de geheimzinnige snoepjes
PLUS 8 JANUARI 1965 12
ROBBIE LOOPT VLUG over een heleboel rot
sen heen en op zijn roep draait een kleine,
hem wel bekende gestalte zich om. „Dus ze
hebben jou ook hier heen gebracht!" roept Maarten
uit. „Ik dacht het wel toen ik zag dat ze je om
laag haalden met die plantenstengels, net zoals ze
bij mij deden". „Wat! Wil je zeggen dat jij naar
ditzelfde eiland werd geblazen?" hijgt Robbie. „Na
tuurlijk", zegt Maarten. „Ik was hier toen jij en
die vis overvlogen, maar jullie letten veel te veel
op die palmboom om mij op te merken!"
DE VREEMDE SOLDAAT wijst met zijn speer naar
omlaag, zodat er geen twijfel bestaat aan wat
hij bedoelt. Robbie daalt voorzichtig af in het
gat. Bijna meteen wordt het ronde deksel boven
hem dicht gedaan, zodat het nu ineens helemaal
donker is. Langzamerhand beseft hij dat het bene
den licht wordt en als hij de ruwe treden is afge-
kropen komt hij uit bij de zee en een paar kleine
rotsen. Als hij van de ene op de andere klautert
houdt hij plotseling stil en staart alsof hij zijn ogen
niet kan geloven!
ALS ROBBIE ZICH omdraait om te kijken waar
Maarten van is geschrokken, ziet hij iets uit
het water opduiken. „Het is een vis. Het is
MIJN vis! roept hij „Dus jij bent ook in veilig
heid!" „Ja, ik ging weer heel langzaam omlaag,"
zegt de vis. „En wat was ik blij ,dat ik weer in
zee was! Teen dacht ik: Kom, zwem eens rond
en kijk eens waar die beer terecht is gekomen."
„Jij bent goed af", zegt Robbie. „Jij kan naar huis
zwemmen, maar wij blijven hier gevangen." „Maar
natuurlijk kunner jullie ook naar huis gaan." zegt
de vis. „Kijk maar eens wat er gebeurt"
ALS ROBBIE OVER de blijde verrassing heen
is, dat hij weer met zijn vriendje is verenigd,
moet hij Maarten vertellen over die vliegen
de vis. „En nu is er iets dat me dwars zit", zegt
hij- „Waarom hebben ze ons hier opgesloten?"
„Daar heb ik ook over nagedacht", zegt Maarten.
„Het is een soort gevangenis-in-de-open-lucht. Er
is geen ontsnapping mogelijk alleen in de zee. Nie
mand kan die rotsen beklimmen en bovenop die
tunnel zit een deksel." Hij draait zich meteen om.
„Wat is dat?" roept hij. „Kijk eens vlug achter
je, Robbie!"
VOOR HIJ VERDWIJNT duikt de vis weer op
om nog iets te zeggen. „Ik kan niet wach
ten. Ik heb nog eer heel stuk zwemmen voor
de boeg", zegt hij. „Als jullie nog een paar van
die dingen hebben waardoor jullie kunnen vliegen
kun je ze beter vlug inslikken. Ik zal een paar wal
vissen en bruinvissen waarschuwen om voor jul
lie te zorgen als jullie soms te gauw weer naar
beneden vallen". Hij verdwijnt in een werveling
van water en schuim en als Robbie zich omdraait
ziet hij waarom de vis hen heeft aangespoord haast
te maken
DE VRIENDJES kijken om er achter te komen,
wat de vis bedoelt. „Ik zie daar alleen het
eiland", zegt Robbie. „En een bewaker die op
de top van de rots heen en weer loopt om op te let
ten of we niet ontsnappen door dat gat, en de wind
gaat steeds harder waaien." „Ja, maar zeggen die
bomen jullie niets?" zegt de vis. „Zie je niet dat
ze naar de andere kant buigen? De wind is ge
draaid en zal jullie nu thuisblazen." Met deze woor
den springt hij weg van rots naar rots en duikt te
rug in de zee.
LS ZE UIT DE tunnel komen, gaat de donkere
soldaat aan het hoofd om Robbie en Maarten
naar het kamp te brengen. De twee vriendjes
grijpen hun kans en slikken de verkeerde snoep
jes in. Maar jammer genoeg keert de man zich
juist om als Maarten zijn tweede snoepje neemt.
Hij scheldt en wijst, wil nieuwsgierig een snoep
je zien, dus Maarten geeft hem zijn laatste. Rob
bie en hij keren hun zakken om om te laten zien
dat ze er niet meer hebben. De man fronst zijn
wenkbrauwen en kijkt er erg argwanend naar, hij
ruikt er eens aan en stopt het in zijn mond.
DE PLOTSELINGE verschijning van de ontzag
wekkende wachter brengt de twee vriendjes
zo in de war dat ze alleen maar kunnen gehoor
zamen als hij hen terug naar het gat brengt. Als
ze de ruwe treden weer opstommelen, verzamelt
Robbie al zijn moed en spreekt tegen Maarten. „Ik
heb nog twee van die rare snoepjes over", zegt
hij. „En hoeveel het jij er nog?" „Ik-ik denk een
stuk of drie", bibbert Maarten. „Laten we ze in
slikken als we de kans krijgen". Dan grauwt de zwar
te man nijdig en haasten ze zich weer voort.
!.V.V.V.V.V.V.V.V.V.V.".VW.V.V.V.V.V.VAV.V.W.V.