Elektrotechniek bij Siemens in goede handen Bloedwraak in een schuur kerk MatoGrosso I SIEMENS 99 99 WIM HORNMAN Verward Gedood Wraak Goede moordenaar Schoten NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 27 FEBRUARI 1965 PAGINA 9 JJ2L t jgf, Op alle gebieden van de elektrotechniek heeft Siemens steeds belangrijk pionierswerk verricht. Voorbeelden daarvan zijn o.a. de eerste elektrische tram ter wereld (Berlijn 1881) en de oudste ondergrondse spoorweg (Boedapest 1896). Thans maakt men in Hamburg, Wenen Athene, Buenos Aires en andere wereldsteden voor een betrouwbaar en snel vervoergebruik 'van door Siemens ontwikkelde en gefabriceerde tractiemotoren. Ook de nieuwe gelede tramwagens in Amsterdam zijn voorzien van Siemens elektrische Daarnaast verde Siemens in Amsterdam de verkeerslicht-installaties, alsmede de elektrische installatie voor vrijwel alle nieuwe gemeenteveren. Dit zijn slechts enkele van de vele projecten die door Siemens sedert 1879 in Nederland werden uitgevoerd. Met welk elektrotechnisch probleem u zich ook tot ons wendt: u kunt steeds gebruik maken van de ervaringen, die bij Siemens over de, gehele wereld dagelijks worden verkregen. NEDERLANDSCHE SIEMENS MAATSCHAPPIJ N.V. POSTBUS 1068 's-GRAVENHAGE TELEFOON 183850-TELEX 31373 tot driemaal toe miste de andere hem «L Er zaten drie kogelgaten in de witgepleisterde muur, twee vrij wel naast elkaar en een eronder. Een cynische grappenmaker had er een gezicht van getekend, twee kogelgaten, die de ogen, één kogelgat dat de neus, en een streep die de mond voorstelde. Met houtskool had hij er een cirkel omheen getrokken en boven de „ogen" had hij zwart golvend haar getekend. Nauwelijks zichtbaar, omdat iemand had geprobeerd het weg te wissen, stonden een paar Woorden, die ik na enige tijd kon ontcijferen als „De goede moor denaar". Ik had pas geweten, dat het een kerkje was, toen ik twee gewone gekruiste balken had ontdekt, die bovenop het dak stonden en ik was er nieuwsgierig binnengegaan, omdat ik wel eens wilde Weten hoe in de Mato Grosso een dorpskerkje eruit ziet. Behalve het „portret van de goede moordenaar" zag ik niets anders dan een paar schragen, waarop enkele planken lagen en twee stoelen aan de kant, die misschien als biechtstoel werden ge bruikt. Een vogel was in de kapel verdwaald en vloog driftig van Voren naar achteren, totdat hij de geopende deur ontdekte en als een straaljager naar buiten dook. Een lelijk Maria-beeld keek met een bevroren glimlach op mij neer en scheen te zeggen, dat ik hier best nog even kon blijven om de koelte en de eenzaamheid met haar te delen. sloeg de man met zijn gummiknuppel neer wij zagen een lange schrale man (Advcrtmtii) DE GOEDE MOORDENAAR knikte. Dan begon hij haastig te spre ken, bang dat ik hem in de rede zou vallen, soms struikelend over zjjn eigen woorden. Als hetgeen hjj vertelde niet zo interessant was ge weest, zou ik het belachelijk hebben gevonden: een lezing in een schuur- kerk midden in de Mato Grosso van Brazilië, de grote wildernis, een jun gle-gebied waar twee Nederlanders binnen waren getrokken om te zien of het allemaal zo wild was en of er ook Indianen woonden. Het leek alsof hij blij was eindelijk te kunnen pra ten. Of hij stikte van plezier dat twee mensen naar hem luisterden. (Advertentie) ^.OOO kinderen leven angstig In de riolen y®0 de grote steden In Zuld-Amerlka. j?9lPt het kind In zijn schreeuwende noodl '1 storting vanaf f25.— ontvangt U deze "ingrijpende litho van Aart van Dobben- jjUr9h of langspeelplaat van het koor van Jongensstad, waar kinderen liefde ont ogen door Uw hulp. JJ"ohtlng Swltzar'8 Jongensstad. Brasll. ®cr.s vijverhoef 54. Amsterdam-Zuid 2, Postgiro 559955. Ik besloot aan haar onuitgespro ken wens gevolg te geven, want ik was na een dag rijden over de slech te wegen dodelijk vermoeid en bo vendien kon ik er misschien mijn boterhammen opeten, die ik in een stadje enkele honderden kilometers terug had gekocht. Ik haalde het pakje uit mijn auto, waarschuwde mijn vrouw, liep met haar opnieuw het kerkje binnen en samen trokken we de twee stoelen vóór het altaar. Zo keken we, al etend, naar het „portret van de goede moordenaar", twee ogen en een neus van kogelga ten. Totdat de situatie ineens veran derde door voetstappen achter ons. We keken beiden tegelijkertijd om en zagen een lange, schrale man, die zonder een woord te zeggen bleef stilstaan en ons aanstaarde. Hij was in een khaki-pak gekleed en droeg zwarte laarzen. Zijn magere lichaam deed aan ondervoeding den ken, zijn ingevallen gezicht aan een intense moeheid, maar zijn ogen waren klaar en helder, sterren, ge plukt uit een fluweel donkere nacht. Hij deed enkele haastige stappen naar voren en zei dan luid alsof hij op een preekstoel stond: „Ja, zó zou het moeten zjjn. Mijn mensen zou den moeten komen eten in de kerk, dan pas zou de wonderbare brood vermenigvuldiging niet alleen in de H. Schrift staan." Ik wees hem naar het „portret van de goede moordenaar" en hij „U zult wel begrepen hebben dat ik hier de pastoor ben?" begon hij zjjn preek. „Ik zie er niet naar uit maar ze zeggen hier, dat een pries ter mijlenver te herkennen is, zelfs al draagt hij de kleren, die ik aan heb." Hjj zweeg even alsof hij zijn gedachten moest verzamelen. Ik kreeg medelijden met hem. Ik wilde hem zeggen, dat het helemaal niet waar was. Dat ik hem voor de landeige naar had gehouden, de patrón, die hele gebieden beheerst, maar ik zweeg. Hij liep langs de houten schragen en knielde lang neer voor wat in zijn ogen een onzichtbaar tabernakel moest zijn. Daarop bleef hij stilstaan bij de witgepleisterde muur en de kogelga ten. „Hij schoot in eerste instantie mis," zei hij. „Daarom ontstond er paniek. Hij schoot op de slechte moordenaar." „Zoudt u het in volg orde kunnen vertellen?", onderbrak ik hem. Hij scheen een ogenblik verward alsof iemand een preek van hem had onderbroken. Zijn hand bleef rusten op de neus van de „goede moordenaar", dwaalde dan over de haren alsof hij die streelde en toen hij met zijn handen geen raad meer wist, vouwde hij ze onder zijn oksels en bleef zo nadenkend staan. „Het begon in een klein dorpje over de rivier", vertelde hij. „U kent die dorpjes wel. Er is één zandstraat, waar het verkeer doorheen komt en er staan wat paarden gebonden aan een houten pallisade. In dit dorpje woonde ook een kapper en omdat er een aantal winkels waren, kwamen de boeren uit de omtrek daar hun inkopen doen. Een van die boeren besloot naar de kapper te gaan, maar hjj moest even wachten op een politie man, die hem voor was. Na enkele minuten werd de agent plotseling weg geroepen en de kapper stelde de boer voor 'hem intussen te scheren. Hij nam plaats op de stoel, de kapper zeepte hem in, maar even later daag de de politie-man weer op er eiste van de kapper, dat hjj onmiddellijk zou worden geholpen. Deze vroeg hem nog even geduld te hebben en toen ontstond er een woordenwisseling. De politieman kreeg zijn zin niet en de kleine boer kon na een minuut of tien de zaak van de kapper fris en geschoren verlaten. Er zou niets ge beurd zijn als hij niet een half uur la- ter toevallig de kapsalon was gepas seerd, waar de politie-man nog steeds met de kapper aan het bekvechten was. Zo gauw de agent hem zag, liep hij naar buiten, sloeg de man met zijn gummie-knuppel neer en vroeg enkele omstanders de hevig tegen- spartelende landbouwer over te bren gen naar de plaatselijke gevangenis. Hoe de man ook schreeuwde, het hielp niets en zo werd hü in de ge vangenis gesmeten. Wat daar precies is gebeurd, zal wel niemand te weten komen, maar in elk geval is het tot een vechtpartij gekomen en de politie man heeft de ander zo hard op zijn hoofd geslagen, dat hij enkele minu ten later overleed". De pastoor keek me met zijn grote, heldere ogen aan. „Weet u, senhor, wat er in zo'n geval gebeurt? De po litieman vluchtte natuurlijk, want hjj was te ver gegaan. Hij had de dood van een onschuldige op zjjn geweten. Hij vluchtte onmiddellijk, niet alleen om de rechter te ontlopen, niet al leen omdat hij bang was in dezelfde gevangenis te belanden, waarin hij juist een goed en doodeerlijk man had doodgeknuppeld, omdat die voorrang had bij de kapper, maar vooral om dat hij wist, dat hij anders onmoge lijk aan de bloedwraak van de fami lie zou kunnen ontkomen. Want een paar uur nadat hij er vandoor was gegaan, kwam de vrouw van de landbouwer bij de gevangenis informeren op welke gronden men haar man had gearresteerd. De ge vangenis stond open en toen zij nie mand vond, ging zij naar de cellen om te te kijken of haar man daar zou zitten. Zij vond zijn ontzielde lichaam. Gillend vluchtte zij naar buiten en binnen een half uur wist het hele dorp ervan en was de klopjacht op de politieman al geopend. De vrouw, haar oudste dochter en een dochter tje huurden een vrachtauto en toen de avorrd al gevallen was, reed zij naar het andere dorp waar haar man vandaan kwam om het nieuws aan de familie te vertellen. Maar enkele familieleden die juist de opening van een groot café had den bijgewoond, hadden het nieuws al eerder vernomen. Zij vroegen een Japanner of deze hen naar het dorp zou kunnen rijden waar de moord gepleegd was. Zjj waren dronken en woedend. Zó dronken en zó woedend, dat zij maar am per wisten wat zjj deden. Met hon derd kilometer per uur joeg de kleine wagen over de donkere, stof fige weg en op een bocht gebeurde iets wat geen mens had kunnen voorzien. Met bijna even grote vaart kwam van de andere kant de vrachtwagen met de echtgeno te van de gedode man aangereden. De chauffeur van de kleinste auto raakte waarschijnlijk verblind of hij reed links van de weg, in elk ge val kwamen de twee auto's met el kaar in een frontale botsing. De ravage was verschrikkelijk. Van de inzittenden van de kleine auto kwam er slechts één levend uit, de vrouw werd gedood en de oudste dochter eveneens. Terwijl een broer van de vermoor de landbouwer naar de doden stond te kijken, zwoer hij, dat hij wraak zou nemen op de politie-man, dat hij hem overal zou volgen waarheen hij ook ging, en dat hij alles op zou ge ven om de man neer te schieten. Wat eens een gewoon mens was geweest, een kleine landbouwer, die blij was als het regende, omdat zijn koffie en I zijn katoen, die hij op een klein stuk je grond verbouwde, dan tenminste goed zouden groeien, een armzalige campesino, van wie je er in het Zui den duizenden vindt, werd nu een ha tend wezen, dat nog maar één doel voor ogen had, het beest neer schie ten, dat het gehele gezin van zijn broer had uitgemoord". De pastoor stond nu voor het al taar en zette er een eenvoudig, klein houten kruis op. „Zo zag de kerk er uit toen hjj hem vond", zei hij „Maan denlang zwierf hij door de Mato Gros so als een hond achter het spoor van de politieman aan. 's Nachts sliep hjj in de openlucht of bij een boer, aan wie hij zijn verhaal vertelde. Meestal herinneren de mensen zich in deze kleine dorpjes het gezicht van een vreemdeling. Ze zjjn bovendien nieuwsgierig en erg wantrouwig, want meestal voorspelt de komst van zo iemand niet veel goeds. Dikwijls zjjn het moordenaars uit Sao Paulo of mensen die door de politie worden gezocht. Zij steken de rivier over en wanen zich dan veilig, want hier in deze uithoek van de wereld, in dit door God verlaten gebied komen alleen maar avonturiers, die meer ot min der gevaarlijk kunnen zijn. Soms gaan zij bij boeren werken, dikwijls trek ken zij dieper het land in en worden „grimpeiro's", diamnt- of goudzoe kers, maar niemand vragt naar hun verleden, wnt dat kan gevaarlijk zijn. De politieman deed het anders. Hij zocht onderdak bij een pastoor, die hem uit naastenliefde niet kon weige ren. Hij bleef daar enkele dagen of soms een week en toen zijn achter volger al een paar maal had ge hoord, dat de moordenaar de hulp had ingeroepen van een pater, wist lm dat hij hem moest zoeken in de kerken. Op dat moment werden alle pastoors, alle Kerken zijn jachtge bied. Hij trok van kerk tot kerk en als hij in de verte het kruis zag, wist hij, dat hij de moordenaar daar zou kunnen vinden. Op een nacht had hij zijn roeping gevonden. Terwijl hij weer vergeefs bij de pastoor had aangeklopt en deze hem had verteld dat inder daad de man, die op zijn persoons beschrijving leek, bij hem enkele da gen was geweest, ging hij het kerk je binnen en knielde neer. Hij zag een kruis en stelde zich in gedach ten voor, dat aan de ene zijde van Christus de „slechte" en aan de andere zijde de „goede moorde naar" had gehangen. Christus had tot de „goede moordenaar" gezegd: „Heden nog zult gij met mij zijn in het paradijs." Op dat moment realiseerde hi.i zich, dat hij de „goede moordenaar" was en dat Christus hem zou" uitkiezen als hij een keuze zou moeten ma ken. Gesterkt door deze gedachte zet te hy de achtervolging opnieuw in. De nachten waren nu niet zo lang meer, zijn revolver niet zo zwaar, zijn benen niet meer zo moe, hij, de „goede moordenaar", wist, dat God het hem zou vergeven. Op een morgen kwam hij voorbij deze kapel, juist op het moment, dat de dienst zou beginnen. Hij was moe en uitgeput, want de mensen wa ren niet meer zo gastvrij en de laat ste dagen had hij vrijwel niets gege ten. Maar omdat hij wist dat de moor denaar van zijn broer zich altijd in kerken verborg, ging hij ook hier bin nen. Bijna was hij het kerkje voorbij gelopen, want deze schuur zag er niet als een Godshuis uit, maar het kruis herinnerde hem eraan, dat hij ook dit gebouw niet mocht overslaan Er zul len vijftig kinderen en vrouwen in dit kerkje gezeten hebben, toen hij bin nenkwam. Zoals gewoonlijk nam hij ze één voor één op, aandachtig, langdurig en ineens herkende hij het gezicht van de politieman. Deze zat op de eerste rij en keek strak naar het altaar. Op het gezicht van zijn achtervolger kwam een glimlach. Hij stak de hand in de zak van zijn ver sleten broek en streelde het wapen. Daarop bleef hij kijken naar de moor denaar, die zich van niets bewust was. Vóór hem was het kruis en links en rechts zaten de „goede" en de „kwade" moordenaar. Alleen de levende Christus ontbrak nog om het beeld volmaakt te maken. Dit tafereel stelde de achtervolger gerust. De bij bel zou opnieuw herleven m deze kerk. De mensen merkten niets. Er wa ren veel vrouwen en weinig mannen, in feite waren die twee de enige mannen in het gebouwtje. De één had gemoord, de ander zou moorden. De een had een niets vermoedende man neergeknuppeld, doodgeslagen en daardoor indirect zijn halve familie uitgeroeid, de ander kwam gewoon om de wereld van dit ondier te be vrijden. Hoe de politieman onraad bemerkt had, zal wel nooit iemand achterha len, maar plotseling draaide hij zich om en keek zijn achtervolger aan. Hij kende hem niet, maar aan zijn blik moet hij hebben gezien, dat de man het op hem voorzien had. Toen deze zijn revolver trok, de trekker overhaalde en schoot, bukte, hij zich en tot driemaal toe miste de ander hem. Maar de vierde maal schoot hij de gillende man recht in de borst, deze sloeg achterover en bleef bewe gingloos liggen voor dit simpele al taar. De „goede moordenaar" brul de de vrouwen toe stil te blijven zit ten en hij vertelde hen waarom hij dit had gedaan. Hij bespaarde de ar me mensen geen detail en tot slot knielde hjj neer en bad dat God hem deze daad zou vergeven. Hij, de „goe de moordenaar", zou zijn leven in dienst van de Allerhoogste stellen en zó boeten voor de moord op een on dier. Hij zou de herder worden van deze kleine kudde gelovigen, want een priester kwam hier nooit. Hjj bleef. Hij tekende nier het por tret van de „goede moordenaar", die niet tegelijk met de ander wilde ster ven, maar wel wilde doodgaan naast het kruis als de Verlosser hem riep." „Envroeg ik ademloos. „Hoe liep het af." De pastoor keek me vragend aan. „Wat bedoelt u, senhor', vroeg hij. „Daar links lag het lijk van de politieman en hier rechts stond hij. „Maar...?", vroeg ik, „waar bleef de man die bloedwraak geno men had. Vluchtte hij? Werd hij ge arresteerd' Wat deden de mensen?" Hjj schudde droevig zijn hoofd. „Dat is het ergste, senhor," zucht te hij. „De mensen begrepen hem niet. Zjj kwamen niet meer naar de kerk. Zjj lieten mij alleen. Dat heb ik toch niet verdiend, niet waar?" „U?", schreeuwde ik bijna. „Ja, ik," zei hij. „Ik schoot hem neer en ik ben nu de pastoor van deze parochie. Het is een week ge leden gebeurd, maar ik heb nog geen politie gezien. Goede moorde naars werden niet gearresteerd, senhor en slechte moordenaars wil n.Jn kwijt."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1965 | | pagina 9