J9p< PLUS' MINUS De Tafel van zeven (16) p KINDERPUZZEL ROBBIE DE BEER en de maanvlinders J A/\4 F «sjU- ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1966 "lc.o.L~ -jr ,,Och, meneer Quark", riep ze, „ik ben zo verdrietig De vreselijke spreeuw door PAUL BIECEL d ppl vit nt vr vn d stm st st hst l vt" sprkn s zlvr De kikker Kwork 1 'F-y lil-—. Robbie pakt de lap stof en spreidt hem uit. „Wat een helder licht geeft dat", roept Wim. „Luis ter", zegt Robbie opgewonden. „Als we de lap over de muur hangen, is er misschien iemand die het licht ziet en ons uit de nood helpt." Vlug hangen de twee vrienden de zijden stof over de rand van de toren. Ze zetten er een steen op zodat de zijde er niet afglijdt. Met een beetje meer hoop hurken ze neer bij de muur en verkorten de wachttijd met het ver orberen van Robbies boterhammen. Ze hebben ai een poosje gewacht en net als Wim zegt: „Er komt niemand" zien ze ineens drie vriendinnetjes, de padvindsters Pauline, Berta en Jannie, die op weg naar huis zijn nadat ze een dagje hebben gekampeerd. „We zitten hier opgeslo ten", roept Robbie. „Wij hebben een touwladder bij ons", schreeuwt Pauline terug. „Maar hoe kunnen jullie die te pakken krijgen?" Robbie denkt inge spannen na. Dan herinnert hij zich de kluwen zijde in zijn rugzak. De draad bungelt langs de toren omlaag, totdat de meisjes hem kunnen pakken. „Knoop de touwladder aan deze draad vast, Pauline'', roept Robbie. „Het is een heel speciale soort zijde cn erg sterk!" De padvindsters doen wat Robbie zegt en als dat is gebeurd roept Pauline: „Klaar! Trekken maar." De kleine beer sjort de ladder zo vlug hij kan omhoog. Robbie maakt de touwladder vast aan een ijzeren haak. De padvindsters beneden trekken er stevig aan en roepen naar boven: „Hij zit pri ma, jullie kunt naar beneden komen." Wim daalt als eerste af, nadat Robbie hem over de rand heeft ge holpen. „Zo, die is veilig beneden", denkt Robbie als hij zijn vriendje op de grond ziet springen. „Nu is het mijn beurt I Robbie en Wim zijn helemaal opgelucht nu hun avontuur goed is afgelopen. Ze bedanken de 3 padvindsters uit de grond van hun hart. „We dachten meteen dat er iets mis was toen we die licht gloed zagen", zegt Pauline. De meisjes wikkelen de van kou rillende vriendjes in een paar dekens en geven Robbie en Wim een lift naar huis in hun hand kar. Eerst wordt Robbie naar huis gebracht. Robbie krijgt een beker warme melk en vertelt zjjn vader en moeder intussen wat er allemaal is gebeurd. Mevrouw Beer is erg blij met de cadeautjes van Eduard Mekker. Als Robbie naar zijn slaapkamer is gegaan komt zijn moeder met de iap stof naar hem toe. Ze houdt het weefsel tegen het raam en er valt een heldere lichtglans de kamer bin nen. „Het lijkt wel of er een lamp in de kamer brandt", zegt Robbie. „Wat ga je ervan maken, mam?" „Daar zal ik nog eens goed over nadenken", zegt zijn moeder. Ze wenst Robbie welterusten en moe maar tevreden trekt de kleine beer de dekens over zich heen. EINDE XO CENTS 20 CENTS o Zodra we terug zijn, laat ik er een nieuwe motor inzetten. Hij gaat niet harder dan 235.000 kilometer per uur. Een uut lang dreel her waterlelie- blad nu al midden in de sloot. Anders zat aan de rand met opgetrokken knie- en en zijn rug naar de slakken ge- keerd. ,,Ik houd niet van pottekükers", had Jacob gezegd. En even later: Kun je niet zwemmen? Ik wil alleen zijn met mijn dame". „N-nee", was Anders' antwoord ge weest. Maar hij voelde zi-h helemaal niet prettig. Als mejuffrouw Hik niet steeds: „Geduld Jacob, geduld'" had geroepen, zou meneer slak hem vast en zeker in het water hebben geduwd. Het jongetje keek dus steeds de ande re kant uit, over het donkere water, terwijl Jacob en mejuffrouw Hik ach ter zijn rug lagen te fluisteren en af en toe zelfs te giechelen. De zon zakte naar de horizon en het werd een beetje kil. „Hoe komen we ooit aan de kant?" dacht Anders. Op dat ogenblik klonk er een schril le kreet in de lucht. Direkt daarna een gesuis en gefladder en een verschrik kelijke orkaan stak op, die van boven naar beneden waaide. Vóór Anders wist wat er gebeurde, voelde hij een heftige schok door liet waterteiieblad gaan, de golven sloegen over de rand en tegelijk drukte een verstikkende massa veren hem naar beneden. Hij hoorde mejuffrouw Hik gillen: „De vreselijke spreeuw! Help, hij verslindt ons!" Het was inderdaad een spreeuw, die de slakken had zien liggen en op het lelieblad was neergestreken. Maar de vogel woog te zwaar voor het blad en vóór hij kon pikken, begon hij naar be neden te zakken. „Ik verdrink", dacht Anders. „Ik stik". Wanhopig spartelde hij om vrij te komen en ineens kreeg hij iets ste vigs te pakken, een paal, maar nauwe lijks had hij zijn handen eraan vastge klemd of hij werd met paai en al om hoog gelrokken, het water uit de lucht in. Het ging zo snel dat hij niet meer los durfde te laten uit angst een vre selijke val te maken. Toen vonden zjjn voeten steun en Anders zag dat hij de poot van de spreeuw omklemd hield en met zfjn voeten op de klauw steun de. Diep onder zich kon hij nog juist zien hoe het lelieblad tegen de oever dreef en mejuffrouw Hik met Jacob bezig was eraf te kruipen Anders werd duizelig. De wind gilde in zijn oren, zo snel vloog de spreeuw en hel jongetje klemde zich nog stevi ger met handen en voeten vast. Maar nu scheen de vogel het to merken, want plotseling begon hij zijn pont te schudden. „Help!" riep Anders met gesmoorde stem. en in zjjn angst greep hii een uitstekende veer beet. Even bleef hij daaraan hangen, toen raakte de schacht los en Anders viel met veer en al tollend naar beneden. Het werd een vreselijke val, die mi nuten lang scheen te duren en met een plotselinge schok eindigde, zodat Anders een tijdje versuft bleef liggen. Toen hij bijkwam, voelde hij aan zijn wang dat hij bovenop de veer lag. Langzaam tilde hij zijn hoofd op en keek om zich heen. „O lieve help", bracht het jongetje uit, want de veer dreef in het water. „Nu ben ik nog even ver als daarnet", dacht hij moedeloos. .Alleen zonder die akelige slakken". Zijn kleren waren nog doorweekt en hij rilde van de kou, maar hij ging rechtop zitten en probeerde met zijn handen te roeien. „Zo kom ik wel aan de kant", dacht hy bij zichzelf. Maar hoe Anders ook met zijn ar men door het water maaide, de veer bleef in het midden drijven. „Het water stroomt", mompelde hij. „Het stroomt hard, maar waar naar toe?" Recht vooruit lag een lage betonnen brug waar het onderdoor ging. Het zag er griezelig donker uit. Met alle macht begon anders weer te roeien. Hij probeerde de veer te draaien en recht op de kant aan te sturen, maar het leek wel of de stroom steeds sterker werd; de veer werd onherroepelijk meegesleurd en liet zich helemaal niet besturen. Hijgend van inspanning zag Anders hoe de donkere brug dichterbij kwam. Hier zie je een aantal uitdrukkingen staan die niet vol ledig zijn. De klin kers ontbreken over al. Weet je welke gezegdes het zijn? Schrijf de oplossing op een briefkaart en stuur deze vóór 3 september naar liet bureau van deze krant. Links boven aan moet je schrij ven: Kinderpuzzel. OPLOSSING puzzel van 13 aug.: Zo hard als een spij ker. Zo dood als een pier. Zo glad als een aal. Zo moe als een hond Zo slim als een vos. Zo vlug als een haas. Zo bang als een muis. Zo sterk als een beer. Zo dom als een ezel. De prijzen zijn ge wonnen door: Resi Wittkampf. Fr Haverschmidtlaan 5. Schiedam; Han Gitz, Prins Hendrik kade 119b, Rotterdam; Arja Paulus, Wüstelaan 101, Santpoort-Noord; Dick KVdlülUlllliiill 11 ««tiii Jansen, Korte Schijfstraat 15, Tilburg; Mirjam Holtzer, Van Limburg Stirum- laan 15, Naarden. Nog één keer begon hij verwoed tegen de stroom op te roeien Toen moest hij het opgeven en een ogenblik later dreef hij het schemerduister binnen, onder de brug. Er was geen hand vooi ogen te zien maar er klonken vreemde geluiden die hol weergalmden: het zacnte ge klots van het water, maar ook een ge slis en gelispel alsof er stemmen fluis terden. Anders zat rillend en bevend op de veer en staarde verlangend naar de lichte plek in de verte waar de hrug eindigde. Voelde lijj daar een sliert dooi zyn gezicht, of was het maar verbeelding? Huisden hier wezens, of waren liet dc golven die geritsel en gezucht maak ten? De lichte plek kwam dichterbij. De stroom scheen ook sneller te worden. Anders begon al opgelucht adem te ha len, maar toen hij weer wat vooruit kon kijken, zag hij een eindje verder op een stenen dam in de sloot liggen. In het midden zat een uitholling en in een flits schoot het door Anders' ge dachten: „Een waterval!" Een dof ruisend geluid werd al zwak hoorbaar. In wilde paniek begon Anders weer te roeien maar dat hielp natuurlijk niet. „Ik ben verloren", dacht hij. Toen doemde er in 't. halfdonker iets voor hem op. Een net. 't Was dwars over het water gespannen en zat van boven vast aan de brug. Anders strekte zijn armen uit en greep de on derkant beet toen hij er onderdoor voer. Ogenblikkelijk lag de veer stil. Maar ook Anders kon geen vin meer verroeren, want het net was een spin- neweb. Met beide handen zat hij vastge kleefd onder de duistere brug. De zon ging onder en het werd er pikkedon ker. Veertje zat aan de oever van de sloot. Ze had Anders' brilletje in haar hand en snikte zachtjes voor zich heen. De hommel en de vlinder Julia na hadden haar alleen gelaten, want Veertje wilde daar blijven zitten, op de plek waar Anders verdronken was. Haar ogen waren rood van het wrij ven, haar witte japonnetje was nat van de tranen en haar bonten pantof feltjes zaten vol zwarte moddervlek ken. „Het is mijn schuld dat het allemaal gebeurd is", overdacht ze terwijl haar lijfje weer begon te schokken van een nieuwe huilbui. „Mijn schuld. Omdat ik hem in de steek had gelaten". Ze klemde het brilletje tegen zich aan, boog haar hoofdje voorover en snikte hartverscheurend. Veertje merkte dan ook helemaal niet dat een kikker vlak bij haar voe ten zijn kop boven water stak. ITet dier begon onmiddellijk te blazen en maakte twee grote ballonen aan weerskanten van zijn bek. Toen begon hij uit alle macht: kwork kwark kwek-ek-ek kworkels kwarken kwakkels kwaken. Wie kwakkels kwarkt of kworkels kwaakt verkwakt de kwark in zijn bek-ek- ek. De kikker zweeg om zijn ballonen opnieuw op te blazen toen hij boven zich een stemmetje hoorde, dat uitriep „Anders, Anders, Oli Anders!" „Wat?" bromde de kikker. „Moet het anders? Doe ik het soms niet goed? Zeg hé!'' Nu pas zag hij het meisje zitten met het brilletje tegen zich aan geklemd. „Wat mot dat daar? riep hij. „Wie ben jij?" Heb je zo'n verstand van mu ziek?' Veertje hield niet van kikkers, maar nu kon het haar niets schelen. „Oh me neer Quark!" riep ze, „ik ben zo ver drietig.Er is hier een heel klein jon getje in het water gevallen. Kunt u niet eens kijken of hij op de bodem ligt Misschien.„misschien is hij.." „Ik heet geen Kwark", zei de kik ker. „Kwork heet ik. En ik heb niks op de bodem gezien. Maar ik wil nog wel even gaan kijken". Hij verdween met een pions en Veertje bleef vol span ning wachten. „Misschien..." dacht ze. (Wordt vervolgd! f HONDERDTWINTIG 1 MILJOEN DOLLAR\J door -S& GW KAN NIET? voorhonden JE MAAKT me WAT j WIJS... NEE HEUS NIET" HIER STAAT HET. HONDERDTWINTIG MILJOEN DOLLAR ELK JAAR VOOR ME DISCHE ZORG VOOR HONDEN.' HONDeRDTWINTIG MILJOEN DOLLAR PER JAAR? VOOR. HONDEN IS! jAy JLré MOOR MONDEN? ALLEEN MAAR VOOR HONDEN HONDERDTWINTIG MIL JOEN DOLLAR PER JAAR ALLEEN MAAR VOOR HONDEN I ('WAAROM MOETEN ZE. NU IEMAND ZO'N SCHULD 7 5EVOEL AANPRATEN -y -Mi-» IHJ.IIJ.I.M.miWHIU t 1 Kill ling I V f i' W,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1966 | | pagina 20