Arbeidsinzet Luchtaanval Diefstal Invitatie 5 24 DECEMBEn 1964 PLTJS botters met kantoorpersoneel uit, er "^en aut° biet klandestiene papieren. En tussen dit aües ae eindeloze stroom van duizenden eoi duizenden Am sterdammers, vooral ouderen en jongeren, vrouwen en meisjes met de vreemdste vehikels en het won derlijkste schoeisel, maar allen met de honger op bet gelaat en de begeerte naar voedsel in de ogen Vooral ouderen en jongeren, vrouwen en meisjes, Ja dat moest wel, want mannen waren er met zo yeel, of ze durfden niet op straat. Op vlieringen en aiders en onder de huizen heerste een ongewone activiteit. Want op de avond voorafgaande aan de Kerstda gen werd in Amsterdam per aanplakbiljet bekend Smaakt dat allen in de jaren 1905—1928 geboren jannen op nader te bepalen datum bij de arbeids vet zouden worden ingeschakeld. Wie zich niet zou belden en ontdekt zou worden kostte het zijn wo- ft'hg en huisraad. .„„nn In drie dagen tijds waren in Rotterdam 50.000 jannen gegrepen en de Amsterdammers hadden ze ailgs zien komen, in rijnaken gestouwd. Den Haag v°lgde en Amsterdam wachtte angstig af. N. Kraak, Rotterdam: „Ik hoorde 's ochtends ge stamp van laarzen en ik keek voorzichtig door een sPleet in de verduisteringsgordijnen en zag vlak v°or de deur een mitrailleur. Iedere man moest ko- Vn, alleen maar even melden, zeiden ze, en dan •tocht je weer terug. Mijn vrouw zei „joh, ga nou °°k", maar ik had me altijd voorgenomen om nooit taar Duitsland te gaan". >.Het werd half twaalf, hè, en ik dacht „laat ik wch maar gaan". Maar ik was nauwelijks op straat ik kreeg er spijt van en ging weer terug. Maar toen richtten ze de mitrailleurs op me en ik moest Vl verder. We liepen naar Delft, met vijftienhon derd man en dertig moffen. Mijn plan was om ze te ^Vervallen en er vandoor te gaan, met zijn allen. Maar ze dorsten niet eens te plassen. Daar heb ik ®be vreselijk kwaad om gemaakt". ..In Delft moesten we in een school, en daar kreeg 'k een zenuw toeval. Ik kwam bij, we kregen soep en we moesten aantreden. We gingen in marstempo °P weg, en toen zei ik „Ik ga niet verder". Ik liet V vallen. Een dokter onderzocht me en ik ging l!aar het gasthuis. Dat was vrijdag. Maandag ging *k met een wagen van Van Gend en Loos naar huis Vrouwen, kinderen en oude mannen bleven over JV eten te halen. De tochten werden steeds moei- 'jker. Menige oude man bezweek onderweg, aan de ^?rRioeienissen, anderen kwamen op andere ma- aier aan hun eind. Vader en zoon liepen over een polderweg. Vader ,rekt de handkar, zoon duwt. Vader zegt „Gerard, ™acht eens even". De zoon staat stil en kijkt naar ?lin vader, die voorover leunt op de handkar. Hij k°mt dichterbij. Vader ligt dood over de rand. Mevrouw Van der Zwaan zegt: „we fietsen op een J^eg bij Nunspeet in de buurt. We kwamen een boe- Sjbar tegen, met een man en twee kinderen er op. 'otseling kwam er een luchtaanval. We gooiden Aze fiets neer en kropen in een greppel. Toen hoor- 2®h we een vreselijk gegil, de kinderen waren dood. J~ab had je zo de schrik te pakken dat je amper I1 ie fiets durfde gaan zitten". Mevrouw Durand: De jongens gingen naar Noord-Holland lopen. In Heemstede sliepen ze in een garage. In Alkmaar kwamen ze bij een boe- D-n, die hun te eten gaf, de sokken waste en zo. sjokten verder naar Anna Paulowna. Onder leg gapten ze een winterpeen, maar die boer zag bet en gooide ze een riek naar het hoofd. In Anna Paulowna hadden ze aardappelen gekregen, zeg Var gegapt, maar die werden afgenomen. Toen 2ei Piet: „Al schieten ze me dood, ik moet aard- aPpelen hebben". Toen hebben ze 's nachts een Paar planken gelicht van een loods en zakken vol aardappelen gestolen. Het duurde een week voor dat ze thuis waren, op van de zenuwen en ziek yan ellende. e jongens stalen als raven. Als er een schuit met «r aPPelen lag dan sprongen zeer op en gapten j, a hand vol. Die gingen ze dan meteen koken op Ooodkacheltje". n Amsterdam stuurde een bakker zijn klanten keurig briefje waarin stond dat hij niet meer de deur kwam, omdat er teveel gestolen werd overweg Broodslijter Kraak uit Rotterdam zegt: v, e liepen met blanke sabel en kaasmes naast de k^Sen. Ze overvielen de broodwagens als ze de kans d!ieSen. Ze hebben het mij een keer gedaan, voor de UitUr- Toen zijn ze ervan afgehaald door de vrouwen Ubuurt die zeiden „Als je aan ons brood durft kc- - °men dan vermoorden we je. bad diefstal en diefstal. lu 'efstal was: „We reden op een fietspad terug Vlar huis. Er kwam plotseling een Duitser naar ons en riep „absteigen". We konden praten wat we Suikerbieten uitkoken wilden", zegt mevrouw Van der Zwaan, „maar mijn neef moest van zijn fiets af en hem aan de Duitser geven. Nou, hij stapte af, maar op dat moment kwam er net een jongen aan op een splinternieuwe fiets. Die vond de Duitser een stuk mooier dus mocht mijn neef zijn fiets houden". Diefstal op grote schaal werd gepleegd om aan warmte te komen. Amsterdam bijvoorbeeld raakte 20.000 bomen kwijt, alle houten banken in plantsoe nen, 6000 ton geteerde houten blokjes van het weg dek, leuningen van bruggen en duizenden heesters. Huizen die leeg stonden waren in een minimum van tijd volledig onttakeld. Duizenden woningen zijn grondig gesloopt, alleen om aan hout te komen. „Ze gingen gewoon op rooftocht. In hun eigen huis hadden ze alle drempels en deuren, plinten en kastjes al opgestookt. Van het kabinetje was de hele vloer al in de kachel verdwenen. De trapleuning was al heel snel verdwenen. Dus ze gingen gewoon andere huizen binnen en haalden de deuren er uit". „Wij hadden een boom in onze tuin", zegt mevrouw Durand, en de jongens wilden hem doorzagen, maar ik hield ze steeds tegen. Op een gegeven dag kwa men ze zeggen „moeder de boom is half doorge zaagd, we zagen hem straks helemaal om". Even la ter kwam er een gillend van het lachen binnen „moeder het hoeft niet meer, hij is al weg". Kerstmis 1944. Feest van honger en kou. In de kranten stonden ook feestrecepten, van tulpenbol len en suikerbieten. Er stond een bericht in met het kopje „Pulp is voedsel". En wat voor voedsel. Een jongeman zegt: „Met mijn zus zat ik in een veewagen om naar Drente vervoerd te worden, waar eten was. Ik was acht jaar. Toen trok iemand aan mijn mouw. Het was mijn vader. Hij zei, „Jan, hier heb ik een paar lek kere pulpboterhammen voor jullie. Niks tegen moe der zeggen hoor". Even later trok weer iemand aan mijn mouw. Mijn moeder. Ze zei: „Hier Jan, een paar pulpboterhammen. Maar niks tegen pa zeg gen, hoor". En in Amsterdam stuurde iemand kaartjes rond, met mooi getekende blaadjes hulst en de tekst: Uitnodiging tot bijwoning van een genoeglijk kerstfestijn, Toegangsprijs: 1. vijf aardappelen 2. min. 2 cm kaars o.i.d. 3. 3 sneedjes brood 4. 1 turf o.i.d. 5. eetbaar extraatje Het zal me het kerstfestijn wel geweest zijn. JAN HEEMSKERK. KERSTMIS 1964 en Kerstmis 1944. Twintig jaar verschil en tegelijk een hele wereld. Als men achteraf nagaat, wat er in die luttele jaren in ons land veranderd is, hoezeer de omstandigheden zich ten goede hebben ge keerd, is het maar met moeite te begrijpen, dat daar zo korte tijd voor nodig is geweest. Dat in twintig jaar, nog geen generatie later, de vruch ten van de overvloed vaak gedachteloos, ja zelfs soms met wrevel, geplukt worden, begerig als wij zijn naar een nog grotere welvaart, naar nog hoger loon, naar nog meer vrijheid. Natuurlijk zijn er nog wensen, redelijke wensen, zoals meer en betere woningen tienduizenden gezinnen of echtparen-in-spe voelen zich niet welvarend, zolang zij nog niet de beschikking hebben over een menswaardige woonruimte, de vloek van deze tijd maar het is daarom niet minder nuttig zo tegen het einde van dit jaar even ach terom te zien. Zich er even van te vergewissen, met welke omstandigheden wij toen, twintig jaar terug, genoegen namen, genoegen moésten nemen, hoe blij wij waren met het geringste, het poverste. Wij staakten niet om hogere ver diensten, wij staakten uit verzet tegen de onder drukkers. Wij staakten niet omdat wij op ande ren, die meer verdienden, afgunstig waren, maar onze staking was, in 1944, een daad van solida riteit, van bewogenheid om ons gemeenschap pelijk lot. Onze verslaggever Jan Heemskerk, heeft eens onderzocht, hoe twintig jaar geleden in de di verse gebieden van ons land de situatie zich af tekende. Hij is gaan praten met mensen in het bezette en het reeds bevrijde Nederland, als mede met personen die omstreeks Kerstmis 1944 in de frontlinie verkeerden. Zijn indrukken treft u aan op deze en de volgende bladzijden. Als contrast met de toestand van twee de cennia geleden hebben wij op de pagina's 8 en 9 het leven van vandaag ir beeld proberen te brengen. Kijk en vergelijk....

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1964 | | pagina 21