(„Over drie jaar word ik er hier toch uitgetrapt") BOULEVARD Dansen Mr. P. P. Agter, burgemeester van Asseiv I MJÈ W HOUDT OEWEN TETTER Carnavals- repertoire Oeteldonk Krabbegat HET NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 27 FEBRUARI 1965 PAGINA 6 'fDoor HENK SUftR) De burgemeester van Assen, mr. P. P. Ag> ter, heeft beweerd dat wij Nederlanders akelige, stijve lieden zijn. Van een zodanig kritisch geluid uit de wereldstad Assen kijkt men onwillekeurig even op. De heer Agter blijkt niets te willen terugtrekken: Hij heeft dit inderdaad gezegd bij de opening van de Hore- caf-tentoonstelling in Zuid laren. En zijn gehoor is er niet eens zo verschrikke lijk van geschrokken. Lang zamerhand begint men in het vanouds stille Drente een beetje te wennen aan deze vrijmoedige burge meester die een porders- taak („Opstaan....!") op zich genomen heeft. „Burgemees ter van Assen zijn is in deze tijd ongeveer het mooi ste wat er is," roept hij mij enthousiast toe. Een forse, joviale man van 61 jaar, zo te oordelen iemand met een paar stokpaardjes, maar een weinig conformistisch PvdA-aanhanger; zelf komt hij uit Utrecht, waar hij ook gestudeerd heeft. Lange tijd is hij directeur ge weest van een psychopaten- asiel in Groningen, maar dat werk was hem op de duur te zwaar om er gezond zijn pensioen in te halen. Nu is hij sinds zeven jaar burgemeester van de Drent se hoofdstad, en tevens voor zitter van de Provinciale Drentse VW. Assen. Stapel maar wat eigenschappen van oude Nederlandse provincieplaat sen op, geef het een keu rig en vooral rustig aanzien en laat het beeld verder niet verstoren door hetgeen mis schien ooit rondverteld is over de jaarlijkse TT-wed- strijden, want dat heeft niets met het nette stadje te ma ken. Ik hoef de burgemees ter niet op de hoogte te stellen van mijn vooroorde len over Assen, want hij heeft ze duizend keer moe ten aanhoren. Languit strekt hij zich uit in de gemakkelijke stoel te genover mij om zijn stad te beschrijven. Het is een stad, want Lodewijk Napoleon heeft het stadsrecht gegeven. „Op de valreep. Ze zijn geen cent waard, maar het werkt altijd als je er over begint. Het is aardig om er Hoogeveen mee te pesten." Kort na zijn komst als burge meester ervoer de heer Agter waar hij aan toe was toen hij met zijn echtgenote 's avonds op een terrasje een glaasje ging drinken. Zoiets kon niet; dat heeft hij een paar weken lang moeten horen. „Door een geluk kige mazzel," zo vertelt hij, „werd Assen aangewezen als plaats met prioriteiten voor in dustrie-vestigingen. Wij hadden grote industrieterreinen beschik baar, maar het deed mij vaak denken aan de voetballers var UVV vroeger: zukke dikke dijen, maar zukke dunne armpies. Het stelde voorlopig niks voor. Als ik bij fabrikanten kwam praten over vestiging, riepen ze: „As sen, nooit van mijn leven! Daar ben ik vroeger soldaat geweest. Wat een ellende." r-\ v -■"TBiiriWHTliT Burgemeester mr. P. P. Agter samen met Bartje in het hart van de gemeente geplaatst. heksen en suukerbietels wwwwwwv Wij moesten proberen het ka rakter van een stijve en ver velende stad te doorbreken, anders konden wij wei ophou den. Maar dat is wat hoor. In die eerste jaren zwierf je als een gek door Europa om bedrijven te organi seren; als een heel klein jongetje tus sen de reuzen. In '60 wilden wij een vliegtuig vol journalisten uit Holland naar Assen halen, maar vlak voordat wij zouden opstijgen trok de lucht potdicht met mist. Het hele peloton werd in taxi's gestopt en daar gingen wijWij hadden er een gekkenhuis van gemaakt, met Dorus, en Rika Hopper nog, die in Assen is geboren. Langzamerhand is het gekomen. De eerste was een fabriek van scheepsap- paraturen, die uitgerekend in de droogste provincie van het land moest zitten." Hij springt overeind en beent met grote passen door de met so bere chic verzorgde burgemees terskamer. Heel energiek; en zijn verhaal komt eruit als een toe spraak, waarin hij meedeelt dat er nu 25 industriële vestigingen bijgeko men zijn; en dat er een mentaliteits verandering bewerkstelligd moet wor den; en dat de N.A.M. er zijn hoofd kantoor vestigt; en dat er een stad gebouwd moet worden met alle as pecten van Drente, vol leven, sport en cultuur. Naar ,,het onderwerp" geloodst, gaat hij uitvoerig in op hetgeen hjj in Zuidlaren heeft betoogd. „Het Neder landse volk is in de grond een zeer de mocratisch volk. Wij leggen respect aan de dag voor eikaars geloof, en zovoort. Maar in onze levensvormen zijn wij om de bliksem niet democra tisch. In het maatschappelijk verkeer handelen wij als gevangenen. Wij zit ten gevangen in de hokjes- en vakjes geest. Die is hier in de stad sterk aanwezig. Waag het niet in het café te komen dat in een vakje van een ander thuishoort... Over drie jaar word ik er hier toch uitgetrapt, dus het mag gerust een keer gezegd wor den. In de ons omringende landen zijn de omgangsvormen veel gemak kelijker. In Frankrijk, Engeland en Denemarken, daar mag de burge meester best naast de metselaar een pilsje aan de tapkast drinken. Die Horeca van ons is ongelooflijk kramp achtig. Die doet er niks aan Er is geen durf om dat gepeuter en geprie gel te doorbreken. Kijk nou eens naar een Engelse pub, of een bistro, of een Bierkeller, daar schuif je ge zellig bij aan een lange tafel. De sfeer wordt daar met heel eenvoudige middelen opgeroepen. Moet je hier een restaurant of een café binnen gaan... Begrijp mij goed; Ik wens niet dat alles genivelleerd wordt. Ieder kiest de gelegenheid naar zijn eigen sfeer. Maar het moet hier wel omgescha keld worden op meer menselijkheid. Niet die verrekte witte kleedjes en verrekte kunstbloemen. Zet er wat banken neer en laat ons gewoon met elkaar omgaan. Laat ons de democra tie met elkaar beleven. De Horeca moet aandurven ons volk in dit op zicht iets vooruit te gaan. Dat pluche gedoe, bah... De kraakzindelijkheid, die moeten wij bewaren. En onze goe de keuken. Het hoort in het hele scala van, zeg maar, smokkelaarskroeg tot Hilton. Onze Horeca zit in de greep van een overbodige zorg voor rentabi liteit. Voor dezelfde prijs kan het best wat beter. De Nederlander doet natuurlijk wel wat dwars in dat op zicht. Als een Nederlander buiten de deur gaat eten, wil hij meteen hele lappen biefstuk. Volgens mij kan het best wat minder, maar daarvoor in de plaats moet je met een klein bij- zonderheidje in een of ander gerecht de gezelligheid accentueren. Dat kost niks." Wij hebben het erover dat wij als volk wellicht iets hebben verloren. Omdat men van de café's en restaurants van onze oude schilderijen een heel andere in druk krijgt. Ook Jacob van Lennep vertelt over zijn voettocht door Ne derland dat hij 's avonds in de her berg aanschoof bij de andere gasten aan een lange tafel. In het midden stond een rek met pijoen, waaruit men er eentje nam om die tijdens het gesprek lustig te laten dampen. Nederlanders zijn akeli „Wij willen wel, maar wij zijn zo bang," meent de heer Agter, die weer rustig zijn gemakkelijke houding in de luie stoel opzoekt en geurig zijn pijp doet walmen. „Het is een ge brek. Wii kunnen niet buiten ons zelf treden. Ja, met carnaval, of op het water met zeilers onder elkaar, dan komen wij los. Ik geloof niet dat die benepenheid in de klasse-sfeer ligt. Hoewel men hier in restaurants en café's soms knap standsbewust is. Wij moesten er wel wat aan doen. Als het ons niet gelukt was voor Assen iets aan te trekken, had ik mooi naar huis kunnen gaan. Wij heli- ben hier bloed en tranen gezweet. Toen ik hier kwam, was het een stad met 27 coterietjes. Alles was ge laagd, zoals in de meeste van onze provincieplaatsen. Iedereen wist pre cies aan wie hij een trouwkaart en een geboortekaartje moest sturen, en vooral aan wie niet. Wij zijn zo laai end trots op onze innerlijke waardig heid. Maar ik moet al verrekt goed selecteren met wie ik omga. Ik moet er rekening mee houden dat de men sen niet alles nemen. Wat dacht u! Ik voel mij als burgemeester ook niet geroepen martelaar te spelen. Maar dat typische woord „deftig", daar heb ik zo de pest aan. Ons land zit vol met deftigheid. In de negen tiende eeuw heette Asseii „stad der paleizen". Het is om te huilen. Een huis met twaalf kamers noemde men serieus een paleis." Hij meent dat er intussen toch wel het nodige veranderd is. „Op het nachtleven van Assen ben je wel gauw uitgekeken, maar de mogelijk heid voor geagiteerde burgerjuffrou wen om zich vrij te bewegen, wordt al veel groter. En de Drent hier, heeft een Stel prachtige eigenschappen. Hij is echt, dat wil zeggen: hu schroeft zich niet op. Hij zal nooit rechtstreeks „nee" tegen je zeggen, maar hij zegt: Mijnheer zal wel geliek hebb'n, wat zoveel betekent als „mijnheer kan barsten". Hij houdt ook niet van uiter lijke geloofsbeleving, met eventuele overbodige franje. Er zijn hier weinig kerken. De invloed van de dominee is niet groot. Ze staan wel voor je klaar als ze het eenmaal met je eens zijn. De kegelclubs hier, ae Sociëteit, de Rotary, altijd mag je een beroep op ze doen. Ze hebben gezorgd voor nieu we sjako's voor de Jan Willem Friso kapel en nog veel meer. Er zijn ton nen uit de burgerij gekomen voor al lerlei doeleinden. En de gelaagde in deling vervaagt een beetje. Wij had den hier vroeger drie duidelijk onder scheiden voetbalclubs, behorende tot drie verschillende lagen. Nou loopt al les door elkaar heen. Gelukkig. Wij krijgen nu wel een mooie injectie van kader, met technici en managers. In de stad hebben wij niet te veei monu menten. Wij kunnen lekker rondtrap- pen. Bijna alles mag afgebroken wor den. Wij willen de city verdubbelen. Drie grote warenhuizen zullen zich hier vestigen. Het gaat werkelijk de goeie kant op. Vrijdags en 's zater dags gonst het hier van de drukte. Als wij horen dat mensen kritiek heb ben op Assen, dan krijgen ze een uit nodiging. Ze worden overal mee naar toe gesleept en krijgen op al hun vra gen antwoord. Want dat is het wel, hier: je moet dag en nacht klaar staan met service. Wij hebben hier een bemiddelings bureau tussen enerzijds burgerij en in dustrie en anderzijds de gemeente. Zo'n bemiddelingsbureau verzet een kolossale hoop werk, al merk je er bijna niets van. Maar je kunt niet hebben dat zo'n nieuw bedrijf in de kou blijft staan omdat ze niét weten wat er allemaal gedaan kan worden. Nee, het loopt wel. Dat akelig stijve van ons moet nog veranderen. Wij Nederlanders zijn weliswaar aartseco nomen, kleinzielige kruideniertjes aan de telmachine, maar op de duur zul len wij toch, naar ik hoop, leren hoe wij met elkaar moeten omgaan. Daar moeten wij gauw mee zijn, want de wereld wordt zó ingewikkeld dat wij elkaar steeds harder nodig hebben." MÊgmmm (Door FRANS BOELEN) Zoals vele handelaren in religieuze artikelen met een overschot aan onverkoopbaar materiaal zitten tengevolge van de recente ontwikkelingen in de liturgie, zo zit een aantal dansleraren al enige tijd opgescheept met onbruikbaar foxtrot-, quickstep-, En gelse wals- en tango-materiaal, dat er bij de meeste vooral jon gere mensen gewoon niet meer in wil. Jong en oud geven zich over aan de nieuwste, vrije dansvormen als twist en madison. Er gaat iets bevrijdends uit van deze nieuwe danscultuur. De ballroom- overheersing, de Victor Silvester-terreur, de quick-quick-slow-tiran- nie: zij hebben vele mensen murw gemaakt. Een ouderwetse dans meester heeft iets van de orthodoxe piano-leraar die met een stok je de ploeterende, fouten makende leerling op de vingers slaat. In dien je één, twee variaties in de quickstep verkeerd doet laat hij je bij de „beginners" zitten. Al heel lang is er op de moderne dansvloer geen plaats meer voor de Stijlgroep Silvester: de paren die met de armpjes hoog geheven en het lichaam gestrekt in een afmattende houding over de gladde vloer zeilen als een BM die door de wind gaat. Afgezien van het feit dat er voor echt stijl-dansen eenvoudig geen ruimte meer is op de dansvloeren, hebben vele liefhebbers ingezien dat de nieuwste dansvormen eerlijker en spontaner zijn dan de voorgewende be schaafde ballroom-bewegingen waarbij men rustig zijn partner kan verwensen, haten desnoods, zonder dat de „stijl", de dansbeweging er door wordt beïnvloed. Bij de twist, de jive en de madison is dat vrijwel uitgesloten. Een collega zei laatst tijdens het optreden van de Nederlandse beat-groep „ZZ en de Maskers" op het moment dat tientallen jonge en oudere mensen zich op de meest vreemde manier over de dansvloer bewogen een waar woord: „Bij deze vorm van dansen komen de karakters er helemaal uit. Het kost nu geen moeite meer een meisje uit te kiezen dat straks mogelijk je levensgezellin gaat worden. Diepe gesprekken, vormingscursussen en van boven-af geleide ontmoetingsbijeenkomsten hebben geen enkele zin meer. Laat de vrouw van je tijdelijke keuze een avondje dansen op muziek van de Beatles of de Shadows en je weet meteen of je het tijdelijke voor het eeuwige kan verwisselen." Wat betreft de keuze van de echtgenote dan altijd. Mogelijk klink endeze woorden u wat al te boud in de oren en dat lijkt me niet zo onbegrijpelijk ook. Maar een kern van waarheid schuilt er toch wel degelijk in. De nieuwe dansvor men geven aan het vroegere muurbloempje en de stijve, wat dro merige jongeling alle kansen. In de nieuwe dansen die wel dege lijk aan „spel"-regels gebonden zijn (trouwens: geen vrijheid dan in gebondenheid) kan iedereen zichzelf zijn. Voor de volle hon derd procent. Er zijn nauwelijks beperkingen meer: iedereen kan meedoen. De een doet het esthetisch gezien wellicht slecht, de ander wat beter, maar iedereen heeft plezier. En na afloop is men doodmoe, uitgeput, en niet zelden gebroken. Want de nieuwe dansen vragen niet alleen fysieke top-prestaties: ook geestelijk wordt er zo het een en ander van de danser gevergd: hij moet namelijk im proviseren geheel op zijn eigen manier (méér dan in welke ouderwetse ball-room-dans ook). Hij de danser-„nieuwe stijl" is enkele minuten achtereen duidelijk creatief, ook al geeft dat de toeschouwer lang niet altijd een esthetische voldoening. Maar het gaat niet om de kijkers (die kunnen zich jaarlijks vergapen aan de geoliede en geperfectioneerde ballroom-glijers tijdens de wereld- en Europese kampioenschappen); het gaat uitsluitend en alleen om de dansers zélf. En of Jan Hurk nu bij het vertolken van de twist net niet met zijn hoofd de grond kan raken en Beppie Beer wat uitda gend met haar heupen staat te werken, het heeft er allemaal niets mee te maken. Het gaat er tenslotte om dat men op dat ene, zeld zame uitgaansavond je plezier heeft, écht plezier, ook al zou een So- nia Gaskell niet direct met een contract komen aanzwaaien. Ze hoort de wereld hoort het al eeuwen lang ook vaak zeg gen dat de nieuwe dansen zo erotisch zouden zijn. Men praat er dan over alsof erotiek iets verwerpelijks, iets minderwaardigs is. Als echter Josephine Baker optreedt in een op zijn zachtst uit gedrukt merkwaardige kledij, dan spreken meestal dezelfde men sen over „die grote artieste" (niet ten onrechte overigens) die ons boeien kan. Maar ze vergeten dat deze zelfde Josephine Baker de erotiek gebruikt als een wezenlijk expressiemiddel. Ik ben altijd bang voor het soort mensen dat meent dat de nieuwe dansvormen zo „onzedelijk", zo „sensueel" zijn. Vaak zijn het dezelfde mensen die met enorme kijkers in de schouwburgloge zitten en genieten van het ballet van Senegal (om maar eens een gezelschap te noe men). Dan zegt men: wat die mensen doen is harmonisch en steunt op cultuur. Waarmee zij te kennen geven ,d,at 4e moderne, westerse dansen op wanculfuur berustén. En dat nu is gewoon nonsens. Intussen zitten sommige dansleraren met het probleem. Laatst zei een al wat oudere dansleraar tegen mij: „Ik kan het gewoon allemaal niet meer bijbenen. Vroeger kon ik mijn conditie op peil houden. Tegenwoordig niet meer. Ik heb het aan mijn rug ge kregen en de dokter zegt dat ik het kalmer aan moet doen. Spier pijn Heb ik bijna iedere avond. Ik zal er nooit aan wennen. Geld voor een jonge assistent is er niet. Ik zie het allemaal somber in." En deze gerenommeerde dansleraar staat niet alléén. Veel oude re mensen (tussen de 35 en 55 jaar) hebben zich. op de nieuwe dans gestort; lieden die vroeger met tegenzin naar een feest gingen waar na afloop „bal" was en die nu voor niemand beschaamd zich in de meest onduidelijke houdingen kronkelen en ontzettend veel plezier hebben. De voorkeur voor de nieuwe dansen is opmer kelijk. Die ontwikkeling is logisch: als je voor hetzelfde geld champagne of vermouth kunt krijgen, dan is de keuze niet moeilijk. Het is bij nader inzien eigenlijk niet zo verwonderlijk dat juist in Engeland de „beat-groepen" zo welig tieren. Op dé fascinerende klanken van de Liverpool-sound hebben honderdduizenden mensen het Silvester-tijdperk definitief naar het rijk van de poreuze her inneringen gedanst. t Iedereen die thuis of in een vereni ging, of waar ook ter wereld een gezellige carnavalsavond wil or ganiseren, hoeft slechts naar een platenwinkel te stappen om een keuze te maken uit tientallen plezierige zwarte schijven, waarbij sommige met specifiek plaatselijke muziek en zang van narrenzotheid. Wij beginnen met de vanouds be kende carnavalsstad van Limburg, Maastricht. Op Philips 327.800 zingen Jerry Voré „Noonk Harie van Kle- vaarie" en Theo Menten „Leve de lol", een potpourri van bekende lied jes, zoals Hup Merjenneke", „We hebben geen zorgen" en andere, on der de titel „Carnaval in Maastricht'. Een leuk plaatje, maar het wordt blijkbaar hoe langer hoe moeilijker om iets aparts te brengen en daarbij denken wjj niet alleen aan dit, doch aan vele van de volgende plaatjes. „Karneval in Mestreech 1965" op genomen op Telstar TSIIIO TF. Op één kant staat het lied van de Kee- meleers. Twee eerwaarde broeders dichtten en componeerden „Hoe- beerke" en op de andere kant „Och Jeu", het lied van de Kazjematters. Beide liederen worden gezongen door Theo Menten met Telstar orkest o.l.v. Sjeng Kraft. Ons aller „Opper Winkbülle", Lim burger Wiel Kniepa zingt op Funck- ler TA 42.210 „Heëlesje Wink" en „D'r Pier vè Heële", met koor en de boerenkapel van Kaalheide. Vro lijke liedjes, zeer geschikt voor com munity-singing en „sjoenkelen". Sjakie Schram, vooral in Limburg bekend om zijn zogenaamde ondeu- il®dies' heeft nu een soort .Tante-Mien-plaatje" aan zijn se rie toegevoegd. In de rubriek „Bou levard vorig jaar werd daar uitvoe rig over geschreven. „Met carnaval viert de ster van Sjakie hoogtij. Met zorg kiest hu de liedjes die, vanwege het deinende deuntje en het zieke knipoogje, het bij hele volksstammen best doen." Na het succes van „Tan te Mien" van vorig jaar is er thans (en ongeveer dezelfde melodie) het liedje met dubbelzinnige tekst „De Jumper-bumper" en „Zeg, moet je horen" (Artone OS 25 25.254). Een wel volkomen tegenstelling van deze soort liedjes zijn de op Funckler PE 45.144 en 45.145 opgenomen gezangen van de Tegelse Hofzangers. Dit mannenkoor zingt „Limburg alaaf": „Petatte Nel- ke"; „So ein Tag"; „Die grenadiere'. Kerkzangers? vragen wjj ons af, doch op beide hoezen staan deze zestien hofzangers als carnavalspierrots af gebeeld. Een carnavalspotpourri (beken de melodieën) door Jean en Willy, onder de titel „Leve de lol'" staat op Telstar TS 1122. Met deze aceordeon- muziek komt men wel in de goede stemming. In de carnavalshistorie is 's Herto genbosch beroemd als Oeteldonk, maar van de typische Oetel- donkse sfeer gaat steeds meer verloren, lazen wij in een Brabantse krant. Maar ditzelfde kan wel van alle oorspronkelijke Brabantse en Limburgse carnavalssteden gezegd worden. Oorzaak is dat elke stad en elk dorp niet alleen een Prins Carna val heeft, doch ook optochten enz. Kortom: overal in het zuiden wordt in eigen gemeente carnaval ge vierd. Natuurlijk is er niets tegen, maar van het vroegere kenmerkende karakter in de gerenommeerde car navalsplaatsen is niet zo veel meer over. En zo gaat het helaas ook met som mige teksten van de carnavalsliede ren. Vorig jaar was het zelfs mis met de Oeteldonkse carnavalsschlager. Er verscheen geen plaatje, doch het bewuste lied werd natuurlijk wel al gemeen gezongen tijdens de feestda gen. Maar is het thans veel beter? De schlager 1965 heet „Nnen dag veur carnaval" van de „Paphulle". De tekst van het refrein luidt als volgt: „We hebben 't wèrum, 't zweet dè lopt m'n klompen uit en oan m'nnen èrum sjouw ik mee jou, m'n leste buit, mijn lekker jong, m'n bellefleur, ik bietje deur." Eindhoven is voor het eerst met een pretplaat vertegenwoordigd onder de titel „Carnaval in de lichtstad" (Philips 433 292 PE), waarop een veertiental vrolijke liederen staan, waaronder het lied van dit jaar: „Houdt oewen tetter" en o.m. „Mina", „Salaai", „De lichtstad viert weer carnaval", „Wij maken lemkes op 't fabriek" en het carnavalslied van de Blauwbuiken. Deze oude en minder oude bekende melodieën) wor den vrolijk gezongen door Tiny Boss met koor en de Eindhovense Hofkapel. Wat Krabbegat (benaming voor Bergen op Zoom in carnavals- tijd) betreft, heeft de stichting Vastenavond als „producer en tekstmaker" ook voor het eerst een plaatje in de handel gebracht van achttien bestaande Bergse Vas tenavondliedjes, „Mie 'n os die ad'n geitje" tot en met „De nuwe'ave" (Phonogram III.282). Het zijn alle maal leutige liedjes met speci fiek Bergse tekst, gezongen door het ensemble „The Suukerbietels" met het dweilorkest De Zeekrake (op mu ziek van bestaande wijsjes). Voor west-Brabant een evenement, doch liet is bijzonder spijtig dat de echte earnavalssfeer, op de achtergrond b.v., geheel ontbreekt. Zo mooi regel matig en ordentelijk hebben ze in Krabbegat nog nimmer gezongen! Ook Tilburg heeft (voor de eerste keer carnaval in het openbaar) een schlager en hoe zou het anders heten dan „De schoonste stad van 't land"; Peter Laurent met koor op Telstar 1126. Verder ontvingen wü nog enkele platen, die eigenlijk meer tot de gezel lige feestliederen behoren, doch na tuurlijk ook geschikt zijn om tijdens het carnaval te spelen, zoals „Feesie Bouwen" met de Kastelino's op Im perial ILPT 133. Op kant één bijv. „Dat gaat naar Den Bosch toe", ,,Sa- rie Marijs" en een Dixie-potpourri van vanouds bekende liedjes. Ja, en wie zou er niet ontbreken op dit jaarlijkse festlin, Johnny Hoes „We hebben dorst", Telstar TS 50 15 TL., 28 vrolijke drinkliedjes (boven dien met reclame van een bekende bierbrouwerij) 0,a. „In de hemel is geen bier". Zonder bier geen ple zier", „Naar de maan", „En van je hoempa" enz. Oude en nieuwe beken de liederen met harmonikabege- leiding. Tenslotte, na in de loop der jaren een honderdtal carnavalsplaten be luisterd te hebben, een merkwaardig® opmerking onzerzijds: op de al ooi* verschenen plaatjes hebben wij nog nimmer (zelfs niet bij de authentieke muziek van Rio en Binche) het gewo ne carnavalslawaai op straat gehoord. Zou dat niet mogelijk zijn? Wij hopen volgend jaar eens zo'n plaat tegen t® komen. H. O.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1965 | | pagina 6