Verdere exportstijging wordt moeilijker door komende loonstijgingen Selectievere instelling bij investeringen vereist RJjBECO Betalingsoverschot dit jaar f300 min kleiner 1964 dreigt aanzienlijk mopilijker te worden PRESSIEGROEPEN EN INFLATIE IN DE V.S. EEN ENKELE REIS VAN HONDERD GULDEN l 1 1 1 KORT VERHAAL HARRY BOUTS MINISTER WITTEYEEN het fundament van uw vermogen CENTRAAL ORGAAN Proefschrift van A. A. J. Smulders m 8 Multiper !5! MÜLt IP ER NA/. Onroerend Goed Ahorn" op gerief DOOR Wï HET NIEUWE DAGBLAD VRIJDAG 29 NOVEMBER 1963 COGNAC Zet niet alles op één kaart! Beleg gemeenschappelijk In ruim 110 óndernemingen! De A.B.M. belegt haar vermogen geheel in eerste kla* Nederlandse aandelen. Het vermogen wordt beheer door ervaren beleggingsspecialisten. Nadere b'J zonderheden worden u gaarne verstrekt door u bank of commissionair of door: Blijffs druk te vraten bij een ziekenauto Zaten om de televisie geschaard S 1/ Eerst hier de rust verstoren en dan een enkele reis AMSTERDAM, 29 nov. Onder zeer grote belangstelling heelt de minister van Financiën, prof. dr. H. J. Witte- veen, donderdag voor het departement Amsterdam van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Han del een rede gehouden over welvaarts stijging en overspanning. Sprekende over de belangrijke stijging van het loonpeil die thans voor de deur staat, vroeg de minister zich af, welke ge volgen dit zal hebben voor het be drijfsleven. Hij meende dat een ver dere stijging van onze export moeilij ker zal worden, en dat de winstmar ges onder druk zullen komen te staan. Een economische groei ..iet voortdu rende tekorten aan werkkrachten moet onevenwichtig worden geacht en oefent een druk uit op de produktiviteit. Men dient dan ook thans meer te gaan den ken over een programmering op lan gere termijn, waarin echter het gevaar schuilt, dat wij slechts ten dele de reacties kennen van deze langere ter mijnplanning. Daarmee alleen echter lossen wij het probleem van de lonen niet op. In de economische politiek moeten wij zo snel mogelijk en zo goed mogelijk rea geren, maar tevens met voorzichtig heid en geduld. Het programma van de regering voor economische ontspan ning moet er toe bijdragen dit doel te bereiken. Dit regeringsprogramma voor ont spanning van de arbeidsmarkt zal een effect op de begroting hebben van ongeveer 400 miljoen gulden. Wij moeten echter afwachten hoe de maatregelen zullen doorwerken. Wel moet gesteld worden dat met de hui dige loonoperaties de grens is be reikt van hetgeen in deze situatie mogelijk is zonder grote verstorin gen te bewerken. De gesloten loonovereenkomst moet uiteraard worden gerealiseerd, waar bij echter verwacht mag worden dat het bedrijfsleven een zekere discipline zal opbrengen in het prijsbeleid, en dat de vakbeweging geen eisen zal gaan stellen, welke uitgaan boven het geen is neergelegd in de overeenkomst met de Stichting van de arbeid. Als- Wan hopen wij de ontwikkeling in de hand te kunnen houden. Voor het bedrijfsleven wordt dit, vol gens de minister, een moeilijke opga ve. De problemen waarvoor de bedrij ven zich gesteld zien, zullen lastiger worden dan ze geweest zijn. Het be drijfsleven zal zich selectiever moeten instellen bij zijn investeringen, en marginale bedrijven zullen moeten af vallen. Het resultaat van een en ander kan gunstig zijn, maar hangt af van de vraag of men er in slaagt de hui- Advertentie) SAINT MARTIAL TINE champagne Ï.5.O.P. dige problemen op te lossen. Wij we ten, zo besloot minister Witteveen, dat het bedrijfsleven veel vermag. Wij ho pen dan ook dat het bedrijfsleven in de komende periode deze moeilijke op gave zal weten te overwinnen. Onder de aanwezigen bevonden zich verschillende prominente personen uit het bedrijfsleven. Zo merkten wij op dr. M. W. Holtrop, president van de Nederlandsche Bank, mr. D. A. Del- prat, voorzitter van de Kamer van Koophandel, prof. dr. G. H. Verrijn Stuart, voorzitter van de Sociaal-Eco nomische Raad, de heer J. C. van Marken, voorzitter van de Vereeniging voor den Effectenhandel en prof. dr. J. R. U. van den Brink, oud-minister van Economische Zaken. (Advertentie) (Van onze soc.-econ. redactie) DEN HAAG, 29 nov. De Neder landse uitvoer is, zoals bekend, in de eerste negen maanden van 1963 met bijna 9 pet toegenomen, vergeleken met de overeenkomstige periode van het vorig jaar. De invoer steeg in die zelfde tijd met 8,5 pet. Omdat het absolute bedrag van de invoer groter is dan dat van de uitvoer resulteerde dit in enige toeneming van het tekort op de handelsbalans, aldus het derde kwartaalbericht van het Centraal Or gaan voor de economische betrekkin gen met het buitenland. Per ultimo september 1963 bleek dat tekort 2.494 min te bedragen, wat 144 min méér was dan in 1962. Dit betekent, aldus het Centraal Or gaan, dat zelfs Indien in het laatste kwartaal geen andere ongunstige fac toren gaan werken (een veronderstel ling, welke met het oog op de kosten stijging nauwelijks aannemelijk meer is) voor het jaar 1963 in ieder geval uit hoofde van het negatieve saldo van de handelsbalans rekening zal moeten worden gehouden met een verdere be lasting van de lopende rekening van de betalingsbalans met 200-300 miljoen gulden. Aannemende, dat niet elders compensatie wordt gevonden, zal het overschot op lopende rekening over 1963 dan niet groter kunnen zijn dan 300-400 miljoen tegen 046 miljoen in 1962. Over de ontwikkelingen in 1964 tast men nog in het duister, zo meent het Centraal Orgaan. De zeer aanzienlijke kostenstijgingen en wellicht ook prijs stijgingen, die kunnen worden ver wacht, zouden betekenen dat de sedert enkele jaren bestaande betrekkelijk evenwichtige verhoudingen rond de handels- en betalingsbalans niet onbe roerd zullen blijven. Het Centraal Or gaan schrijft in zijn kwartaalbericht: Dat de internationale concurrentiepo sitie van ons land in 1964 aanzienlijk moeilijker dreigt te worden moge re den te meer zijn om alle zeilen bij te zetten." Over de hulpverlening aan de ont wikkelingslanden merkt het Centraal Orgaan op dat, hoewel het met in stemming kennis heeft genomen van de door de minister van Economische Zaken gebruikte argumentering, lui dende dat de belangen van het Ne derlandse bedrijfsleven in het oog moe ten worden gehouden opdat worde voorkomen dat door bilaterale huip van andere landen traditionele afzet markten voor het Nederlandse be drijfsleven verloren gaan, het in de uit spraak van de minister node heeft ge mist wat naar de menning van het Centraal Bureau het hoofd-argument is voor gerichte hulpverlening, name lijk de zoveel geringere kans op ver spilling van de nu eenmaal, in ver houding tot de zeer grote behoeften onvermijdelijk beperkte middelen. (Advrtentte) yd Uil le v. d. Kunstraat 275-285 Den Haag tel-r 11 6460 - (Advertentie) N.V. AMSTERDAMSE BELEGGING MAATSCHAPP'i Keizersgracht 706 Amsterdam telefoon 020-67661 (Van onze hogeschoolcorrespondent) TILBURG, 28 nov. Op het proef schrift „Pressiegroepen en inflatie in de Verenigde Staten" promoveerde donder dagmiddag de heer A. A. J. Smulders aan de Katholieke Hogeschool tot doc tor in de economische wetenschappen. Promotor was prof. dr. H. W. J. Bos man. Dr. Smulders, geboortig uit Oister- wijk is aan de Katholieke Hogeschool assistent van prof. dr. P. P. van Berkum. Hij stelt in zijn dissertatie dat er in de VS vanaf 1945 tot heden noch voldoende werkgelegenheid, noch monetaire sta biliteit is geweest. Door de activiteit van de machtige Amerikaanse pressiegroepen is het niet mogelijk gebleken om de beide doel stellingen van volledige werkgelegen heid en prijsstabiliteit door uitsluitende toepassing van monetaire en fiscale maatregelen simultaan te verwezenlij ken. De inflatie in de VS hangt nauw samen met het optreden van pressie groepen in het economisch proces. De economische macht van de pressiegroe pen, met name vakbonden en oligopo- listen, heeft hogere loon- resp. winst inkomens afgedwongen dan de produc- tiviteitsstiJging toelaat, waardoor een opwaartse druk op het kosten-en prijs niveau ontstaat. Dr. Smulders stelt dan, dat de in de VS ter bestrijding van deze belonings- of inkomensinflatie gehanteerde midde len, nl. monetaire, fiscale en antitrust- I. jiS politiek, op een mislukking _zS<e'1IYr' lopen. De door de regering zaj i voorgestelde belastingverlagingen der wel de werkgelegenheid -es vorderen, maar zal waarsciw reeds bestaande inflatie* versterken. De fout van deze .aaicincii, "C irai va.. -- is wederom, dat zij aangrUP* a^V' bestedingszijde en niet aan d®tf'&Jjt zijde (de loon- en prijsvorming n» pi,.' aangetast. Dr. Smulders kom-cu K, tot de conclusie, dat de Va en len moeten bedienen van ee„'epie dere maatregelen ondersteun jj. aanvullende, loon- en prijsf*»1 eI) CN Gezien de geringe integratie ,g dinatie van zowel werkgevers- t nemersorganisaties is een syst* teel ''cli in Nederland in de VS momen j i realiseerbaar; zodat de over'i t rechtstreeks met deze materie 41 ten bemoeien. Deze bemoeie" jjjji echtep niet te straf te zijn en j5cn perkt blijven tot de zg. ..str®«iirer> bedrijfstaken die voor de mon® bilisatie het meeste gevaar °P AMSTERDAM, 28 nov. 'm- het bijvoegsel van de Staatse0j8i opgericht de maatschappij tot tie van onroerende goederen tfl in Zaandam. Het doel is °n~,oeV V het verkrijgen, vervreemden, Lp den en exploiteren van onroere v deren. Het kapitaal is f 1° ,nl. pLp deeld in 10.000 aandelen op naa ^1 in nemen deel de oprichtster»*^ gingsmaatschappü „Finemos go v'. bert Heijn" voor resp. 1950 en delen. Directeur is „Albert nev Mijnheer De Bruine kon zich niet langer beheersen, hij voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. Zijn hart, hij moest aan zijn hart denken, zoveel kon hij niet meer verwerken. Naast hem op de bank zat zijn vriend zijn woede af te reageren in halfgcsmooédè verwensingen; maar hij had zich stilgehouden.' Een oud-notarisklerk ge draagt zich nu eenmaal anders dan een" oud-kapitein de heer De Bruine had nooit ander gedaan dan zich stilgehouden,* zijn hele leyjen lang en onder alle omstandigheden. ('Dóóe zich te concentreren op de bewegingen yan de langharige jongeman in zijn rode, veel te wijde trui en de veel te smalle broek glimmend zwart vastgeplakt aan de dunne benen, had hij het knetteren van de brom fiets zonder al te veel moeite kunnen ver dragen. Het was hem zelfs gelukt de sierlijke lijnen van het voertuig te bewonderen en de felle doch geraffineerde kleurencombinaties. De hardnekkigheid van de jongen benauwde hem nochtans na enkele minuten wachten. Hij begreep het niet, het afwisselend prutte len, brommen, knetteren en knallen van het sierlijke monster. Het was hem volkomen vreemd, beangstigde hem zelfs. Van Houten drukte onbeheerst de overhangende takken van de beukeboom weg, die dï bank geheel omsloot, en stapte naar de jongen toe. Deze lag languit ingespannen luisterend op zijn brommer, ais een temmer, die kijkt hoe ver hij kan gaan met het plagen van zijn lievelingsleeuw zijn handen hielden het stuur omklemd en streelden de gashandle. Het verwonderde en verontrustte de heer De Bruine dat de jongen zo langzaam reageerde op de harde terechtwijzingen van de kapitein. Ondanks zijn zeventig jaren had van Houten niets verloren van zijn respect afdwingende kracht, waarmee hij zijn man nen in de oorlog onder de grootste gevaren tot onherroepelijke gehoorzaamheid moest hebben gedwongen. Het grootste gedeelte van de kefferige bromfiets verdween achter zijn enorme gestalte, maar met een tergende traag heid zakten de voeten van de jongen naar de grond. „Mijnheer wat hebt u? Wat moet u van mij?" Hij had een heldere stem; niet bang, niet brutaal, eerder verontwaardigd. „Kwajongen, wil je wel eens maken dat je wegkomt. Je verpest het hele bos met dat rotding!" De jongen lachte hartelijk. „Ha, die opa", riep hij, „die opa toch!" „Ver keerd, helemaal verkeerd," bedacht mijnheer de Bruine. „Zulke nozems moet mer. heel an ders aanpakken." Deze gedachte veegde zijn schuldgevoelens bijna helemaal weg; zijn be sluiteloosheid kwam hem nu voor als be dachtzaamheid. Het ergerde hem alleen dat hij opeens aan zijn gestorven vrouw moest denken, en vooral aan haar stem, haar scherpe, krenkende stem. „Dromer, je bent een halfzachte dromer." Alle belangrijke beslissingen had hij aan haar overgelaten, dat had ze hem nooit vergeven. De herinnering dreef hem naar het ruziën de tweetal; hij slenterde in een grote boog naar hen toe in de hoop dat zijn vriend de problemen zou hebben opgelost voor hij er was. „Ha, is dat uw vriendje?" schetterde de jongensstem, nu kwaadaardig omdat hij weer aan zijn motor wilde gaan werken. „Wat doet u daar met zijn tweetjes achter die bomen? Wacht u op uw liefjes?" „Bru tale aap, eerst hier de rust verstoren en dan onbeschoft worden op de koop toe, vlegel, ik zal je." Zelfs de vuisten van de kapitein brachten de jongen niet uit zijn evenwicht. Vol overgave bleef hij luisteren naar het rit me van de motor. Dan schreeuwde hij kwaad: „Verdomme ik kom speciaal hier naar toe omdat de buren elke minuut naar de politie lopen vanwege het lawaai en nu begint u ook nog? Ik vertik het gewoon, we wonen in een vrij land en ik heb net zoveel rechten als u. Betaal ik daarom mis schien mijn belastingen? Handen thuis opa, u hebt uw tijd gehad. Alsof u ?ulke fijne kereltjes bent geweest vroeger," Mijnheer de Bruine bleef stom. Nozems, wezens van een andere wereld waren het voor hem, onbe grijpelijk en angstaanjagend. Hij beet op zijn trillende lippen en verroerde.'zich niet. „Kom, we gaan terug," brulde Van Houten hem toei „In mijn tijd zouden we met zo'n ventje wel afgerekend hebben!" In blinde woede schopte hij tegen een steen en liep de weg af naar het bejaardentehuis. „Tot morgen" riep de jongen hun na; ze waren te ver slagen om erop te reageren. „Zou hij toch gekomen zijn?" probeerde mijnheer De Brui ne. De kapitein haalde achteloos zijn schou ders op, veor hem was de lol eraf. „Zo'n vogel kan duizend andere plekjes vinden om te zingen," zei hij kortaf. Er lag iets ver- wijtends in zijn stem, hetgeen mijnheer De Bruine niet ontging. „Zijn we daarvoor over dat hek gekropen? Nu we hem eindelijk zo ver hebban nat hij blijft zingen bederft zo'n nozem de hele boel. Als ze ons nu nog snap pen is het feest compleet. Dan is het afge lopen met wegsluipen. Bah, om acht uur bin nen zijn. Heb ik daar mijn hele leven voor rondgezworven? Verdomme!" De dienstdoende portier merkte niet hoe ze hun stramme benen over het ijzeren tuinhekje werkten. Niemand zag hen binnenkomen, alle bewoners zaten om de televisie geschaard. Hun gelach galmde door de gang. „Ha, ik ben nog net op tijd voor de quiz, gaat u mee?" De kapitein trok de deur van de gemeenschappelijke zit- kamer open, maar de notarisklerk liep door naar zijn kamer. Hij ging aan zijn bureau zitten, dat bijna de helft van het vertrek in beslag nam, haalde zijn vulpen uit zijn bin nenzak en scheurde een vel papier van een nieuw schrijfblok. „Liefste dochter," schreef hy in krullige letters, dan liet hij zijn pen weer zakken en zijn blikken gleden door het vertrek, naar het smalle bed tegen de muur met de verkleurde bloempjessprei, het rek met boeken, de leunstoel en de armetierige geranium op de vensterbank. „Bah," zei hij, „ba" en hij dacht daarbij aan de kapitein. „Zij kon me misschien die zolderkamer verhuren, waarover ze geschreven heeft. Ja, dat doet ze wel. Verdorie." Het angstbeeld van een vreemde stad met vreemde stra ten en winkels drong zich ineens aan hem op. Nieuwe dingen maakten hem bang, hij kon ze niet aan. Daarom had hij vijf en der tig jaren lang op hetzelfde notarisbureau ge zeten ofschoon hij dozijnen kansen had gehad om hoger op te komen, op andere kantoren. Daarom ook had hij zich laten opsluiten in het tehuis nadat zijn dochter was getrouwd met een voor hem onbekende man in een andere stad. 2iorgvuldig draaide hij de dop weer op de pen en scheurde het blad in fijne strookjes, die hij in de prullemand snipperde. Hoe dikwijls hij zich ook had voorgenomen naar zijn dochter te gaan, telkens als hij ontmoedigd was, nu pas begreep hij dat hij het haar nooit zou vragen. En morgen moest hij met de kapitein naar het bos naar die misselijke jongen Van Houten, zou zich zeker niet laten wegjagen door zo'n nozem. Het vooruitzicht maakte mijnheer De Brui ne wanhopig, vooral omdat hij niet langer op de zolderkamer van zijn dochter rekenen kon. Voor het eerst sinds zijn driejarig verblijf in het tehuis riskeerde hij de sprong naar de straat alleen. Die nacht kon de kapitein niet slapen, omdat hij mijnheer De Bruine om twaalf uur nog niet thuis had gevonden. Zijn ongerustheid sloeg om in verbijstering, toen hij zijn vriend de volgende morgen om acht uur al aan de ontbijttafel vond. „Vanavond zullen we geen last hebben van die jongen," vertrouwde hij Van Houten toe. „Daar heb ik voor gezorgd. U gaat toch mee vanavond?" Ondanks zijn tegenzin dat mannetje hing hem de keel uit met zijn ver velende vogels en zijn schuw*? kop kon de kapitein niet weigeren. Om half negen 's avonds slopen ze weg. Ze zwegen beiden, de kapitein omdat hij zich zo langzamerhand begon te er geren aan het geheimzinnige gedoe van de kantoorklerk en mijnheer De Bruine omdat hij zich niet wilde uitlaten over zijn list. In een van de vele haarspeldbochten van de steile weg, met uitzicht op de geel en grauw rokende schoorstenen en de rechtlij nige, verlichte straten, waar het donkere blauw van de schemer was neergestreken, stond een groepje mensen druk te praten bij een ziekenauto. Agenten waren bezig de brok stukken van een bromfiets bij elkaar te zoe ken. Onmiddellijk wist de notarisklerk wat er gebeurd was. Hij rende naar de agenten en schreeuwde: „Dat is mijn schuld, dat heb ik gedaan." De toeschouwers verstom den en drongen naar voren. Verstoord staakten de agenten hun bezig heden, het was toch al zo'n vervelend kar wei en nu kwam dat mannetje hen nog langer ophouden. Ziende dat het heertje herrie zou gaan schoppen, liet de sergeant hem plaats nemen in de kleine politiewagen en reed hem naar het bureau. „Ik heb het gedaan, want ik heb gisteravond overal spijkers rondgestrooid; die jongen wilde ons ergpren met zijn brommer." Hoe vaker hij de beschuldigingen herhaalde met steeds dezelfde woorden in precies dezelfde volgorde des te minder geloof hechtte de sergeant eraan. Hij gaf geen antwoord, deed alsof zijn aandacht volledig op de weg was gevestigd. Via het kleine spiegeltje dat hij iets scheef had gezet, keek hij naar het man netje en verwonderde zich over diens chique donkere pak, het gesteven witte boord en het gladgeschoren gezicht. „Een werkje voor de inspecteur," vond hij. Geen dom idee om hem naar het bureau te brengen. Na tuurlijk zou de inspecteur het zelf willen opknappen en voor hij terug was hadden de jongens daarginds alle rommel opgeruimd. Misschien schoot er nog tijd over voor een film, als hij dat verbaal een beetje vlug klaai kreeg. Uiterst behulpzaam hielp hij de oude heer bij het bureau uit de wagen, voerde :iem naar net wachtzaaltje en ging verslag uitbrengen bij zijn chef. „Hij kan het niel gedaan hebben, de banden waren niet be schadigd, geen spijkertje te zien. Trouwens, die weg wordt elke ochtend geveegd. De jongen is uit de bocht gevlogen, hi) reed vee) te hard. We zaten hem achterna wegens die rel in de Kerkstraat." Het schoot de ser geant te laat binnen dat zijn vurig pleidooi 4«V/1 ook in zijn proces verwerkt moest worden en dat ergerde hem. „De jongen heeft alleen een been gebroken. Ik geloof dat dat heertje een beetje getikt is," mopperde hij. Het behoorde tot de vele theorieën van de inspecteur, dat ieder mens op een of andere manier moet wor den behandeld. Hoewel hij zich voor genomen had de spijkerstrooier zoals hij hem in gedachten al noemde streng aan te pakken kon hij het niet over zijn hart ver krijgen het bleke mannetje nog meer te pij nigen. Op een oud tramkaartje, goed wegge borgen in zijn notitieboekje krabbelde hij onleesbaar de antwoorden op zijn korte vra- meewarig kijkende ogen, liefde, gehecht heid, vriendschap? Dat hij juist hier de waar heid moest ontdekken. Een ongekende woede r.wol binnen in hem als een ballon, die zijn ingewanden platdrukte. Hij rende terug naar het tehuis, naar zijn kamer; haalde de kas ten leeg en smeet alles in zijn koffer. Uit een der laden van zijn bureau trok hij een giro boekje en schreef in haastige letters op het eerste strookje „Aan de commandant van het politiebureau, Wilhelmplein 6, alhier. Eén honderd vijftig gulden. Dan scheurde hij het eraf en krabbelde op de rug*. „Voor nieuwe bromfiets". Nadat hij zich ervan vergewist had dat het ingevulde bedrag overeenstemde met het laatste saldo op het girostrookje en ruimde hij het hele bureau lee.?n de papieren tussen de kleren in zij' Toen hij de gang doorliep hoor^ gelach van 'mensen in iachte n»r, „Weer die röt-televisie' ^eUr gi/t' schamper en hij klapte "e ,r8fit ijj achter zich dicht. Hij liep de "e schamper en hij klapte de -t ir zich dicht. Hij liep de iqK®.1 g- naar het station. Voor een der zyn de grote, bijna lege hal telde eCfl na. „Ja mijnheer?" maande hem "js n* jj>)' Iranrtipcvprlrnnor Wrtovor lcniïl enkele reis van 100 gulden neem- 1 De verbazing van de zure "^ste het raam dronk hij als zijn cognac, het bedwelmde hem. gen, Uw naam, adres, geboortedatum? Goed mijnheer, U begrijpt dus wat voor onheil u debt aangericht. Zover wij kunnen nagaan hebt u een blanco strafregister en derhalve u niet vervolgd worden." Hij gebruikte alle clichéuitdrukkingen, die hij zich herin nerde. Afstand scheppen noemde hij het. een middel dat bijzonder gbed werkte. Zijn vermaningen ontgingen mijnheer De Bruine volkomen, hjj bespeurde enkel het diepe me deleden, dat van de roodwangige politieman afstraalde. Aanvankelijk begreep hij er niets van, medelijden met hem, de misdadiger Terwul de inspecteur hem naar buiten bracht dwong nem een vaag wantrouwen rond te kijken naar de agenten in de aangrenzende kamer en de hal. Overal staarden dezelfde ogen hem na, wat een arm mannetje, wat een ongelukkig kereltje, en hij voelde zich bedrogen. Ja, bedrogen hadden ze hem alle maal, zijn vrouw net zo goed ais zijn dochter, d» oude notaris, de kapitein, de directeur van het tehuis, met hun blikken vol me delijden. Wat had hij erin gezien, in die

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1963 | | pagina 14