Di GOUDEN WATERBLOEM HET WOLVEN JONG V 9 m Avontuur aan de Rivièra Drie dagen op de kermis en toch geen er Gordeldier AARDGASMONOPOLIE GEHULD IN GEHEIMZINNIGHEID Nota vati minister is onvolledig en vaag volgens ir. de Langen (AKU) Met VELPON zie ie er geen barst van! bCeEver WAT? SUBSIDIE VOOR MELKAUTOMATEN Borden HET NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 3 NOVEMBER 1962 'door LUKACS ERIC DE NOORMAN 36. Voor de jongen zijn zinnen weer bij elkaar heeft, zijn Agor en zijn mannen bij hem. „Zo, jongen, daar zien we elkaar weer, hè?" grin- j. nikt Agor, „ik zeg, daar zien we elkaar weer... en waar is je makker, ik zeg, want daar'gaat het me om." „Makker?" prevelt Egil, terwijl hij .-»«& nadenkt. „Makker, zog je? Ik heb geen makker." „Lieg niet, ik zeg lieg niet," grauwt Agor, driftig zijn zwaard zwaaiend. „Die Noorse prins." „Oh, die," zucht Egil, „die... die had zo'n hekel aan mij, dat hij er alleen vandoor gegaan is." „Je liegt," buldert Agor. „Ik zeg, spreek de waarheid, klein misbaksel, of ik doe je wat." „Misbaksel?" herhaalt de jongen, „dat zei die prins ook. Heb jij nu ook al een hekel aan mij?" Agor knippert, in de war gebracht, met de ogen en kijkt bedachtzaam. Dan komt er een stroperige grijns op zijn stoppelgezicht. „Arm ventje," mompelt hij, „ik heb helemaal geen hekel aan jou, hoor, ik zeg, nee, helemaal niet. Maar vertel me wél, waar die Noorse prins uithangt, begrijp je? Ik zeg, vertel me dat eens gauw. Weet jij bijgeval, of-ie de kant van die hut uitgegaan is? Misschien?" „Hut?" prevelt Egil, on nozeler dan ooit, „ik weet van geen hut. Kan je daar wat te eten krij gen?" Weer wordt Agor in de war gebracht door de onverwachte ant woorden van Egil. „Eten?" gromt hij, verbouwereerd naar zijn mannen kijkend, „ik zeg, fctgn? Ahum... zo, dus je weet niet, dat 'n eind vederop een hut staat. Ik zeg, dat weet je niet." „Nee, dat dacht ik niet," ant woordt Egil uiterst dom. „Als ik dat wist, liep ik hier niet in het donker door het bos op zoek naar iets eetbaars." Een ondeelbaar ogen blik knijpt Agor de ogen dicht. Dan plooit een vriendelijke grijns zijn harige gezicht en met doorzichtige sluwheid zegt hij: „Ik weet niet, waarom je weggelopen bent bij ons, jongen. Maar goed, ik ben er niet boos om, hoor. Als je niet wil, dan niet. Ik zal je ook geen kwaad doen. Ga maar, vriendje, ga maar weer. Ik zeg, ga maar weer. Dan gaan wij ook... eh, ik zeg, wij ook naar huis terug." neem de voordelige grote tube. door W. GELDOF £ti(. vl'm- 1] Hè, PAATZ sje ZDU TOCH Z.EGGEN, PAT HCT /SM. NteT fS! KOMTHfJ AL AAN! Hc Heb HAA/z! (Van onze soc.-econ. redactie) DEN HAAG, 2 nov. De directeur van de AKU, prof. ir. L. H. de Langen, zegt in De Nederlandse Industrie, dat ten aanzien van het mono poli ('bed rijf dat het aardgas gaat exploiteren, een grote geheimzinnigheid wordt betracht. Het heeft my bevreemd, zo zegt hij, dat in een tijd waarin van particuliere ondernemingen een grotere openheid wordt gevraagd, de staat achter blijft. Prof. De Langen zegt verder, dat de aardgasnota van minister De Pous on volledig en vaag is. De minister vol staat met de opmerking dat het ge hele aardgas-aanbod tegen commercieel rendabele prijzen zou kunnen worden afgezet. Maar ik, aldus de schrijver, kan by benadering niet beoordelen of tie winsten die straks aan de nieuwe maatschappij zullen toevloeien, redeiyk zyn. Over de prijsverhoudingen tussen olie en aardgas voor de industrie zegt hij, dat voor de industrie pas een gas- prijs van ongeveer 0,07 interessant wordt, omdat men er dan over kan denken de middenzware olie door gas te vervangen Voor een alluminiumfa- briek en een chemische industrie in Delf zijl, waarvan de minister de oprichting in het vooruitzicht heeft gesteld, zou een prijs van 0,07 echter niet interessant zijn. Een aluminiumfabriek kan pas draai en tegen een prijs van ongeveer 3 of 4 cent. Voor ammoniak en daarvan afge leide kunstmest zal een prijs var 5 6 cent in aanmerking komen, terwijl een hele reeks van andere chemische pro- dukten pas rendabel gefabriceerd kan worden bij een gaspriis van minder dan drie cent. Prof. De Langen meent dat in het beschikbaar stellen van aardgas tegen veel lagere prijzen het gevaar van dis criminatie t.o.v. andere industrieën schuilt. Tal van andere bedrijven zullen zeggen: waarom wij niet? Gelijke mon niken, gelijke kappen. De minister kan, als hij de aluminium-industrie beslist bevoordelen wil, beter een subsidie ver lenen en het aardgas doelmatiger ge bruiken. Men betreedt op de wijze die de minister nu toepast een gevaarlijke weg van bevoorrechting en monopolie vorming. Niet degene, die zijn bedrijf het beste leidt, maar hij die van de minister en zijn ambtenaren de grootste voordelen (d.i. de laagste gasprijs) weet los te krijgen, kan de meeste winst be halen. Het standpunt van de minister om bij de afzet van het aardgas voorrang te geven aan huishoudelijk gebruik en ruimteverwarming acht prof. De Lan gen wel juist. Op deze wijze profiteert DEN HAAG, 31 Okt. Het produkt- schap voor zuivel gaat voor elke melk- automaat, die aan bepaalde eisen vol doet, een subsidie geven van duizend gulden, verdeeld over drie jaar. De bedoeling is de afzet van extra melk te bevorderen. ATfl .lij, het hele Nederlandse volk van deze nieuwe aanwinst, terwijl er dan nog een heleboel overblijft voor industriële toe passingen. Bij een prijs van 7 cent zal dat zeker wel lukken. Prof. De Langen acht het niet billijk dat wel de Staatsmijnen een compensa tie krijgen voor een hoger gebruik van aardgas, terwijl de particuliere mijnen, die naar verhouding juist het grootste gedeelte van de mjisbrandkolenproduk- tie voor hun rekening nemen, green com pensatie krijgen. Advertentie 30 „Dit: meneer Heusler. U schrijft zélf nog eens 'het verhaal van uw ontdekking, maar heel uitvoerig, voor ons blad, de Revue de la Rivièra, en boven dien levert u ons wat exclusieve foto's. Het hono rarium bedraagt honderdduizend francs en u be stemt dat voor Jaques, als u het zelf niet wilt hebben. Afgesproken?" George haalde de -schouders op, want hy begreep het niet goed. „Honderdvijftigduizend!" bood de verslaggever. „Maar verder mag ik niet gaan! Doen of niet doen?" George besloot snel. „Goed, aangenomen. Dat verhaal krijgt u zo spoedig mo gelijk. Maar welke foto's wilt u hebben?" „Foto's van de bungalow en van de kinderen, meneer Heusler! U gaat toch vanmiddag met de prefect naar het eiland? Prachtig! Hier hebt u een uitstekend toestel. Ik zal u de bediening uit leggen, het is heel eenvoudig. O, kunt u goed foto graferen? Des te beter! Als u zorgt, dat wij een serie foto's hebben van het eiland en dat wij die morgen in ons bezit hebben, gaat ons contract door. Dan kunnen wij ze nog net in het nummer van zaterdag krijgen en dan zijn wij alle andere week bladen een volle week voor. De expeditie van ons blad wordt dan wel verschoven naar maandag, maar dat hindert niets: als wij de foto's maar hebben!" George dacht even na, maar toen ook Jane en haar tante het plan niet afkeurden, gaf hp toe. „Maar vermoedelijk komen wp vandaag met meer terug!" aarzelde hij. „Dat hindert niet! Die politie mannen op het eiland zull.en wel op tijd afgelost worden. U geeft de negatieven mee naar het bu reau in Hyeres, in Toulon of Cannes. Waarheen is onverschillig, want vanaf morgenochtend polsen wij voortdurend die drie bureaus om te horen of er wat voor ons is aangekomen. Het toestel houdt u bij u tot u in het kamp in Menton bent. Ja, maak gerust ook wat plaatjes voor uzelf. In dit pakje zitten voldoende films. In Menton kom ik dan het toestel en de laatste foto's weer ophalen. Akkoord?" George knikte. Met dit toestel zou hij heel wat betere plaatjes kunnen maken dan met dat van Jane of van hemzelf. En een serie aardige plaatjes zou een leuke herinnering vormen voor latere jaren. De persfotograaf wreef zich in de handen van plezier en maakte dat hij wegkwam. Hij huppelde het hotel uit en Jane en haar tante keken hem lachend en hoofdschuddend na. „En nu op naar de prefect!" zei George. „Daar kunnen we dan ook meteen horen hoe het met Jaques is. Ik geloof, dat wij hem doodgewoon vittpn tp verepfpn „Dat dacht je maar!" zei tante droogjes. „Jane zit al lang op haar nagels te bijten van spijt dat ze vanmiddag niet met ons mee kan! Je bent een slecht psycholoog, George!" „Maar een goede speurder," zei George voldaan. „Kom mee." De prefect had inderdaad goed nieuws van de piccolo. Zijn moeder was die morgen al vroeg naar het ziekenhuis gegaan en was er na eindeloze smeekbeden in geslaagd tot hem door te dringen, toen hij wakker was. Dit, en de mededeling dat Jane die middag zou komen en de eerste dagen in de buurt zou blijven, had hem al wat opgemonterd. Als het zo door zou gaan, zou hij gauw genoeg naar huis vervoerd kunnen worden. Daar verlangde hij uiteraard het meeste naar. De prefect had ook vele processen-verbaal en getuigenverklaringen die door Jane, haar tante en George moesten worden ondertekend en verder moest hij nog vele dingen weten omtrent geares- steerde personeelsleden. Het bleek, dat Vincent en Paul wèl in het complot zaten en op de hoogte waren geweest van Périn's handelingen, maar de overigen niet. Die zouden dus dezelfde dag nog vrij gelaten worden. „En dat betekent," vervolgde de prefect spijtig, „dat wij één kop van de draak heb ben afgehakt, maar dat de andere er nog steeds zijn." Vragend keken zijn bezoekers he maan. „Ja, al licht. Gisteravond en vannacht hebben onze man nen in hinderlaag gelegen op het eiland, maar er verscheen niets. Dat had ik trouwens al verwacht. De afnemers zullen daar beslist nipt elke dag ko men, want zo groot was de produktie gelukkig niet. Het zou dus wel min of meer toevallig zijn ge weest, als iemand van de overige handlangers was komen opdagen." „Wie zijn die handlangers?" vroeg Jane nieuws gierig. De prefect haalde de schouders op. „Dat kan ik u niet zeggen. Ik kan wel enkele typen uit de onderwereld van Marseille noemen, maar wat zou den die namen u zeggen? En het zijn nog maar vermoedens. Maar zoals u zelf zult begrijpen, Périn moet handlangers hebben gehad, die de kinderen aan hem afleverden en om die te vinden zouden wij veel steun kunnen hebben aan verklaringen van de kinderen. Maar er is daar vreselijk huisgehouden in die bungalow en de kinderen zijn doodsbenauwd om wat te zeggen. Het is alsof ze nog niet geloven dat ze nu heus vrij zijn. Daarom zou ik een kleine veranderingen voorstellen in mijn plan van gisteren. Als de jonge miss Eastbourne naar het eiland zou willen gaan, zou ik dat zeer op prijs stellen. U bent gewend om met kinderen om te gaan en u zou hem misschien weer... ja, hoe moet ik het zeggen..." „Zegt u maar: hun weer vertrouwen in hun mede mensen geven", viel Jane in. „Natuurlijk zal ik dat graag doen, maar wie zorgt dan voor Jaques?" „Ook daarvoor is een oplossing gevonden. Zijn moeder! Die blijft de eerste week in het ziekenhuis. Daar voelt het eenvoudige vrouwtje óch beter op haar gemak dan in een hotel en ze kunnen haar wel laten doen. Ja, de politie weet zulke dingen wel voor elkaar te krijgen. Het bestuur van haar boerderijtje wordt zolang waargenomen door een kennis van mij, een gepensioneerd politieman, die het heel graag wil doen. Hij en zijn vrouw kunnen dan tevens voor de nogal talrijke broertjes en zusjes van Jaques zorgen, begrijpt u?" „Dat is een uitstekend plan", zei Jane's tante bedachtzaam. „Er is maar één bezwaar". „En dat is?" (Wordt vervolgd) Gaan jullie mee? riep Freddy te gen zijn vriendjes. Vanmiddag wordt de kermis opgebouwd. Dan kunnen We pret hebben. Hoy, zei den de vriendjes. En 's middags gingen ze. Op het marktplein stonden grote auto's met heel wonderlijke dingen erop. Allemaal stukjes van de kermis. Als je ze in elkaar zette, werden het draai molens en nougatkramen. Draaiende schuitjes, botsautootjes en nog veel meer. De kermismensen liepen haastig af en aan. Ze hadden het heel druk, want om al die kermisstukjes in elkaar te zetten, kwam er heel wat kijken. Ze sjouwden met zware balken en grote stukken ijzer. Ze sleepten met touwen en zeilen. Aan hun armen kon je zien, hoe sterk ze waren. Nou en dat was wel nodig, want zonder sterke mannen, kwam er van de kermis niets terecht. Freddy en zijn vriendjes hadden eerst een poosje op de rand van de stoep ge staan. Ze hadden gewezen van: kijk es, daar komt het grote rad. En van: let op, daar komt de tent van de gooche laar. Maar na een tijdje vonden ze dat ze wel genoeg gekeken hhdden. En toen gingen ze ook kermisman spelen. Ze klommen op de wagens, en gingen bo ven op de paardjes van de mallemolen zitten. Allee, weg daar! schreeuwden de ker- mismannen. Dat klonk heel boos en Freddy en zijn vriendjes maakten dat ze wegkwamen. Ik ga naar huis, zeiden de vriendjes. We mogen toch nergens aankomen. Maar ik nog niet, riep Fred dy. En toen zijn vriendjes wegwaren, sloop hij op zyn eentje tussen de wagens doop. Hij gluurde onder 'n groot stuk zeildoek. Wat zat er allemaal wel ach ter? He daar,riep een ittan mét eeti grote srior. Wil'je er wel" eefis'afblijven? i \Dieiman was de goochelaar van de kermis, maar dat wist'Freddy toen nog niet. Freddy liet het zeildoek vallen en ging een eindje opzij. Maar hij was zó nieuwsgierig, dat hij toch weer terug kwam. Weer lichtte hij het zeil een eind je omhoog. De kermisgoochelaar zag het en hij werd zó boos, op die ongehoor zame jongen, dat hij een toverspreuk zei van wel vijfentwintig woorden. Ja, die kermisgoochelaar kon een beetje toveren ook. Plotseling was Freddy ver anderd in een klein poppetje, dat pre cies op het orgel van Je draaimolen paste. De goochelaar pakte hem beet, duwde hem een stokje in de hand en zette hem toen vlak voor een klein trommeltje. Als de muziek begon te spelen, moest Freddy met het stokje op de trom slaan. Dat deden de andere poppetjes van het draaiorgel ook. Maar dat waren echte poppetjes. En Freddy was een kleine jongen, die ongehoor zaam was geweest. Laten we de mu ziek eens proberen! riep de meneer van de draaimolen. Hij zette het or gel aan en daar gingen de poppetjes: bens, bens, bens, deden zij, op de maat van de muziek. Freddy had helemaal geen zin om bens, bens, bens te doen, dat snap je. Maar hij moest wel. Hij kon niets anders. HU kon niet weglopen. Hij kon niet om hulp roepen. Hij kon alleen maar bens, bens, bens doen. met zijn trommelstokje. Toen Freddy niet op tijd thuis kwam, Ja, zeker zijn het borden, Maar niet om van te eten. Waar nu die rare borden Toch wel gevonden worden, En hoe die borden heten? Dat wil ik van je weten. •uapjoqiooqos -M}uv Het Zuid-Amerikaanse vasteland her bergt vele vreemde dieren, die in al lerlei opzichten afwijken van wat men elders op aarde aantreft. Een van die merkwaardige dieren is het gordeldier. Stel u voor een dier van de afme tingen van een flink konijn, dat zich voor het carnaval als schildpad heeft vermomd. Een vrij lange spitse kop, op het voorhoofd met beenplaatjes ge pantserd. De schouders, rug en achter zijde gaan in een harnas van beenplaten schuil. Op de rug vormt dat harnas ringen, die een bewegelijke verbinding tussen voorste en achterste schild vor men en maken dat het dier zich tot een kogel kan oprollen. Ook staart en poot jes zijn van beenplaatjes voorzien, die een soort maliënkolder vormen. Het beest loopt verrassend vlug op de pun ten van de tenen en kan zich bliksem snel ingraven. De poten zijn van graaf- klauwen voorzien, die dus dienen om zich in veiligheid te brengen onder de grond, maar waarmede het bovendien het voedsel, dat uit wormen, insec ten, slakken, slangetjes e.d. bestaat op te graven. Het klautert ook nog lvug over allerlei obstakels en is veel be hendiger dan men oppervlakkig zou den ken. Dit alles komen wU te weten uit „Blijdorpgeluiden" een uitgave van de Rotterdamse diergaarde. Het gordeldier is verspreid van Noord Argentinië tot in Midden Amerika en Mexico toe en zelfs in de droge, zuide lijke staten van de U.S.A. kan men hem vinden. Uit het soliede pantser, steken een paar onschuldige, onbeschermde flaporen, die het beest alleen in veilig? heidk an brengen door zich op te rol len. De buik is behaard en ook tussen de pantserringen steken haren naar buiten. Dat de oren inderdaad enig ri sico lopen blijkt wel hieruit, dat ze vrjjwel steeds beschadigd zijn. Die beenplaatjes en beenplaten in de huid zijn voor zoogdieren een grote uitzondering. Bij reptielen is het regel, De Gordeldieren hebben kleine tan den en een zonderling gebit dat bi) de meeste soorten 7 tot 9 kiezen per kaak- helft vertoont. Zonderlinge, maar toch aardige schepsels. vroegen zijn vader en moeder aan zijn .vriendjes, hebben jullie Freddy ook ge zien? Jawel mevrouw, jawel meneer, zeiden de vriendjes. Hij is op de kermis gebleven. Dan gaan we die kwajongen eens gauw halen, zei vader. Ze gingen naar de kermis er bekeken daar alle kleine jongens. Maar geen van hen was Fred dy. Heeft u soms een jongetje gezien met 'n groen broekje en 'n gestreept bloesje aan? vroegen ze aan de juf frouw van de poffertjeskraam. O, wel drie, zei de poffertjesjuffrouw en daar schoten ze natuurlijk niet veel mee op. Ze liepen maar weer verder. Maar op eens, vlak voor het orgel van de mal lemolen, bleef Freddies moeder stok stijf staan. Kom nou mee vrouw, zei vader. We moeten Freddy toch vinden, het is al laat. Ik ben verschrikkelijk ongerust. Maar Frieddies moeder was zó verbaasd, dat ze geen woord kon uitbrengen. Kom nou toch, riep vader ongeduldig. We moeten Freddy toch zoeken. Toen wees moeder naar een van de poppetjes. D...d...daar, zei ze. Daar is hij! Vader moest drie keer kij ken, vóór hij het ook zag. Ja, daar stond een poppetje met een groen broekje, een streepjesbloes, een rechte kuif en een wipneus. Het was precies hun Freddy. Hij is betoverd, huilde moeder. Wie kan dat nou gedaan hebben? De goochelaar natuurlijk, bromde va der. Als iemand op de kermis verstand van toveren heeft, moet het de goo chelaar zijn. Ze gingen dadelijk naar de kermisgoochelaar toe. Die zat juist zijn boterhammen te eten in,de kermiswa gen. Meneer, huilde moeder, hebt u mijn Freddy omgetoverd in een kermispop petje?' De goocfteldar vvas Intussen lijn' bo ze ;Blli vari-'k middagas1 alwéér Vérge" ten. Hij moest evan nadenken. Toen kauwde hij haastig zijn boterham1 y en knikte: ja... jawel mevrouw, ais ongehoorzame jongen tenminste Freddy was. ge- Met een groen broekje en een streept bloesje? vroeg moeder hu»1 y Ja, met een groen broekje en e. gestreept bloesje, gaf de goochelaar j. Hij was heel ondeugend. Hjj keek kens onder het zeil en dat mogen *Sef ne jongens niet. Maar Freddies v®lC, zei boos: hoor es, meneer de laar, dat gaat zomaar niet. Ik wil" zoontje nu onmiddellijk terug of lKg8ji naar de politie. De goochelaar werd beetje bleek. Kijk eens eventjes neer, zei hij, ik zou het graag jit maar zo'n held in het toveren be.Viein nou ook weer niet. Ik ken er een beetje van en die toverspreuk van Ly middag kwam er eigenlijk per °n= w)e uit. Maar ik zou heus niet weten, ik die weer ongedaan moest maken- Dus Freddy moet altijd kermispot, petje blijven? huilde moeder versch' Tot de toverspreuk is uitgewrf,j knikte de goochelaar. En dat ,5 meestal een dag of drie bij toven® „t van mijn soort. Maar toe, gaat u .gt naar de politie. Die kan u ook helpen. De politie kan wél veel, J" jj; toveren is een heel speciaal vak- studeer er al jaren in en ik ken het maar een klein beetje. s Vader en moeder keken elkaar aan. Wat moesten ze doen? Als Fre' nu maar heus over drie dagen weer A woon zou worden! Jaja, vast wel, B te de goochelaar die er achteraf 1 wel spijt van had. Ze bleven nog v,9- poosje samen praten en toen ging6" 0j* der en moeder nog even langs hff-mS gel van de mallemolen om hun k' jongen goedenacht te wensen. 0p Zo moest Freddy drie dagen lan? ,as de kermis staan. Maar plezierig -5, het niet. Hij stond daar maar "Le. bens, bens te doen op zijn tromm6' v En zijn vriendjes zaten in de dra®'^- len. Ze kwamen voorbij met zuurs' ken en glimmende oliebollen. Ze 'Ljr ken prijsjes aan een touw. En ze i"° ten draaien in het grote rad. Pas toen de drie dagen om werd het kermispoppetje weer gew e« Freddy. Hij sprong van het org6' y gooide het trommelstokje weg. Ik br® J je thuis! riep de goochelaar, die :1c kwam aangelopen. o"1' Vader en moeder waren erg blij. dat het toch nog goed was afge'öPy Komt u even een kopje koffie drink zeiden ze tegen de goochelaar. die had geen tijd, want de kermis voorbij en alles moest worden afgeD' ken' hU" Freddies vriendjes gingen met je allen naar de markt, v/apt h£t is Ap heel Jeuk om het afbreken van de ®jet mis te zien. Maar Freddy ging Lp mee. AIS jje drie «lagen Ipng op^dtfck mis hebt gestaan, wil je eindelijk ,Weer eqnp thuis zün! LEA SMULP- TOET-ANCH-AMON Hoewel vele koningsgraven in de miden te vinden waren, is het gr®1 Toetankamen niet in een pyramid6 pt bouwd, doch uit een rots, diep y' binnenste van een bergmassa, aa" y dal (der koningsgraven genaamd) de Niji gelegen, uitgehouwen. y. Het dal der koningsgraven sp''Li>' meer dan de andere Egyptische WO y ren tot onze verbeelding. Aan heLjiie einde van het dal, in een zeer eem.5, plaats, „rusten" achtentwinig Far^y) Helaas hebben zij in hun graf niet rust gehad, want op één na zijn all® vy' ven in de loop van de eeuwen geP derd. Naar dat ene graf heeft m6" jp- ren lang gezocht en toen men oPy- punt stond geen verdere moeite "y' te doen, vond men bij het graven p- trede van een trap, die in de harde bodem was uitgehouwen. Met 11 y' werd er daarna verder gewerkt, de Jji1 trede na de andere kwam te voorsj- y en bij de twaalfde kwam ook het gIi venstuk van een dichtgepleisterd6 verzegelde ingang te zien. n ie Wjj laten hier het relaas volgen v® ontdekkers. Wij stonden voor een geheel uitgeLc ven deur. De steenblokken werden y wijderd en eindelijk werd de deur te opend. Voor ons zagen wij een afda[estr; gang, die van ond«r tot boven m6t \\'U nen en allerlei rommel gevuld was- hadden drie dagen nodig om alles "y1 steilaflopende gang op te ruimen e" tweede deur te bereiken, die, even®'gif! eerste, dichtgepleisterd en verZ6oy1 was. Met grote spanning wachtten j,r op het verwijderen van de belenen [p gen. Naarmate onze ogen gewend '„y ten aan de duisternis daarbinnen, er den wij ook meer zien van de voor ri pen, die zich in de ruimte bevon y vreemde dieren en beelden en °v een schittering van goud. ji) Eindelijk konden wij binnen gaa^eie' de ruimte, die ongeveer 3000 jaar den het laatst door mensenvoeten y. betreden, hoewel alles er nog_ ulLj*>' alsof het juist verlaten was. Wij a° y den dezelfde lucht in als de mens,eILy'' zoveel eeuwen geleden de mummie gefl haar laatste rustplaats brachten e „rA' halfgevulde bak cement, een vinKLpf druk op een schijnbaar pas geverfd v werp, versterkten nog de indruk, d tijd hier stilgestaan had. yf' Hier zagen wij een menigte voor p pen. Overal goud en kunstig inleSrije11 Aan het einde van de kamer bevo' m zich twee levensgrote beelden m? óe gezichten naar elkaar gericht, die derde verzegelde deur bewaakte" twee schildwachten. ie Wat men verder ontdekte (d-^ójlf11 mummie van Toetankamen) verf y' Mooi voorbeeld van een mummiekist. i Deze vreemde woorden vormen de naam van een bekende Egyptische Fa rao (koning) uit de oudheid. Op 5 no vember is het veertig iaar geleden, dat men in een dal nabij de stad Luxor in Egypte de ingang ontdekte van de vrij wel volkomen gave grafkamer van de in 1346 vóór Christus, op achttien jari ge leeftijd overleden Farao Toet-Anch- Amon, ook wel Toetankamen geschre ven. Er kwamen toen sprookjesachtige kunstschatten te voorschijn en de kran ten over de gehele wereld wijdden er lange artikelen aan. Ongetwijfeld hebben jullie wel eens over pyramiden gehoord, dat zijn ont zettend grote puntvormige stenen ko ningsgraven uit de oud-Egyptische tijd. wij volgende keer. v«rs, Enige pyramiden bijeen, gezien vanuit een vliegtuig.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 2