99 i 1 i V J' SINT-NICOLAASNUMMER VAN HET NIEUWE DAGBLAD - „Ach nee, Jacques, nee!". Me neer Vermeulen speelde met zijn zware, kostbare vulpen, alsof hij gereed stond een decreet te onder tekenen. „Ik voel er, eerlijk gezegd niets voor! Ik weet, dat mijn oud ste dochter momenteel gek op je is en mama en ik hebben heus geen hekel aan je, maar een ver loving? Dat is toch al te zot!". „Al te zot?". Jacques Terheide stoof op. „Wat bedoelt u eigen lijk? Ben ik te min voor Annie? Wat hebt u eigenlijk op mij aan te merken?". De ander glimlachte en liet de dure vulpen glinsteren in de late novemberzon, die nog juist door het hoge raam in de bibliotheek binnenviel. „Niet zo heel veel, bes te Jacques. Als je je best doet, zul je over twee jaar met je rechten studie klaar zijn nietwaar? Ik zou zeggen: kom dan maar eens terug. Jullie zijn allebei nog rijkelijk jong. Laat het maar eens overwin teren, zoals men vroeger zei. En voorts: je mag dan van goede kom. af zijn, je wilt mij toch niet wijs maken, dat je straks het genade brood van je familie gaat eten. nietwaar?". „Als ik afgestudeerd ben, is er in vaders bedrijf zeker een plaats voor mij op de juridische afdeling", antwoordde Jacques afgemeten. „Inderdaad heb ik nog niet be. sloten, of ik die plaats inneem. Ik zou ook stage kunnen gaan lopen om mij later als advocaat te kun nen vestigen. Welke keuze ik ech ter straks ook doe, ik zal toch meteen in staat zijn om de kost te kunnen verdienen. Dacht u ook niet?". De heer Vermeulen glimlachte nog steeds. „Daar twijfel ik niet aan, jongeman. Maar ik voel niets voor een verbinding met iemand, die nog niet eens weet, welke posi tie hij later krijgt. Zal ik u even uitlaten? Ja hierheen maar. Ik ben oud en wijs genoeg om te begrij pen, dat jullie vriendschap ook we ondanks mijn tegenzin zal voort duren. Maar ik voel er letterlijk niets voor om die vriendschap nog te gaan bevorderen in dit stadium, Mama denkt er precies zó over. Hier zijn uw hoed en uw jas. En als ik u een goede raad mag ge ven, meneer Terheiden probeer dan niet met kunst en vliegwerk hier binnen te dringen, want dat lukt u toch niet!". „Hier binnen te dringen?". De jongeman keek verbaasd en ver ontwaardigd. „Ja, bijvoorbeeld met Sint-Ni- colaas. Dat mopje is al afgezaagd en bovendien organiseren wij een heel gezellig familiefeest op 5 de cember. „Ik was het niet eens van plan!", zei Jacques afgemeten. „Dag me neer Vermeulen!". „Het ga je goed!!", zei de ander afgemeten, terwijl de buitendeur sloot. -JÜr Kwaad om de ondergane verne dering en afwijzing spoedde Jac ques Terheiden zich naar zijn hos pita. Wat een stuk verwaandheid, die ouwe! Om je zó afgemeten de deur te wijzen, beurtelings spot tend tutoyerend en dan weer uit de hoogte beleefd te doen. Toch was er één opmerking, die in zijn geheugen bleef haken. Dat lukt je tóch niet! Jacques rekte zich eens uit. Wat drommel, hij had Annie toch aan zijn kant? Zou hij met raar hulp er niet in slagen? Dat moest toch mogelijk zijn en al was er dan niet de minste kans, dat die oude stijfkop zou toegeven, hij zou hem daarmee toch aardig op zijn nummer zetten. Dat alleen was de moeite waard. Voor de rest was het natuurlijk maar gekheid. Alhoewel, vader, als keiharde zakenman, zou hij wel aan zijn zijde kunnen krijgen. Niet dat het hem iets schelen kon, dat Annie's familie in goeden doen was, maar het was in dit geval een pluspunt. Hij zou tegen zijn vader zeggen, op zijn gewone, joviale manier: „Kijk eens, vader, ik heb iets uit een goed nest gezocht en dat wilde ik even veilig stellen. Het beste middel daartoe lijkt mij een verloving en als u dat nu óók inziet, dan kunnen wij samenwer ken". kende. Op de vraag, hoe hij die mensen kende, antwoordde Jac ques, dat hij er wel eens een enke le bij meneer Vermeulen aan huis had ontmoet. Ook die twee die ge woonlijk bij hem voor Sinterklaas spelen, hoe heetten ze ook weer? Jan en De Groot, o. ja, de boek houder en de magazijnbediende. En nu kwam Jacques te weten, dat deze twee bijzonder praktische maatregelen namen om te voor komen, dat hun identiteit uitlekte. De boekhouder was ongetrouwd, de magazijnbediende ook en lie ver van huis dan thuis. Zij stelden zich graag de gehele avond be schikbaar. Maar van te voren sloegen ze al hun attributen in. Die bewaarden ze in het magazijn. Daar kwamen ze 's avonds om zeven uur terug om zich te verkleden, waarna ze tegen half acht bij het huis van hun chef kwamen aan wandelen. Dat was noodzakelijk, omdat de vier neefjes en nichtjes ietwat wantrouwig waren en-de 0p Sint-Nicolaasavond oudste twee al hardnekkig pogin- - - gen in het werk stelden, oift ét achter te komen, wie hun als goed heiligman met helper werden aan geboden. Vader zou nijdig brommen, dat hij dan wel eens een degelijk on derzoek zou instellen naar dat meisje, maar Jacques wist, dat dat uit zou lopen op volledige mede werking. Vader hield van harde werkers. Hij, Jacques, had hard gestudeerd en was vlug opgescho ten. Over twee jaar zou hij zeker klaar zijn. Dat argument zou de doorslag geven, dat wist hij voor uit. En als vader nu maar even meewerkte, dan sloot mama zich daar wel bij aan. Als enig kind kon hij een potje breken en van deze wetenschap had hij tot dusverre onvoldoende gebruik gemaakt De tweede stap, die Jacques on dernam, was, Annie voorzichtig uit te horen over de opzet van het feestje, dat meneer Vermeulen voor Sint-Nicolaas gepland had. Dat plan zag er uit als volgt. De familie Vermeulen zou compleet zijn. Meneer zou die week niet op reis gaan. Annie zou natuurlijk thuis zijn, haar zusje Sofie ook, maar bovendien zouden oom Theo en tante Célestine met hun vier kinderen komen logeren. Ter ere van hen, zou het feest zo huiselijk mogelijk gevierd worden en be halve het dienstmeisje en haar vriend, zou er verder niemand aan te pas komen. Niemand, buiten de goede Sint en zijn helper dan. Voorzichtig had Jacques gevraagd, wie dat zouden zijn. Achteloos had Annie geantwoord: „Och, dezelf den als altijd; twee van kantoor, die het nogal graag doen, geloof ik. Dat was voldoende geweest, want het was een klein kunstje voor Jacques om uit te knobbelen, wie er zoal op het kantoor van de graanhandel Vermeulen werkten. Er was een heel geschikt knulle tje van de administratie, dat hij quasi terloops in de tram ont moette en met wie hij een gesprek begon. Omdat de jongen bij de hal te Brouwersgracht was ingestapt, kon hij veronderstellen, dat hij bij Vermeulen Co werkte, Dat bleek natuurlijk juist te zijn en zo kon Jacques doen, alsof hij de zaak dat was zinloos, omdat zij dan stel lig meneer Vermeulen tijdig zou den inlichten. En dan viel het plan nóg in duigen. Jacques hakte de knoop resoluut door. „Als die twee om zeven des avonds weer naar kantoor gaan om zich te verkleden, sluiten wij hen op in het magazijn. Waar schijnlijk is daar alleen huistele foon en anders moet die telefoon óók maar onklaar gemaakt wor den. Het gaat er alleen om, of wij er in slagen binnen te dringen, vóór dat tweetal daar aankomt. Lukt ons dat, dan spelen wij het wel klaar. Jacques' vriend haalde de schou ders op. „Dat wordt al met al een vrij riskante onderneming, maar ik laat je niet in de steek. Tot half zeven dinsdagavond dan". „Bij het kantoor", zei Jacques beslist. Met deze gegevens toog Jacques aan het werk. Allereerst praatte hij zijn ouders om. Dat kostte eni ge moeite, maar nóg moeilijker was het, hen zover te krijgen, dat zij zich op 5 december 's avonds om negen uur naar de familie Ver meulen zouden begeven om daar de verloving tot stand te helpen brengen en te vieren. Een verlo ving waarvan tot dat moment al leen zij en Jacques wat zouden af weten. Jacques hakte echter de knoop resoluut door. Kijk eens papa, ik begrijp, dat mama en u niet het hoofd willen stoten. Laten wij daarom dit afspreken. U komt om precies negen uur. Geen minuut eerder of later. Dan doe ik zélf open. Tenminste als het mij gelukt is om binnen te komen. Zo niet, dan komt een ander naar vo ren en dan kunt u zeggen, dat u zich in het huisnummer vergist hebt. En mocht ik kans zien om u^ vóór die tijd te waarschuwen dat het ge- of mislukt is, dan doe ik dat óók, telefonisch! Vanaf dat ogenblik was het pleit beslecht. Jacques' vader bromde wat, mama haalde de schouders op en lachte veelbetekenend. Maar Jacques toog aan het werk. Zijn beste vriend overhalen hem be hulpzaam te zijn, kostte weinig moeite. Het kwam goed uit ook, want deze was een kop kleiner dan hij en dus uitermate geschikt voor de rol van Pieterman. Met de kleren hielpen de zusjes van deze vriend. Het ging er nu maar om, de twee ondergeschikten op de be wuste avond uit te schakelen. Jacques stelde voor, beiden op het laatste moment weg te lokken met een gefingeerd telegram. Maar troffen de beide vrienden elkaar bij het Isantoor, mét koffers en volledige uitrusting daarin. Wachten tot het andere tweetal kwam opdagen en dan tegelijk met hen naar binnen dringen was al te riskant en dus werd nagegaan of men ook zonder hun hulp naar binnen kon komen. Het kantoor stond op de hoek van een donkere steeg en er was een parkeerplaats. Deze was door een muur afgescheiden van de straat. Resoluut wierpen Jacques en zijn helper hun koffers over de muur en begonnen zich toen omhoog te hijsen. Inderdaad bleek deze hin dernis genomen te kunnen worden zonder gezien te worden, maar niet zonder kleerscheuren. Op het binnenplaatsje was het aarde donker en na hun plof op de ste nen wachtte het tweetal rustig af, of iemand misschien onraad be speurd had. Dat bleek niet het ge val te zijn. Intussen waren zij wat aan het donker gewend en werd de achterdeur gezocht. Die bleek niet te forceren te zijn. Naast de deur bevond zich echter een w.c.-raam- pje, dat zich wél voor verwijde ring leende. Met een stevige schroevendraaier kon het losge wrikt worden. Het kogtte veel moeite en inspanning om je daar doorheen te wurmen. De w.c. gaf toegang tot de benedengang van het tot kantoor verbouwde oude herenhuis. Daaronder vermoedden de twee het magazijn. Ook dat bleek zo te zijn. Aan het eind van de dwarsgang bevond zich een deur met opschrift „Magazijn" en hier kwam het toeval de beide vrienden te hulp, want uit angst, dat er iets mis zou gaan, bleek men de sleutel in het slot te heb ben gelaten. Zonder aarzelen dron gen Jacques en zijn vrienden bin nen in de grote kelderruimte, waarin het oud-archief was onder gebracht, maar waar ook alle mo gelijke materialen lagen opgesla gen in grote, houten stellingen. Omdat de kelder geen daglicht ontving, kon Jacques rustig het licht aankippen en tot zijn grote vreugde bleken de Sint-Nicolaas- attributen van zijn concurrent en diens helper gereed te liggen in de voorste stelling. „Kijk, waarde heer", monterde hij zijn vriend op. „Laten wij dit telefoontoestel voor alle zeker heid onklaar maken. Wij hebben dan niets anders te doen dan te wachten tot de boekhouder en zijn vriendje komen opdagen en wij sluiten hen hier op. De deur van dit magazijn lijkt me stevig ge noeg om ze een paar uur vergeefs te laten bonken en bovendien kun nen wij eventueel aanwezige ha mers e.d. eerst verwijderen". Dit laatste bleek onnodig. In het magazijn bevond zich vrijwel niets dat geschikt was om een deur mee te forceren. Nadat dit vastgesteld was, gingen Jacques en zijn vriend weer naar boven om, verdekt opge steld, de komst van de rivalen af te wachten. Dat duurde slechts enkele minuten. Aan de voordeur werd aan het slot gemorreld en lachend en pratend kwamen de ondergeschikten van de heer Ver meulen binnen. „Ik zal de sleu tel hier in het slot laten zitten", hoorde Jacques de oudste zeggen, „dan kan ik hem bij het verkleden niet kwijtraken. En nu hierheen". Hol klonken hun voetstappen door de stille gang. „Verhip, heb jij de sleutel van het magazijn?" hoorden Jacques en zijn vriend vragen. „Nee, die heb ik toch aan u ge geven?". „Dat dacht ik ook, maar ik,heb hem expres in het slot gestoken om o, nou, het hindert niet, de deur is open". Pratend verdween het tweetal in de kelderruimte. Op dat ogenblik sloop Jacques dichterbij. Zo geruisloos mogelijk werd de deur weer op slot gedaan. Daarna begonnen zij zich op de gang snel te verkleden en hun oude plunje in de koffers te stoppen. Daarna verlieten zij via de voor deur het kantoor, maar ook deze deur werd op slot gedaan en de sleutel namen zij vanzelfsprekend, óók mee. De beide vrienden had den nog net tijd om de koffers1 af te geven in het café aan de over kant. Toen was het tijd om naar het huis van meneer Vermuelen te gaan. Dat het daar feest was, kon je op straat wel horen. Rond de piano werd gezongen door kinderen en de buitenlamp boven de deur was met een kleurige lampion omge ven. Zonder enige aarzeling belde Jacques aan. Het moest gek gaan, als iemand hem herkende en een bromstem kon hij óók wel opzet ten. Toch ging er een schokje door hem heen, toen Vermeulen zélf open kwam doen. Maar zijn on rust verdween als sneeuw voor de zon, toen hij joviaal werd begroet. „Welkom heren, ik bedoel Sint- Nicolaas! Keurig op tijd, zoals immer! Kom er in, mannen!". Jacques gaf zijn vriend een knip oogje en volgde tot in de grote salon. De kinderen hieven braaf hun welkomstlied aan, maar het ontging Sint en zijn helper niet, dat de oudste twee hen zelfs onder het zingen wantrouwig bemonster den. Het begon nu echt gezellig te worden. Omdat het buiten koud was werd er eerst warme punch gedronken en de kinderen kregen chocolademelk. Maar toch zaten Sint en zijn knecht op hete kolen, want aan de bemoedigende blik ken van meneer en mevrouw Ver meulen was duidelijk te zien, dat er van de goedheilig man werd verwacht, dat hij een speech zou houden en de cadeautjes zou uit reiken. En die was Jacques totaal vergeten. Of liever gezegd: dat die in het magazijn van het kantoor van Vermeulen Co. lagen wist hij niet. Onder zijn watten baard brak het zweet hem uit. Ten slotte zei mevrouw Vermeulen heel tact vol: „Nou Sinterklaas, tante Céles tine heeft mij verteld, dat de kin deren braaf zijn geweest en best een cadeautje hebben verdiend. Misschien hebt u iets voor ze mee gebracht?". „Natuurlijk, natuurlijkeh, dat kan gebeuren!". Het klonk een beetje beverig. „Maar kunnen de kinderen niet eerst nog wat voor ons zingen? Toe, kinderen, jullie kennen nog wel een paar versjes, nietwaar?". De list gelukte, want Annie trok met de kinderen af naar de piano en van deze gelegenheid maakte Jacques gebruik om heel zacht te zeggen: „Het spijt ons heel erg, me vrouw Vermeulen, maar wij heb ben ze vergeten!". „Vergeten?!", siste meneer Ver meulen woedend. „Stomme pardon, maar ik heb alles toen gereed gelegd in het magazijn. Daar lagen jullie pakjes toch óók? Hoe kon je dan zo stom zijn om ze te vergeten?! Sukkels!". Terwijl de kinderen braaf hun versjes zongen, stelde oom Theo voor, dat ze dan als de weerlicht terug zouden gaan om de boel op te halen. Ze hadden toch de sleu tel? Zeker, die hadden ze. Triom fantelijk haalde Jacques de sleu tel van het kantoor uit zijn zak. „Och, ga jij dan even mee met deze meneer, Jan, wil je? Hier is de sleutel en je komt er wel in. Oom Theo weet de weg en kan je met zijn wagen er in drie minuten heenbrengen!" Onder de roetlaag op zijn ge zicht begon Jacques' vriend groen uit te slaan. „Serpent!" siste hij, maar hij zei geduldig: „Nou voor uit dan maar, baas. Ik hoop, dat ik ze te pakken kan krijgen!" Nadat oom Theo met zwarte Piet vertrokken was, voelde Jac ques zich beter op zijn gemak. Hoe zijn vriend Jan zich uit de nesten zou redden was van later zorg. Maar toch niet van zo heel late zorg, want nauwelijks 5 minuten later ging de telefoon in de hal. „Dat is voor mij!" zei Sinter klaas heel beslist en nog vóór iemand het beletten kon was hij bij de deur. „Wacht eens even zei me neer Vermeulen verbouwereerd, maar zijn vrouw drukte hem weer in zijn stoel. Het was inderdaad vooi Jasques, maar toen hij de hoorn van de haak nam, klonk een hels spektakel aan de andere kant. „Zijn jullie helemaal gek?" klonk de stem van de boekhouder, hees van woede. „Wat is dat voor een onzinnig verhaal, dat die gek ke zwarte vent hier afsteekt? Ons een uur in deze kelder opsluiten en voor aap laten zitten en dat alleen om die vrijer „Bedaard, goeie man!" zei Jac ques waardig, die begon te be grijpen, dat zijn vriend kans had gezien om oom Theo om te praten „Nood breekt wet en zoals oom Theo jullie kan uitleggen, was er geen andere weg. Oom Theo zal het wel met jullie in orde maken en nu vraag ik je als de weerlicht die cadeautjes mee te geven en af te druipen, anders zal meneer Vermeulen morgen op kantoor nog wel eens uit een ander vaatje tappen, begrijpen jullie? En wat dat uur betreft dat jullie in de kel der hebben gezeten: dat maak ik wel weer in orde. Jullie krijgen daarvoor een goede beloning en..." „Zo'n wonderlijke Sinterklaas heb ik nog nooit gezien!" zei een meisjesstem achter Jacques, ter wijl hij ophing. „Wat heb jij in vredesnaam uitgehaald?" „Sst!" fluisterde Jacques. „Hier heb je alvast een heel mooi ringe tje en zorg, dat iedereen in de ka mer blijft. Dan bel ik nog even papa en mama om te zeggen dat het dik voor elkaar is!" Dat gebeurde, maar toen even later meneer Vermeulen zijn on geduld en nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen en de hal inkwam, vond hij daar zijn oudste dochter in de armen van Sinter klaas. Zijn reactie loog er niet om. „Jansen! Ben jij gek geworden! Wat mankeert jou?" Bevend van woede stond de getergde vader voor wat hij zijn boekhouder dacht „Mijn naam is niet Jansen, maar Jacques! Jacques Terheiden, nader bepaald, meneer Vermeulen. Om dat uw boekhouder en uw maga zijnbediende verhinderd waren, heb ik dit maar even waargeno men, begrijpt u? Tenslotte kunt u de kinderen toch niet de dupe laten worden van, eh" „Over die kinderen zal jij wel erg ingezeten hebben!" hoonde de heer Vermeulen nijdig. „Maak dat je wegkomt, anders". Op dat ogenblik ging de deurbel. „Zal wel voor mij zijn!" zei Jacques beslist Voor de deur, in de zacht neer dwarrelende sneeuw, stonden oom Theo en zwarte Piet. De laatste torste een grote zak. „Pech gehad, Jan!" zei Jacques. „Ik moet er uit, dus geef die zak maar af en „Geen sprake van!" zei oom Theo beslist. „Ik heb het zaakje dóór en hoor eens hier, Frans (dit tot meneer Vermeulen), om voor mijn kinderen het feestje niet te verstoren, zal deze naam-Sinter- klaas toch eerst de cadeautjes uit reiken. Vooruit, jongeman, doe je plicht!" 1>>) Met deze woorden du pu Jacques naar de salondeu je kon zelfs meneer Verme gang van zaken niet Tnee. houden. De kinderen 1 toen Sint Nicolaas weer kwam, misschien minder pje dan wel om de grote zak, met zich meesleepte. egit Als een volleerd acteUL ei1s' Jacques zich van zijn ph® vergiste hij zich wel eens 1 stemming van een of ar1 .^gjijK waar de naam niet zo stond, hij ging op in eerst toen hij klaar was, y p hij, dat er 2 mensen me e kamer gekomen waren. ^idf mama! Maar meneer j- ijcb'll lachte triomfantelijk en d® ,jelij in Mama's ogen bewezen usee# dat zij zich bijzonder alT1 Mevrouw Vermeulen te W zich om hun een plaats aa.j v°°' den en intussen was het $0? de kinderen, om naar Z'C, den gebracht. Jacques haa om het open plaatsje naa op de canapé in te nemen- „Alles goed en wel!", ze* Vermeulen, toen de oud's delijk vrijuit spreken kon ihJ geef toe, dat dit jong#1 j.y schaakmat heeft gezet, 1(1 Oot „Maar niettemin kies ^..j" Z®1 honderd procent zijn Par1flcfrel1, mevrouw Vermeulen „Jacques, jongen, je he^ hebt kostelijk gespeeld. Pas t0< A*e greep ik, wie je was. En ^eeide het hoekje van de deur jullie bij de telefoon zag 5 - t)<r wel zeker, dat niemand n A dóór had!" Jv'c T3eba Annie lachte fijntjes- ik, mama, want onze boe heeft bruine ogen en JacClUg0{>$' we. Dat zag ik in één toen hij binnenkwam." „Misschien heeft uW méér in de ogen van JaC' keken dan u vermoedt, Vermeulen!" zei Jacclue® eet t lachend. „En overigens, uj do' f. voor hun kinderen vroeger de ouders de eC^ 3 dat len doen. Laten we blij zdP>1° Men zegt, dat in de toe^jrfS z\'|: kinderen dat voor hun bij ons niet het geval is- zeggen: laten we de ëu je W„ denweg bewandelen en aan de betrokkenen zélf 0 En als ik goed zie, dan zij zo ver, dat ze hun ring o ingekocht hebben. Zoude er nu maar bij neerlegge <j0 „Jullie stellen mij v°or dongen feit, op die rnau1^ perde meneer Vermeid® ',at handel néém ik dat nie p ik je wél zeggen. Maar 1 val"0f(; „Hoera!" schreeuwde^ twee kinderstemmen in v£lfl °,f opening. De twee oudste Theo en tante Célestin p stilletjes naar beneden 'tfPw „Hoera! Wij hadden he ijjg Ki de gaten en jullie niet- ben niet eens gezien, Sinterklaas wel een v was dan die van vorig J hem die gekke muts m9 v ji zetten, dan zul je eens p kaal is hij óók niet en d „Foei, kinderen", zel a3rdJ^ tine. „Wat is dat °n dacht.r0ot'jg'' De kleintjes worden M((c neer Terheiden" zU .-et u1®. vader „en wij kijken n ,g JF scherp, geloof ik. ^aar r tóch zo zijn moet: ^oI)dbeler^ glazen? Op jullie dan zal ik toch ^e^re\e zijn om jullie gelu Jacques, jongen proficiat en Annie, i* zi heel gelukkig met he Het was even stu- zw m de kinderen het »Ea gjp leven!" aan en ging 9 laasfeest over in ee jjep feest. Het duurde to nacht! rfo DAT LIJKT JE TOCH NIET Maar meneer Vermeulen haalde lelijk bakzeil vcigiaic Hij üiLii wei pi ei> wadi tuc iiddiil illCL fQl 1,-pfl „fl Viof V*trnn rl<-> 1 „htd1' u 1 t C. Wèl!" -ta den'" -i foeh (Nadruk verboden). C* i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1963 | | pagina 20