TOM POES en de vuursalamander Tomatensoep moet van zijn PROBLEEM AERDENBERG ALS U HET VRAAGT Alfredo KUYPiï HET VALSE HOOFD Pelsjagers van Rio HET VERWENSTE LAND HET GROENE LUIPAARD door Marten Toonder HET NIEUWE DAGBLAD DONDERDAG 25 FEBRUARI ±965 PAGINA 5386 Heer Ollie keek de verdwijnende gestalte van de markies met groeiende toorn na. Hij volgde hem zelfs tot het tuinhek, terwijl hij met witte knokkels de staf van Merlijn omklemde. „De brutaliteit!" mompelde hij. „Hoe durft hij me beledigen op mijn eigen gazon? Hoe vreselijk is dit al les! De een noemt mij een bolle geldbuidel en de an der zegt, dat hij het daarmee eens is! Het is maar goed, dat mijn arme vader dit niet hoeft mee te ma ken „Trek het u niet aan", zei Tom Poes sussend. „Het komt allemaal van dat zogenaamde geheime genootschap. U had daar niet mee moeten beginnen". „Ook dat nog", zei heer Bommel bitter. „Begrijp je dan niet, dat een heer van mijn stand toverkracht no dig heeft om vandaag de dag overeind te kunnen blij ven?" Op dat moment verscheen er een nieuwe bezoeker in het gezichtsveld. Het was de ambtenaar eerste klas se Dorknoper, die voor het tuinhek halt hield en be leefd de hoed lichtte. „Mijnheer Bommel O.B.,als ik me niet vergis?" sprak hij. „Mag ik even storen? Blijkens mijn gegevens hebt u vergeten om te betalen voor uw werkgeversvergun ning. De eerste termijn van uw levensbelasting is trou wens ook vervallen. En mag ik uw kasteel-permissie even inzien?" W-wat?" vroeg heer Ollie met trillende stem. Hij liep rood aan, doch de plichtsgetrouwe beambte liet zich hierdoor niet uit het veld slaan. „Uw kasteelbewoningsvergunping", verduidelijkte hij. „En, wanneer u toch bezig bent, uw tuinconcessie ook, graag".. Nu werd het heer Bommel te veel. „Er komt een einde!" riep hij uit. „Zelfs aan het geduld van een heer!" En met deze woorden wees hij de onthutste ambtenaar op krachtige wijze de uitgang. door OLAF J. DE LANDELL Lezers schrijven de krant KARL MAY om eetzuJK fé* ZTuAr, &£fj IK usee, tu een ee/soetzoe ToeST/FHD vee-, &GM U/GP SToMuSGG OPGeSLoTGM Me7- a/st goudgn mpsug/z en ner no Ge mpputg hoofd vPn fp ptps/o SPGoerje urn. Me oost oor Hoofd FFnemen ■••om oe onscnucD uoH Zsjn 8esre tseteno re 3eus/j2en... hls hij "Zich Dao&ua/s meesTep Moaut. m/sluut oe USC OOK. D/E tu zo Ge- Dc/CD/Cr Vo O/Z 3 eg e/DDE SPMMGPC/SK.'.. ...FfPPe /K ZPL Dar moo/g £>gu//js Mer /V/va/ ppnsTeue/z t/ee~ öpp\tDenJ... De car, e>/e De cooPGpan C/pm Geve/zoac znn- TPS UFPuiGLD hsbbgh..^ ■FPunen hep se niet ?o Goeo uit (ZeDDent hmh.. der /s joh Mee, oft nf- CeMaaKTe Hoofd Zou Me GeDueeuDe speen /MCoGKHTo HE88BH UUM- Nen lot en "cueeuen". sp letKE/z.' fff- tS/P IS ZHCHT pes een cfm- Msrseence- HooeZPPM/ OPT zpc sg z/enf /N TeGeMSTeCLMG TOT PU- oe/ee oepHGN Spcsojt de- Ze /3ouenoten Geen tscscse mpf/z uspre/e.'... cppt hst mum zrets. ff/fm/p.' DPT zou een Moo/e pt- rePCrte voo/Z onze uoo/3- Srecc/nG Z/jN.' en.. us/c se Me hgah P/er ve/zeso- Moot Ztrrets. FPFN/e/ De Wadders ne/e/nnee se se mog.'opt ts oe pp/SS, Ore us/s ee- rppco pee een, uoop oe SMC/PP, d/g ug HPD! roe/s pes se scjecp. re zespe/s dgoppm? nu Doe se dogog zpkg/s.'<r onnes se/se" óe/sr een fis ne untsL.' PAUL VLAANDEREN otó. DAN STOPPEN WE VOOK DE LUNCH. Advertentl» MOCO ©PIB CQPflMMlB 83 Dat ik hem al lang beu was, en niet de minste belangstelling had voor zijn leven, dat ik me mét mijn hele geest van hem afgewend had, heeft hij nooit kunnen of willen begrijpen. Ik geloof, dat hij daarvoor te ijdel was." Terry knikte. „U zult het misschien vreemd vinden, dat ik zo spreek over mijn broer vervolgde Henri van Doff, „en ik weet, dat elke onprettige uiting van mij in m'n nadeel pleit. Maar dat verandert niets aan de waarheid. Ik hoop, dat u die begrijpen kunt. Ik ben helemaal niet bedroefd over de dood van iemand, die mij, uit wraakzucht over zuivere waan-ideeën, uit rancune over door hem zelf gefantaseerde, door mij gepleegde beledigingen en onrechtmatig heden, mij het leven op zo'n geraffineerde manier verbitterde, dat ik niet anders kón dan hem uit de weg gaan en negéren." Terry knikte weer even. Burgheem keek ons aan met een zachte glimlach en boog het hoofd als een ernstige bevestiging van wat wij hoorden. TT 1 „Het verbaast me," zei Terry voorzichtig, „dat u met hem in hetzelfde huis £1011(1611 lil VerkeCT bleei wonen „Ja," gaf Van Doff toe, „dat lijkt ook verbazingwekkend. Maar dat komt, omdat wij in het huis hebben gewoond van onze geboorte af. Ik ben er in elk geval geboren. Onze hele jeugd ligt daarin. Mijn ouders zijn er allebei gestorven, en we hadden er zo ontzaggelijk veel herinneringen, dat noch mijn broer noch ik ertoe kwam, het huis te verlaten. Want vergeet u niet: wij waren allebei celibatair, en waar moet een vrijgezel alleen naar toe? Het verschil tussen een gehuurde kamer, ergens anders, al is het appartement ook nog zo luxueus, en een ouderlijk huis, waar je altijd gewoond hebt is zo groot, dat ik er steeds weer voor terugdeinsde, te verhuizen. Daarbij komt nog, dat ik dan het hele huis aan mijn broer had overgelaten Hij was slordig, en gaf niets om inrichting of verzorging. De laatste tien jaren heb ik het onderhoud van het huis bekostigd. En het trof mij in mijn eer dit huis te verlaten, waarvan ik zoveel hield, en het dus te doen verslonzen briek in ziin huidige vorm zal hand- alleen voor een broer, die zo'n opoffering niet waard was, in mijn ogen! haven. Zij voldoet, om een gemeen- Hij van zijn kant zal wel net zo gedacht hebben.'plaats te gebruiken, aan een behoef- „Hebt u het nooit ernstig overdacht?" polste Terry. te. •i 7an,D,off toe" "Heel vaak- Er waren dikwijls ogenblikken, dat ik dacht: „dit houd ik met uit, er móét een eind aan komen." Maar als dan Nu zou ik mijn hart eens willen 's morgens de zon scheen, en het huis er weer zo alleraardigst en vertrouwd luchten over de honden in het ver- uitzag, dan besloot ik: „het gaat toch nog wel," en dan bleef ik maar weer. heer. Jammer dat honden niet kun- Het gekke is, dat ik, juist na zo'n plan om eruit te gaan, als reactie het huis nen lezen> want daardoor ben ik ge- zoveel aantrekkelijker vond; dan trof me altijd wel een détail, de gang noodzaakt mij tot de eigenaars daar- met de trap, of de huiskamer, of de kamer van mijn moeder,dat ik zeker van te wenden en tevens tot de ver wist, er geen afstand van te kunnen doen. En dat had'ik dan zoals ik eniging(en) van dierenbescherming, al zei, ook beslist niet voor mijn broer over. Ik kon het me levendig voorstellen. Terwijl we daar zo zaten, bekeek ik O ja, ik weet het. Het is een kwestie het gezicht van de zieke kritisch, en het was me onmogelijk, er e'en moorde- die al heel wat keren aan de orde is naar in te zien. Hij had een aardig gezicht en zo zachtmoedig, dat ik me Keweest- We weten het al: de honden van hem juist de genegenheid voor het oude huis zo uitstekend kón indenken moeten aan de lijn worden gehouden! „En als ik het vragen mag," ging Terry voort, „had u dan geen serieuze plannen met madame Enbourg?" (Wordt vervolgd) De rubriek „Lezers schrijven" 's vast niet de minst gelezen rubriek- Hierin immers kunnen wij, lezers- ook eens ons hart luchten. Het is mÜ opgevallen dat het altijd een „nette" rubriek is. Geen scheldpartijen tegen bepaalde personen of instanties, zoals die wel worden aangetroffen onder: ingezonden! Ik hoop dat de redactie deze ru- Aavertenue llllini!' 111 11111111 BESSEN i ma Dte D/SPPC* /S onSCHP- OFC/SZC SULDE COFGM Geen er/KBC PGfS? SWAN FEATURES erst van te overtuigen of rqen v/el, uitwfjkeh óf fefamé'n, opdat men' 87. Ofschoon we allebei stevig waren gebonden, slaagde ik er toch in, het mes te pakken te krijgen en Sams boeien door te snijden. Even later had de kleine man ook mij bevrijd. De grote vraag was nu, hoe wij aan wapens moesten komen. Toen wij omzichtig naar buiten keken, merkten wij dat het al licht begon te worden. In het dal zag ik tot mijn grote vreugde Swallow grazen en de aanblik van mijn trouwe makker deed mij onmiddellijk van m'n plan afstappen te voet te ontkomen, ofschoon dit wellicht eenvoudiger zou zijn. Op korte afstand van Swallow graasde ook het paard van Winnetou Verder zag ik nog de bruine hengst, die Will Parker had meegebracht. Als wij nu maar wapens konden krijgen en de paarden konden bereiken. Voor wa pens scheen gezorgd te zullen worden want ik hoor de Sam opgewonden tegen mij fluisteren, dat hij een Ponka met zijn Liddy zag zitten en dat hij al wist, hoe hij het terug kon krijgen. Mijn aandacht werd op een onplezierige manier van Sams plan netje afgeleid. Parranoh kwam aanlopen! Recht liep hij op de grot naast de onze af en even later kwamen Winnetou en Harry geboeid naar buiten. Er was geen tijd te verliezen. Onze vlucht kon elk ogenblik worden ontdektl smm FËMvfttt annul! n/kkü fwaosTRu> 59. Piet Loeris begon te glimla chen, toen hij de knop van de zo listig gecamoufleerde deur onder zijn ge oefende vingers voelde bewegen. Toen deze geheel open was, gaf hij zijn metgezellen Sientje en inspecteur Par- bleu een seintje om hem te vol gen en even later slopen ze met z'n drieën door een met blauw fluweel beklede kamer, waar een luxesu schrijfbureau stond. Dat weelderige meubelstuk interesseerde de de tective allerminst, maar wat eróp lag trok in sterke mate zijn aan dacht. Het was een sierlijk ebbenhou ten doosje met een fraai geciseleerd metalen slot. „Geef es een haarspeld, Sientje," zei hij zachtjes: „Het zou me niks verbêzen, als we niet voor 'n nieuwe surprise komen te staan, 't Kan best zijn, dat de kleine tapijtke ver van een Hat Si Kee het Groene Luipaard in dit doosje bewaart". Be reidwillig als altijd stond Sientje hem een haarspeld af en even later klikte het doosje open. Er zat echter geen juweel in, maar wél een briefje waar op met duidelijke letters „GEHEIM" stond. De detective scheurde het open en las het hardop voor. „De krokodil draagt een vetercorset. Stop. Tante Coba is gaan vissen. De strafschop wordt morgen genomen." Sientje en inspecteur Parbleu keken Piet Loe ris niet begrijpend aan. „Wat moet dat nou voorstellen?" verbaasde de kleine Fransman zich. „Daar valt nou letterlijk niets uit op te maken!" Maar de meesterspeurder bleek daar heel anders over te denken. „We zijn op het ogenblik in groot gevaar", zei hij ernstig. Er vinden nog steeds mensen de dood door de schuld van de loslopen de honden. Alle automobilisten en an dere rijdende verkeersdeelnemers zullen wel eens 'n hond voor hun wie len krijgen. Meestal loopt het nogal los. Het dier en de mens komen et ;dan goed vanaf. Elk redelijk mens zal trachten het dier niet te verwon den. Nu is het ellendige: hoever moet je dierenliefde gaan? Moet men on der alle omstandigheden het dier spa ren? Nu zal dezelfde redelijke mens het hoofd schudden en zeggen: het is soms „honds" om door te rijden in gevallen waarop het aankomt op mens of dier. Nu weet ik uit ervaring dat de eerste reactie om het dier te sparen, is: remmen of uitwijken. Met een snel voertuig moej. menui^rst snel beslissen. Toch dient men zich er eerst vqn.Je.ove mag geen mensenlevens in gevaar brengt. Dat betekent dus dat men eerst even in de achteruitkijkspiegel of zijspie gel zich daarvan moet overtuigen en dat kleine ogenblik kan nu juist voor de hond fataal zijn, maar voor een medemens of voor eigen leven de redding. Wellicht herinnert men zich wel een krantenbericht van mensen die een manoeuvre om een hondenleven te redden, met hun eigen leven moes ten bekopen of daarmede een ander mensenleven opofferden. Menselijk gesproken mogen we toch stellen dat de mens boven het dier staat.Ik weet dat door mijn suggestie eerst zich overtuigen of men kan remmen of uitwijken, nog meer hondeslacht offers zullen vallen en bepaalde die renliefhebbers zullen die suggestie abrupt vinden, zo niet erger. Toch raad ik iedereen aan die suggestie in praktijk te brengen. In de watten te worden gelegd Is voor niets en niemand goed. Niet voor de automobilist en niet voor de fietser, en evenmin voor de noncha lante bezitter van een huisdier. Want het is toch eigenlijk niet de loslopen de hond, die in bovengenoemde si tuatie de schuld draagt, maar de eige naar ervan. Wie een huisdier tot zijh metgezel kiest zal daarvan de conse quenties aanvaarden, de iusten en de lasten, anders is hij het dier niet waard! De Dierenbescherming is actief en elk weldenkend mens zal die activi teit toejuichen en ondersteunen. He4 kan echter óók een vorm van dieren- en mensenbescherming zijn, als roe" huisdieren in hun bewegingsvrijheid wat beknot. Herinnert U zich de periode van hondsdolheid van een poosje gelede"1 nog? Er kwam toen een wettelijke bepaling dat de eigenaars de viet' voeters op straat aan de lijn moesten houden en legitimeren met een pen' ning, die het bewijs vormde dat de hond in kwestie de vereiste prik ba<J gehad? Dat was voor mens en die" een veilige tijd. Ik hoopte toentertiJ" dat de gemeenten het grote nut vah die anti-besmettingsmaatregeleI" leerden ervaren. Het heeft helaa niet zo mogen zijn. De oude toestand keerde weldra terug toen de honds' dolheid was verdwenen. Ik weet ook wel dat men niet alles aan „banden HUDUIKT fiLMEEC DAM EEN UUe.UMOET HEM LATEN OPHOUDEN, MRJ002. i DhT mare RAN M'J DAT WRS HET V002 VANMOEÖEN, VLAAUDEEEN. DE ZÜUKSTOF RAAKT OP. THUIS HEB IK NOGMEEE CYLINDERS. moet leggen. We mogen al zoveel ni® en we moeten al zoveel wettelijk" voorschriften opvolgen en naleven- maar zou het beslist niet voor hondeneigenaars mogelijk zijn wat meer liefde voor hun dieren en medemensen te toijen door hun liev",' lingen onder hun hoede te houden- ilijk van Ik weet ook dat de wet eigen alleen maar in de hoofdregels het verkeersspel voorziet (kan voor' zien). Maar of de deelnemers spoTK taan en sportief meedoen dan w treiterend minimum-prestaties ^eVf'e ren, och, dat is allang geen kwesti meer van wet. Dat is gewoon kwestie van fatsoen, van burgelij k beleefdheid, van sportiviteit, van s°' ciaal aangepast zijn en misschie ook wel van geestelijke volwassen heid. P. VAN THlEk Overveefl

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1965 | | pagina 2