Verdere exportstijging
wordt moeilijker door
komende loonstijgingen
Selectievere instelling bij
investeringen vereist
RJjBECO
Betalingsoverschot dit
jaar f300 min kleiner
1964 dreigt aanzienlijk
mopilijker te worden
PRESSIEGROEPEN EN
INFLATIE IN DE V.S.
EEN ENKELE REIS VAN HONDERD GULDEN
l
1
1
1
KORT VERHAAL
HARRY BOUTS
MINISTER WITTEYEEN
het fundament
van uw vermogen
CENTRAAL ORGAAN
Proefschrift van
A. A. J. Smulders
m
8
Multiper
!5! MÜLt IP ER NA/.
Onroerend Goed
Ahorn" op gerief
DOOR
Wï
HET NIEUWE DAGBLAD
VRIJDAG 29 NOVEMBER 1963
COGNAC
Zet niet alles op één kaart!
Beleg gemeenschappelijk
In ruim 110 óndernemingen!
De A.B.M. belegt haar vermogen geheel in eerste kla*
Nederlandse aandelen. Het vermogen wordt beheer
door ervaren beleggingsspecialisten. Nadere b'J
zonderheden worden u gaarne verstrekt door u
bank of commissionair of door:
Blijffs
druk te vraten bij een ziekenauto
Zaten om de televisie geschaard
S
1/
Eerst hier de rust verstoren en dan
een enkele reis
AMSTERDAM, 29 nov. Onder zeer
grote belangstelling heelt de minister
van Financiën, prof. dr. H. J. Witte-
veen, donderdag voor het departement
Amsterdam van de Nederlandsche
Maatschappij voor Nijverheid en Han
del een rede gehouden over welvaarts
stijging en overspanning. Sprekende
over de belangrijke stijging van het
loonpeil die thans voor de deur staat,
vroeg de minister zich af, welke ge
volgen dit zal hebben voor het be
drijfsleven. Hij meende dat een ver
dere stijging van onze export moeilij
ker zal worden, en dat de winstmar
ges onder druk zullen komen te staan.
Een economische groei ..iet voortdu
rende tekorten aan werkkrachten moet
onevenwichtig worden geacht en oefent
een druk uit op de produktiviteit. Men
dient dan ook thans meer te gaan den
ken over een programmering op lan
gere termijn, waarin echter het gevaar
schuilt, dat wij slechts ten dele de
reacties kennen van deze langere ter
mijnplanning.
Daarmee alleen echter lossen wij het
probleem van de lonen niet op. In de
economische politiek moeten wij zo
snel mogelijk en zo goed mogelijk rea
geren, maar tevens met voorzichtig
heid en geduld. Het programma van
de regering voor economische ontspan
ning moet er toe bijdragen dit doel
te bereiken.
Dit regeringsprogramma voor ont
spanning van de arbeidsmarkt zal
een effect op de begroting hebben
van ongeveer 400 miljoen gulden.
Wij moeten echter afwachten hoe de
maatregelen zullen doorwerken. Wel
moet gesteld worden dat met de hui
dige loonoperaties de grens is be
reikt van hetgeen in deze situatie
mogelijk is zonder grote verstorin
gen te bewerken.
De gesloten loonovereenkomst moet
uiteraard worden gerealiseerd, waar
bij echter verwacht mag worden dat
het bedrijfsleven een zekere discipline
zal opbrengen in het prijsbeleid, en
dat de vakbeweging geen eisen zal
gaan stellen, welke uitgaan boven het
geen is neergelegd in de overeenkomst
met de Stichting van de arbeid. Als-
Wan hopen wij de ontwikkeling in de
hand te kunnen houden.
Voor het bedrijfsleven wordt dit, vol
gens de minister, een moeilijke opga
ve. De problemen waarvoor de bedrij
ven zich gesteld zien, zullen lastiger
worden dan ze geweest zijn. Het be
drijfsleven zal zich selectiever moeten
instellen bij zijn investeringen, en
marginale bedrijven zullen moeten af
vallen.
Het resultaat van een en ander
kan gunstig zijn, maar hangt af van
de vraag of men er in slaagt de hui-
Advertentie)
SAINT
MARTIAL
TINE
champagne
Ï.5.O.P.
dige problemen op te lossen. Wij we
ten, zo besloot minister Witteveen, dat
het bedrijfsleven veel vermag. Wij ho
pen dan ook dat het bedrijfsleven in
de komende periode deze moeilijke op
gave zal weten te overwinnen.
Onder de aanwezigen bevonden zich
verschillende prominente personen uit
het bedrijfsleven. Zo merkten wij op
dr. M. W. Holtrop, president van de
Nederlandsche Bank, mr. D. A. Del-
prat, voorzitter van de Kamer van
Koophandel, prof. dr. G. H. Verrijn
Stuart, voorzitter van de Sociaal-Eco
nomische Raad, de heer J. C. van
Marken, voorzitter van de Vereeniging
voor den Effectenhandel en prof. dr.
J. R. U. van den Brink, oud-minister
van Economische Zaken.
(Advertentie)
(Van onze soc.-econ. redactie)
DEN HAAG, 29 nov. De Neder
landse uitvoer is, zoals bekend, in de
eerste negen maanden van 1963 met
bijna 9 pet toegenomen, vergeleken
met de overeenkomstige periode van
het vorig jaar. De invoer steeg in die
zelfde tijd met 8,5 pet. Omdat het
absolute bedrag van de invoer groter
is dan dat van de uitvoer resulteerde
dit in enige toeneming van het tekort
op de handelsbalans, aldus het derde
kwartaalbericht van het Centraal Or
gaan voor de economische betrekkin
gen met het buitenland. Per ultimo
september 1963 bleek dat tekort 2.494
min te bedragen, wat 144 min méér
was dan in 1962.
Dit betekent, aldus het Centraal Or
gaan, dat zelfs Indien in het laatste
kwartaal geen andere ongunstige fac
toren gaan werken (een veronderstel
ling, welke met het oog op de kosten
stijging nauwelijks aannemelijk meer
is) voor het jaar 1963 in ieder geval
uit hoofde van het negatieve saldo van
de handelsbalans rekening zal moeten
worden gehouden met een verdere be
lasting van de lopende rekening van de
betalingsbalans met 200-300 miljoen
gulden. Aannemende, dat niet elders
compensatie wordt gevonden, zal het
overschot op lopende rekening over
1963 dan niet groter kunnen zijn dan
300-400 miljoen tegen 046 miljoen in
1962.
Over de ontwikkelingen in 1964 tast
men nog in het duister, zo meent het
Centraal Orgaan. De zeer aanzienlijke
kostenstijgingen en wellicht ook prijs
stijgingen, die kunnen worden ver
wacht, zouden betekenen dat de sedert
enkele jaren bestaande betrekkelijk
evenwichtige verhoudingen rond de
handels- en betalingsbalans niet onbe
roerd zullen blijven. Het Centraal Or
gaan schrijft in zijn kwartaalbericht:
Dat de internationale concurrentiepo
sitie van ons land in 1964 aanzienlijk
moeilijker dreigt te worden moge re
den te meer zijn om alle zeilen bij
te zetten."
Over de hulpverlening aan de ont
wikkelingslanden merkt het Centraal
Orgaan op dat, hoewel het met in
stemming kennis heeft genomen van
de door de minister van Economische
Zaken gebruikte argumentering, lui
dende dat de belangen van het Ne
derlandse bedrijfsleven in het oog moe
ten worden gehouden opdat worde
voorkomen dat door bilaterale huip
van andere landen traditionele afzet
markten voor het Nederlandse be
drijfsleven verloren gaan, het in de uit
spraak van de minister node heeft ge
mist wat naar de menning van het
Centraal Bureau het hoofd-argument
is voor gerichte hulpverlening, name
lijk de zoveel geringere kans op ver
spilling van de nu eenmaal, in ver
houding tot de zeer grote behoeften
onvermijdelijk beperkte middelen.
(Advrtentte)
yd
Uil le v. d. Kunstraat 275-285
Den Haag tel-r 11 6460 -
(Advertentie)
N.V. AMSTERDAMSE BELEGGING MAATSCHAPP'i
Keizersgracht 706 Amsterdam telefoon 020-67661
(Van onze hogeschoolcorrespondent)
TILBURG, 28 nov. Op het proef
schrift „Pressiegroepen en inflatie in de
Verenigde Staten" promoveerde donder
dagmiddag de heer A. A. J. Smulders
aan de Katholieke Hogeschool tot doc
tor in de economische wetenschappen.
Promotor was prof. dr. H. W. J. Bos
man. Dr. Smulders, geboortig uit Oister-
wijk is aan de Katholieke Hogeschool
assistent van prof. dr. P. P. van Berkum.
Hij stelt in zijn dissertatie dat er in de
VS vanaf 1945 tot heden noch voldoende
werkgelegenheid, noch monetaire sta
biliteit is geweest.
Door de activiteit van de machtige
Amerikaanse pressiegroepen is het niet
mogelijk gebleken om de beide doel
stellingen van volledige werkgelegen
heid en prijsstabiliteit door uitsluitende
toepassing van monetaire en fiscale
maatregelen simultaan te verwezenlij
ken. De inflatie in de VS hangt nauw
samen met het optreden van pressie
groepen in het economisch proces. De
economische macht van de pressiegroe
pen, met name vakbonden en oligopo-
listen, heeft hogere loon- resp. winst
inkomens afgedwongen dan de produc-
tiviteitsstiJging toelaat, waardoor een
opwaartse druk op het kosten-en prijs
niveau ontstaat.
Dr. Smulders stelt dan, dat de in de
VS ter bestrijding van deze belonings-
of inkomensinflatie gehanteerde midde
len, nl. monetaire, fiscale en antitrust-
I. jiS
politiek, op een mislukking _zS<e'1IYr'
lopen. De door de regering zaj i
voorgestelde belastingverlagingen
der wel de werkgelegenheid -es
vorderen, maar zal waarsciw
reeds bestaande inflatie*
versterken. De fout van deze
.aaicincii, "C irai va.. --
is wederom, dat zij aangrUP* a^V'
bestedingszijde en niet aan d®tf'&Jjt
zijde (de loon- en prijsvorming n»
pi,.'
aangetast. Dr. Smulders kom-cu K,
tot de conclusie, dat de Va en
len moeten bedienen van ee„'epie
dere maatregelen ondersteun jj.
aanvullende, loon- en prijsf*»1 eI) CN
Gezien de geringe integratie ,g
dinatie van zowel werkgevers- t
nemersorganisaties is een syst* teel ''cli
in Nederland in de VS momen j i
realiseerbaar; zodat de over'i t
rechtstreeks met deze materie 41
ten bemoeien. Deze bemoeie" jjjji
echtep niet te straf te zijn en j5cn
perkt blijven tot de zg. ..str®«iirer>
bedrijfstaken die voor de mon®
bilisatie het meeste gevaar °P
AMSTERDAM,
28 nov. 'm-
het bijvoegsel van de Staatse0j8i
opgericht de maatschappij tot
tie van onroerende goederen tfl
in Zaandam. Het doel is °n~,oeV V
het verkrijgen, vervreemden, Lp
den en exploiteren van onroere v
deren. Het kapitaal is f 1° ,nl. pLp
deeld in 10.000 aandelen op naa ^1
in nemen deel de oprichtster»*^
gingsmaatschappü „Finemos go v'.
bert Heijn" voor resp. 1950 en
delen. Directeur is „Albert nev
Mijnheer De Bruine kon zich niet langer
beheersen, hij voelde het bloed naar
zijn hoofd stijgen. Zijn hart, hij moest
aan zijn hart denken, zoveel kon hij
niet meer verwerken. Naast hem op de bank
zat zijn vriend zijn woede af te reageren in
halfgcsmooédè verwensingen; maar hij had
zich stilgehouden.' Een oud-notarisklerk ge
draagt zich nu eenmaal anders dan een"
oud-kapitein de heer De Bruine had nooit
ander gedaan dan zich stilgehouden,* zijn hele
leyjen lang en onder alle omstandigheden.
('Dóóe zich te concentreren op de bewegingen
yan de langharige jongeman in zijn rode,
veel te wijde trui en de veel te smalle broek
glimmend zwart vastgeplakt aan de dunne
benen, had hij het knetteren van de brom
fiets zonder al te veel moeite kunnen ver
dragen. Het was hem zelfs gelukt de sierlijke
lijnen van het voertuig te bewonderen en de
felle doch geraffineerde kleurencombinaties.
De hardnekkigheid van de jongen benauwde
hem nochtans na enkele minuten wachten.
Hij begreep het niet, het afwisselend prutte
len, brommen, knetteren en knallen van het
sierlijke monster. Het was hem volkomen
vreemd, beangstigde hem zelfs. Van Houten
drukte onbeheerst de overhangende takken
van de beukeboom weg, die dï bank geheel
omsloot, en stapte naar de jongen toe. Deze
lag languit ingespannen luisterend op zijn
brommer, ais een temmer, die kijkt hoe ver
hij kan gaan met het plagen van zijn
lievelingsleeuw zijn handen hielden het
stuur omklemd en streelden de gashandle.
Het verwonderde en verontrustte de heer
De Bruine dat de jongen zo langzaam
reageerde op de harde terechtwijzingen van
de kapitein. Ondanks zijn zeventig jaren had
van Houten niets verloren van zijn respect
afdwingende kracht, waarmee hij zijn man
nen in de oorlog onder de grootste gevaren
tot onherroepelijke gehoorzaamheid moest
hebben gedwongen. Het grootste gedeelte van
de kefferige bromfiets verdween achter zijn
enorme gestalte, maar met een tergende traag
heid zakten de voeten van de jongen naar
de grond. „Mijnheer wat hebt u? Wat moet
u van mij?" Hij had een heldere stem; niet
bang, niet brutaal, eerder verontwaardigd.
„Kwajongen, wil je wel eens maken dat je
wegkomt. Je verpest het hele bos met dat
rotding!" De jongen lachte hartelijk. „Ha,
die opa", riep hij, „die opa toch!" „Ver
keerd, helemaal verkeerd," bedacht mijnheer
de Bruine. „Zulke nozems moet mer. heel an
ders aanpakken." Deze gedachte veegde zijn
schuldgevoelens bijna helemaal weg; zijn be
sluiteloosheid kwam hem nu voor als be
dachtzaamheid. Het ergerde hem alleen dat
hij opeens aan zijn gestorven vrouw moest
denken, en vooral aan haar stem, haar
scherpe, krenkende stem.
„Dromer, je bent een halfzachte dromer."
Alle belangrijke beslissingen had hij aan haar
overgelaten, dat had ze hem nooit vergeven.
De herinnering dreef hem naar het ruziën
de tweetal; hij slenterde in een grote boog
naar hen toe in de hoop dat zijn vriend de
problemen zou hebben opgelost voor hij er
was. „Ha, is dat uw vriendje?" schetterde
de jongensstem, nu kwaadaardig omdat hij
weer aan zijn motor wilde gaan werken.
„Wat doet u daar met zijn tweetjes achter
die bomen? Wacht u op uw liefjes?" „Bru
tale aap, eerst hier de rust verstoren en dan
onbeschoft worden op de koop toe, vlegel, ik
zal je." Zelfs de vuisten van de kapitein
brachten de jongen niet uit zijn evenwicht.
Vol overgave bleef hij luisteren naar het rit
me van de motor. Dan schreeuwde hij
kwaad: „Verdomme ik kom speciaal hier
naar toe omdat de buren elke minuut naar
de politie lopen vanwege het lawaai en nu
begint u ook nog? Ik vertik het gewoon,
we wonen in een vrij land en ik heb net
zoveel rechten als u. Betaal ik daarom mis
schien mijn belastingen? Handen thuis opa,
u hebt uw tijd gehad. Alsof u ?ulke fijne
kereltjes bent geweest vroeger," Mijnheer de
Bruine bleef stom. Nozems, wezens van een
andere wereld waren het voor hem, onbe
grijpelijk en angstaanjagend. Hij beet op zijn
trillende lippen en verroerde.'zich niet. „Kom,
we gaan terug," brulde Van Houten hem
toei „In mijn tijd zouden we met zo'n ventje
wel afgerekend hebben!" In blinde woede
schopte hij tegen een steen en liep de weg
af naar het bejaardentehuis. „Tot morgen"
riep de jongen hun na; ze waren te ver
slagen om erop te reageren. „Zou hij toch
gekomen zijn?" probeerde mijnheer De Brui
ne. De kapitein haalde achteloos zijn schou
ders op, veor hem was de lol eraf. „Zo'n
vogel kan duizend andere plekjes vinden om
te zingen," zei hij kortaf. Er lag iets ver-
wijtends in zijn stem, hetgeen mijnheer De
Bruine niet ontging. „Zijn we daarvoor over
dat hek gekropen? Nu we hem eindelijk zo
ver hebban nat hij blijft zingen bederft zo'n
nozem de hele boel. Als ze ons nu nog snap
pen is het feest compleet. Dan is het afge
lopen met wegsluipen. Bah, om acht uur bin
nen zijn. Heb ik daar mijn hele leven voor
rondgezworven? Verdomme!"
De dienstdoende portier merkte niet hoe
ze hun stramme benen over het ijzeren
tuinhekje werkten. Niemand zag hen
binnenkomen, alle bewoners zaten om
de televisie geschaard. Hun gelach galmde
door de gang. „Ha, ik ben nog net op tijd
voor de quiz, gaat u mee?" De kapitein
trok de deur van de gemeenschappelijke zit-
kamer open, maar de notarisklerk liep door
naar zijn kamer. Hij ging aan zijn bureau
zitten, dat bijna de helft van het vertrek
in beslag nam, haalde zijn vulpen uit zijn bin
nenzak en scheurde een vel papier van een
nieuw schrijfblok. „Liefste dochter," schreef
hy in krullige letters, dan liet hij zijn pen
weer zakken en zijn blikken gleden door het
vertrek, naar het smalle bed tegen de muur
met de verkleurde bloempjessprei, het rek
met boeken, de leunstoel en de armetierige
geranium op de vensterbank. „Bah," zei hij,
„ba" en hij dacht daarbij aan de kapitein.
„Zij kon me misschien die zolderkamer
verhuren, waarover ze geschreven heeft. Ja,
dat doet ze wel. Verdorie." Het angstbeeld
van een vreemde stad met vreemde stra
ten en winkels drong zich ineens aan hem
op. Nieuwe dingen maakten hem bang, hij
kon ze niet aan. Daarom had hij vijf en der
tig jaren lang op hetzelfde notarisbureau ge
zeten ofschoon hij dozijnen kansen had gehad
om hoger op te komen, op andere kantoren.
Daarom ook had hij zich laten opsluiten in
het tehuis nadat zijn dochter was getrouwd
met een voor hem onbekende man in een
andere stad. 2iorgvuldig draaide hij de dop
weer op de pen en scheurde het blad in fijne
strookjes, die hij in de prullemand snipperde.
Hoe dikwijls hij zich ook had voorgenomen
naar zijn dochter te gaan, telkens als hij
ontmoedigd was, nu pas begreep hij dat hij
het haar nooit zou vragen. En morgen moest
hij met de kapitein naar het bos naar die
misselijke jongen Van Houten, zou zich
zeker niet laten wegjagen door zo'n nozem.
Het vooruitzicht maakte mijnheer De Brui
ne wanhopig, vooral omdat hij niet langer
op de zolderkamer van zijn dochter rekenen
kon.
Voor het eerst sinds zijn driejarig verblijf
in het tehuis riskeerde hij de sprong naar
de straat alleen. Die nacht kon de kapitein
niet slapen, omdat hij mijnheer De Bruine
om twaalf uur nog niet thuis had gevonden.
Zijn ongerustheid sloeg om in verbijstering,
toen hij zijn vriend de volgende morgen
om acht uur al aan de ontbijttafel vond.
„Vanavond zullen we geen last hebben van
die jongen," vertrouwde hij Van Houten toe.
„Daar heb ik voor gezorgd. U gaat toch mee
vanavond?" Ondanks zijn tegenzin dat
mannetje hing hem de keel uit met zijn ver
velende vogels en zijn schuw*? kop kon de
kapitein niet weigeren.
Om half negen 's avonds slopen ze weg.
Ze zwegen beiden, de kapitein omdat
hij zich zo langzamerhand begon te er
geren aan het geheimzinnige gedoe van
de kantoorklerk en mijnheer De Bruine omdat
hij zich niet wilde uitlaten over zijn list.
In een van de vele haarspeldbochten van
de steile weg, met uitzicht op de geel en
grauw rokende schoorstenen en de rechtlij
nige, verlichte straten, waar het donkere
blauw van de schemer was neergestreken,
stond een groepje mensen druk te praten bij
een ziekenauto. Agenten waren bezig de brok
stukken van een bromfiets bij elkaar te zoe
ken. Onmiddellijk wist de notarisklerk wat
er gebeurd was. Hij rende naar de agenten
en schreeuwde: „Dat is mijn schuld, dat
heb ik gedaan." De toeschouwers verstom
den en drongen naar voren.
Verstoord staakten de agenten hun bezig
heden, het was toch al zo'n vervelend kar
wei en nu kwam dat mannetje hen nog
langer ophouden. Ziende dat het heertje
herrie zou gaan schoppen, liet de sergeant
hem plaats nemen in de kleine politiewagen
en reed hem naar het bureau. „Ik heb het
gedaan, want ik heb gisteravond overal
spijkers rondgestrooid; die jongen wilde ons
ergpren met zijn brommer." Hoe vaker
hij de beschuldigingen herhaalde met
steeds dezelfde woorden in precies dezelfde
volgorde des te minder geloof hechtte de
sergeant eraan. Hij gaf geen antwoord, deed
alsof zijn aandacht volledig op de weg was
gevestigd. Via het kleine spiegeltje dat hij
iets scheef had gezet, keek hij naar het man
netje en verwonderde zich over diens chique
donkere pak, het gesteven witte boord en
het gladgeschoren gezicht. „Een werkje
voor de inspecteur," vond hij. Geen dom idee
om hem naar het bureau te brengen. Na
tuurlijk zou de inspecteur het zelf willen
opknappen en voor hij terug was hadden de
jongens daarginds alle rommel opgeruimd.
Misschien schoot er nog tijd over voor een
film, als hij dat verbaal een beetje vlug klaai
kreeg. Uiterst behulpzaam hielp hij de oude
heer bij het bureau uit de wagen, voerde
:iem naar net wachtzaaltje en ging verslag
uitbrengen bij zijn chef. „Hij kan het niel
gedaan hebben, de banden waren niet be
schadigd, geen spijkertje te zien. Trouwens,
die weg wordt elke ochtend geveegd. De
jongen is uit de bocht gevlogen, hi) reed vee)
te hard. We zaten hem achterna wegens die
rel in de Kerkstraat." Het schoot de ser
geant te laat binnen dat zijn vurig pleidooi
4«V/1
ook in zijn proces verwerkt moest worden en
dat ergerde hem. „De jongen heeft alleen
een been gebroken. Ik geloof dat dat heertje
een beetje getikt is," mopperde hij.
Het behoorde tot de vele theorieën
van de inspecteur, dat ieder mens
op een of andere manier moet wor
den behandeld. Hoewel hij zich voor
genomen had de spijkerstrooier zoals hij
hem in gedachten al noemde streng aan
te pakken kon hij het niet over zijn hart ver
krijgen het bleke mannetje nog meer te pij
nigen. Op een oud tramkaartje, goed wegge
borgen in zijn notitieboekje krabbelde hij
onleesbaar de antwoorden op zijn korte vra-
meewarig kijkende ogen, liefde, gehecht
heid, vriendschap? Dat hij juist hier de waar
heid moest ontdekken. Een ongekende woede
r.wol binnen in hem als een ballon, die zijn
ingewanden platdrukte. Hij rende terug naar
het tehuis, naar zijn kamer; haalde de kas
ten leeg en smeet alles in zijn koffer. Uit een
der laden van zijn bureau trok hij een giro
boekje en schreef in haastige letters op het
eerste strookje „Aan de commandant van
het politiebureau, Wilhelmplein 6, alhier. Eén
honderd vijftig gulden. Dan scheurde hij het
eraf en krabbelde op de rug*. „Voor nieuwe
bromfiets". Nadat hij zich ervan vergewist
had dat het ingevulde bedrag overeenstemde
met het laatste saldo op het girostrookje
en
ruimde hij het hele bureau lee.?n
de papieren tussen de kleren in zij'
Toen hij de gang doorliep
hoor^
gelach van 'mensen in iachte n»r,
„Weer die röt-televisie' ^eUr gi/t'
schamper en hij klapte "e ,r8fit ijj
achter zich dicht. Hij liep de "e
schamper en hij klapte de -t
ir zich dicht. Hij liep de iqK®.1 g-
naar het station. Voor een der zyn
de grote, bijna lege hal telde eCfl
na. „Ja mijnheer?" maande hem "js n* jj>)'
Iranrtipcvprlrnnor Wrtovor lcniïl
enkele reis van 100 gulden neem- 1
De verbazing van de zure "^ste
het raam dronk hij als zijn
cognac, het bedwelmde hem.
gen, Uw naam, adres, geboortedatum? Goed
mijnheer, U begrijpt dus wat voor onheil u
debt aangericht. Zover wij kunnen nagaan
hebt u een blanco strafregister en derhalve
u niet vervolgd worden." Hij gebruikte
alle clichéuitdrukkingen, die hij zich herin
nerde. Afstand scheppen noemde hij het.
een middel dat bijzonder gbed werkte. Zijn
vermaningen ontgingen mijnheer De Bruine
volkomen, hjj bespeurde enkel het diepe me
deleden, dat van de roodwangige politieman
afstraalde. Aanvankelijk begreep hij er niets
van, medelijden met hem, de misdadiger
Terwul de inspecteur hem naar buiten bracht
dwong nem een vaag wantrouwen rond te
kijken naar de agenten in de aangrenzende
kamer en de hal. Overal staarden dezelfde
ogen hem na, wat een arm mannetje, wat
een ongelukkig kereltje, en hij voelde zich
bedrogen. Ja, bedrogen hadden ze hem alle
maal, zijn vrouw net zo goed ais zijn dochter,
d» oude notaris, de kapitein, de directeur
van het tehuis, met hun blikken vol me
delijden. Wat had hij erin gezien, in die