££2»
-
r
EXPEDITIE NAAR FCYPTF FN HF SDFDAN
Indonesische ambtenaren
op Nw-Guinea willen terug
DJAKARTA gelast echter
dat zij moeten
blij
ven
FARAH'S LIEVELING" HUILT.
Zingend jongetje in plaats
van Memnons sonore stem
e graven der edelen zijn
kleinoden vol poëzie
UNTEA IS BLIJ DAT HET EINDE NADERT
J*
\jlt 1
ONTMOEDIGEND
TOTAALBEELD IS
iüiiSisÉi
mmmvm
NiEUWe
dagblad
ZATERDAG 13. APRIL 1963
Nu 1 mei, de datum van de
overdracht van het bestuur
over Nieuw-Guinea aan In
donesië, nadert heeft men aan de
hierheen gekomen Indonesische
ambtenaren gevraagd wie er ook
na die datum in Nieuw-Guinea
wilde blijven. Het resultaat was:
nihil! Allen hielden eraan vast
dat zij alleen waren uitgezonden
voor de periode tot 1 mei en dat
ze dan terugwilden naar huis. De
Indonesische autoriteiten hebben
daarop bepaald, dat de betrokken
ambtenaren na 1 mei toch nog zes
tot acht maanden op Nieuw-
Guinea zullen moeten blijven, iets
waarover door de betrokkenen
heel wat geklaagd wordt. Voor
hen is Nieuw-Guinea een soort
ballingsoord... En het meest be
lachelijke bij deze situatie is nog,
dat terwijl de Indonesiërs worden
gedwongen te blijven, aan de an
dere kant de Nederlanders die
graag hadden willen blijven
worden gedwongen te vertrekken:
hun is reeds meegedeeld dat ze na
1 mei voor een verblijf op Nieuw-
Guinea een Indonesisch visum
nodig hebben en de UNTEA heeft
praktisch al zijn Nederlandse
ambtenaren reeds per 1 april of
eerder ontslagen om ze maar
vooral vlug het land uit te krijgen
en zo tegemoet te komen aan de
Indonesische verlangens.
Toch nieuwbouw
Weinig medewerking
e Sjah van Perzië Jcijkt geamuseerd toe, als zijn echtgenote,
Farah Diba, vruchteloze pogingen onderneemt om haar doch-
tertje „Farah's lieveling", tijdens een ontmoeting met de foto
graferende en filmende pers in Teheran wat minder te laten huilen.
/eder graf geeft zoveel van zijn
geheimen prijs, verraadt zo
veel over de man of de vrouw
die er begraven is, dat er een
boek over ieder graf te schrijven
zou zijn. Het is dan ook ondoen
lijk iets van de verborgen pracht
in enkele regels weer te geven.
Maar opvallend zijn de charme m
de vrijheid, waarmee het leven der
oude Egyptenaren is uitgebeeld in
graven der edelen, als Menna,
Nacht, Bekmara en Ramose.
De wenende vrouwen met de
gracieuze arm- en handgebaren
(graf van Ramose).
e beeltenissen van Aménophis III.
kJ m i
Viij kleine venster van
k dr '1, kamer kijk ik uit op
ujhde ?ee kolossen, de be-
iJ8 ijj Gegf-nissen van Améno-
is' étende figuren die
ir/A tin raeler oprijzen Uit het
zHrGlöel ze niet als schiet-
zoals de grote
AAn, d°or de Mame-
rjJh(,A.Ï!',Ze zwaar beschadigd
1 oen aardbeving, die
r> tempel deed verval-
,j v 0r'ieinen in hun bewon-
'Jo 1 tyn °?r a^es wat kolossaal
Gj afm de restauratie be-
b^r-Us jf' bevel van Septimus
eVnr e Gieken noemden de
4-?®? Memnon en men
G!; 0 rp^épiodotos nog uitroe-
o,) 0)ifj eris, jij die aan de zeeën
e?'e~G dat Memnon nog
do0r w hi]' °Pnieuw ver'
Dr. °re vf e °er-flambouw, zijn
de T ern ve
tfe AT verheft aan de voet
^dbische bergen.
Jono
n A0t''1tVgeze?°rJ
Sjeik AU is onder archeologen
en Egyptische kunstenaars
een welbekende figuur. Dit
niet alleen om zijn gastvrijheid
maar ook om zijn verleden. Hij
heet namelijk sjeik Ab derr Asoél
en zijn grootvader was de beken
de grafrover, die in Deir El Ba-
hari, niet ver van het woonhuis
waar wij nu verblijven, een graf
met liefst veertig mummies van
koningen en prinsen gevonden
heeft. Van tijd tot tijd bracht hij
een en ander op de markt, indien
zijn geldbuidel dit nodig achtte,
en iets dergelijks kon in weten
schappelijke kringen niet onop
gemerkt blijven. Er werd een
speurtocht ingezet, die spannen
der is dan welk detectiveverhaal
ook, en tenslotte vond Emil
Brugsch in 1881 de schatkamer,
die de sjeik zo gaarne als zijn per
soonlijk eigendom had willen be
waren.
Graf van Ramose te Gourna: met
heerlijke piëteit wordt hier het
huwelijk bezongen in steeds terug
kerende dubbelfiguren, stralende
metwen die met een hoofs gebaar
aan eikaars zijde zitten.
wsm*
y,W...,..H*!^W:p .I.JIUUMII
(Van onze correspondent in Hollandia)
De XJNTEA zelf ziet de aanstaande
overdracht stellig met genoegen tege
moet. Hoe aantrekkelijk de hierheen
gekomen internationale ambtenaren
het leven op Nieuw-Guinea doorgaans
persoonlijk ook vinden, zij hebben het
gevoel dat hun taak eigenlijk reeds
voltooid is. De periode van zeven
maanden was te kort om nieuwe pro
jecten voor de ontwikkeling van net
land aan te pakken en men moest zich
dus beperken tot het zo goed mogelijk
doorgang doen vinden van het gewone
leven en het voorbereiden van de
overdracht aan Indonesië. Dat heeft
men gedaan zo goed men het meende
te kunnen doen en men is er nu eigen
lijk klaar mee. Zelfs heeft men nog
levensmiddelen, textiel e.d. besteld
voor een periode van een tot twee
maanden na 1 mei, omdat men niet
wil dat de bevolking van Nieuw-Guinea
ineens helemaal zonder komt te zitten.
Ook, en dat is waarschijnlijk welhet
belangrijkste van dit gehele UNTEA-
bewind, heeft men contact opgenomen
met allerlei internationale lichamen
van de Verenigde Naties (FAO, WHO,
UNICEF, UNESCO) voor projecten ten
gunste van Nieuw-Guinea op lange ter
mijn, terwijl daarvoor ook een speciaal
VN-fonds zal worden gevormd. Afge
zien van wat Indonesië straks aan de
opbouw van dit gebied denkt te gaan
doen, kan het zich nu reeds van spe
ciale hulp van de Verenigde Naties en
hun organen verzekerd weten.
Intussen heeft de opbouw in Nieuw-
Guinea in de periode sinds de UNTEA
op 1 oktober het bewind overnam niet
gehéél stilgestaan. Een probleem
vormde daarbij voor de UNTEA
meteen, dat twee van de vier grote
Nederlandse aannemers zich in okto
ber niet bereid verklaarden de werk
zaamheden op de oude voorwaarden
voort te zetten. Die twee waren de
Intervam en de Bouwmaatschappij
Hollandia.
De Amsterdamsche Ballast Maat
schappij en de Hollandsche Beton
Maatschappij daarentegen besloten wél
door te werken. Zo was het mogelijk
dat deze maand in Biak het nieuwe,
door de Ballast Mij gebouwde zieken
huis geopend kon worden en dat daar
volgende maand ook nog eens een
steiger van dezelfde maatschappij ge
reedkomt. De HBM was intussen voor
al actief bij de afbouw van het land
bouwproefstation in Manokwari, dat
waarschijnlijk ook nog voor 1 mei
officieel geopend zal worden. Daaren
tegen werd de bouw van het hof van
justitie en van het nieuwe Nieuw-
Guinearaadsgebouw in Hollandia, die
niet in handen van een „willing con
tractor" was, in oktober gestaakt. La
ter, in december, kwam men tot een
contract met de Indonesische aan
nemer Nindya Karya, die de werk
zaamheden voortzette. Van het Nieuw-
Gulnearaadsgebouw is recent het hoog
ste punt bereikt; bij de plechtigheid
te dier gelegenheid was de Indonesi
sche vertegenwoordiging niet vertegen
woordigd...
De opzet van
UNTEA in deze
de
is
leiding van de
duidelijk: men
heeft willen voorkomen dat de UN
TEA ooit verweten zal kunnen wor
den dat in haar periode de opbouw
op Nieuw-Guinea tot stilstand is ge
komen (al is deze wel veel vermin
derd), en dat zij verantwoordelijk is
voor werkloosheid en economische
chaos. Veel medewerking van Indo-
nesië heeft men in dit opzichtniet
gehad. De aanvoer van Indonesische
produkten is op Nieuw-Guinea nog
steeds zeer beperkt, zodat de UN1EA
gedwongen is voort te gaan met aan
kopen in Australië en Singapore. En
van Indonesische opbouwprojecten is
alleen nog maar sprake geweest...
Wel schonk Indonesië reeds kort na
de overdracht in oktober ^Hollandia
een universiteit en een stadion, maar
de universiteit is ondergebracht in
een Nederlands schoolgebouw en het
stadion is nog niet verder gevorderd
dan de eerste steen die destijds ge
legd is.
Toen de Indonesische vertegenwoor
diger, mr. Sudjarwo Tjondronegoro,
vorig jaar in Hollandia arriveerde,
deed hij een uitspraak, die op de Pa-
jioea's veel indruk maakte. Hij zei:
„Wij komen om te brengen, niet om
te halen". De praktijk heeft dit echter
nog niet bevestigd. Wel heeft de Indo
nesische vertegenwoordiging op vele
plaatsen op Nieuw-Guinea reeds cur
sussen geopend voor analfabetismebe-
strijding, huishoudcursussen, cursussen
in het verplanten van voedingsgewas
sen, alsmede enkele uiteraard weer
in bestaande gebouwen ondergebrach
te scholen. Voorts is een aantal „su-
karelawati's" naar Nieuw-Guinea ge
komen, meisjes die als vrijwilligsters
werkzaam zullen zijn bij onderwijs,
maatschappelijke vorming, enzovoorts,
maar ook onder hen blijken er al weer
enkelen te zijn die spijt hebben en
terug willen naar Indonesië. De min
derjarigen kunnen dat al heel gemak
kelijk bereiken door zich terug te laten
roepen door hun ouders, die dan zoge
naamd vroeger geen toestemming heb
ben gegeven. Maar het beeld dat men
zo krijgt is toch wel ontmoedigend.
dit land, als de mensen maar eenmaal
geloven dat je niet even komt rond
hollen. Ze kennen namelijk maar twee
kategorieën: de toeristen (waaraan je
zo snel mogelijk zoveel mogelijk moet
zien te verdienen) en de studiehoofden
die lang blijven en die je te vrind moet
houden. Omdat we langer blijven dan
enkele uren heten we dan ook allen
doktor en dat is „kouays", goed, „kou-
aysketir" heel goed.
Met ongelooflijke liefde is alles hier
tot leven gewekt: de jacht, de veeteelt,
de landbouw, het opstaan en kleden
van een vrouw, het werk in de ateliers
der beeldhouwers, pottenbakkers en
schrijnwerkers. Tegenover de toch iet
wat statische en dikwijls gemaniëreer
de schilder- en beeldhouwkunst in de
koningsgraven, met de offers aan de
goden Ra en Amon, de zonnegoden,
Osiris, de koning over hemel en aar
de, Isis diens gemalin en Horus de
valk, Anubis de jakhals en Hathor de
hemelkoe, Sobek, die de God was met
de krokodillenkop en Serapis, die als
de heilige stier Apis vereerd werd blij
ven de graven der edelen als kleinoden
vol sprookjesachtige gloed.
Wat vooral treft is, dat alles wat in
deze graven tot stand gekomen is, be-
stemd was om verder niet door men
sen gezien te worden. Alles was voor
de dode en voor de gelukkige reis in
zyn nieuw leven. De schoonste wand
versieringen, de mooiste beelden, thans
door ons bewonderd, bestudeerd en tot
uiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuijiij,
in details bekeken, waren niet voor de
toeschouwers, noch voor de musea. Een
grenzenloze bescheidenheid en een ge
loof, dat alles en iedereen in zijn ban
hield, lagen er aan ten grondslag
De jammerklacht van bedroefde vrou
wen wordt bij de begrafenis van Ra
mose tot een fascinerend spel van gra-
cielijke danseressen. De schelle krijten
de stemmen zijn verstomd, de armen
en de handen wenken in de lucht als
een zwerm klapwiekende vogels en een
naakt kind grijpt onmachtig naar de
sfeer der doden.
Telkens trof mij weer het geloof ook
m de jeugdige schoonheid, zowel van
d?.. ™an vrouw, met heerlyke
pieteit wordt het huwelijk hier bezon
gen in steeds weer terugkerende dub-
belfiguren. Stralende mensen, die in
een hoofs gebaar aan elkanders zijde
staan of zitten. Eindeloos herhaald komt
net terug, nooit vervelend, saai of over
trokken. Eeuwenlang zal een cultuur
dit patroon van menselijke liefde, ge
ïncarneerd in goden en godinnen, maar
toen altijd ook in menselijke schepsels
uitdragen als een ander Hooglied.
„De lieve lieftallige, zeggen de mannen,
gebiedster der liefde zeggen de vrouwen,
De koningsdochter, de lieftallige,
zij is de schoonste der vrouwen,
een meisje, zoals men er nimmer een
heeft gezien:
zwarter dan de nacht is heur haar,
als wijndruiven en vijgen."
Zo schijnen alle afgebeelde vrouwen
te zijn geweest. Toegegeven, er was
meer schijn dan wezen in veel van de
verhalen. Er waren bijzonder grote ha
rems aan de hoven der machtigen en
menig huwelijk, om politieke redenen
aangegaan, verliep voor de 'vrouw in
diepe ellende. Maar ondanks dat: men
kan niet eeuwenlang een schijnwereld
blijven weergeven als niet een wezen
lijke poëzie de voortdurende voedings-
stroom blijft, als de illusie niet steeds
nieuwe kracht ontvangt.
Ik zou niet aan de reële schoonheid
der Egyptische prinsessen geloofd heb
ben wanneer ik niet dezelfde dag een
meisje ontmoet had, dat zo uit de beel
tenissen van Nefertari gestapt kwam.
Ze had onwaarschijnlijk grote donkere
ogen en een profiel, gesneden als een
camee. Zij liep huilend weg, toen ik
vroeg haar te mogen fotograferen, als
of ze bang was dat ik met 17 tiende
Din of 40 Aza haar schoonheid kon
stelen. Misschien had ze wel gelijk.
MARIUS VAN BEEK
en reliëfs. We werken met de spiegel,
met blitzlampen en tenslotte wordt de
accu uit de auto gehaald en een der
koplampen gesloopt om over een licht
bron te beschikken. We lenen wrakke
ladders, tafels en stoelen. Het kost al
lemaal wel moeite en overredingskracht
en vooral piasters, maar alles lukt in
O Thetis, die aan
de zeeën woont..
Vr? ?orrie .stem heb ik tot nu toe
&h ,0rd - UUU liL LU. 1JU LUC
'.i-Ow hun 'Af reuzen zijn stom geble-
^i&ti f'd. win ,n zUn al eeuwenlang
hc. Du .wel hoor ik C7,,tiu
Hij rt'vüïL noor ik een jongetje
hel "Jtt twee ossen in een
L l'drX Wrik ^-^rdonr rnd in V">P-
i>PPen ^bonden, die het wa
aar iii en uiteieten over hei
een rad in be-
Aan dat rad zijn
W*ttlCrekeG i"gt n« al en 's i
tAij fh. zin A £?.m trachten te
Sv°hen h!-i nog.
ti:h Vj-rfJk Ali Y In bet Arabische huis
in htbat-4 M-?ies °P de rand van
\VaUeiG°ürna akte en de woes"
der L-Y?.or h-et- h-ui-s .^ggeh
dpr rwv.cxi; het dal der k0"
«4 «.45
vierhonderd graven
^v^akamers en gangen, de
"Dachten u et schilderingen en
«>oi de machtigste en rijkste
V>]
^^6vrarfe'd- Ö'fschoon de gro-
r0ev2!. ^Uxor en Karnak aan
lSnns kwart Age-n' hadden we be"
te 0rhcia? ln Thebe-West op
Maata adeen hier een ge
vonden om de boot te
water te laten. Tevens waren de grote
hotels van Luxor duur en vervelend
van sfeer. Men neemt dus het besluit
om naar de overkant te gaan. Er is
echter geen brug en de kleine pontjes
zijn niet in sta-at een auto over te
zetten. De meest nabije brug was die
over de stuw bij Estna, zestig kilome
ter zuidelijk. Over die 120 km zouden
we een volle dag doen. De weg was
nog veel slechter dan we tot nu toe
hadden meegemaakt. Een spoorlijn
waarvan de rails niet waren ingegraven
moest worden gepasseerd en dikke bui
zen voor de irrigatie had men gelegd
dwars over het traject dat als weg is
aangegeven.
Dit stuk van de reis heb ik niet mee
gemaakt, want iemand moest tpdig
Sjeik Ali gaan bewerken en deze taak
was mij toebedacht. Ik .nam dus een
zeilbootje, liet mij voor vijl piaster over
varen en aan de andere kant waar de
stroom toeristen voor een vluchtig be
zoek arriveert, stond een legertje^ on
gure lieden mét auto's die de veldtoch
ten van Rommel en Montgomery had
den overleefd, klaar om je een pond
(ongeveer acht gulden) of meer uit je
zak te trommelen. Tevens was er een
aantal mannen die onder hun Gaiia-
biyeh onwaarschijnlijk kitscherige na
maak van bijgaven uit de graven lie
ten zien. Zij deden dit op opvallend
slinkse wijze en fluisterden „all origi
nal". Wanneer je lachend doorliep ren
den ze achter je aan en zeiden: ik zal
mijn handen afhakken als het niet an
tiek is. Als je dan nog doorloopt zijn
ze bereid hun hoofd prijs te geven. De
lieden werden tenslotte zo opdringerig
met hun kunstschatten en hun ramme
lende taxi's, dat ik besloot te voet naar
Gourna te gaan. Men moet tenslotte
in dit land niet tegen een wandeling op
zien en dit wordt des te meer aanlok
kelijk, wanneer de taxi's achter je aan
gaan rijden, waarbij de chauffeurs om
beurten in prijs zakken. Tenslotte had
ik iedereen van mij afgeschud en door
kruiste met welwillende glimlach een
kleine nederzetting. Ik zei een oude
man, die mest stond te schoffelen,
vriendelijk goedendag en toen ik voor
bij was riep hij terug „no money ha,
ha"! Dit was het teken voor een aantal
aanrennende jochies om een spreekkoor
„no money ha, ha" aan te heffen. La
ter werd ik door de chauffeur van een
vrachtauto de kabine ingetrokken, ter
wijl hii mompelde dat het te heet en te
ver was om te lopen en mijn illusie,
dat deze man dit uit louter aardigheid
deed, werd wel snel de bodem ingesla
gen toen hij bij aankomst zeer onte
vreden bleek te zijn met enkele siga
retten en zelfs twintig piaster ver
mocht mjjn dankbaarheid niet op juiste
wijze tot uitdrukking brengen.
In het geheim hebben Egyptische
riesters nog in de tijd van het Nieuwe
tijk de koningsmummies, zelfs die van
Ramses II en Seti of Sethos I, uit hun
officiële grafkamers gehaald om hen te
behoeden voor grafroof. Die overbren
ging moet 's nachts en in het grootste
geheim geschied zijn. Bij de overbren
ging van de dode koningen naar Caïro
in 1881 liepen de bewoners van de dor
pen langs de Nijl uit, vrouwen in hun
zwarte gewaden strooiden as over het
hoofd en stieten angstige rouw-kreten
uit. Het was alsof heel de oude my
thologie voor hen was blijven voortbe
staan.
Ab derr Asoel werd in plaats van een
ongure grafrover een legendarische
man en bij zijn dood zou hij zijn zonen
iets van de vele geheimen die hij kende
verteld hebben. Zij bleven voortleven
m de familie en op grond hiervan kreeg
Sjeik Ali nog niet lang geleden toe-
Pi
R
iiniiiiiiiiiniiiiiiiMHiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiv
stemming en steun van de Egyptische
regering om te graven in de gang ach
ter de sarcophaag van Sethos I, in
dat wonderlijke graf vol beschilderde
kamers met daartussenin valkelders tot
een diepte van 10 meter. Zijn grootva
der zou verteld hebben dat deze gang
naar een grote schatkamer liep. Zij
stuitten op een trap en meer dan 230
meter hebben zij trede voor trede bloot
gelegd. Tenslotte moesten de
gedwongen door grondwater
draaglijke hitte het werk stilleggen,
maar Sjeik Ali beweert met heftigheid,
dat hij nog slechts enkele meters van
de kamer verwijderd was. Hij is een
wonderlijk man, die de waardigheid
van een grand seigneur paart aan ge
degen sluwheid. Hij kan met grote pas
sen zijn huis uit wandelen en dan denk
je „sjeik Ali gaat op morgenwande
ling". Enige meters verder slaat hij
zijn mantel op, hurkt neder, doet zijn
gevoeg, wenkt een dienaar om wat
zand te strooien en wandelt met de
zelfde statigheid huiswaarts. Zijn huis
lijkt op een vesting en wordt bekroond
door een soort bolwerk met zes ver
sierde vierkante torens. Dit is de dui
ventil, die men in heel Egypte tegen
komt. Men houdt er duiven, want dit
diertje is een geliefd voedsel. Bij feest
malen slacht men ze bij honderden.
Als ik vanuit mijn slaapkamertje uit
gekeken ben op de klavervelden, op de
kolossen en op het zingende jongetje
bij de watermolen en ik ga aan de
voorkant naar buiten, dan slaat de zon
als lood in je schoenen. Heet en onge
nadig weerkaatst haar harde gele glans
tegen de okeren vlakte en je hoeft
maar enkele meters te lopen of de
vreemde sprookjes-wereld uit een der
hoogtepunten der Egyptische cultuur
begint te ontbloeien. Na enig zoeken
ontwaart men overal in het glooiende
zand kleine natuurstenen muren, waar
in zich een deur bevindt. Op die deur
staat een nummer en elk nummer be
tekent een graf van een koning, een ko
ningin, een edele, het ligt er maar aan
welk dal men betreedt. Men zoekt de
gafir, die de sleutels draagt, en voor
enkele piasters pakt hij een stuk spie
gel of een oude plank waarop wat zil
verpapier met punaises is vastgezet, en
daarmee vangt hij de zon en weer
kaatst die naar binnen. Hier begint een
deel van ons werk: het maken van een
foto-documentatie van dikwijls nog wei
nig of nauwelijks gepubliceerde details
van de ongehoord mooie schilderingen