoveel eeuwen geleden de mummie gefl
haar laatste rustplaats brachten e „rA'
halfgevulde bak cement, een vinKLpf
druk op een schijnbaar pas geverfd v
werp, versterkten nog de indruk, d
tijd hier stilgestaan had. yf'
Hier zagen wij een menigte voor p
pen. Overal goud en kunstig inleSrije11
Aan het einde van de kamer bevo' m
zich twee levensgrote beelden m? óe
gezichten naar elkaar gericht, die
derde verzegelde deur bewaakte"
twee schildwachten. ie
Wat men verder ontdekte (d-^ójlf11
mummie van Toetankamen) verf
y'
Mooi voorbeeld van een
mummiekist. i
Deze vreemde woorden vormen de
naam van een bekende Egyptische Fa
rao (koning) uit de oudheid. Op 5 no
vember is het veertig iaar geleden, dat
men in een dal nabij de stad Luxor in
Egypte de ingang ontdekte van de vrij
wel volkomen gave grafkamer van de
in 1346 vóór Christus, op achttien jari
ge leeftijd overleden Farao Toet-Anch-
Amon, ook wel Toetankamen geschre
ven. Er kwamen toen sprookjesachtige
kunstschatten te voorschijn en de kran
ten over de gehele wereld wijdden er
lange artikelen aan.
Ongetwijfeld hebben jullie wel eens
over pyramiden gehoord, dat zijn ont
zettend grote puntvormige stenen ko
ningsgraven uit de oud-Egyptische tijd. wij volgende keer.
v«rs,
Enige pyramiden bijeen, gezien vanuit een vliegtuig.