Een Ah Sinterklaas komt verhaal uit het oude Nice St.-Nicolaas als zegel-, steen- of stripfiguur Él FF,F,STRFCF.PT 5 4.25 De geheimzinnige ring N. CARELS De levensboom van monsieur René *feAV0ND TEGEN ZONSON- v ANG kwam de oude man naar dere^ tU'n *n' die °P de een an" tamelüwlkwaardi«e w*ize ondanks zijn 3e j, -"■ecsneitineia tot net ,nuis- Was e°0rde' waarin hij woonde. Het klok n buisje, ingebouwd in een diep; azernewoningen, talrijk'e ver- eeuw §en hoog. Misschien wel een Stonderd landhuisje, dat er reeds houw' °^n de grote stad haar nieuw- Was cj°°h t°t hier uitstrekte. Feitelijk plaatse/Oin een soort plein of binnen vet e ar hij was aan alle kanten houte 6n muur> afgewisseld door twee k heiningen- afgesloten. Aan Vaaj-o ant;en liep er een straatje langs, Hes u er de bewoners der huurkazer- Dg j n Woningen konden bereiken. Vof^d^ andere zijden werden ge- ingan hoge panden, waarvan de den e n z'°h In een impasse bevon- Van' j en doodlopende straat. In een ïnen ve Paoden woonde ik en de ra- tuin an mÜn kamer zagen uit op de °e oude Vet veel gerucht. Een gerucht ®vond man vulde die tuin iedere WIV44 b* Mj V4WAAW Water ovialen kannen neerklaterend sproei' Ee kannen waren van veej j rs voorzien. Hij zette ze met kraana"-'aa' neer als hij ze onder de Zuchte rftte' Gaarna sleepte hij ze ste d hoek, en brommend tot in de uiter- ledis*^Ken Van de tuin en wanneer ze de harHaren' ^et hij ze kletterend op Sens w 6 Srond vallen, om ze vervol- te slepep61" m°eizaam naar de kraan hele°ridat hij verscheen, was er de Veest 3g door slechts het gerucht ge- Watagp ap de vogels, die in de grote Vidden den, welke zich in het het gei,Van de tuin verhief. Het was Veeikj W'nkeleer van wat gracieuze V 0neurige vogeltjes, zoals men ze dan «e streken nimmer ziet. Nu en ^eernQe jd het afgewisseld door het fers en ge gekoer van verliefde dof- nen .vinnig vleugelgeklapper, als Vluphtt aastig uit het dichte lover ver w e °V neer te strijken ergens Dg I een dakgoot. STE h t E PLATAAN BEHEER- bl0ein e,Vriendelijke aspect van de grond nriike tuin. Beneden, bij de s°mbermet ziin brede, donkere, bijna Êoven 6f s^arn vol groeven en holen. Veeidot aan de hemel, met zijn re lg iover, geschraagd door zwa- rQtsaChtVertwiigde takken. In de harde hloe,nn 'Se. grond van de tuin waren "Witte, arkjes aangelegd, afgezet door in' ^Untige steentjes. De bloemen kie aren van een veelsoortigheid Rechts renrijkdom, zoals men die loch en?311 do Rivièra aantreft, waar Vdertijp6 .viertcahtó' meter teelaarde vo«r e moeten worden aange- dr°egen r!6 r°tsen Seen bloemen de gr Lit is overal 't geval buiten Vet gebe en kleine steden, waar dit gen sje ®urde en de hellingen der ber- groein C - met wat struikgewas be- Viide siechts hier en daar een hard6 0ern wat afwisseling in het MaJestu!n brengt °Ude m Us was die plataan. Als de veei op an er onder stond, leek hij Mtte h6en k°h°'t, met zijn krans van oen graren r°nd een kale schedel, haarri^0t?_ neus boven eer het, tot riaardje"l„ neus boven een pluizig de 2on Menigmaal duurde het, tot den ^er de hoge huizen verdwe- de iaat dat "hij met een zware zucht fceletl(jS e kan ledigde en even, al hup- die ijj. opziJ stapte voor de plassen, keek h"ör mede gevormd had. Dan h'anten'J v°jdaan om zich heen. De V Van gedurende een groot gedeel- Vn 0j ,e dag gemarteld door de hete gebladp ?°r de warme lucht onder het zicb rte. van de plataan, hadden oPEpgf?richt en 236en er opgefrist V°jgenti rd uit. Zo zouden ze er de den) a| 6 warme dag weer tegen kun dig» V/as het ditmaal een bijzonder z°mer. Hoot r.?den om zich heen sch: rijiine °Ude man> terwijl hij zich za^u °p een wrakke stoel neer- wasCri^es en zuiver een deuntje. edje t naelodie van een Spaans de zej, °cvallig kende ik het. Ik ken- C0ltMRt n woorden horas de la tarde, se mueran Crègp. lentamente Las j,Ucul° divino en tu atardecer °ras in silenciso, 's inclinan dulcemente kijkend, Rtte< "et piet wuoraen van het eerste t n°g uit het hoofd Vas ardan teblerosas en tu Asi 0n amanecer.... me las floras, mi alma Es Uï., 's intristece eterna noche, un' etemo llorar. t>e a °nduren sterven langzaam 'a Godd T-i weg aehjke schemering doemt op t>e aan de gezichtseinder ernen neigenzwijgend en Ojp sj zachtjes het hoofd derend het aanbreken van de Eoaig (j dag te verbeiden e bloemen, zo triest wordt 't ty mijn ziel 1 een eeuwige nacht, een Stgjj. eeuwig wenen V olSTn vr°lijk liedje, al werd 3n tezn l'efde en het geluk daar- da+°en' ^ou de oude man ook op rl eerste couplet kennen en !?kerper.eze ogenblikken, in de avond- f herin Van- zÜn tuin toepassen? d'j bad h6r^6 bet hem aan veel meer? l^rid, w Plaisir en het chagrin ge- "°t j'n aarvan het liedje gewaagde? v'eten, j.Uri uitersten? Ik zal het nooit t Elaar 's zÜn geheim gebleven, floot bet Was het liedje triest, hij Qïn bet terwijl hij zo voldaan was zWo6g resultaat van zijn moeizaam V661 V0lHWeUiCht overwoog hij hoe- stil ?°6ning er verscholen ligt in *bOoj erdenken van wat eens toch s en in het zorgen voor het geen men liefheeft. Hij hield ongetwij feld van zijn tuin en zijn bloemen. Juist op het goede uur van de dag be goot hij ze, wanneer de zon 'er niet langer onmeedogend op neerscheen. Met haar stralen kon ze nu de regen druppels niet tot bijna moordende priemen maken. Ze brandde er niet doorheen als door een brandglas. Zó verderfelijk kan in de zon van de Ri vièra het begieten van bloemen wor- en HIJ HAD EIGENLIJK TOCH be trekkelijk weinig plezier van z'n werk. Althans deze avond. Want de bloe men sloten zich snel en zware, zwar te schaduwen vielen over de tuin. Ze neigden inderdaad hun kopjes, zoals het liedje zong. Het gefluit verstom de. De oude man stond op. Het resul taat van zijn zwoegen overziende, hief hij telkens een behaard been op, schudde zijn houten klomp leeg, die vol water gelopen was om dan met een behaarde arm te zwaaien, tenein de het water van zijn vettige, korte kakibroek te slaan. Nog even bleef hij toeven, om daarna zijn huisje bin nen te gaan. De volgende ochtend, dat wist hij, zou zijn tuin zo mooi zijn als een hoekje van het paradijs. Uit tal van vensters keken gezichten hem na. Menigeen was hem kennelijk dankbaar voor dit stukje ongerepte natuur in de bonkige huizenmassa rondom. Ik had hem al vele malen gadege slagen. Nooit keek hij naar boven. In de huizen aan de overkant kende hij blijkbaar niemand. Hij had ook nooit naar het balkon gekeken, waarvan daan ik hem zo vaak bekeek. Was hij altijd te veel in het zware karwei en de bewondering van zijn bloemen ver diept? Zeer zeker, het eiste de nodige aandacht. Zo gemakkelijk werd er een hoekje vergeten, op dit grote stuk grond. Enfin, de oude man bemoeide zich met niemand, naar ik van mijn hospita gehoord had en geen sterve ling wist, hoe lang hij al in het huisje woonde en hoe het kwam, dat de grote tuin voor de bouwwoede van de moderne tijd gespaard was geble ven. Naar men vermoedde, had hij het huisje en de grond er bij nooit wil len verkopen. Maar zekerheid hierom trent bezat geen der bewoners van de impasse. Het doodlopende straatje begon op 'n drukke boulevard en was daarvan afgesloten door een dikke ketting die tussen twee zware stenen palen hing. Er was slechts een door gang voor voetgangers. Auto's kon den er niet in, hetgeen de rust er Uiter mate verhoogde. De impasse was ook hierdoor een.ware oase van stilte. De avenue liep naar de overdrukke Pro menade Des Anglais, maar ook 't ru moer daarvan drong slechts bij zwak ke vlagen er in door en de hoge huizen van de avenue fungeerden als een ge luiddempend scherm. HIER, IN DEZE IMPASSE EN IN de merkwaardige, door de smalle steegjes begrensde tuin was de tijd stil blijven staan. Afgezien dan van enkele televisie- en radiotoestellen, die bijwijlen de onrust van de buiten wereld in deze enclave wierpen. Als De Gaulle sprak en een kennelijke be wonderaar zijn toestel keihard aan zette of een voetbalenthousiast ieder een wilde laten meegenieten van het gebrul der moderne wilde dieren in een stadion, moest dit alles tot in de uiterste hoeken van zolders en kel ders te horen zijn. Maar er klonk nim mer een woord van protest. Men liet de kakofonie van geluid blijkbaar ge laten over zich heen gaan. Er kwam weieens een eind aan. Monsieur René liep dan in het straatje met zijn grote, dikke angora poes, naar de gewoonte des lands in een soort hondestel gestoken, het dier aan een lange Hjn houdend. Het was een beetje zonderling gezicht, zulks te meer, omdat het tuigje schitterde van bonte stenen en de poes zich als een hond gedroeg. De eerste keer had ik mijn lachen bijtijds kunnen inhouden. Het was zo zot.Maar spoedig vond ik het evenals iedereen de gewoonste zaak van de wereldOok, dat hij er op die wandelingen met zijn poes uitzag als een „gentil homme van het fin de siècle", met witte slobkousen en al. De oude man floót nu het liedje tel kens weer. Zou h ij er de woorden van kennen? Of was het een deuntje met een internationale allure, hetwelk via radio en televisie naar alle landen overwaait? Tenslotte, Spanje ligt niet zo ver van de Rivièra af. Het zou dus vermoedelijk 'n zuiver toeval zijn, dat zowel hij als ik het kenden. Deson danks keek hij op een avond verrast omhoog, toen ik het meeneuriede, zachtjes de woorden voor mezelf zin gend. Hij had zich na gedane arbeid weer neergezet, onder de plataan op het stoeltje. Niet bepaald een plaatsje om uit de rusten Die Zuidfran sen zijn ware Spartanen, als het op comfort aankomt. Ik kon het elke dag in mijn pensionkamer constateren, tot tamelijk ongerief van mijn vermoeide leden. HET WAS DE EERSTE KEER dat hij omhoog keek. En ook de eerste keer dat hij enkele woorden met me sprak. Hij richtte slechts één vraag tot me: Comment trouvez vous mon petit jardin? Hoe vindt u mijn tuin tje? Het klonk in het Frans zo Ne derlands als het maar zijn konIk aarzelde even met mijn antwoord. We hadden nog nooit een woord met elkander gewisseld, wanneer we elkan der in de impasse ontmoetten. Ik had hem dit niet kwalijk genomen. Wat moest ik, jeugdige vreemdeling en hij, oude man, die vermoedelijk geen vreemde talen kende en daardoor on willekeurig zich in zichzelf terugtrok, tegen elkander zeggen? Ik ben zelf ook niet zo spraakzaam. Nog voordat ik een breedvoerig antwoord had kunnen formuleren herhaalde hij zijn vraag, blijkbaar veronderstellend, dat ik hem niet ver staan had. Ik zei natuurlijk, het een heel mooie tuin te vinden. Maar ik kon niet nalaten zijn aandacht te ves tigen op de grote plataan. Ztilk een grote boom nam bijna alle zon voor de planten en bloemen weg en zoog al het water uit de bodem, zodat er voor de rest nauwelijks genoeg overbleef. Zijn bananeboom, meende ik te mo gen opmerken, deed het daarom zo slecht, ofschoon hij volop zon kreeg. DE OUDE MAN GING EVEN ver zitten op zijn stoeltje en haalde daar na zijn schouders op. Er zat iets min achtends in dit gebaar. Vond hij mij eigengerechtigd, al vond ik dan zijn tuintje mooi? Ik zweeg verder be schaamd. Waarom, zo vroeg ik me zelf boos af, had ik me met mijn pseudo-wetenschap tussen hem en zijn tuin gesteld, die hij wie weet hoe lang met zulk een inspanning en lief de verzorgd had? En het was een mooig tuin, pndanks de plataan of mis schien wel juist vooral daardoor Had ik hem beledigd? De volgende dagen keek hij niet omhoog. Aldus bleef een aanbod, hetwelk ik hem had willen doen, ongezegd. Ik wilde hem nl. komen helpen met het aansjou wen van de zware kannen water en ze voor hem optillen, waar de gewas sen het hoogst waren en het meest besproeiing nodig hadden, in het bij zonder waar de tere knoppen der bloe men naar alle kanten uitsproten. Maar mijn aanbod zal hem niet wel kom zijn, bedacht ik. Het was immers zijn tuin. En hoe zijn oude mensen vaak ten deze? Net als kleine kinde ren. Je mag er niet aankomen, het is van mij, niet van jou Aldus troostte ik mijn gepikeerde ego en ik vermeed het zoveel moge lijk voor mijn raam of op mijn balkon te staan, als hij zijn bloemen begoot. Wanner we elkander in de impasse voortaan tegenkwamen, groette hij stijfjes, evenals vroeger, niet tot een praatje geneigd. Het bracht me soms wel enigszins uit mijn humeur. Des ondanks bleef ik van zijn tuin genie ten. De uiterste takken van een zijner tegen de muur opklimmende bougain villes maakten mijn balkon tot een soort prieel en de prachtige bloemen- trossen hingen als kleurige edelstenen tegèn het blauw van de hemel, ter wijl een uitloper van een zijner wijn stokken recht voor mijn raam bengel de. Neen, ik moest hem heel dankbaar zijn. Jammer, de volle, rijpe druiven trossen zou ik niet kunnen plukken. „Zwarte Piet-pudding" Voor de pudding: liter melk, 70 gr. griesmeel (6 eetlepels) 50 g. suiker (3% eetlepel), zout, een stukje citroenschil, een grote kom of 4 kleine kommetjes met ronde bodem. Voor de vla: 3 dl. melk, 18 g. ca cao (2 eetlepels) 18 g maizena, 30 g suiker (2 eetlepels) en wat zout. Voor de garnering: een stukje wit en een stukje rood of groen papier. DE MELK aan de kook brengen met de citroenschil. Het griesmeel ver mengen met de suiker en het zout en onder roeren in de kokende melk strooien. De massa 5 minuten zacht jes laten koken. Deze moet zo dik zijn, dat een straal, die van de lepel afloopt in de pan nog net gelijk vloeit. De citroenschil verwijderen en de brij overdoen in de met koud water omgespoelde kom of kommetjes. De pudding geheel koud laten worden en op een schaal of op 4 bordjes omke ren. De vla DE VLA MAKEN door de maizena te vermengen met de suiker, de ca cao en wat zout en deze met een scheutje melk tot een glad papje aan te roeren. De rest van de melk aan de kook brengen en het papje er, on der roeren, in schenken. De vla even laten doorkoken. De massa moet zo dik zijn, dat zij op een omgekeerde lepel blijft liggen. De vla over de pud ding gieten en een weinig laten afkoe len. Met een lepeltje ogen, neus en mond er in tekenen, zo, dat het wit van de pudding te zien komt. De overgebleven vla verdunnen met een scheutje koude gekookte melk, op smaak afmaken met suiker en als saus bij de pudding geven. De versiering DE VERSIERING bestaat uit kraag en veer. De kraag maken we door van het witte papier een strook af te knip pen en deze te plooien. De reep om de onderste helft van het gezicht leg gen. Een veer knippen we van het gekleurde papier door er met een schaar knipjes in te geven. De reep jes omhoog halen en een beetje om krullen met behulp van de schaar. Als dit toetje wordt opgediend, leg gen we een roe naast de pudding schaal. Tenslotte: St. Nicolaas komt uit Spanje en houdt het meest van zoete Spaanse wijn. (Nadruk verboden). KEEK IK DAN NIET MEER ZO genteresseerd, toch hield ik even op met werken wanneer tegen zonson dergang ik de waterkraan hoorde open draaien en soms staarde ik verstolen door de blinden omlaag. En alleen het geklater van het koele, heldere berg water was een verkwikking na de hitte van de dag en in de zwoelte van mijn kamer. Toen gebeurde het. Ik trad op een morgen naar buiten, op mijn balkon. Ik vertrouwde mijn ogen niet, vanwe ge het ongewone licht, dat zich voor mij uitspreidde. Op hetzelfde ogen- blij zag ik het. De plataan was er niet meer, zijn grote massa lover bleek verdwenen. Er plekte een wijd open gat, waar hij eens gestaan had. Het gebladerte lag grotendeels op een schuurtje. De stam lag tegen de dak rand, waarvan een aantal pannen ver brijzeld was. Een zee van zonlicht spreidde zich over een triest veld van verwoesting uit. Want de bladeren begonnen reeds te verdorren, de stam was aan alle kanten gespleten en half gebroken wortels boorden zich in grillige gedaanten de lucht in IK WREEF MIJN OGEN UIT. HET had vannacht toch niet gestormd? Ja, misschien veertien dagen geleden. Ik had toen wel even aan de zware pla taan gedacht, maar de volgende och tend stond hij er nog in zijn volle glo rie Nu echter Wie of wat had de reus geveld? Het schuurtje had hem in zijn val tegengehouden. Hier door had hij wellicht niet zoveel la waai gemaakt, althans niet voldoende om een gezonde slaper uit zijn diepe rust te halen. De wortels hadden een groot gat in de grond opengela ten. Ze waren verdord en hier en daar afgebroken. Ze waren niet sterk ge noeg geweest, om de zware boom en zijn weelderige kroon nog langer te dragen, hadden zich niet in de harde grond weten te verankeren, vermoe delijk te weinig voedsel gevonden De aanhoudende droogte moest de rest hebben gedaan, ondanks Monsieur Ré- né's zwoegen met de zware waterkan nen. Monsieur Réné. Die naam klonk daarna de hele dag in het rond. Ieder een in de woonkazernes wilde weten, hoe het gebeurd was. De oude man haalde telkens zijn schouders op en liep zo snel mogelijk wêer naar bin nen. Maar hij moest toch onderhan delen met de eigenaar van de schuur en met een man, die voorzien van zaag en bijl de taak op zich nam, de pla taan aan stukken te houwen. Mon sieur Réné begon alvast met 't weg ruimen der takken, die hinderlijk wa ren voor de passanten in het steegje. Hij bracht lover^n' talken op? etfn kruiwagen weg. „ilij' veerichtte* zijn werk met diep gebogen schouders. Als of hij iemand begraven ging, die hij meer liefhad dan wie ook. HIJ ZETTE DIE AVOND DE WA TERKRAAN niet meer open, hij ver scheen niet om al mompelend en kuchend het onkruid te wieden en hier en daar wat bloemen op te bin den. Ook zette hij zich niet meer na gedane arbeid voldaan neder, om zijn deuntje te fluiten. Ik begreep het niet. De volgende ochtend evenwel zag ik 't. Niet langer versperde de zware kroon van de plataan de morgenzon voor me. Ik keek in 't wijde, open gat en vervolgens naar de grond, reali seerde het me toen. De tuin was de tuin niet meer. Hij was een armetie rig geval geworden, ondanks de vele kleurige bloemen en de bananeboom met z'n brede bladeren en schuch tere poging tot vruchtvorming. Wer kelijk, hij was niet meer de tuin van monsieur Réné. Zonder de boom was hij een tuintje. Men zou er evengoed bloemkool en sla kunnen planten. Al le majesteitelijkheid, door de plataan geschapen was verdwenen. De bloem perkjes waren nu armetierige geval letjes. Ze konden geen eigen leven leiden Comment trouves vous mon petit jardin? Het verkleinwoord tuintje had alle trots in zich gevat, die monsieur Réné vervulde, als hij in zijn tuin rondkeek, in de schaduw van de machtige plataan, „monarch of all the surveyed", zoals de Engelsen zeg- zegen, heerser over alles wat hij over- schouwde.Een week later waren de meeste planten bijna verdord, de bloe men verwelkt en de struiken ver schrompeld- De bananeboom hing slap voorover, als 'n treurwilg. Trot se varens lagen op de droge bodem, tot onwezenlijke slierten vergeeld DE AVOND, DAT IK ME VOOR NAM eens met monsieur Réné te gaan praten en hem voor te stellen, zijn tuintje in orde te houden, ontwaar de ik op mijn weg naar de stad in de impasse een oploopje. Allemaal, min stens van gezicht, bekende mensen. Men hield mij aan, alhoewel ik een vreemdeling was en er eigenlijk niet bij hoorde, hetgeen men mij, zoals ook monsieur Réné gedaan had, van het begin af aan door een zekere re serve had laten voelen. De gesprekken van buren verstomden steeds, als ik naderde. Maar nu nam men mij als een lot genoot in de kring op. Zo groot was aller verslagenheid. Monsieur Réné was gestorven. Waarschijnlijk al enke le dagen geleden. Het trieste gemfauw van zijn Angorapoes had 'n buur er toe gebracht, eens in zijn huisje te gaan kijken. Hij had hem er aange troffen, half liggend in 'n schommel stoel, met zijn rug naar het raam, dat op de tuin uitzag Ik verzamelde mijn beste Frans, om van mijn medeleven en zelfs ont roering te doen blijken. „Sinds die boom gevallen is, was hij de oude niet meer", meende ik te mogen op merken, hoewel ik het eigenlijk niet kon weten, want ik had hem immers niet meer gezien. Alleen nog op de dag van de catastrofe. „GEEN WONDER," ZEI EEN OUDE VROUW, van wie ik wist, dat ze wei eens met hem babbelde, als ze even als hij haar poes aan de lijn uitliet. „Geen wonder", herhaalde ze nadruk kelijk, maar ik zag in haar ogen, dat haar desondanks opeens een licht op ging. „Hij heeft", aldus vervolgde zij, enigszins over zichzelf verbaasd „die boom zelf geplant, toen hij nog een kleine jongen was „De boom was zijn levensboom, ja monsieur Réné zelf", peinsde ik mijn weg vervolgend. Een dag later ben ik met de buren naar 's lands gewoon te, achter de lijkkoets aangegaan, dwars door het oude Nice naar de stille begraafplaats op de helling van een kale heuvel. Ik heb met niemand gesproken, wel een handvol aarde op de kist geworpen. Omdat ik met niemand gesproken heb, weet ik niet, wie en wat Monsieur Réné ooit was. Het doet er ook niet toe KEES HAZELZET. z Spannende gebeurt^ nissen en gevaarlijk» avonturen leiden tot de ontknoping van het mysterie rond de ge heimzinnige ring. Voor jongens van 10-15 Jaar. Geïllustreerd. In de boekh. verkrijgbaar In hel randgebied der kunst ALS INSPIRATIEBRON voor de beeldende kunst, gedurende niet minder dan 15 eeuwen, is St. Nicolaas immer een dankbare figuur gebleken. Niet alleen in de uitbeelding van de religieuze gebeurtenissen rondom hem, doch tevens bij de weergave van het bij uitstek huiselijke feest, dat aan zijn persoon gekoppeld werd, zijn er kunstwerken ontstaan, welke van in ternationale kunsthistorische en ar tistieke waarde bleken. We denken hierbij o.a. aan het beroemde schil derij van Jan Steen: Sinterklaasavond, kdkrii hêt portret van de heilige, zoals 4 dit'té 'zidn S^ti dd glas*lh ibódramen' van Chartres, de talrijke kostelijke, 15e eeuwse Franse miniaturen, „Het leven van Nicolaas van Bari" van Fra Angelico, het prachtige beeld houwwerk van Grasser enz. enz. Wkomt ieder jaar naar Holland? Ja, dat is de goede Sint. Met zijn vlugge, zwarte knechtje Vriend van ieder mensenkind. Ben je zgeweest, dan word je Door Sint Nicolaas beloond, Maar hij heeft ook opgeschreven Waar 't ondeugend kindje woont. Ihet avondje gekomen En je kvan Zwarte Piet Heel veel 1en cadeautjes, Zing dan maar een erg mooi lied. Maar van wheeft Sinterklaasje Toch zo heel erg veel verdriet? Van de kinderen, die szijn, Lekkers krijgen ze dan niet. Ja, de Sint gaat 5 december Ook naar stoute kind'ren toe En in plaats van mooie dingen Ivoor hen alleen dr NEE, we hebben niets vergeten De woorden, die ontbreken, hebben we met opzet weggelaten. Die kun je zelf immers wel invullen? Maar het gaat er niet alleen om, de goede woorden op de puntjes neer te schrijven. Met die ingevulde woorden kunnen we nog meer doen. Schrijf ze nóg maar eens op. Maar dan achter elkaar. Wat krijg je dan? Als het goed is, lees je twee regels uit een heel bekend ^int-Nicolaasliedje. Probeer het maar eens. Waar een heilige dusdanig zijn stempel heeft weten te drukken op de diverse takken van beeldende kunst en zijn plaats in de Grande Histoire dezer kunst verwierf, wordt men on willekeurig nieuwsgierig naar het eventueel spelen van een rol in dat, wat we zouden willen noemen: de „petite histoire" van de kunst, de randgebieden. En zo kon het gebeu ren, dat we voor de oorlog op een speurtocht langs een Amsterdamse gevel liepen en daar een fraaie gevel steen ontwaarden met in sober reliëf: St. Nicolaas die de daie jongelingen opwekt -uit den dode.-..-. Over de plaats van deze steen be hoefden we ons niet te verbazen, im mers hier op de hoek Dam-Damrak stond hij historisch volkomen verant woord. Op de Dam werd nl. reeds in de 15e eeuw, aan de vooravond van zijn verjaardag, de befaamde sinter- klaasmarkt gehouden en bovendien was de heilige schutspatroon van de stad. Al in 1557 hing op dezelfde plaats een uithangbord met Sinter Niclaes, welk bord nog te zien is op het schilderij „De Leprozenoptocht" van Adriaan van Nieuwland uit 1604. De gevelsteen, die van latere datum is, heeft dus het uithangbord „opgevolgd in z'n functie In boek en prent ZIJN DIT dus reeds twee sporen, die ons buiten de musea brachten, weldra zullen we er meer aantreffen. In een verzameling oude drukwerken van de drukker-uitgever-boekhande- laar Pellerin te Epinal vonden wij verder een complete „beeldroman" over de bezigheden van de „Protec- teur et Correcteur des petits enfants", een serie van 12 kostelijke tekeninge tjes, alle met de hand ingekleurd, welke als volksprent werd verhandeld. De scène van de opwekking van de drie jongelingen werd door de uitge ver ook nog eens los in de handel ge bracht, op groot formaat en in een aandoenlijk primitieve lineatuur. Ook in oude boekillustraties is de bisschop vaak op verrassende wijze terug te vinden. De tekenaar Hein- rich Hauser vervaardigde b.v. in 1879 een prent waarop een in romantisch clair obscure gehulde kamer is afge beeld met als piece de millieu Sint Nicolaas vergezeld vaneen met duivelshorens uitgeruste „Père Fouet- tard" (de toenmalige Franse versie van Zwarte Piet). Op een gravure uit een boekje anno 1900 daarentegen, vin den we de bisschop zonder begeleider in een kamer met een denneboom vol kaarsjes en uitgerust met een soort kegelvormig hoofddeksel, waar het bovenste stuk in zig-zag lijn is afge knipt. De omschakeling van Sint-Nico- laas op kerstman is hier dus al dui delijk merkbaar. Op zegel en penning 1 KIJKEN WE nog eens verder dan (de gravures en drukwerken, dan zien we ineens, dat ook in verzamelingen oude lakzegels de bisschop opduikt. Hoewel door de jaren duchtig geschon den, is hij meestal nog goed te her kennen aan zijn kleding en attribu ten, zoals o.a. de kuip met de drie jongens of een schip (de bisschop was immers schutspatroon van de zeevaar ders). Van zegels naar penningen is slechts een kleine stap en ook hier zullen we al spoedig bemerken, dat St. Nicolaas een welhaast onvermijdelijke figuur is. Als we alleen al denken aan de diver se heiligenmedaljes, die overal ge dragen worden, zal het duidelijk zijn dat we ook de bisschop van Myra hier moeten aantreffen, zij het dan dat niet al deze medaljes qua verzor ging op artistiek hoog peil staan. De meeste, in het bijzonder de latere edi ties, vertonen duidelijke sporen van maakwerk. Het is vooral bij de oudere penningen, dat een bekoorlijke, primi tieve vormgeving veel schoons te ge nieten geeft voor de liefhebber. Ook bij de z.g. ex voto's (een schil dering of plaat met een woord van dank of verering een bepaalde hei lige betreffend aan de wand van een kapel of kerk) vinden we Sint Nico laas terug. De vaak ongeschoolde hand waarmee de voorstelling werd aangebracht heeft in vele gevallen een aantrekkelijke sfeer aan de schil dering weten te geven, iets wat u tij dens uw vakanties b.v. in Italië, zelf zult kunnen constateren. Dit zelf con stateren, het zelf ontdekken, is iets wat wij u naar aanleiding van onze eigen naspeuringen van harte kunnen aanbevelen, want het zal ieder duide lijk zijn, dat met de door ons vluchtig aangeroerde onderwerpen het laatste woord over de uitbeelding van Sint Ni colaas nog niet is gezegd. In alle rand gebieden van de kunst leeft de heilige voort en naast een vreugd dit opge merkt te hebben, is het ook een vreugd zelf verder te gaan met deze ontdek kingen, een bezigheid, die niet alleen nuttig mag zijn maar tevens uw leven beslist avontuurlijker maakt. (Nadruk verboden). H. G. DU VIEUX-RHIN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 25