Kras oudje vol levensdrift 75-jarige werkt in groeilanden T es over Boekj Deltaplan Levenswerk van pater Viandevelde nieuwe dagblad MAANDAG 24 DECEMBER 1962 PAGINA 7 ff» i5',| Pit: Pater Vandevelde kijkt toe bij het schoonmaken van een berevel. Pelly-Bay is een moeilijke missiepost in het noorden van Keewatin (Canada) 300 km ten noorden van Repulse- Bay (ligt op de Poolcirkel!). De inwoners 120behoren tot de Netsjilik-stam der Eskimo's. In 1934 begon Pater Henry (Fransman) deze missie vanuit Repulse- Bay, in april 1938 kwam Pater Frans Van develde om deze post over te nemen. Pater Fr. Vandevelde is de zoon van een gewezen burgemeester uit Vlaanderen (Landskou ter). Hij was toen 27 jaar oud. Tot nu toe is hij daar gebleven als enige missionaris en blanke ter plaatse. In de loop van deze 25 jaren hebben alle Eskimo's van Pelly- Bay zich bekeerd tot het Katholicisme. Het zijn diepgelovige christenen geworden. Een oude Eskimo-vrouw haalt een visnet uit elkaar. De jeugd van Pelly-Bay voelt de poolkou blijkbaar niet. v<" Kerstmis bij de Eskimo's Een werkput van de Heimij in een „pilot"-polder in Rhodesia. De hei is op, maar de Heimij niet! lissen 1900 en 1950 is de opper vlakte aan woeste grond in Ne derland teruggelopen van 16,5 tot j:., 5 procent. Teruggelopen is eigen- Jk het woord niet: men moet zeggen ^^■Ogebracht; want aan deze ont- ,lkkeling is doelbewust en hard ge- fc/kt. Het belangrijkste aandeel in b Werk is geleverd door een vereni- rnS, in wier tijdschrift we toevallig f?vengenoemde cijfers aantroffen: de ederlandse Heidemaatschappij. Op 5 Phuari a.s. bestaat deze „instelling n algemenen nutte" 75 jaar, welk feit 29 januari officieel zal worden ge- J.erd. Er is in de driekwart eeuw sinds de oprichting van de ver- f'iging verlopen is, heel wat veran- t'efd, niet alleen wat de aard van de derlandse bodem betreft, maar ook n aanzien van de waardering voor Jfot destijds „woeste grond" werd ge hemd. De enorme heidevelden van eabant en Drente betekenden vijf enzeventig jaar geleden een uitdaging. andaag worden de laatste resten er- als „natuurgebied" met tedere zor- "n omgeven. De tijd van de grote ont- ^-ningen is definitief voorbij, het is omgeven. De tijd van de grote ont- t 'gingen is definitief voorbij, het is geruststelling van de natuurbescher- ■f}}n9 officieel in een Troonredge- t/"°clameerd. Maar is er dan nog een Se2'c voor de Nederlandse Heidemaat- tp aPPÜ? Wordt haar 75-jarig feest gelijk een sluitingsplechtigheid? be literatuur over het Deltaplan die al vrij uitgebreid was, is weer met twee werkjes verrijkt, elk met een bijzondere bestemming gevaar van overbodigheid ver- n wordt. Het eerste is „Neder- 5 \Peltaland" 1), geschreven door ir. fiii> Metzelaar, hoofdambtenaar van de '^Waterstaat welk boekje een nieuwe %J=ang voor het hoger technisch on- VJtis opent, het tweede is een gids ,f,^e Deltawerken, in zakformaat 2). Ve herland Deltaland" behandelt de "'ti, Waterstaatkundige geschiedenis van Vh '®nd in zakelijke trant, om ten- Vw uit te monden in het grootste V hUr op dit gebied: het Deltaplan. Sf-i^heraard uitvoerig uit de doeken Je F' gedaan. De HTS-scholier treft er Vi?ofdmomenten uit ons waterbouw- 'g verleden en heden in aan zon- ieta:?at de auteur al te diep tot in afdaalt. Het is tenslotte maar V hhen om de grote lijn, en de leraar V.eventuee) de aanvullende gegevens .gekken. %l,«emin is het jammer, dat bijvoor- g over de internationale aanpak van ijlnvervuiling en het Schelde-Rün- sstuk weinig of niets wordt ge vrcim^ va wo- ,V Beide onderwerpen staan zo J'tviL'? de belangstelling dat een iets JW-Dger beschrijving de actualileits- rOot van dit werk ongetwijfeld ver- Sf z°u hebben. De heer Metzelaar ptBnp hlz 84 even zijn objectieve toon wanneer hii de verantwoordelij- .^utoritoHan Hp uithouw van ons !bJ en en passant de ,,te klein" be- v.tProjecten kritiseert. Richt hij zich hrechtstreeks tot zijn lezers, van A 'Sar verwachting immers een deel F1® verantwoordelijke bestuurders ,;6ap'°riteiten voor de uitbouw 1st et een vooruitziende blik veiamwuuiuci^ ,Va?men te behoren? r hphnluB unnr «tï,Fr behalve voor leerlingen van rVs'sche scholen is „Nederland Delta- °ok voor de belangstellende leek jist«6er bruikbare inleiding in de wa- Vakkundige historie van ons va- ;Vt^rs Ugt het met de gids voor de V tt- ken' D't pocketboek is feitelijk Kj vl'Jwhartig verslag van alle tot dus- Chw'Tlchte activiteiten aan het Del- #1 j Technische uitweidingen wor- h?ar'3ti niet geschuwd, en wel in at«. dat. naar wij vermoeden, il k, een beperkt publiek het geduld IVbI orengen dit relaas op de voet te D volgen ^tH^PHedighéid kan de auteur niet Ct p verweten, maar hij verliest zich lAngdze smaak te veel in cijfers en VS T in plaats van in de visionaire al- Deltaplan voedsel voor zijn te zoeken. Maar wanneer de At gende lezer de laatste pagina om- ftoeft het Deltaplan, mede dank >1 vele illustraties, voor hem geen Geheim meer, dat moet gezegd. H. St. JU '$v.f.egeven door de technische uitge- k H. Stam n.v. te Haarlem, Ant- jjj Pen en Keulen. yj*ave van n.v. uitgeverij Nijgh en «ia- Ditmar te Rotterdam en Den 4.90. Iets dergelijks hebben we wel ge dacht, toen we op een van de prachtige winterdagen van deze december naar Arnhem togen, waar de vereniging haar zetel heeft. Daar stonden we een tik keltje verbaasd tegen een knaap van een torenflat aan te kijken, die het „hoofdgebouw" van de Heidemaatschap pij letterlijk in de schaduw stelde. Voor zichtig informeerden we bij een van de directeuren, ir. J. A. Eshuis, naar de aard van dit imponerende bouwwerk. En zowaar: het was niet van een opdrin gerige levensverzekeringsmaatschappij, maar van de Heidemij zelf, die het op 29 januari hoopt te betrekken om het zonder enige moeite tot in de uithoeken te bezetten. Gaat men dan soms ontginningen ple gen in het buitenland? Ja, daar werkt men inderdaad, zo horen we even later van de heer Eshuis. Maar het zwaarte punt van het werk blijft toch in Neder land liggen en werk is hier voorlopig nog in overvloed. ,,U moet zich niet blindstaren op de ontginningen", aldus de heer Eshuis. „Volgens de statuten leggen wij ons toe op de opvoering van de produktiviteit van de Nederlandse bodem. Het is wel met ontginningswerk begonnen, maar de structuurverbete ring van de landbouw valt er evengoed onder." Op dat gebied is er nog wel wat gaande: in alle delen van het land zijn enorme ruilverkavelingen in uitvoe ring of in voorbereiding en de Heide maatschappij is in veel gevallen zowel met de detaillering van de plannen als met de directie bij de uitvoering belast. Daarnaast is een heel nieuw terrein „ontgonnen": dat van de recreatie. De befaamde Efteling in Kaatsheuvel is een werkstuk van de Heidemij en ook het nieuwe grote Brabantse recreatie-oord De Beekse Bergen bij Tilburg wordt door de Heidemij gerealiseerd. De aan leg van sportvelden en openluchtbaden is voor de maatschappij allang routine werk, kortom: de recreatie is een van de pijlers geworden. Of ook dit soort werk de productivi teit van de Nederlandse bodem be vordert, is een vraag waarover men interessante discussies kan houden. Zeker is, dat de aldus bewerkte bo dem veel intensiever dan vroeger wordt benut; het verschil in „bezet ting" tussen een Efteling en het nabijgelegen natuurgebied van de Drunense Duinen illustreert dit over duidelijk. De Heidemaatschappij heeft overigens ook in haar ontg.nnings- periode vaak ten gunste van de recreatie en de landschapsverfraai ing gewerkt. Het merendeel van de ontgonnen woeste gronden is name lijk in bos veranderd. Dat daarbij zelfs van een typisch produktiebos een aangenaam geheel kan worden gemaakt, heeft een winterwandehng door het 1200 ha grote bosgebied van de Loenermark ons nog eens duide lijk aangetoond. Het is geen eindeloze opstand van uniform geboomte, maar een telkens weer verrassende aan eenschakeling van afwisselende com plexen: schemerduistere douglasbos- sen, larikspartijen, diverse soorten dennen en hier en daar een welwil lend gespaarde berkengroep. Al deze bostypen vindt men in verschillende stadia, hetgeen enige compensatie biedt voor het ontbreken van een struik-etage en een bodemflora, die in een dicht opgaand produktiebos nu eenmaal weinig ontwikkelingskansen hebben. De spreiding van de perceel tjes jong bos, met name het douglas- bos, en het feit dat tussen de utilitai re bossen kleine stukjes met een meer wilde begroeiing intact gelaten zijn, begunstigt ook de fauna, die daardoor de noodzakelijke dekking en/of nestgelegenheid kan vinden. Voor sommige dieren biedt een derge lijke „ontginning" zelfs méér mogelijk heden dan de vroegere „woeste grond". Door dit alles is het gebied zo aantrek kelijk, dat men verbaasd is te horen, dat er bijna geen publiek heen komt. De Loenermarkt 's niet het enige voor beeld van een ontginning door de Hei demij, die verrijkend gewerkt heeft. Men denke aan het landgoed De Utrecht ten zuiden van Hilvarenbeek, dat mis schien het mooiste voorbeeld is van een feslaagde combinatie van landbouw- en oscomplexen met uitgespaarde na tuurreservaten. Een bijzonder interessante activiteit van de Heidemaatschappij is de vis- kwekerij. Deze wordt beoefend in een aantal verspreide vijvers, die forellen, karpers en andere soorten vis kwe ken, waaraan de sportvissers later hun genoegen beleven. De vissers fi nancieren deze service overigens zelf, want in hun visactebedrag is een hef fing voor het werk verdisconteerd. De Heidemij is met het kweken van vis begonnen om de stand van de zalm op de Rijn op peil te houden. Deze rivier is thans echter zo ver vuild, dat de zalm er niet meer in leven kan. Daarom is al geruime tijd geleden omgeschakeld op andere soorten, speciaal op forel, een produkt dat de Heidemij als enige leverancier in Nederland ook aan hotels e.d. le vert voor directe consumptie... Tenslotte is er het internationale werk, waarmee tien jaar geleden een begin is gemaakt. Daarbij golden zowel ideële ais praktische overwegingen: de Heidemij wil enerzijds de ontwikkelings landen laten profiteren van haar kennis op cultuurtechnisch gebied en ander- zpds biedt het werk daar de mogelijk heid, deze kennis en het hele apparaat in stand te houden en uit te breiden. Dat apparaat heeft een geweldige om vang: rie Heidemij heeft een vaste staf i van 2.300 man personeel, ingenieurs, middelbaar kader en lager kader; door de grote wijzigingen in het werk: van ontginning in handkracht tot planning en directievoering van machinewerk, is het aantal arbeiders de laatste jaren sterk teruggelopen, maar het zijn er toch altijd nog 10.000. Ongeveer honderd mensen zitten in diverse ontwikkelings landen, waar werken worden uitge voerd in opdracht van de FAO, de Wereldbank of de betrokken regeringen. De maatschappij streeft ernaar dit werk i zoveel mogelijk te spreiden, om niet te i •veel risico te lopen bij politieke of i andere moeilijkheden. Hel werk is be- i gonnen met een project in Syrië, waar j ook thans weer werk in uitvoering is; verder is de Heidemij in actie (geweest) in Irak, de Congo en Egypte. Meestal be- treft het ontziltings-, drainage- en be- j vloenngswerken. Tenslotte heeft de Hei- I demi] een dochteronderneming in Suri- j name, die daar zeer goed is aangesla- gen. Met dat al heeft de Heidemij een jaaromzet van 120 tot 150 miljoen gul- den, op „winst" wordt echter niet ge- werkt. Er zjjn ook geen aandeelhouders, want de Heidemij is nog altijd een ver- enigmg. Er zijn ongeveer 10.000 leden, wier voorrechten niet in winstuitkerin- gen bestaan, maar in een tijdschrift, j nimavonden, cursussen en excursies, i Als de Heidemij in de loop van haar 75 i jaren toch iets verdiend heeft, dan zijn het j de plaats en de goede naam die ze zich verworven heeft en het deskundige ap- I paraat dat ze heeft opgebouwd. Maar dat is winst „ten algemenen nutte"! VIC LANGENHOFF A TATA VINIVI!! Atata Viniviü Van alle kan ten kwam het blijde geroep van breed lachen de Eskimo's, vettige koppen, maar sympa- thieke, vooral de kleintjes zo vlug als ze met hun lompe dikke laarzen van zeehondenhuid konden lopen over de sneeuw, vallend, elkaar omduwend, daarachter de oudere jongens en meisjes en ten- slotte de oude Monica Illuitok. Allemaal, allemaal kwamen ze aangelopen. Het was ontroerend deze i ontvangst. Voor mij werd het zichtbare bewijs gele- i y.?rd>. dat het mogelijk is Eskimo te worden! Atata Vinivi! Het hele verhaal is te lang om helemaal te vertellen. Kort en goed, ik zat achter pater Frans Vandevelde o.m.i. op de hondenslee. (Pater is Atata en Vandevelde is in de vlugge Eskimo-mond op den duur „Vinivi" geworden!) Otto Apsaktauk was van 25 km ver gekomen, van Pelly-Bay (Arviligdjuark) I naar de Radarpost. Camp 4, om zijn „Atata" af te halen, want hij had het vliegtuig gezien dat op verzoek van de missionaris laag over Pelly-Bay j was heengevlogen. Dit was voor hem het teken ge- weest, dat hun missionaris na meer dan een maand afwezigheid weer was teruggekeerd. I Na een vliegreis van 5000 km over de eindeloze sneeuwwitte Arctica, stapte Pater Vandevelde zicht- baar opgelucht uit, hier in Camp 4 300 km boven de poolcirkel, in dit landschap zonder steden, zonder mensen, alleen sneeuw, ijs-kale rotsen. .Het grote vliegtuig het laatste stukje van onze civilisatie lieten we achter. Reeds vanuit het vliegduig had Pater Vandevelde een bewegende gro- te stip met acht kleintjes er voor gezien. Kijk 'n Es- kimo met zijn honden! Onmiddellijk had ik bewon- dering voor die kleine stip in dit harde weidse land- schap. Hij was het de baas gebleven. Hoelang reeds? Duizend jaar? Tienduizend? Hij alleen! Niemand an- ders? Jawel, sinds tien jaar ook de blanken. Radarpos- I ten worden er nu gebouwd, een hele gordel. Een waarschuwingssysteem daar hoog in het poolgebied i voor een eventuele onverhoedse inval met raketten i van de Russen? De Eskimo's kennen geen oorlog; hebben ze nooit gevoerd! Maar wat een verschil ook in uitrusting! In dit kontrast werd me duidelijk I wat wij geciviliseerden allemaal nodig hebben om te leven! Wat een behoeften! Even later zaten we in de eetzaal van de radar- post. Alles wat een Amerikaanse keuken kon opdis- s.en'. was er te krijgen, tot perziken, amandelen en i druiven toe! En dit boven de Poolcirkel! Dit had zelfs de poolreiziger Knud Rasmussen niet kunnen dromen, toen hij 40 jaar geleden hier met zijn hon denslee rondzwierf, om de stam van de „Netsjilik- Eskimo's" op te zoeken. Overdadig was de uitrus ting voor de 16 man bezetting van deze radarpost, een dollarslurpende onderneming! Voor mij voorlopig, zolang het bezoek aan Pelly- Bay gold, het laatste komfort; voor Pater Vande velde...? Reeds 25 jaar leeft hij onder pl.m. 120 Eskimo's van Pelly-Bay, de meest primitieve en onbe reikbare van de Arctica. Zijn naaste buurman woont bij heel gunstig weer 7 8 dagen gaans met de slede van hem af. Atata Vinivi is ofschoon blanke, Eskimo geworden. Heeft 25 jaar met ze op getrokken in zomer en winter. In storm en koude van 40 tot 50 graden onder nul. Tezamen voor de nacht een sneeuwhut „Igloe" gebouwd en daarin overnacht. Eet met hen het eentonige Eskimomenu van Pelly-Bay rauwe of gekookte vis, kariboe of zeehondenvlees. Voelt met de Eskimo de snerpende poolwind in z'n botten branden en slurpt daarna ontvangst was werkelijk ontroerend; ik had de moed niet mijn camera te voorschijn te halen, of schoon het de mooiste foto zou zijn geworden. Het was net volmaakte beeld van een vader, die thuis komt. De warmte, die van deze Eskimo's uitstraal de, maakte de omgeving minder ondraaglijk. Dit waren mensen. Onderweg werd ik reeds er door ge troffen. Voortdurend attent keek Otto de Eskimo om, of mij iets mankeerde, of het goed ging, vra gend aan pater Vandevelde hoe ik mij voelde en of alles oké was. Zo was niet alleen Otto. Met een vrien delijke brede lach kwamen ook de anderen me te gemoet; de jongens namen mijn spullen over. Ik moest ze allemaal een hand geven, waar mijn „hy giënisch instinct" zich tegen verzette. Deze mensen waren echt, direct, kenden geen enkele vorm van onze konventie. Ik was er van onder de indruk. Wa ren dit de Eskimo's waar ik over had gelezen? Nog heel vaak moest ik mijn voorstellingen in de komen de weken veranderen. en ding is voor mij nog steeds moeilijk te be grijpen, hoe n.l. deze mensen in deze ontzet tende primitiviteit deze zeehondenjagers, mensen, die praktisch alleen leven van rauwe vis en rauw of gekookt zeehondenvlees en kariboe, gekleed in dierenhuiden, levend in sneeuwhut of tent, onder een voortdurend gevecht voor het allernood zakelijkste, die niet meer bezitten dan hun jacht wapens en wat allerprimitiefst keukengerei, alles tezamen zoveel als ze op een hondenslee kunnen la den (met henzelf erbij!) hoe deze mensen in dit primitieve stadium een zo grote innerlijke bescha ving aan de dag konden leggen! Steeds opnieuw voelde ik mij gevangen in mijn superioriteitsgevoel en maakte steeds de fout deze Eskimo's te beklagen, terwijl zijzelf lachten en alle blijken gaven van blijde, gelukkige mensen te zijn. Je komt hier niet over uitgedacht. Maar één oorzaak van hun blijheid en onbezorgd heid werd mij wel meteen heel duidelijk gemaakt. Nadat alle Eskimo's aan de beurt waren geyeest (pater Vandevelde was net zo'n kleine bisschop in Pelly-Bay, hier een spottend woord, daar nog even een praatje met de oude Monica, die als laatste kwam aanzetten) liepen ze alsof het afgesproken werk was, gezamenlijk naar de kleine missiekapel. Op de eenvoudige Eskimomanier gingen ze rond het i even gretig een warme kop thee, thuis...! Thuis, nu wel, maar hij heeft het zwaar moeten veroveren; het is hem er dierbaarder om! Z'n Eskimo's houden van hem, hij is hun priester. Hoe duidelijk merkte ik het verschil. Ik beneed hem er om, maar hij had het j uiteindelijk verdiend. Otto Apsaktauk was ondertussen met zijn honden- span in Camp 4 aangekomen. Ongeveer 50 km voor de ralarpost had hij zjjn honden vastgebonden aan i een flink rotsblok, waar het land van Pelly-Bay mee bezaaid ligt. De honden jankten (Eskimo-honden i blaffen niet) en trokken springend aan hun koorden van ugdzjukhuid gemaakt. Trots kwam hij naar ons toe, in het vooruitzicht dat hij het was, die Atata Vinivi weer terug zou bren- i gen naar Pelly-Bay. Pater Vandevelde was opeens een ander mens. Sinds hij het vliegtuig verlaten i had, kende ik hem niet meer terug. De pas nog be- j zadigde en in zichzelf gekeerde missionaris was nu I een en al bedrijvigheid. Nadat wjj met zijn drieën de Eskimo, pater Vandevelde en ik op de slede waren gaan zitten, na mijn koffertje (een onmogelijk ding op een hon denslee!) met een zeehondenkoord goed vast te heb ben gebonden, stoven de honden weg. Ik dacht, dat ze blij waren van de radarpost weg te komen. Atata Vinivi en Otto dachten hoogstwaarschijnlijk hetzelfde. Het kostte de Eskimo enige moeite de honden meteen in het gareel te krijgen, maar een paar feilloze halen met zijn 10 meter lange zweep deden ze gehoorzamen. Ik zat bewonderend te kijken, hoe de Eskimo met korte keelstoten èh-èh-èh, af gewisseld met gesis tussen tanden en tong, de hon den, die in een grote waaier-vorm voor de slede uitliepen, precies daarheen dirigeerde waar hij ze wilde hebben, de grote rotsblokken omzeilend. Otto zat er zelfverzekerd bij. Pater Vandevelde was druk in gesprek met hem over al hetgeen er gedurende zijn afwezigheid was gebeurd in Pelly-Bay en dat scheen erg veel te zijn. ren met hun vrouw en kinderen op reis, in hun onmetelijk jachtgebied. Terwijl ik het in mijn dikke pelsjack langzamer hand koud kreeg en er aan dacht hoe de Eskimo's het toch wel in deze tenten konden uithouden, kwa men ze al te voorschijn; van alle kanten doken ze ineens op. De kinderen, die anders best wisten hoe ze door de sneeuw moesten gaan, vielen herhaalde lijk; uit puur enthousiasme liepen ze veel te vlug! Atata Vinivi, Atata Vinivi. De enige, maar ook eerste Eskimowoorden die ik verstond! Blij als grote stra lende kinderen riepen ze het steeds opnieuw. De houten altaartje knielen of zitten op de grond. Alle aanwezige Eskimo's tezamen, geen een uitgezonderd, dankten voor de behouden terugkeer. Deze Eskimo's waren blij met hun geloof in één God. Hoe vaak hebben ze het niet gezegd, hoe blij ze zijn, dat het niet waar is, dat al die boze geesten, waarin ze geloofden vóór de komst 25 jaar gele den van pater Vandevelde, hun kwaad zouden kun nen doen. Ze voelen zich werkelijk bevrijd; vooral de ouderen komen hier herhaaldelijk op terug. Terwijl ik dit alles weer voor mijn geest haal, dit beeld van dit handjevol mensen in de len te met hun missionaris rond het altaar, is het alweer bijna Kerstmis. De 120 Eskimo's van Pelly-Bay zijn op jacht in de heldere, koude Pool nacht, ver uitgezwermd over de metersdik bevroren poolzee. Maar in de dagen vóór Kerstmis zullen ze van honderden kilometers ver terugkeren naar Pelly- Bay om gezamenlijk hun Kerstfeest te vieren. De 50 graden Celsius koude zal hen niet tegenhouden. Ze zullen hun igloes bouwen, hun olielampen zul len daarvan lichtende sneeuwkoepels maken, die het missiekerkje van Atata Vinivi zullen garneren. Dan beginnen voor hen de grote voorbereidingen. Er moet een reuze-igloe worden gebouwd, want alle 120 kunnen niet in het kleine kerkje. Deze „Kaggek" wordt de plaats waar de nacht mis en heel het verdere kerstfeest gezamenlijk worden gevierd. De kaggek (de reuze-igloe) heeft een mid dellijn van 10 meter en wordt geschraagd door 4 tevoren gebouwde igloes met een middellijn van 3 tot 4 meter. Het hele bouwwerk wordt 6 meter hoog. Bernard Irkowaktok, Timoté Kajaksak en Do minique Tungilik zullen met Simon Inuksak de gro te bouwers zijn. Zij zijn knappe architecten, deze eenvoudige Eskimo's. Ook het altaar is een groot hard sneeuwblok! De meest originele kerststal, want hier zijn kerk en kerststal dezelfde. De parochianen zijn de le vende kerstbeelden. Hier in deze grote sneeuwkoe- pel, eenzaam in het onmetelijke poollandschap, speelt zich dan het kerstgebeuren af. Nergens lopen de draden van natuur en bovennatuur meer door elkaar, maar ook kan moeilijk een plaats gevonden wor den waar priester, volk en Kerstkind meer één zijn. Een wonderlijk schouwspel! Na het biechthoren begint de nachtmis, waarin de kinderen en de ouderen de hele mis in het latijn van buiten zingen. Dat is een prachtige gewaar wording wanneer je als vreemdeling van zoverre je ineens opgenomen voelt en gezamenlijk het gloria en credo zingt! Dat met deze primitieven zoiets mogelijk is! Op dit moment zinken voor de missionaris alle offers van eenzaamheid in het niet. Hij weet dat zijn zending vrucht heeft gedragen. PATER R SCHMIDT O.M.I. De viskweekvijvers in Arnhem zijn populair. u waren we alleen tussen de machtige rots massa's. Het landschap was stil, doodstil, geen geluiden van vogels nog, die zouden pas in juli gaan komen. Het enige geluid kwam van de voortjagende, hijgende en jankende honden voor ons. Zo verdwenen we in dit maanachtige land- I schap, wonderlijk. In de uren boven vanuit het vliegtuig turend kon ik niet geloven, dat daar menselijk leven mogelijk was. Nu was ik reeds op- genomen door ditzelfde ongenaakbare land; een ver- 1 rassing, waar ik in de volgende vier uren, dat we tussen de bergen door gleden, rustig de tijd voor had om over na te denken, achter de brede rug van Pater Vandevelde Atata Vinivi diep weg- gedoken in mijn heerlijke dikke (geleende) anorak! Ondertussen werd Otto uitgehoord; niets werd overgeslagen. Kijk, daar is Pelly-Bay. Mijn knieën waren stijf van de voor mij vreemde houding op de slee. Ik zag niets, pas tien minuten later kon ik stippen ontdekken aan de voet van een berg. We gleden al over het dikke zee-ijs van Pelly-Bay. Een half uur later waren wij er; de afstand was nog be- drieglijk groot geweest. Door de helderheid van de lucht en de duizendvoudige weerkaatsing van het licht leek alles veel dichterbij. Otto lachte met zijr j brede Eskimomond. Pater Vandevelde verheugde zich zichtbaar op het weerzien. Voor mij was dii alles een zeldzame ervaring. i Heel klein tegenover de grote bergen, die het om ringden, stond daar een kerkje, opgebouwd uit rots- blokken. Wat klei met zeehonden vet vermengd was het cement, monument van onbegrijpelijke missio- narisijvér. Daarvoor, waar het zee-ijs en het land elkaar raakten, stonden enige tenten, 15 stuks mis- schien. Dat was Pelly-Bay. Ongeveer 70 Eskimo's I waren er op dat ogenblik aanwezig. De anderen wa-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1962 | | pagina 7