Een
Ah Sinterklaas komt
verhaal uit het oude Nice
St.-Nicolaas als zegel-,
steen- of stripfiguur
Él
FF,F,STRFCF.PT
5 4.25
De
geheimzinnige
ring
N. CARELS
De levensboom van monsieur René
*feAV0ND TEGEN ZONSON-
v ANG kwam de oude man naar
dere^ tU'n *n' die °P de een an"
tamelüwlkwaardi«e w*ize ondanks zijn
3e
j, -"■ecsneitineia tot net ,nuis-
Was e°0rde' waarin hij woonde. Het
klok n buisje, ingebouwd in een
diep; azernewoningen, talrijk'e ver-
eeuw §en hoog. Misschien wel een
Stonderd landhuisje, dat er reeds
houw' °^n de grote stad haar nieuw-
Was cj°°h t°t hier uitstrekte. Feitelijk
plaatse/Oin een soort plein of binnen
vet e ar hij was aan alle kanten
houte 6n muur> afgewisseld door
twee k heiningen- afgesloten. Aan
Vaaj-o ant;en liep er een straatje langs,
Hes u er de bewoners der huurkazer-
Dg j n Woningen konden bereiken.
Vof^d^ andere zijden werden ge-
ingan hoge panden, waarvan de
den e n z'°h In een impasse bevon-
Van' j en doodlopende straat. In een
ïnen ve Paoden woonde ik en de ra-
tuin an mÜn kamer zagen uit op de
°e oude
Vet veel gerucht. Een gerucht
®vond man vulde die tuin iedere
WIV44 b* Mj V4WAAW
Water ovialen kannen neerklaterend
sproei' Ee kannen waren van
veej j rs voorzien. Hij zette ze met
kraana"-'aa' neer als hij ze onder de
Zuchte rftte' Gaarna sleepte hij ze
ste d
hoek,
en brommend tot in de uiter-
ledis*^Ken Van de tuin en wanneer ze
de harHaren' ^et hij ze kletterend op
Sens w 6 Srond vallen, om ze vervol-
te slepep61" m°eizaam naar de kraan
hele°ridat hij verscheen, was er de
Veest 3g door slechts het gerucht ge-
Watagp ap de vogels, die in de grote
Vidden den, welke zich in het
het gei,Van de tuin verhief. Het was
Veeikj W'nkeleer van wat gracieuze
V 0neurige vogeltjes, zoals men ze
dan «e streken nimmer ziet. Nu en
^eernQe jd het afgewisseld door het
fers en ge gekoer van verliefde dof-
nen .vinnig vleugelgeklapper, als
Vluphtt aastig uit het dichte lover
ver w e °V neer te strijken ergens
Dg I een dakgoot.
STE h t E PLATAAN BEHEER-
bl0ein e,Vriendelijke aspect van de
grond nriike tuin. Beneden, bij de
s°mbermet ziin brede, donkere, bijna
Êoven 6f s^arn vol groeven en holen.
Veeidot aan de hemel, met zijn
re lg iover, geschraagd door zwa-
rQtsaChtVertwiigde takken. In de harde
hloe,nn 'Se. grond van de tuin waren
"Witte, arkjes aangelegd, afgezet door
in' ^Untige steentjes. De bloemen
kie aren van een veelsoortigheid
Rechts renrijkdom, zoals men die
loch en?311 do Rivièra aantreft, waar
Vdertijp6 .viertcahtó' meter teelaarde
vo«r e moeten worden aange-
dr°egen r!6 r°tsen Seen bloemen
de gr Lit is overal 't geval buiten
Vet gebe en kleine steden, waar dit
gen sje ®urde en de hellingen der ber-
groein C - met wat struikgewas be-
Viide siechts hier en daar een
hard6 0ern wat afwisseling in het
MaJestu!n brengt
°Ude m Us was die plataan. Als de
veei op an er onder stond, leek hij
Mtte h6en k°h°'t, met zijn krans van
oen graren r°nd een kale schedel,
haarri^0t?_ neus boven eer
het, tot
riaardje"l„ neus boven een pluizig
de 2on Menigmaal duurde het, tot
den ^er de hoge huizen verdwe-
de iaat dat "hij met een zware zucht
fceletl(jS e kan ledigde en even, al hup-
die ijj. opziJ stapte voor de plassen,
keek h"ör mede gevormd had. Dan
h'anten'J v°jdaan om zich heen.
De
V Van gedurende een groot gedeel-
Vn 0j ,e dag gemarteld door de hete
gebladp ?°r de warme lucht onder het
zicb rte. van de plataan, hadden
oPEpgf?richt en 236en er opgefrist
V°jgenti rd uit. Zo zouden ze er de
den) a| 6 warme dag weer tegen kun
dig» V/as het ditmaal een bijzonder
z°mer.
Hoot r.?den om zich heen
sch:
rijiine °Ude man> terwijl hij zich
za^u °p een wrakke stoel neer-
wasCri^es en zuiver een deuntje.
edje t naelodie van een Spaans
de zej, °cvallig kende ik het. Ik ken-
C0ltMRt n woorden
horas de la tarde, se mueran
Crègp. lentamente
Las j,Ucul° divino en tu atardecer
°ras in silenciso, 's inclinan
dulcemente
kijkend,
Rtte<
"et
piet wuoraen van het eerste
t n°g uit het hoofd
Vas
ardan teblerosas en tu
Asi 0n amanecer....
me las floras, mi alma
Es Uï., 's intristece
eterna noche, un' etemo
llorar.
t>e a
°nduren sterven langzaam
'a Godd T-i weg
aehjke schemering doemt op
t>e aan de gezichtseinder
ernen neigenzwijgend en
Ojp sj zachtjes het hoofd
derend het aanbreken van de
Eoaig (j dag te verbeiden
e bloemen, zo triest wordt
't ty mijn ziel
1 een eeuwige nacht, een
Stgjj. eeuwig wenen
V olSTn vr°lijk liedje, al werd
3n tezn l'efde en het geluk daar-
da+°en' ^ou de oude man ook
op rl eerste couplet kennen en
!?kerper.eze ogenblikken, in de avond-
f herin Van- zÜn tuin toepassen?
d'j bad h6r^6 bet hem aan veel meer?
l^rid, w Plaisir en het chagrin ge-
"°t j'n aarvan het liedje gewaagde?
v'eten, j.Uri uitersten? Ik zal het nooit
t Elaar 's zÜn geheim gebleven,
floot bet Was het liedje triest, hij
Qïn bet terwijl hij zo voldaan was
zWo6g resultaat van zijn moeizaam
V661 V0lHWeUiCht overwoog hij hoe-
stil ?°6ning er verscholen ligt in
*bOoj erdenken van wat eens toch
s en in het zorgen voor het
geen men liefheeft. Hij hield ongetwij
feld van zijn tuin en zijn bloemen.
Juist op het goede uur van de dag be
goot hij ze, wanneer de zon 'er niet
langer onmeedogend op neerscheen.
Met haar stralen kon ze nu de regen
druppels niet tot bijna moordende
priemen maken. Ze brandde er niet
doorheen als door een brandglas. Zó
verderfelijk kan in de zon van de Ri
vièra het begieten van bloemen wor-
en
HIJ HAD EIGENLIJK TOCH be
trekkelijk weinig plezier van z'n werk.
Althans deze avond. Want de bloe
men sloten zich snel en zware, zwar
te schaduwen vielen over de tuin. Ze
neigden inderdaad hun kopjes, zoals
het liedje zong. Het gefluit verstom
de. De oude man stond op. Het resul
taat van zijn zwoegen overziende,
hief hij telkens een behaard been op,
schudde zijn houten klomp leeg, die
vol water gelopen was om dan met
een behaarde arm te zwaaien, tenein
de het water van zijn vettige, korte
kakibroek te slaan. Nog even bleef
hij toeven, om daarna zijn huisje bin
nen te gaan. De volgende ochtend, dat
wist hij, zou zijn tuin zo mooi zijn als
een hoekje van het paradijs. Uit tal
van vensters keken gezichten hem
na. Menigeen was hem kennelijk
dankbaar voor dit stukje ongerepte
natuur in de bonkige huizenmassa
rondom.
Ik had hem al vele malen gadege
slagen. Nooit keek hij naar boven. In
de huizen aan de overkant kende hij
blijkbaar niemand. Hij had ook nooit
naar het balkon gekeken, waarvan
daan ik hem zo vaak bekeek. Was hij
altijd te veel in het zware karwei en
de bewondering van zijn bloemen ver
diept? Zeer zeker, het eiste de nodige
aandacht. Zo gemakkelijk werd er een
hoekje vergeten, op dit grote stuk
grond. Enfin, de oude man bemoeide
zich met niemand, naar ik van mijn
hospita gehoord had en geen sterve
ling wist, hoe lang hij al in het huisje
woonde en hoe het kwam, dat de
grote tuin voor de bouwwoede van de
moderne tijd gespaard was geble
ven. Naar men vermoedde, had hij
het huisje en de grond er bij nooit wil
len verkopen. Maar zekerheid hierom
trent bezat geen der bewoners van de
impasse. Het doodlopende straatje
begon op 'n drukke boulevard en was
daarvan afgesloten door een dikke
ketting die tussen twee zware stenen
palen hing. Er was slechts een door
gang voor voetgangers. Auto's kon
den er niet in, hetgeen de rust er Uiter
mate verhoogde. De impasse was ook
hierdoor een.ware oase van stilte. De
avenue liep naar de overdrukke Pro
menade Des Anglais, maar ook 't ru
moer daarvan drong slechts bij zwak
ke vlagen er in door en de hoge huizen
van de avenue fungeerden als een ge
luiddempend scherm.
HIER, IN DEZE IMPASSE EN IN
de merkwaardige, door de smalle
steegjes begrensde tuin was de tijd
stil blijven staan. Afgezien dan van
enkele televisie- en radiotoestellen,
die bijwijlen de onrust van de buiten
wereld in deze enclave wierpen. Als
De Gaulle sprak en een kennelijke be
wonderaar zijn toestel keihard aan
zette of een voetbalenthousiast ieder
een wilde laten meegenieten van het
gebrul der moderne wilde dieren in
een stadion, moest dit alles tot in de
uiterste hoeken van zolders en kel
ders te horen zijn. Maar er klonk nim
mer een woord van protest. Men liet
de kakofonie van geluid blijkbaar ge
laten over zich heen gaan. Er kwam
weieens een eind aan.
Monsieur René liep dan in het
straatje met zijn grote, dikke angora
poes, naar de gewoonte des lands in
een soort hondestel gestoken, het dier
aan een lange Hjn houdend. Het was
een beetje zonderling gezicht, zulks te
meer, omdat het tuigje schitterde van
bonte stenen en de poes zich als een
hond gedroeg. De eerste keer had ik
mijn lachen bijtijds kunnen inhouden.
Het was zo zot.Maar spoedig vond
ik het evenals iedereen de gewoonste
zaak van de wereldOok, dat hij
er op die wandelingen met zijn poes
uitzag als een „gentil homme van het
fin de siècle", met witte slobkousen
en al.
De oude man floót nu het liedje tel
kens weer. Zou h ij er de woorden van
kennen? Of was het een deuntje met
een internationale allure, hetwelk via
radio en televisie naar alle landen
overwaait? Tenslotte, Spanje ligt niet
zo ver van de Rivièra af. Het zou dus
vermoedelijk 'n zuiver toeval zijn, dat
zowel hij als ik het kenden. Deson
danks keek hij op een avond verrast
omhoog, toen ik het meeneuriede,
zachtjes de woorden voor mezelf zin
gend. Hij had zich na gedane arbeid
weer neergezet, onder de plataan op
het stoeltje. Niet bepaald een plaatsje
om uit de rusten Die Zuidfran
sen zijn ware Spartanen, als het op
comfort aankomt. Ik kon het elke dag
in mijn pensionkamer constateren, tot
tamelijk ongerief van mijn vermoeide
leden.
HET WAS DE EERSTE KEER dat
hij omhoog keek. En ook de eerste
keer dat hij enkele woorden met me
sprak. Hij richtte slechts één vraag
tot me: Comment trouvez vous mon
petit jardin? Hoe vindt u mijn tuin
tje? Het klonk in het Frans zo Ne
derlands als het maar zijn konIk
aarzelde even met mijn antwoord.
We hadden nog nooit een woord met
elkander gewisseld, wanneer we elkan
der in de impasse ontmoetten. Ik had
hem dit niet kwalijk genomen. Wat
moest ik, jeugdige vreemdeling en hij,
oude man, die vermoedelijk geen
vreemde talen kende en daardoor on
willekeurig zich in zichzelf terugtrok,
tegen elkander zeggen? Ik ben zelf
ook niet zo spraakzaam.
Nog voordat ik een breedvoerig
antwoord had kunnen formuleren
herhaalde hij zijn vraag, blijkbaar
veronderstellend, dat ik hem niet ver
staan had. Ik zei natuurlijk, het een
heel mooie tuin te vinden. Maar ik
kon niet nalaten zijn aandacht te ves
tigen op de grote plataan. Ztilk een
grote boom nam bijna alle zon voor de
planten en bloemen weg en zoog al
het water uit de bodem, zodat er voor
de rest nauwelijks genoeg overbleef.
Zijn bananeboom, meende ik te mo
gen opmerken, deed het daarom zo
slecht, ofschoon hij volop zon kreeg.
DE OUDE MAN GING EVEN ver
zitten op zijn stoeltje en haalde daar
na zijn schouders op. Er zat iets min
achtends in dit gebaar. Vond hij mij
eigengerechtigd, al vond ik dan zijn
tuintje mooi? Ik zweeg verder be
schaamd. Waarom, zo vroeg ik me
zelf boos af, had ik me met mijn
pseudo-wetenschap tussen hem en zijn
tuin gesteld, die hij wie weet hoe
lang met zulk een inspanning en lief
de verzorgd had? En het was een
mooig tuin, pndanks de plataan of mis
schien wel juist vooral daardoor
Had ik hem beledigd? De volgende
dagen keek hij niet omhoog. Aldus
bleef een aanbod, hetwelk ik hem had
willen doen, ongezegd. Ik wilde hem
nl. komen helpen met het aansjou
wen van de zware kannen water en
ze voor hem optillen, waar de gewas
sen het hoogst waren en het meest
besproeiing nodig hadden, in het bij
zonder waar de tere knoppen der bloe
men naar alle kanten uitsproten.
Maar mijn aanbod zal hem niet wel
kom zijn, bedacht ik. Het was immers
zijn tuin. En hoe zijn oude mensen
vaak ten deze? Net als kleine kinde
ren. Je mag er niet aankomen, het is
van mij, niet van jou
Aldus troostte ik mijn gepikeerde
ego en ik vermeed het zoveel moge
lijk voor mijn raam of op mijn balkon
te staan, als hij zijn bloemen begoot.
Wanner we elkander in de impasse
voortaan tegenkwamen, groette hij
stijfjes, evenals vroeger, niet tot een
praatje geneigd. Het bracht me soms
wel enigszins uit mijn humeur. Des
ondanks bleef ik van zijn tuin genie
ten. De uiterste takken van een zijner
tegen de muur opklimmende bougain
villes maakten mijn balkon tot een
soort prieel en de prachtige bloemen-
trossen hingen als kleurige edelstenen
tegèn het blauw van de hemel, ter
wijl een uitloper van een zijner wijn
stokken recht voor mijn raam bengel
de. Neen, ik moest hem heel dankbaar
zijn. Jammer, de volle, rijpe druiven
trossen zou ik niet kunnen plukken.
„Zwarte Piet-pudding"
Voor de pudding: liter melk,
70 gr. griesmeel (6 eetlepels) 50 g.
suiker (3% eetlepel), zout, een
stukje citroenschil, een grote kom
of 4 kleine kommetjes met ronde
bodem.
Voor de vla: 3 dl. melk, 18 g. ca
cao (2 eetlepels) 18 g maizena, 30 g
suiker (2 eetlepels) en wat zout.
Voor de garnering: een stukje wit
en een stukje rood of groen papier.
DE MELK aan de kook brengen met
de citroenschil. Het griesmeel ver
mengen met de suiker en het zout en
onder roeren in de kokende melk
strooien. De massa 5 minuten zacht
jes laten koken. Deze moet zo dik
zijn, dat een straal, die van de lepel
afloopt in de pan nog net gelijk vloeit.
De citroenschil verwijderen en de
brij overdoen in de met koud water
omgespoelde kom of kommetjes. De
pudding geheel koud laten worden en
op een schaal of op 4 bordjes omke
ren.
De vla
DE VLA MAKEN door de maizena
te vermengen met de suiker, de ca
cao en wat zout en deze met een
scheutje melk tot een glad papje aan
te roeren. De rest van de melk aan
de kook brengen en het papje er, on
der roeren, in schenken. De vla even
laten doorkoken. De massa moet zo
dik zijn, dat zij op een omgekeerde
lepel blijft liggen. De vla over de pud
ding gieten en een weinig laten afkoe
len. Met een lepeltje ogen, neus en
mond er in tekenen, zo, dat het wit
van de pudding te zien komt. De
overgebleven vla verdunnen met een
scheutje koude gekookte melk, op
smaak afmaken met suiker en als
saus bij de pudding geven.
De versiering
DE VERSIERING bestaat uit kraag
en veer. De kraag maken we door van
het witte papier een strook af te knip
pen en deze te plooien. De reep om
de onderste helft van het gezicht leg
gen. Een veer knippen we van het
gekleurde papier door er met een
schaar knipjes in te geven. De reep
jes omhoog halen en een beetje om
krullen met behulp van de schaar.
Als dit toetje wordt opgediend, leg
gen we een roe naast de pudding
schaal.
Tenslotte: St. Nicolaas komt uit
Spanje en houdt het meest van zoete
Spaanse wijn. (Nadruk verboden).
KEEK IK DAN NIET MEER ZO
genteresseerd, toch hield ik even op
met werken wanneer tegen zonson
dergang ik de waterkraan hoorde open
draaien en soms staarde ik verstolen
door de blinden omlaag. En alleen het
geklater van het koele, heldere berg
water was een verkwikking na de
hitte van de dag en in de zwoelte van
mijn kamer.
Toen gebeurde het. Ik trad op een
morgen naar buiten, op mijn balkon.
Ik vertrouwde mijn ogen niet, vanwe
ge het ongewone licht, dat zich voor
mij uitspreidde. Op hetzelfde ogen-
blij zag ik het. De plataan was er
niet meer, zijn grote massa lover
bleek verdwenen. Er plekte een wijd
open gat, waar hij eens gestaan had.
Het gebladerte lag grotendeels op een
schuurtje. De stam lag tegen de dak
rand, waarvan een aantal pannen ver
brijzeld was. Een zee van zonlicht
spreidde zich over een triest veld
van verwoesting uit. Want de bladeren
begonnen reeds te verdorren, de stam
was aan alle kanten gespleten en half
gebroken wortels boorden zich in
grillige gedaanten de lucht in
IK WREEF MIJN OGEN UIT. HET
had vannacht toch niet gestormd? Ja,
misschien veertien dagen geleden. Ik
had toen wel even aan de zware pla
taan gedacht, maar de volgende och
tend stond hij er nog in zijn volle glo
rie Nu echter Wie of wat had
de reus geveld? Het schuurtje had
hem in zijn val tegengehouden. Hier
door had hij wellicht niet zoveel la
waai gemaakt, althans niet voldoende
om een gezonde slaper uit zijn diepe
rust te halen. De wortels hadden
een groot gat in de grond opengela
ten. Ze waren verdord en hier en daar
afgebroken. Ze waren niet sterk ge
noeg geweest, om de zware boom en
zijn weelderige kroon nog langer te
dragen, hadden zich niet in de harde
grond weten te verankeren, vermoe
delijk te weinig voedsel gevonden
De aanhoudende droogte moest de rest
hebben gedaan, ondanks Monsieur Ré-
né's zwoegen met de zware waterkan
nen.
Monsieur Réné. Die naam klonk
daarna de hele dag in het rond. Ieder
een in de woonkazernes wilde weten,
hoe het gebeurd was. De oude man
haalde telkens zijn schouders op en
liep zo snel mogelijk wêer naar bin
nen. Maar hij moest toch onderhan
delen met de eigenaar van de schuur
en met een man, die voorzien van zaag
en bijl de taak op zich nam, de pla
taan aan stukken te houwen. Mon
sieur Réné begon alvast met 't weg
ruimen der takken, die hinderlijk wa
ren voor de passanten in het steegje.
Hij bracht lover^n' talken op? etfn
kruiwagen weg. „ilij' veerichtte* zijn
werk met diep gebogen schouders. Als
of hij iemand begraven ging, die hij
meer liefhad dan wie ook.
HIJ ZETTE DIE AVOND DE WA
TERKRAAN niet meer open, hij ver
scheen niet om al mompelend en
kuchend het onkruid te wieden en
hier en daar wat bloemen op te bin
den. Ook zette hij zich niet meer na
gedane arbeid voldaan neder, om zijn
deuntje te fluiten. Ik begreep het niet.
De volgende ochtend evenwel zag ik
't. Niet langer versperde de zware
kroon van de plataan de morgenzon
voor me. Ik keek in 't wijde, open gat
en vervolgens naar de grond, reali
seerde het me toen. De tuin was de
tuin niet meer. Hij was een armetie
rig geval geworden, ondanks de vele
kleurige bloemen en de bananeboom
met z'n brede bladeren en schuch
tere poging tot vruchtvorming. Wer
kelijk, hij was niet meer de tuin van
monsieur Réné. Zonder de boom was
hij een tuintje. Men zou er evengoed
bloemkool en sla kunnen planten. Al
le majesteitelijkheid, door de plataan
geschapen was verdwenen. De bloem
perkjes waren nu armetierige geval
letjes. Ze konden geen eigen leven
leiden
Comment trouves vous mon petit
jardin? Het verkleinwoord tuintje had
alle trots in zich gevat, die monsieur
Réné vervulde, als hij in zijn tuin
rondkeek, in de schaduw van de
machtige plataan, „monarch of all
the surveyed", zoals de Engelsen zeg-
zegen, heerser over alles wat hij over-
schouwde.Een week later waren de
meeste planten bijna verdord, de bloe
men verwelkt en de struiken ver
schrompeld- De bananeboom hing
slap voorover, als 'n treurwilg. Trot
se varens lagen op de droge bodem,
tot onwezenlijke slierten vergeeld
DE AVOND, DAT IK ME VOOR
NAM eens met monsieur Réné te gaan
praten en hem voor te stellen, zijn
tuintje in orde te houden, ontwaar
de ik op mijn weg naar de stad in de
impasse een oploopje. Allemaal, min
stens van gezicht, bekende mensen.
Men hield mij aan, alhoewel ik een
vreemdeling was en er eigenlijk niet
bij hoorde, hetgeen men mij, zoals
ook monsieur Réné gedaan had, van
het begin af aan door een zekere re
serve had laten voelen. De gesprekken
van buren verstomden steeds, als ik
naderde.
Maar nu nam men mij als een lot
genoot in de kring op. Zo groot was
aller verslagenheid. Monsieur Réné
was gestorven. Waarschijnlijk al enke
le dagen geleden. Het trieste gemfauw
van zijn Angorapoes had 'n buur er
toe gebracht, eens in zijn huisje te
gaan kijken. Hij had hem er aange
troffen, half liggend in 'n schommel
stoel, met zijn rug naar het raam, dat
op de tuin uitzag
Ik verzamelde mijn beste Frans,
om van mijn medeleven en zelfs ont
roering te doen blijken. „Sinds die
boom gevallen is, was hij de oude
niet meer", meende ik te mogen op
merken, hoewel ik het eigenlijk niet
kon weten, want ik had hem immers
niet meer gezien. Alleen nog op de
dag van de catastrofe.
„GEEN WONDER," ZEI EEN OUDE
VROUW, van wie ik wist, dat ze wei
eens met hem babbelde, als ze even
als hij haar poes aan de lijn uitliet.
„Geen wonder", herhaalde ze nadruk
kelijk, maar ik zag in haar ogen, dat
haar desondanks opeens een licht op
ging. „Hij heeft", aldus vervolgde zij,
enigszins over zichzelf verbaasd „die
boom zelf geplant, toen hij nog een
kleine jongen was
„De boom was zijn levensboom, ja
monsieur Réné zelf", peinsde ik mijn
weg vervolgend. Een dag later ben ik
met de buren naar 's lands gewoon
te, achter de lijkkoets aangegaan,
dwars door het oude Nice naar de
stille begraafplaats op de helling van
een kale heuvel. Ik heb met niemand
gesproken, wel een handvol aarde
op de kist geworpen. Omdat ik met
niemand gesproken heb, weet ik niet,
wie en wat Monsieur Réné ooit was.
Het doet er ook niet toe
KEES HAZELZET.
z
Spannende gebeurt^
nissen en gevaarlijk»
avonturen leiden tot
de ontknoping van het
mysterie rond de ge
heimzinnige ring. Voor
jongens van 10-15 Jaar.
Geïllustreerd.
In de boekh. verkrijgbaar
In hel randgebied der kunst
ALS INSPIRATIEBRON voor de
beeldende kunst, gedurende niet
minder dan 15 eeuwen, is St. Nicolaas
immer een dankbare figuur gebleken.
Niet alleen in de uitbeelding van de
religieuze gebeurtenissen rondom hem,
doch tevens bij de weergave van het
bij uitstek huiselijke feest, dat aan
zijn persoon gekoppeld werd, zijn er
kunstwerken ontstaan, welke van in
ternationale kunsthistorische en ar
tistieke waarde bleken. We denken
hierbij o.a. aan het beroemde schil
derij van Jan Steen: Sinterklaasavond,
kdkrii hêt portret van de heilige, zoals
4 dit'té 'zidn S^ti dd glas*lh ibódramen'
van Chartres, de talrijke kostelijke,
15e eeuwse Franse miniaturen, „Het
leven van Nicolaas van Bari" van
Fra Angelico, het prachtige beeld
houwwerk van Grasser enz. enz.
Wkomt ieder jaar naar Holland?
Ja, dat is de goede Sint.
Met zijn vlugge, zwarte knechtje
Vriend van ieder mensenkind.
Ben je zgeweest, dan word je
Door Sint Nicolaas beloond,
Maar hij heeft ook opgeschreven
Waar 't ondeugend kindje woont.
Ihet avondje gekomen
En je kvan Zwarte Piet
Heel veel 1en cadeautjes,
Zing dan maar een erg mooi lied.
Maar van wheeft Sinterklaasje
Toch zo heel erg veel verdriet?
Van de kinderen, die szijn,
Lekkers krijgen ze dan niet.
Ja, de Sint gaat 5 december
Ook naar stoute kind'ren toe
En in plaats van mooie dingen
Ivoor hen alleen dr
NEE, we hebben niets vergeten
De woorden, die ontbreken, hebben we met opzet weggelaten.
Die kun je zelf immers wel invullen?
Maar het gaat er niet alleen om, de goede woorden op de puntjes
neer te schrijven. Met die ingevulde woorden kunnen we nog meer
doen. Schrijf ze nóg maar eens op. Maar dan achter elkaar. Wat krijg
je dan? Als het goed is, lees je twee regels uit een heel bekend
^int-Nicolaasliedje. Probeer het maar eens.
Waar een heilige dusdanig zijn
stempel heeft weten te drukken op de
diverse takken van beeldende kunst
en zijn plaats in de Grande Histoire
dezer kunst verwierf, wordt men on
willekeurig nieuwsgierig naar het
eventueel spelen van een rol in dat,
wat we zouden willen noemen: de
„petite histoire" van de kunst, de
randgebieden. En zo kon het gebeu
ren, dat we voor de oorlog op een
speurtocht langs een Amsterdamse
gevel liepen en daar een fraaie gevel
steen ontwaarden met in sober reliëf:
St. Nicolaas die de daie jongelingen
opwekt -uit den dode.-..-.
Over de plaats van deze steen be
hoefden we ons niet te verbazen, im
mers hier op de hoek Dam-Damrak
stond hij historisch volkomen verant
woord. Op de Dam werd nl. reeds in
de 15e eeuw, aan de vooravond van
zijn verjaardag, de befaamde sinter-
klaasmarkt gehouden en bovendien
was de heilige schutspatroon van de
stad. Al in 1557 hing op dezelfde plaats
een uithangbord met Sinter Niclaes,
welk bord nog te zien is op het
schilderij „De Leprozenoptocht" van
Adriaan van Nieuwland uit 1604. De
gevelsteen, die van latere datum is,
heeft dus het uithangbord „opgevolgd
in z'n functie
In boek en prent
ZIJN DIT dus reeds twee sporen,
die ons buiten de musea brachten,
weldra zullen we er meer aantreffen.
In een verzameling oude drukwerken
van de drukker-uitgever-boekhande-
laar Pellerin te Epinal vonden wij
verder een complete „beeldroman"
over de bezigheden van de „Protec-
teur et Correcteur des petits enfants",
een serie van 12 kostelijke tekeninge
tjes, alle met de hand ingekleurd,
welke als volksprent werd verhandeld.
De scène van de opwekking van de
drie jongelingen werd door de uitge
ver ook nog eens los in de handel ge
bracht, op groot formaat en in een
aandoenlijk primitieve lineatuur.
Ook in oude boekillustraties is de
bisschop vaak op verrassende wijze
terug te vinden. De tekenaar Hein-
rich Hauser vervaardigde b.v. in 1879
een prent waarop een in romantisch
clair obscure gehulde kamer is afge
beeld met als piece de millieu Sint
Nicolaas vergezeld vaneen met
duivelshorens uitgeruste „Père Fouet-
tard" (de toenmalige Franse versie
van Zwarte Piet). Op een gravure uit
een boekje anno 1900 daarentegen, vin
den we de bisschop zonder begeleider
in een kamer met een denneboom vol
kaarsjes en uitgerust met een soort
kegelvormig hoofddeksel, waar het
bovenste stuk in zig-zag lijn is afge
knipt. De omschakeling van Sint-Nico-
laas op kerstman is hier dus al dui
delijk merkbaar.
Op zegel en penning
1 KIJKEN WE nog eens verder dan
(de gravures en drukwerken, dan zien
we ineens, dat ook in verzamelingen
oude lakzegels de bisschop opduikt.
Hoewel door de jaren duchtig geschon
den, is hij meestal nog goed te her
kennen aan zijn kleding en attribu
ten, zoals o.a. de kuip met de drie
jongens of een schip (de bisschop was
immers schutspatroon van de zeevaar
ders).
Van zegels naar penningen is slechts
een kleine stap en ook hier zullen we
al spoedig bemerken, dat St. Nicolaas
een welhaast onvermijdelijke figuur is.
Als we alleen al denken aan de diver
se heiligenmedaljes, die overal ge
dragen worden, zal het duidelijk zijn
dat we ook de bisschop van Myra
hier moeten aantreffen, zij het dan
dat niet al deze medaljes qua verzor
ging op artistiek hoog peil staan. De
meeste, in het bijzonder de latere edi
ties, vertonen duidelijke sporen van
maakwerk. Het is vooral bij de oudere
penningen, dat een bekoorlijke, primi
tieve vormgeving veel schoons te ge
nieten geeft voor de liefhebber.
Ook bij de z.g. ex voto's (een schil
dering of plaat met een woord van
dank of verering een bepaalde hei
lige betreffend aan de wand van een
kapel of kerk) vinden we Sint Nico
laas terug. De vaak ongeschoolde
hand waarmee de voorstelling werd
aangebracht heeft in vele gevallen
een aantrekkelijke sfeer aan de schil
dering weten te geven, iets wat u tij
dens uw vakanties b.v. in Italië, zelf
zult kunnen constateren. Dit zelf con
stateren, het zelf ontdekken, is iets
wat wij u naar aanleiding van onze
eigen naspeuringen van harte kunnen
aanbevelen, want het zal ieder duide
lijk zijn, dat met de door ons vluchtig
aangeroerde onderwerpen het laatste
woord over de uitbeelding van Sint Ni
colaas nog niet is gezegd. In alle rand
gebieden van de kunst leeft de heilige
voort en naast een vreugd dit opge
merkt te hebben, is het ook een vreugd
zelf verder te gaan met deze ontdek
kingen, een bezigheid, die niet alleen
nuttig mag zijn maar tevens uw leven
beslist avontuurlijker maakt.
(Nadruk verboden).
H. G. DU VIEUX-RHIN