(„Over drie jaar word ik er hier toch uitgetrapt")
BOULEVARD
Dansen
Mr. P. P. Agter, burgemeester van Asseiv
I MJÈ W
HOUDT OEWEN TETTER
Carnavals-
repertoire
Oeteldonk
Krabbegat
HET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1965
PAGINA 6
'fDoor HENK SUftR)
De burgemeester van
Assen, mr. P. P. Ag>
ter, heeft beweerd dat
wij Nederlanders akelige,
stijve lieden zijn. Van een
zodanig kritisch geluid uit
de wereldstad Assen kijkt
men onwillekeurig even op.
De heer Agter blijkt niets
te willen terugtrekken: Hij
heeft dit inderdaad gezegd
bij de opening van de Hore-
caf-tentoonstelling in Zuid
laren. En zijn gehoor is er
niet eens zo verschrikke
lijk van geschrokken. Lang
zamerhand begint men in
het vanouds stille Drente
een beetje te wennen aan
deze vrijmoedige burge
meester die een porders-
taak („Opstaan....!") op zich
genomen heeft. „Burgemees
ter van Assen zijn is in
deze tijd ongeveer het mooi
ste wat er is," roept hij mij
enthousiast toe. Een forse,
joviale man van 61 jaar,
zo te oordelen iemand met
een paar stokpaardjes, maar
een weinig conformistisch
PvdA-aanhanger; zelf komt
hij uit Utrecht, waar hij
ook gestudeerd heeft. Lange
tijd is hij directeur ge
weest van een psychopaten-
asiel in Groningen, maar
dat werk was hem op de
duur te zwaar om er gezond
zijn pensioen in te halen.
Nu is hij sinds zeven jaar
burgemeester van de Drent
se hoofdstad, en tevens voor
zitter van de Provinciale
Drentse VW.
Assen. Stapel maar wat
eigenschappen van oude
Nederlandse provincieplaat
sen op, geef het een keu
rig en vooral rustig aanzien
en laat het beeld verder niet
verstoren door hetgeen mis
schien ooit rondverteld is
over de jaarlijkse TT-wed-
strijden, want dat heeft niets
met het nette stadje te ma
ken. Ik hoef de burgemees
ter niet op de hoogte te
stellen van mijn vooroorde
len over Assen, want hij
heeft ze duizend keer moe
ten aanhoren.
Languit strekt hij zich uit in
de gemakkelijke stoel te
genover mij om zijn stad
te beschrijven. Het is een stad,
want Lodewijk Napoleon heeft
het stadsrecht gegeven. „Op de
valreep. Ze zijn geen cent waard,
maar het werkt altijd als je er
over begint. Het is aardig om er
Hoogeveen mee te pesten."
Kort na zijn komst als burge
meester ervoer de heer Agter
waar hij aan toe was toen hij
met zijn echtgenote 's avonds op
een terrasje een glaasje ging
drinken. Zoiets kon niet; dat
heeft hij een paar weken lang
moeten horen. „Door een geluk
kige mazzel," zo vertelt hij,
„werd Assen aangewezen als
plaats met prioriteiten voor in
dustrie-vestigingen. Wij hadden
grote industrieterreinen beschik
baar, maar het deed mij vaak
denken aan de voetballers var
UVV vroeger: zukke dikke dijen,
maar zukke dunne armpies. Het
stelde voorlopig niks voor. Als
ik bij fabrikanten kwam praten
over vestiging, riepen ze: „As
sen, nooit van mijn leven! Daar
ben ik vroeger soldaat geweest.
Wat een ellende."
r-\
v -■"TBiiriWHTliT
Burgemeester mr. P. P. Agter samen met Bartje in het hart van de gemeente geplaatst.
heksen en suukerbietels
wwwwwwv
Wij moesten proberen het ka
rakter van een stijve en ver
velende stad te doorbreken,
anders konden wij wei ophou
den. Maar dat is wat hoor. In die
eerste jaren zwierf je als een gek
door Europa om bedrijven te organi
seren; als een heel klein jongetje tus
sen de reuzen. In '60 wilden wij een
vliegtuig vol journalisten uit Holland
naar Assen halen, maar vlak voordat
wij zouden opstijgen trok de lucht
potdicht met mist. Het hele peloton
werd in taxi's gestopt en daar gingen
wijWij hadden er een gekkenhuis
van gemaakt, met Dorus, en Rika
Hopper nog, die in Assen is geboren.
Langzamerhand is het gekomen. De
eerste was een fabriek van scheepsap-
paraturen, die uitgerekend in de
droogste provincie van het land moest
zitten."
Hij springt overeind en beent met
grote passen door de met so
bere chic verzorgde burgemees
terskamer. Heel energiek; en
zijn verhaal komt eruit als een toe
spraak, waarin hij meedeelt dat er
nu 25 industriële vestigingen bijgeko
men zijn; en dat er een mentaliteits
verandering bewerkstelligd moet wor
den; en dat de N.A.M. er zijn hoofd
kantoor vestigt; en dat er een stad
gebouwd moet worden met alle as
pecten van Drente, vol leven, sport
en cultuur.
Naar ,,het onderwerp" geloodst,
gaat hij uitvoerig in op hetgeen hjj in
Zuidlaren heeft betoogd. „Het Neder
landse volk is in de grond een zeer de
mocratisch volk. Wij leggen respect
aan de dag voor eikaars geloof, en
zovoort. Maar in onze levensvormen
zijn wij om de bliksem niet democra
tisch. In het maatschappelijk verkeer
handelen wij als gevangenen. Wij zit
ten gevangen in de hokjes- en vakjes
geest. Die is hier in de stad sterk
aanwezig. Waag het niet in het café
te komen dat in een vakje van een
ander thuishoort... Over drie jaar
word ik er hier toch uitgetrapt, dus
het mag gerust een keer gezegd wor
den. In de ons omringende landen
zijn de omgangsvormen veel gemak
kelijker. In Frankrijk, Engeland en
Denemarken, daar mag de burge
meester best naast de metselaar een
pilsje aan de tapkast drinken. Die
Horeca van ons is ongelooflijk kramp
achtig. Die doet er niks aan Er is
geen durf om dat gepeuter en geprie
gel te doorbreken. Kijk nou eens
naar een Engelse pub, of een bistro,
of een Bierkeller, daar schuif je ge
zellig bij aan een lange tafel. De
sfeer wordt daar met heel eenvoudige
middelen opgeroepen. Moet je hier
een restaurant of een café binnen
gaan...
Begrijp mij goed; Ik wens niet dat
alles genivelleerd wordt. Ieder kiest
de gelegenheid naar zijn eigen sfeer.
Maar het moet hier wel omgescha
keld worden op meer menselijkheid.
Niet die verrekte witte kleedjes en
verrekte kunstbloemen. Zet er wat
banken neer en laat ons gewoon met
elkaar omgaan. Laat ons de democra
tie met elkaar beleven. De Horeca
moet aandurven ons volk in dit op
zicht iets vooruit te gaan. Dat pluche
gedoe, bah... De kraakzindelijkheid,
die moeten wij bewaren. En onze goe
de keuken. Het hoort in het hele scala
van, zeg maar, smokkelaarskroeg tot
Hilton. Onze Horeca zit in de greep
van een overbodige zorg voor rentabi
liteit. Voor dezelfde prijs kan het
best wat beter. De Nederlander doet
natuurlijk wel wat dwars in dat op
zicht. Als een Nederlander buiten de
deur gaat eten, wil hij meteen hele
lappen biefstuk. Volgens mij kan het
best wat minder, maar daarvoor in
de plaats moet je met een klein bij-
zonderheidje in een of ander gerecht
de gezelligheid accentueren. Dat kost
niks."
Wij hebben het erover dat wij
als volk wellicht iets hebben
verloren. Omdat men van de
café's en restaurants van onze
oude schilderijen een heel andere in
druk krijgt. Ook Jacob van Lennep
vertelt over zijn voettocht door Ne
derland dat hij 's avonds in de her
berg aanschoof bij de andere gasten
aan een lange tafel. In het midden
stond een rek met pijoen, waaruit
men er eentje nam om die tijdens het
gesprek lustig te laten dampen.
Nederlanders zijn akeli
„Wij willen wel, maar wij zijn zo
bang," meent de heer Agter, die weer
rustig zijn gemakkelijke houding in
de luie stoel opzoekt en geurig zijn
pijp doet walmen. „Het is een ge
brek. Wii kunnen niet buiten ons zelf
treden. Ja, met carnaval, of op het
water met zeilers onder elkaar, dan
komen wij los. Ik geloof niet dat die
benepenheid in de klasse-sfeer ligt.
Hoewel men hier in restaurants en
café's soms knap standsbewust is.
Wij moesten er wel wat aan doen.
Als het ons niet gelukt was voor
Assen iets aan te trekken, had ik
mooi naar huis kunnen gaan. Wij heli-
ben hier bloed en tranen gezweet.
Toen ik hier kwam, was het een
stad met 27 coterietjes. Alles was ge
laagd, zoals in de meeste van onze
provincieplaatsen. Iedereen wist pre
cies aan wie hij een trouwkaart en
een geboortekaartje moest sturen, en
vooral aan wie niet. Wij zijn zo laai
end trots op onze innerlijke waardig
heid. Maar ik moet al verrekt goed
selecteren met wie ik omga. Ik moet
er rekening mee houden dat de men
sen niet alles nemen. Wat dacht u!
Ik voel mij als burgemeester ook
niet geroepen martelaar te spelen.
Maar dat typische woord „deftig",
daar heb ik zo de pest aan. Ons land
zit vol met deftigheid. In de negen
tiende eeuw heette Asseii „stad der
paleizen". Het is om te huilen. Een
huis met twaalf kamers noemde men
serieus een paleis."
Hij meent dat er intussen toch wel
het nodige veranderd is. „Op het
nachtleven van Assen ben je wel
gauw uitgekeken, maar de mogelijk
heid voor geagiteerde burgerjuffrou
wen om zich vrij te bewegen, wordt
al veel groter. En de Drent hier, heeft
een Stel prachtige eigenschappen. Hij
is echt, dat wil zeggen: hu schroeft
zich niet op. Hij zal nooit rechtstreeks
„nee" tegen je zeggen, maar hij zegt:
Mijnheer zal wel geliek hebb'n, wat
zoveel betekent als „mijnheer kan
barsten". Hij houdt ook niet van uiter
lijke geloofsbeleving, met eventuele
overbodige franje. Er zijn hier weinig
kerken. De invloed van de dominee is
niet groot. Ze staan wel voor je klaar
als ze het eenmaal met je eens zijn.
De kegelclubs hier, ae Sociëteit, de
Rotary, altijd mag je een beroep op
ze doen. Ze hebben gezorgd voor nieu
we sjako's voor de Jan Willem Friso
kapel en nog veel meer. Er zijn ton
nen uit de burgerij gekomen voor al
lerlei doeleinden. En de gelaagde in
deling vervaagt een beetje. Wij had
den hier vroeger drie duidelijk onder
scheiden voetbalclubs, behorende tot
drie verschillende lagen. Nou loopt al
les door elkaar heen. Gelukkig. Wij
krijgen nu wel een mooie injectie van
kader, met technici en managers. In
de stad hebben wij niet te veei monu
menten. Wij kunnen lekker rondtrap-
pen. Bijna alles mag afgebroken wor
den. Wij willen de city verdubbelen.
Drie grote warenhuizen zullen zich
hier vestigen. Het gaat werkelijk de
goeie kant op. Vrijdags en 's zater
dags gonst het hier van de drukte.
Als wij horen dat mensen kritiek heb
ben op Assen, dan krijgen ze een uit
nodiging. Ze worden overal mee naar
toe gesleept en krijgen op al hun vra
gen antwoord. Want dat is het wel,
hier: je moet dag en nacht klaar
staan met service.
Wij hebben hier een bemiddelings
bureau tussen enerzijds burgerij en in
dustrie en anderzijds de gemeente.
Zo'n bemiddelingsbureau verzet een
kolossale hoop werk, al merk je er
bijna niets van. Maar je kunt niet
hebben dat zo'n nieuw bedrijf in de
kou blijft staan omdat ze niét weten
wat er allemaal gedaan kan worden.
Nee, het loopt wel. Dat akelig stijve
van ons moet nog veranderen. Wij
Nederlanders zijn weliswaar aartseco
nomen, kleinzielige kruideniertjes aan
de telmachine, maar op de duur zul
len wij toch, naar ik hoop, leren hoe
wij met elkaar moeten omgaan. Daar
moeten wij gauw mee zijn, want de
wereld wordt zó ingewikkeld dat wij
elkaar steeds harder nodig hebben."
MÊgmmm
(Door FRANS BOELEN)
Zoals vele handelaren in religieuze artikelen met een overschot
aan onverkoopbaar materiaal zitten tengevolge van de recente
ontwikkelingen in de liturgie, zo zit een aantal dansleraren
al enige tijd opgescheept met onbruikbaar foxtrot-, quickstep-, En
gelse wals- en tango-materiaal, dat er bij de meeste vooral jon
gere mensen gewoon niet meer in wil. Jong en oud geven zich
over aan de nieuwste, vrije dansvormen als twist en madison. Er
gaat iets bevrijdends uit van deze nieuwe danscultuur. De ballroom-
overheersing, de Victor Silvester-terreur, de quick-quick-slow-tiran-
nie: zij hebben vele mensen murw gemaakt. Een ouderwetse dans
meester heeft iets van de orthodoxe piano-leraar die met een stok
je de ploeterende, fouten makende leerling op de vingers slaat. In
dien je één, twee variaties in de quickstep verkeerd doet laat hij je
bij de „beginners" zitten.
Al heel lang is er op de moderne dansvloer geen plaats meer voor
de Stijlgroep Silvester: de paren die met de armpjes hoog geheven
en het lichaam gestrekt in een afmattende houding over de gladde
vloer zeilen als een BM die door de wind gaat. Afgezien van het
feit dat er voor echt stijl-dansen eenvoudig geen ruimte meer is op
de dansvloeren, hebben vele liefhebbers ingezien dat de nieuwste
dansvormen eerlijker en spontaner zijn dan de voorgewende be
schaafde ballroom-bewegingen waarbij men rustig zijn partner kan
verwensen, haten desnoods, zonder dat de „stijl", de dansbeweging
er door wordt beïnvloed. Bij de twist, de jive en de madison is dat
vrijwel uitgesloten. Een collega zei laatst tijdens het optreden van
de Nederlandse beat-groep „ZZ en de Maskers" op het moment
dat tientallen jonge en oudere mensen zich op de meest vreemde
manier over de dansvloer bewogen een waar woord: „Bij deze
vorm van dansen komen de karakters er helemaal uit. Het kost nu
geen moeite meer een meisje uit te kiezen dat straks mogelijk je
levensgezellin gaat worden. Diepe gesprekken, vormingscursussen
en van boven-af geleide ontmoetingsbijeenkomsten hebben geen
enkele zin meer. Laat de vrouw van je tijdelijke keuze een
avondje dansen op muziek van de Beatles of de Shadows en je weet
meteen of je het tijdelijke voor het eeuwige kan verwisselen." Wat
betreft de keuze van de echtgenote dan altijd.
Mogelijk klink endeze woorden u wat al te boud in de oren en
dat lijkt me niet zo onbegrijpelijk ook. Maar een kern van
waarheid schuilt er toch wel degelijk in. De nieuwe dansvor
men geven aan het vroegere muurbloempje en de stijve, wat dro
merige jongeling alle kansen. In de nieuwe dansen die wel dege
lijk aan „spel"-regels gebonden zijn (trouwens: geen vrijheid dan
in gebondenheid) kan iedereen zichzelf zijn. Voor de volle hon
derd procent. Er zijn nauwelijks beperkingen meer: iedereen kan
meedoen. De een doet het esthetisch gezien wellicht slecht, de
ander wat beter, maar iedereen heeft plezier. En na afloop is men
doodmoe, uitgeput, en niet zelden gebroken. Want de nieuwe dansen
vragen niet alleen fysieke top-prestaties: ook geestelijk wordt er
zo het een en ander van de danser gevergd: hij moet namelijk im
proviseren geheel op zijn eigen manier (méér dan in welke
ouderwetse ball-room-dans ook). Hij de danser-„nieuwe stijl"
is enkele minuten achtereen duidelijk creatief, ook al geeft dat de
toeschouwer lang niet altijd een esthetische voldoening. Maar het
gaat niet om de kijkers (die kunnen zich jaarlijks vergapen aan de
geoliede en geperfectioneerde ballroom-glijers tijdens de wereld- en
Europese kampioenschappen); het gaat uitsluitend en alleen om de
dansers zélf. En of Jan Hurk nu bij het vertolken van de twist net
niet met zijn hoofd de grond kan raken en Beppie Beer wat uitda
gend met haar heupen staat te werken, het heeft er allemaal niets
mee te maken. Het gaat er tenslotte om dat men op dat ene, zeld
zame uitgaansavond je plezier heeft, écht plezier, ook al zou een So-
nia Gaskell niet direct met een contract komen aanzwaaien.
Ze hoort de wereld hoort het al eeuwen lang ook vaak zeg
gen dat de nieuwe dansen zo erotisch zouden zijn. Men praat er
dan over alsof erotiek iets verwerpelijks, iets minderwaardigs
is. Als echter Josephine Baker optreedt in een op zijn zachtst uit
gedrukt merkwaardige kledij, dan spreken meestal dezelfde men
sen over „die grote artieste" (niet ten onrechte overigens) die ons
boeien kan. Maar ze vergeten dat deze zelfde Josephine Baker de
erotiek gebruikt als een wezenlijk expressiemiddel. Ik ben altijd
bang voor het soort mensen dat meent dat de nieuwe dansvormen
zo „onzedelijk", zo „sensueel" zijn. Vaak zijn het dezelfde mensen
die met enorme kijkers in de schouwburgloge zitten en genieten
van het ballet van Senegal (om maar eens een gezelschap te noe
men). Dan zegt men: wat die mensen doen is harmonisch en steunt
op cultuur. Waarmee zij te kennen geven ,d,at 4e moderne, westerse
dansen op wanculfuur berustén. En dat nu is gewoon nonsens.
Intussen zitten sommige dansleraren met het probleem. Laatst
zei een al wat oudere dansleraar tegen mij: „Ik kan het gewoon
allemaal niet meer bijbenen. Vroeger kon ik mijn conditie op
peil houden. Tegenwoordig niet meer. Ik heb het aan mijn rug ge
kregen en de dokter zegt dat ik het kalmer aan moet doen. Spier
pijn Heb ik bijna iedere avond. Ik zal er nooit aan wennen. Geld
voor een jonge assistent is er niet. Ik zie het allemaal somber in."
En deze gerenommeerde dansleraar staat niet alléén. Veel oude
re mensen (tussen de 35 en 55 jaar) hebben zich. op de nieuwe dans
gestort; lieden die vroeger met tegenzin naar een feest gingen
waar na afloop „bal" was en die nu voor niemand beschaamd
zich in de meest onduidelijke houdingen kronkelen en ontzettend
veel plezier hebben. De voorkeur voor de nieuwe dansen is opmer
kelijk. Die ontwikkeling is logisch: als je voor hetzelfde geld
champagne of vermouth kunt krijgen, dan is de keuze niet moeilijk.
Het is bij nader inzien eigenlijk niet zo verwonderlijk dat juist in
Engeland de „beat-groepen" zo welig tieren. Op dé fascinerende
klanken van de Liverpool-sound hebben honderdduizenden mensen
het Silvester-tijdperk definitief naar het rijk van de poreuze her
inneringen gedanst.
t
Iedereen die thuis of in een vereni
ging, of waar ook ter wereld een
gezellige carnavalsavond wil or
ganiseren, hoeft slechts naar een
platenwinkel te stappen om een keuze
te maken uit tientallen plezierige
zwarte schijven, waarbij sommige met
specifiek plaatselijke muziek en zang
van narrenzotheid.
Wij beginnen met de vanouds be
kende carnavalsstad van Limburg,
Maastricht. Op Philips 327.800 zingen
Jerry Voré „Noonk Harie van Kle-
vaarie" en Theo Menten „Leve de
lol", een potpourri van bekende lied
jes, zoals Hup Merjenneke", „We
hebben geen zorgen" en andere, on
der de titel „Carnaval in Maastricht'.
Een leuk plaatje, maar het wordt
blijkbaar hoe langer hoe moeilijker
om iets aparts te brengen en daarbij
denken wjj niet alleen aan dit, doch
aan vele van de volgende plaatjes.
„Karneval in Mestreech 1965" op
genomen op Telstar TSIIIO TF. Op
één kant staat het lied van de Kee-
meleers. Twee eerwaarde broeders
dichtten en componeerden „Hoe-
beerke" en op de andere kant „Och
Jeu", het lied van de Kazjematters.
Beide liederen worden gezongen door
Theo Menten met Telstar orkest o.l.v.
Sjeng Kraft.
Ons aller „Opper Winkbülle", Lim
burger Wiel Kniepa zingt op Funck-
ler TA 42.210 „Heëlesje Wink" en
„D'r Pier vè Heële", met koor en
de boerenkapel van Kaalheide. Vro
lijke liedjes, zeer geschikt voor com
munity-singing en „sjoenkelen".
Sjakie Schram, vooral in Limburg
bekend om zijn zogenaamde ondeu-
il®dies' heeft nu een soort
.Tante-Mien-plaatje" aan zijn se
rie toegevoegd. In de rubriek „Bou
levard vorig jaar werd daar uitvoe
rig over geschreven. „Met carnaval
viert de ster van Sjakie hoogtij. Met
zorg kiest hu de liedjes die, vanwege
het deinende deuntje en het zieke
knipoogje, het bij hele volksstammen
best doen." Na het succes van „Tan
te Mien" van vorig jaar is er thans
(en ongeveer dezelfde melodie) het
liedje met dubbelzinnige tekst „De
Jumper-bumper" en „Zeg, moet je
horen" (Artone OS 25 25.254). Een wel
volkomen tegenstelling van deze soort
liedjes zijn de op Funckler PE 45.144
en 45.145 opgenomen gezangen van de
Tegelse Hofzangers. Dit mannenkoor
zingt „Limburg alaaf": „Petatte Nel-
ke"; „So ein Tag"; „Die grenadiere'.
Kerkzangers? vragen wjj ons af, doch
op beide hoezen staan deze zestien
hofzangers als carnavalspierrots af
gebeeld.
Een carnavalspotpourri (beken
de melodieën) door Jean en Willy,
onder de titel „Leve de lol'" staat op
Telstar TS 1122. Met deze aceordeon-
muziek komt men wel in de goede
stemming.
In de carnavalshistorie is 's Herto
genbosch beroemd als Oeteldonk,
maar van de typische Oetel-
donkse sfeer gaat steeds meer
verloren, lazen wij in een Brabantse
krant. Maar ditzelfde kan wel van
alle oorspronkelijke Brabantse en
Limburgse carnavalssteden gezegd
worden. Oorzaak is dat elke stad en
elk dorp niet alleen een Prins Carna
val heeft, doch ook optochten
enz. Kortom: overal in het zuiden
wordt in eigen gemeente carnaval ge
vierd. Natuurlijk is er niets tegen,
maar van het vroegere kenmerkende
karakter in de gerenommeerde car
navalsplaatsen is niet zo veel meer
over.
En zo gaat het helaas ook met som
mige teksten van de carnavalsliede
ren. Vorig jaar was het zelfs mis met
de Oeteldonkse carnavalsschlager.
Er verscheen geen plaatje, doch het
bewuste lied werd natuurlijk wel al
gemeen gezongen tijdens de feestda
gen. Maar is het thans veel beter? De
schlager 1965 heet „Nnen dag veur
carnaval" van de „Paphulle". De
tekst van het refrein luidt als volgt:
„We hebben 't wèrum, 't zweet dè
lopt m'n klompen uit en oan m'nnen
èrum sjouw ik mee jou, m'n leste buit,
mijn lekker jong, m'n bellefleur, ik
bietje deur."
Eindhoven is voor het eerst met
een pretplaat vertegenwoordigd onder
de titel „Carnaval in de lichtstad"
(Philips 433 292 PE), waarop een
veertiental vrolijke liederen staan,
waaronder het lied van dit
jaar: „Houdt oewen tetter" en o.m.
„Mina", „Salaai", „De lichtstad viert
weer carnaval", „Wij maken lemkes
op 't fabriek" en het carnavalslied
van de Blauwbuiken. Deze oude en
minder oude bekende melodieën) wor
den vrolijk gezongen door Tiny Boss
met koor en de Eindhovense Hofkapel.
Wat Krabbegat (benaming voor
Bergen op Zoom in carnavals-
tijd) betreft, heeft de stichting
Vastenavond als „producer en
tekstmaker" ook voor het eerst een
plaatje in de handel gebracht
van achttien bestaande Bergse Vas
tenavondliedjes, „Mie 'n os die ad'n
geitje" tot en met „De nuwe'ave"
(Phonogram III.282). Het zijn alle
maal leutige liedjes met speci
fiek Bergse tekst, gezongen door het
ensemble „The Suukerbietels" met
het dweilorkest De Zeekrake (op mu
ziek van bestaande wijsjes). Voor
west-Brabant een evenement, doch
liet is bijzonder spijtig dat de echte
earnavalssfeer, op de achtergrond
b.v., geheel ontbreekt. Zo mooi regel
matig en ordentelijk hebben ze in
Krabbegat nog nimmer gezongen!
Ook Tilburg heeft (voor de eerste
keer carnaval in het openbaar) een
schlager en hoe zou het anders heten
dan „De schoonste stad van 't land";
Peter Laurent met koor op Telstar
1126.
Verder ontvingen wü nog enkele
platen, die eigenlijk meer tot de gezel
lige feestliederen behoren, doch na
tuurlijk ook geschikt zijn om tijdens
het carnaval te spelen, zoals „Feesie
Bouwen" met de Kastelino's op Im
perial ILPT 133. Op kant één bijv.
„Dat gaat naar Den Bosch toe", ,,Sa-
rie Marijs" en een Dixie-potpourri
van vanouds bekende liedjes.
Ja, en wie zou er niet ontbreken op
dit jaarlijkse festlin, Johnny Hoes
„We hebben dorst", Telstar TS 50 15
TL., 28 vrolijke drinkliedjes (boven
dien met reclame van een bekende
bierbrouwerij) 0,a. „In de hemel
is geen bier". Zonder bier geen ple
zier", „Naar de maan", „En van je
hoempa" enz. Oude en nieuwe beken
de liederen met harmonikabege-
leiding.
Tenslotte, na in de loop der jaren
een honderdtal carnavalsplaten be
luisterd te hebben, een merkwaardig®
opmerking onzerzijds: op de al ooi*
verschenen plaatjes hebben wij nog
nimmer (zelfs niet bij de authentieke
muziek van Rio en Binche) het gewo
ne carnavalslawaai op straat gehoord.
Zou dat niet mogelijk zijn? Wij hopen
volgend jaar eens zo'n plaat tegen t®
komen.
H. O.