Kras oudje vol levensdrift
75-jarige werkt in groeilanden
T
es over
Boekj
Deltaplan
Levenswerk
van pater
Viandevelde
nieuwe dagblad
MAANDAG 24 DECEMBER 1962
PAGINA 7
ff»
i5',|
Pit:
Pater Vandevelde kijkt toe bij het schoonmaken van een berevel.
Pelly-Bay is een moeilijke missiepost in
het noorden van Keewatin (Canada)
300 km ten noorden van Repulse-
Bay (ligt op de Poolcirkel!). De inwoners
120behoren tot de Netsjilik-stam
der Eskimo's. In 1934 begon Pater Henry
(Fransman) deze missie vanuit Repulse-
Bay, in april 1938 kwam Pater Frans Van
develde om deze post over te nemen. Pater
Fr. Vandevelde is de zoon van een gewezen
burgemeester uit Vlaanderen (Landskou
ter). Hij was toen 27 jaar oud. Tot nu toe
is hij daar gebleven als enige missionaris
en blanke ter plaatse. In de loop van deze
25 jaren hebben alle Eskimo's van Pelly-
Bay zich bekeerd tot het Katholicisme.
Het zijn diepgelovige christenen geworden.
Een oude Eskimo-vrouw haalt een visnet uit elkaar.
De jeugd van Pelly-Bay voelt de poolkou blijkbaar niet.
v<"
Kerstmis bij de Eskimo's
Een werkput van de Heimij in een „pilot"-polder in Rhodesia.
De hei is op, maar
de Heimij niet!
lissen 1900 en 1950 is de opper
vlakte aan woeste grond in Ne
derland teruggelopen van 16,5 tot
j:., 5 procent. Teruggelopen is eigen-
Jk het woord niet: men moet zeggen
^^■Ogebracht; want aan deze ont-
,lkkeling is doelbewust en hard ge-
fc/kt. Het belangrijkste aandeel in
b Werk is geleverd door een vereni-
rnS, in wier tijdschrift we toevallig
f?vengenoemde cijfers aantroffen: de
ederlandse Heidemaatschappij. Op 5
Phuari a.s. bestaat deze „instelling
n algemenen nutte" 75 jaar, welk feit
29 januari officieel zal worden ge-
J.erd. Er is in de driekwart eeuw
sinds de oprichting van de ver-
f'iging verlopen is, heel wat veran-
t'efd, niet alleen wat de aard van de
derlandse bodem betreft, maar ook
n aanzien van de waardering voor
Jfot destijds „woeste grond" werd ge
hemd. De enorme heidevelden van
eabant en Drente betekenden vijf
enzeventig jaar geleden een uitdaging.
andaag worden de laatste resten er-
als „natuurgebied" met tedere zor-
"n omgeven. De tijd van de grote ont-
^-ningen is definitief voorbij, het is
omgeven. De tijd van de grote ont-
t 'gingen is definitief voorbij, het is
geruststelling van de natuurbescher-
■f}}n9 officieel in een Troonredge-
t/"°clameerd. Maar is er dan nog een
Se2'c voor de Nederlandse Heidemaat-
tp aPPÜ? Wordt haar 75-jarig feest
gelijk een sluitingsplechtigheid?
be literatuur over het Deltaplan die
al vrij uitgebreid was, is weer
met twee werkjes verrijkt, elk
met een bijzondere bestemming
gevaar van overbodigheid ver-
n wordt. Het eerste is „Neder-
5 \Peltaland" 1), geschreven door ir.
fiii> Metzelaar, hoofdambtenaar van de
'^Waterstaat welk boekje een nieuwe
%J=ang voor het hoger technisch on-
VJtis opent, het tweede is een gids
,f,^e Deltawerken, in zakformaat 2).
Ve herland Deltaland" behandelt de
"'ti, Waterstaatkundige geschiedenis van
Vh '®nd in zakelijke trant, om ten-
Vw uit te monden in het grootste
V hUr op dit gebied: het Deltaplan.
Sf-i^heraard uitvoerig uit de doeken
Je F' gedaan. De HTS-scholier treft er
Vi?ofdmomenten uit ons waterbouw-
'g verleden en heden in aan zon-
ieta:?at de auteur al te diep tot in
afdaalt. Het is tenslotte maar
V hhen om de grote lijn, en de leraar
V.eventuee) de aanvullende gegevens
.gekken.
%l,«emin is het jammer, dat bijvoor-
g over de internationale aanpak van
ijlnvervuiling en het Schelde-Rün-
sstuk weinig of niets wordt ge
vrcim^ va wo-
,V Beide onderwerpen staan zo
J'tviL'? de belangstelling dat een iets
JW-Dger beschrijving de actualileits-
rOot van dit werk ongetwijfeld ver-
Sf z°u hebben. De heer Metzelaar
ptBnp hlz 84 even zijn objectieve toon
wanneer hii de verantwoordelij-
.^utoritoHan Hp uithouw van ons
!bJ en en passant de ,,te klein" be-
v.tProjecten kritiseert. Richt hij zich
hrechtstreeks tot zijn lezers, van
A 'Sar verwachting immers een deel
F1® verantwoordelijke bestuurders
,;6ap'°riteiten voor de uitbouw
1st et een vooruitziende blik
veiamwuuiuci^
,Va?men te behoren?
r hphnluB unnr
«tï,Fr behalve voor leerlingen van
rVs'sche scholen is „Nederland Delta-
°ok voor de belangstellende leek
jist«6er bruikbare inleiding in de wa-
Vakkundige historie van ons va-
;Vt^rs Ugt het met de gids voor de
V tt- ken' D't pocketboek is feitelijk
Kj vl'Jwhartig verslag van alle tot dus-
Chw'Tlchte activiteiten aan het Del-
#1 j Technische uitweidingen wor-
h?ar'3ti niet geschuwd, en wel in
at«. dat. naar wij vermoeden,
il k, een beperkt publiek het geduld
IVbI orengen dit relaas op de voet te
D volgen
^tH^PHedighéid kan de auteur niet
Ct p verweten, maar hij verliest zich
lAngdze smaak te veel in cijfers en
VS T in plaats van in de visionaire al-
Deltaplan voedsel voor zijn
te zoeken. Maar wanneer de
At gende lezer de laatste pagina om-
ftoeft het Deltaplan, mede dank
>1 vele illustraties, voor hem geen
Geheim meer, dat moet gezegd.
H. St.
JU
'$v.f.egeven door de technische uitge-
k H. Stam n.v. te Haarlem, Ant-
jjj Pen en Keulen.
yj*ave van n.v. uitgeverij Nijgh en
«ia- Ditmar te Rotterdam en Den
4.90.
Iets dergelijks hebben we wel ge
dacht, toen we op een van de prachtige
winterdagen van deze december naar
Arnhem togen, waar de vereniging haar
zetel heeft. Daar stonden we een tik
keltje verbaasd tegen een knaap van
een torenflat aan te kijken, die het
„hoofdgebouw" van de Heidemaatschap
pij letterlijk in de schaduw stelde. Voor
zichtig informeerden we bij een van de
directeuren, ir. J. A. Eshuis, naar de
aard van dit imponerende bouwwerk.
En zowaar: het was niet van een opdrin
gerige levensverzekeringsmaatschappij,
maar van de Heidemij zelf, die het op
29 januari hoopt te betrekken om het
zonder enige moeite tot in de uithoeken
te bezetten.
Gaat men dan soms ontginningen ple
gen in het buitenland? Ja, daar werkt
men inderdaad, zo horen we even later
van de heer Eshuis. Maar het zwaarte
punt van het werk blijft toch in Neder
land liggen en werk is hier voorlopig
nog in overvloed. ,,U moet zich niet
blindstaren op de ontginningen", aldus
de heer Eshuis. „Volgens de statuten
leggen wij ons toe op de opvoering van
de produktiviteit van de Nederlandse
bodem. Het is wel met ontginningswerk
begonnen, maar de structuurverbete
ring van de landbouw valt er evengoed
onder." Op dat gebied is er nog wel
wat gaande: in alle delen van het land
zijn enorme ruilverkavelingen in uitvoe
ring of in voorbereiding en de Heide
maatschappij is in veel gevallen zowel
met de detaillering van de plannen als
met de directie bij de uitvoering belast.
Daarnaast is een heel nieuw terrein
„ontgonnen": dat van de recreatie. De
befaamde Efteling in Kaatsheuvel is een
werkstuk van de Heidemij en ook het
nieuwe grote Brabantse recreatie-oord
De Beekse Bergen bij Tilburg wordt
door de Heidemij gerealiseerd. De aan
leg van sportvelden en openluchtbaden
is voor de maatschappij allang routine
werk, kortom: de recreatie is een van
de pijlers geworden.
Of ook dit soort werk de productivi
teit van de Nederlandse bodem be
vordert, is een vraag waarover men
interessante discussies kan houden.
Zeker is, dat de aldus bewerkte bo
dem veel intensiever dan vroeger
wordt benut; het verschil in „bezet
ting" tussen een Efteling en het
nabijgelegen natuurgebied van de
Drunense Duinen illustreert dit over
duidelijk. De Heidemaatschappij heeft
overigens ook in haar ontg.nnings-
periode vaak ten gunste van de
recreatie en de landschapsverfraai
ing gewerkt. Het merendeel van de
ontgonnen woeste gronden is name
lijk in bos veranderd. Dat daarbij
zelfs van een typisch produktiebos
een aangenaam geheel kan worden
gemaakt, heeft een winterwandehng
door het 1200 ha grote bosgebied van
de Loenermark ons nog eens duide
lijk aangetoond. Het is geen eindeloze
opstand van uniform geboomte, maar
een telkens weer verrassende aan
eenschakeling van afwisselende com
plexen: schemerduistere douglasbos-
sen, larikspartijen, diverse soorten
dennen en hier en daar een welwil
lend gespaarde berkengroep. Al deze
bostypen vindt men in verschillende
stadia, hetgeen enige compensatie
biedt voor het ontbreken van een
struik-etage en een bodemflora, die
in een dicht opgaand produktiebos nu
eenmaal weinig ontwikkelingskansen
hebben. De spreiding van de perceel
tjes jong bos, met name het douglas-
bos, en het feit dat tussen de utilitai
re bossen kleine stukjes met een
meer wilde begroeiing intact gelaten
zijn, begunstigt ook de fauna, die
daardoor de noodzakelijke dekking
en/of nestgelegenheid kan vinden.
Voor sommige dieren biedt een derge
lijke „ontginning" zelfs méér mogelijk
heden dan de vroegere „woeste grond".
Door dit alles is het gebied zo aantrek
kelijk, dat men verbaasd is te horen,
dat er bijna geen publiek heen komt.
De Loenermarkt 's niet het enige voor
beeld van een ontginning door de Hei
demij, die verrijkend gewerkt heeft.
Men denke aan het landgoed De Utrecht
ten zuiden van Hilvarenbeek, dat mis
schien het mooiste voorbeeld is van een
feslaagde combinatie van landbouw- en
oscomplexen met uitgespaarde na
tuurreservaten.
Een bijzonder interessante activiteit
van de Heidemaatschappij is de vis-
kwekerij. Deze wordt beoefend in een
aantal verspreide vijvers, die forellen,
karpers en andere soorten vis kwe
ken, waaraan de sportvissers later
hun genoegen beleven. De vissers fi
nancieren deze service overigens zelf,
want in hun visactebedrag is een hef
fing voor het werk verdisconteerd.
De Heidemij is met het kweken van
vis begonnen om de stand van de
zalm op de Rijn op peil te houden.
Deze rivier is thans echter zo ver
vuild, dat de zalm er niet meer in
leven kan. Daarom is al geruime tijd
geleden omgeschakeld op andere
soorten, speciaal op forel, een produkt
dat de Heidemij als enige leverancier
in Nederland ook aan hotels e.d. le
vert voor directe consumptie...
Tenslotte is er het internationale
werk, waarmee tien jaar geleden een
begin is gemaakt. Daarbij golden zowel
ideële ais praktische overwegingen: de
Heidemij wil enerzijds de ontwikkelings
landen laten profiteren van haar kennis
op cultuurtechnisch gebied en ander-
zpds biedt het werk daar de mogelijk
heid, deze kennis en het hele apparaat
in stand te houden en uit te breiden.
Dat apparaat heeft een geweldige om
vang: rie Heidemij heeft een vaste staf i
van 2.300 man personeel, ingenieurs,
middelbaar kader en lager kader; door
de grote wijzigingen in het werk: van
ontginning in handkracht tot planning
en directievoering van machinewerk, is
het aantal arbeiders de laatste jaren
sterk teruggelopen, maar het zijn er
toch altijd nog 10.000. Ongeveer honderd
mensen zitten in diverse ontwikkelings
landen, waar werken worden uitge
voerd in opdracht van de FAO, de
Wereldbank of de betrokken regeringen.
De maatschappij streeft ernaar dit werk i
zoveel mogelijk te spreiden, om niet te i
•veel risico te lopen bij politieke of i
andere moeilijkheden. Hel werk is be- i
gonnen met een project in Syrië, waar j
ook thans weer werk in uitvoering is;
verder is de Heidemij in actie (geweest)
in Irak, de Congo en Egypte. Meestal be-
treft het ontziltings-, drainage- en be- j
vloenngswerken. Tenslotte heeft de Hei- I
demi] een dochteronderneming in Suri- j
name, die daar zeer goed is aangesla-
gen.
Met dat al heeft de Heidemij een
jaaromzet van 120 tot 150 miljoen gul-
den, op „winst" wordt echter niet ge-
werkt. Er zjjn ook geen aandeelhouders,
want de Heidemij is nog altijd een ver-
enigmg. Er zijn ongeveer 10.000 leden,
wier voorrechten niet in winstuitkerin-
gen bestaan, maar in een tijdschrift, j
nimavonden, cursussen en excursies, i
Als de Heidemij in de loop van haar 75 i
jaren toch iets verdiend heeft, dan zijn het j
de plaats en de goede naam die ze zich
verworven heeft en het deskundige ap- I
paraat dat ze heeft opgebouwd. Maar
dat is winst „ten algemenen nutte"!
VIC LANGENHOFF
A TATA VINIVI!! Atata Viniviü Van alle kan
ten kwam het blijde geroep van breed lachen
de Eskimo's, vettige koppen, maar sympa-
thieke, vooral de kleintjes zo vlug als ze met
hun lompe dikke laarzen van zeehondenhuid konden
lopen over de sneeuw, vallend, elkaar omduwend,
daarachter de oudere jongens en meisjes en ten-
slotte de oude Monica Illuitok. Allemaal, allemaal
kwamen ze aangelopen. Het was ontroerend deze
i ontvangst. Voor mij werd het zichtbare bewijs gele-
i y.?rd>. dat het mogelijk is Eskimo te worden! Atata
Vinivi! Het hele verhaal is te lang om helemaal te
vertellen. Kort en goed, ik zat achter pater Frans
Vandevelde o.m.i. op de hondenslee. (Pater is Atata
en Vandevelde is in de vlugge Eskimo-mond op den
duur „Vinivi" geworden!) Otto Apsaktauk was van
25 km ver gekomen, van Pelly-Bay (Arviligdjuark)
I naar de Radarpost. Camp 4, om zijn „Atata" af
te halen, want hij had het vliegtuig gezien dat op
verzoek van de missionaris laag over Pelly-Bay
j was heengevlogen. Dit was voor hem het teken ge-
weest, dat hun missionaris na meer dan een maand
afwezigheid weer was teruggekeerd.
I Na een vliegreis van 5000 km over de eindeloze
sneeuwwitte Arctica, stapte Pater Vandevelde zicht-
baar opgelucht uit, hier in Camp 4 300 km boven de
poolcirkel, in dit landschap zonder steden, zonder
mensen, alleen sneeuw, ijs-kale rotsen.
.Het grote vliegtuig het laatste stukje van onze
civilisatie lieten we achter. Reeds vanuit het
vliegduig had Pater Vandevelde een bewegende gro-
te stip met acht kleintjes er voor gezien. Kijk 'n Es-
kimo met zijn honden! Onmiddellijk had ik bewon-
dering voor die kleine stip in dit harde weidse land-
schap. Hij was het de baas gebleven. Hoelang reeds?
Duizend jaar? Tienduizend? Hij alleen! Niemand an-
ders?
Jawel, sinds tien jaar ook de blanken. Radarpos-
I ten worden er nu gebouwd, een hele gordel. Een
waarschuwingssysteem daar hoog in het poolgebied
i voor een eventuele onverhoedse inval met raketten
i van de Russen? De Eskimo's kennen geen oorlog;
hebben ze nooit gevoerd! Maar wat een verschil
ook in uitrusting! In dit kontrast werd me duidelijk
I wat wij geciviliseerden allemaal nodig hebben om te
leven! Wat een behoeften!
Even later zaten we in de eetzaal van de radar-
post. Alles wat een Amerikaanse keuken kon opdis-
s.en'. was er te krijgen, tot perziken, amandelen en
i druiven toe! En dit boven de Poolcirkel! Dit had
zelfs de poolreiziger Knud Rasmussen niet kunnen
dromen, toen hij 40 jaar geleden hier met zijn hon
denslee rondzwierf, om de stam van de „Netsjilik-
Eskimo's" op te zoeken. Overdadig was de uitrus
ting voor de 16 man bezetting van deze radarpost,
een dollarslurpende onderneming!
Voor mij voorlopig, zolang het bezoek aan Pelly-
Bay gold, het laatste komfort; voor Pater Vande
velde...?
Reeds 25 jaar leeft hij onder pl.m. 120 Eskimo's
van Pelly-Bay, de meest primitieve en onbe
reikbare van de Arctica. Zijn naaste buurman
woont bij heel gunstig weer 7 8 dagen gaans
met de slede van hem af. Atata Vinivi is ofschoon
blanke, Eskimo geworden. Heeft 25 jaar met ze op
getrokken in zomer en winter. In storm en koude
van 40 tot 50 graden onder nul. Tezamen voor de
nacht een sneeuwhut „Igloe" gebouwd en daarin
overnacht. Eet met hen het eentonige Eskimomenu
van Pelly-Bay rauwe of gekookte vis, kariboe of
zeehondenvlees. Voelt met de Eskimo de snerpende
poolwind in z'n botten branden en slurpt daarna
ontvangst was werkelijk ontroerend; ik had de moed
niet mijn camera te voorschijn te halen, of
schoon het de mooiste foto zou zijn geworden. Het
was net volmaakte beeld van een vader, die thuis
komt. De warmte, die van deze Eskimo's uitstraal
de, maakte de omgeving minder ondraaglijk. Dit
waren mensen. Onderweg werd ik reeds er door ge
troffen. Voortdurend attent keek Otto de Eskimo
om, of mij iets mankeerde, of het goed ging, vra
gend aan pater Vandevelde hoe ik mij voelde en of
alles oké was. Zo was niet alleen Otto. Met een vrien
delijke brede lach kwamen ook de anderen me te
gemoet; de jongens namen mijn spullen over. Ik
moest ze allemaal een hand geven, waar mijn „hy
giënisch instinct" zich tegen verzette. Deze mensen
waren echt, direct, kenden geen enkele vorm van
onze konventie. Ik was er van onder de indruk. Wa
ren dit de Eskimo's waar ik over had gelezen? Nog
heel vaak moest ik mijn voorstellingen in de komen
de weken veranderen.
en ding is voor mij nog steeds moeilijk te be
grijpen, hoe n.l. deze mensen in deze ontzet
tende primitiviteit deze zeehondenjagers,
mensen, die praktisch alleen leven van rauwe
vis en rauw of gekookt zeehondenvlees en kariboe,
gekleed in dierenhuiden, levend in sneeuwhut of tent,
onder een voortdurend gevecht voor het allernood
zakelijkste, die niet meer bezitten dan hun jacht
wapens en wat allerprimitiefst keukengerei, alles
tezamen zoveel als ze op een hondenslee kunnen la
den (met henzelf erbij!) hoe deze mensen in dit
primitieve stadium een zo grote innerlijke bescha
ving aan de dag konden leggen!
Steeds opnieuw voelde ik mij gevangen in mijn
superioriteitsgevoel en maakte steeds de fout deze
Eskimo's te beklagen, terwijl zijzelf lachten en alle
blijken gaven van blijde, gelukkige mensen te zijn.
Je komt hier niet over uitgedacht.
Maar één oorzaak van hun blijheid en onbezorgd
heid werd mij wel meteen heel duidelijk gemaakt.
Nadat alle Eskimo's aan de beurt waren geyeest
(pater Vandevelde was net zo'n kleine bisschop in
Pelly-Bay, hier een spottend woord, daar nog even
een praatje met de oude Monica, die als laatste
kwam aanzetten) liepen ze alsof het afgesproken
werk was, gezamenlijk naar de kleine missiekapel.
Op de eenvoudige Eskimomanier gingen ze rond het
i even gretig een warme kop thee, thuis...! Thuis, nu
wel, maar hij heeft het zwaar moeten veroveren; het
is hem er dierbaarder om! Z'n Eskimo's houden van
hem, hij is hun priester. Hoe duidelijk merkte ik
het verschil. Ik beneed hem er om, maar hij had het
j uiteindelijk verdiend.
Otto Apsaktauk was ondertussen met zijn honden-
span in Camp 4 aangekomen. Ongeveer 50 km voor
de ralarpost had hij zjjn honden vastgebonden aan
i een flink rotsblok, waar het land van Pelly-Bay mee
bezaaid ligt. De honden jankten (Eskimo-honden
i blaffen niet) en trokken springend aan hun koorden
van ugdzjukhuid gemaakt.
Trots kwam hij naar ons toe, in het vooruitzicht
dat hij het was, die Atata Vinivi weer terug zou bren-
i gen naar Pelly-Bay. Pater Vandevelde was opeens
een ander mens. Sinds hij het vliegtuig verlaten
i had, kende ik hem niet meer terug. De pas nog be-
j zadigde en in zichzelf gekeerde missionaris was nu
I een en al bedrijvigheid.
Nadat wjj met zijn drieën de Eskimo, pater
Vandevelde en ik op de slede waren gaan zitten,
na mijn koffertje (een onmogelijk ding op een hon
denslee!) met een zeehondenkoord goed vast te heb
ben gebonden, stoven de honden weg. Ik dacht, dat
ze blij waren van de radarpost weg te komen.
Atata Vinivi en Otto dachten hoogstwaarschijnlijk
hetzelfde. Het kostte de Eskimo enige moeite de
honden meteen in het gareel te krijgen, maar een
paar feilloze halen met zijn 10 meter lange zweep
deden ze gehoorzamen. Ik zat bewonderend te kijken,
hoe de Eskimo met korte keelstoten èh-èh-èh, af
gewisseld met gesis tussen tanden en tong, de hon
den, die in een grote waaier-vorm voor de slede
uitliepen, precies daarheen dirigeerde waar hij ze
wilde hebben, de grote rotsblokken omzeilend. Otto
zat er zelfverzekerd bij. Pater Vandevelde was druk
in gesprek met hem over al hetgeen er gedurende
zijn afwezigheid was gebeurd in Pelly-Bay en dat
scheen erg veel te zijn.
ren met hun vrouw en kinderen op reis, in hun
onmetelijk jachtgebied.
Terwijl ik het in mijn dikke pelsjack langzamer
hand koud kreeg en er aan dacht hoe de Eskimo's
het toch wel in deze tenten konden uithouden, kwa
men ze al te voorschijn; van alle kanten doken ze
ineens op. De kinderen, die anders best wisten hoe
ze door de sneeuw moesten gaan, vielen herhaalde
lijk; uit puur enthousiasme liepen ze veel te vlug!
Atata Vinivi, Atata Vinivi. De enige, maar ook eerste
Eskimowoorden die ik verstond! Blij als grote stra
lende kinderen riepen ze het steeds opnieuw. De
houten altaartje knielen of zitten op de grond. Alle
aanwezige Eskimo's tezamen, geen een uitgezonderd,
dankten voor de behouden terugkeer.
Deze Eskimo's waren blij met hun geloof in één
God. Hoe vaak hebben ze het niet gezegd, hoe blij
ze zijn, dat het niet waar is, dat al die boze geesten,
waarin ze geloofden vóór de komst 25 jaar gele
den van pater Vandevelde, hun kwaad zouden kun
nen doen. Ze voelen zich werkelijk bevrijd; vooral de
ouderen komen hier herhaaldelijk op terug.
Terwijl ik dit alles weer voor mijn geest haal,
dit beeld van dit handjevol mensen in de len
te met hun missionaris rond het altaar, is het
alweer bijna Kerstmis. De 120 Eskimo's van
Pelly-Bay zijn op jacht in de heldere, koude Pool
nacht, ver uitgezwermd over de metersdik bevroren
poolzee. Maar in de dagen vóór Kerstmis zullen ze
van honderden kilometers ver terugkeren naar Pelly-
Bay om gezamenlijk hun Kerstfeest te vieren. De
50 graden Celsius koude zal hen niet tegenhouden.
Ze zullen hun igloes bouwen, hun olielampen zul
len daarvan lichtende sneeuwkoepels maken, die
het missiekerkje van Atata Vinivi zullen garneren.
Dan beginnen voor hen de grote voorbereidingen. Er
moet een reuze-igloe worden gebouwd, want alle
120 kunnen niet in het kleine kerkje.
Deze „Kaggek" wordt de plaats waar de nacht
mis en heel het verdere kerstfeest gezamenlijk worden
gevierd. De kaggek (de reuze-igloe) heeft een mid
dellijn van 10 meter en wordt geschraagd door 4
tevoren gebouwde igloes met een middellijn van 3
tot 4 meter. Het hele bouwwerk wordt 6 meter
hoog. Bernard Irkowaktok, Timoté Kajaksak en Do
minique Tungilik zullen met Simon Inuksak de gro
te bouwers zijn. Zij zijn knappe architecten, deze
eenvoudige Eskimo's. Ook het altaar is een groot
hard sneeuwblok!
De meest originele kerststal, want hier zijn kerk
en kerststal dezelfde. De parochianen zijn de le
vende kerstbeelden. Hier in deze grote sneeuwkoe-
pel, eenzaam in het onmetelijke poollandschap, speelt
zich dan het kerstgebeuren af. Nergens lopen de
draden van natuur en bovennatuur meer door elkaar,
maar ook kan moeilijk een plaats gevonden wor
den waar priester, volk en Kerstkind meer één zijn.
Een wonderlijk schouwspel!
Na het biechthoren begint de nachtmis, waarin
de kinderen en de ouderen de hele mis in het latijn
van buiten zingen. Dat is een prachtige gewaar
wording wanneer je als vreemdeling van zoverre je
ineens opgenomen voelt en gezamenlijk het gloria
en credo zingt! Dat met deze primitieven zoiets
mogelijk is!
Op dit moment zinken voor de missionaris alle
offers van eenzaamheid in het niet. Hij weet dat
zijn zending vrucht heeft gedragen.
PATER R SCHMIDT O.M.I.
De viskweekvijvers in Arnhem zijn populair.
u waren we alleen tussen de machtige rots
massa's. Het landschap was stil, doodstil, geen
geluiden van vogels nog, die zouden pas in
juli gaan komen. Het enige geluid kwam van
de voortjagende, hijgende en jankende honden voor
ons. Zo verdwenen we in dit maanachtige land-
I schap, wonderlijk. In de uren boven vanuit het
vliegtuig turend kon ik niet geloven, dat daar
menselijk leven mogelijk was. Nu was ik reeds op-
genomen door ditzelfde ongenaakbare land; een ver-
1 rassing, waar ik in de volgende vier uren, dat we
tussen de bergen door gleden, rustig de tijd voor
had om over na te denken, achter de brede rug
van Pater Vandevelde Atata Vinivi diep weg-
gedoken in mijn heerlijke dikke (geleende) anorak!
Ondertussen werd Otto uitgehoord; niets werd
overgeslagen. Kijk, daar is Pelly-Bay. Mijn knieën
waren stijf van de voor mij vreemde houding op de
slee. Ik zag niets, pas tien minuten later kon ik
stippen ontdekken aan de voet van een berg. We
gleden al over het dikke zee-ijs van Pelly-Bay. Een
half uur later waren wij er; de afstand was nog be-
drieglijk groot geweest. Door de helderheid van de
lucht en de duizendvoudige weerkaatsing van het
licht leek alles veel dichterbij. Otto lachte met zijr
j brede Eskimomond. Pater Vandevelde verheugde
zich zichtbaar op het weerzien. Voor mij was dii
alles een zeldzame ervaring.
i Heel klein tegenover de grote bergen, die het om
ringden, stond daar een kerkje, opgebouwd uit rots-
blokken. Wat klei met zeehonden vet vermengd was
het cement, monument van onbegrijpelijke missio-
narisijvér. Daarvoor, waar het zee-ijs en het land
elkaar raakten, stonden enige tenten, 15 stuks mis-
schien. Dat was Pelly-Bay. Ongeveer 70 Eskimo's
I waren er op dat ogenblik aanwezig. De anderen wa-