Onzekerheid verlamt kerkenbouw Studiecentrum werkt aan nieuwe visie I i ii If Gevolg van dalende recettes THEATERS IN PARIJS MOETEN DOORWERKEN Studiegroep opgericht Ed van der Elskens foto's ten afscheid wmm !ii ifi SS"» I Definitie Genet E: glpSI I I ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1966 WAT IS EIGENLIJK een kerk Wat moeten we er vandaag-de-dag precies onder verstaan Zoals heel de Kerk als abstracte gemeenschap in de branding staat van verhitte discussies, zo is ook alle triomfantelijke zekerheid geweken als het gaat om de tamelijk elementaire vraag, aan welke voorwaarden het kerkgebouw moet voldoen. De bouwers van het kathedraal van Chartres hadden van dergelijke kwellende twijfels geen weet. Hun pro bleem was in alle argeloosheid hoe zij met inschakeling Van alle beschikbare talent een zo indrukwekkend en ^aardig mogelijk bouwsel konden optrekken als woon stede van God. Kerkenbouwers van vandaag zitten ver strikt in een bijna onontwarbare knoop van puzzels en ongewisheden, maar de noodzaak doet zich voor, dat er, in weerwil van alle vraagstukken, eenvoudig gebouwd moet worden. Zondagsplicht houdt bouwplicht in, des noods met voorbijgaan aan alle hedendaagse problema tiek. Maar des te sterker wordt de behoefte voelbaar aan het, begin van dit jaar al aangekondigde, Studiecentrum Katholieke Kerkenbouw. Er zijn tekenen die er op wijzen, dat dit wetenschappelijke centrum binnenkort van de grond komt. De eerste vraag die de heren deskundigen zal worden voorgelegd, luidt: Wat is een kerk? E>E MOEILIJKHEDEN rond bouw van kerken waren tot v_oor kort vrijwel uitsluitend van hnanciële aard, en nog altijd h°udt geldgebrek de expansie van de kerk in een wurgende greep. De kapitaalschaarste en ?e stijgende rentevoet, heeft zelfs *n het bisdom Rotterdam geleid *°t een bouwstop, waaraan zes &ePlande parochies voorlopig ten °ffer vielen. Vier kerken waren °P het ogenblik van de afkondi ging van de bouwstop in uitvoe- ring en zullen worden voltooid, Jhaar daarna zal de activiteit ge heel stil liggen, vermoedelijk tot het voorjaar van 1968. Financiering HANS STEVENS Vragenlijst Er gaat geen dag voorbij of er wordt in de kranten melding ge maakt van doden op de weg; wij weten: het verkeer is een pro bleem. Vrijwel nooit leest men over zelfmoorden. Maar ze ge beuren wel en in grote getale: ook de zelfmoord is een probleem. Er zijn plaatsen in Nederland waar het aantal zelfmoorden het getal aan verkeersdoden over treft. Hot i,«J;»™ jSó'ïdh«t VdE mm lilted rt* Met een foto-tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk en een dik fotoboek „Sweet Life", een uitgave van de Bezige Bij, heeft Ed van der Elsken afscheid genomen van de fotografie om zich geheel te gaan wijden aan de film. Of zo een afscheid iets te maken heeft met een „artistieke crisis" is een zaak, die de kijker-koper van het boek weinig zal interes seren. Fotografen zullen er altijd wel blijven en de behoefte van de mens aan informatie is eindeloos. BEN KROON 11 I i r I WAT IS EEN KERK? Er is een tekort van vijf miljoen gul den. Het bleek onmogelijk 'voor dit *?pitaal geldschieters te vinden, zelfs h'et tegen een rente van acht procent, pe bouw dreigt te stagneren van en kele kerkgebouwen, die het Kijk als vervangingskerk beschouwt en waar voor het subsidie van dertig procent her wettelijke stichtingskosten niet Werd verleend. Tegen deze beslissing ls het bisdom in beroep bjj de Kroon Begaan. Ook het Aartsbisdom heeft "Vee beroepszaken aanhangig gemaakt htn dezelfde reden. In Utrecht is evenmin als in de overige bisdommen in ons land, niet Kozeer sprake van een bouwstop, maar Wel van een matiging in de uitvoe ring der plannen. Ook in Den Bosch, V'aar vorig jaar op initiatief van Jhgr. Bekkers een bezinnig is gehou- jen. over het moderne kerkgebouw, maar °uw weer op gang gekomen zuiver ori^er deze voorwaarde, dat de van sak bouwkosten voor een kerk niet t? Plaatsen de som van 275.000 twee gen overschrijden. De laatste beste ^handen zijn drie kerken aan- bisdn volgens deze norm. In het botiu} Sreda zijn drie van de vier Zal ^P'hhnen aanbesteed. Groningen ja z0n ambitieuze voornemen om dit niet" Zeven kerken aan te besteden, wel Wei Waar kunnen maken, ten dele Ha s financiële belemmeringen. Ook hart m' dat begin 1966 tien kerken tm? geprogrammeerd, heeft zich moe- tj* beperken, evenals het bisdom Roermond. j be financieringsmethoden, waarmee ?e bisdommen kerkbesturen te hulp R®hen, vertonen onderling wel ver- hftillen, maar in de praktijk komt het P hetzelfde neer. Globaal genomen de *Sn en bisdom voor de helft aai Kosten, het kerkbestuur moet de uere helft op tafel leggen. De pre- ingevolge de wet kerkenbouw be st? dertig procent der wettelijke hbtingskosten, maar rekent men de ongesubsidieerde pastorie mee, Ui? blijft er maar 22 procent over. rp«. l fonds kerkenbouw wordt de kora "Ögepast. De tweede helft moet We en van eigen kapitaal in de nieu- sti Parochie, en van leningen. Met de biet- gskosten is men er nog lang helfi Vaak vormen die slechts de kot? Van het totale bedrag. De grond- Reu ®n bijvoorbeeld eisen verhoudings wet^ -een steeds groter deel op van i PinfIKftrlftnrv iiaa« non uiDimio keat ?lndbedrag. Voor een nieuwe K ijn TTffpflnt TYiAocf oTIpph t 175 in ven hardnekkig spreken van „gelovi gen") daaraan deel. Voorts de plaats van communiebanken, van het taber nakel, het orgel, de biechtruimte, het koor. Voor de bouwbureaus is het be langrijk welke bijruimten tot het kerkgebouw moeten worden gere kend, en of de kerkbezoekers prijs zullen stellen op een grotere mate van comfort, zoals de aanwezigheid van garderobe, toiletten, gemakkelijke fauteuils en dergelijke zaKen. Nu langzaam de gedachte veld wint, dat niet zozeer de Kerk de wereld moet heiligen, maar dat het heilige evengoed in de wereld uit zichzelf al aanwezig is en dat de aardse wer kelijkheid zonder bezwaar meer in de Kerk mag penetreren, zodat de kloof tussen kerkelijke en profane werke lijkheid van twee kanten kan worden overbrugd, nu werkt de evolutie in het denken door tot op de tekentafel van de kerkontwerper. De ingang van de Gedachteniskerk te Rhenen. Moet de capaciteit van een kerk be paald worden door het aantal prak- tisanten binnen een parochieel territo rium? Mag bij de berekening van die capaciteit uitgegaan worden van een aantal staanplaatsen? Is de misviering op zaterdagavond van invloed op de gewenste omvang? Moet bij de bouw van nieuwe kerken rekening gehouden worden met simultaan gebruik voor andere, profane, doeleinden, en met medegebruik door andere christenen? Moet de kerkruimte een eigen doel gerichtheid bezitten of is juist een on bepaalde ruimte gewenst? Is een si tuering van de kerk als accent op een kruispunt van wegen' nog ide aal of moet aansluiting worden ge zocht bij de overige bebouwing. Moet de geestelijkheid bij de kerk of tus sen de mensen wonen? De nieuwe liturgie-opvattingen kun nen de inwendige ordening van de kerk radicaal omver werpen. Welk karakter moet aan de eucharistieviering worden toegekend, en in welke mate hebben de kerkgangers (priesters blij- Een jaar of tien geleden bestond er nog nauwelijks twijfel over de definitie van het katholieke kerkgebouw als cen trum van liturgie; „De kerk is de woonplaats van God, om dat door Christus' offer de hoogste hulde wordt gebracht aan de aanbiddellijke Drie- eenheid, omdat onder de eucharistische ge daanten de Godmens, Jezus Christus tegen woordig blijft, omdat in de persoon van de priester Christus zelf daar het offer opdraagt, zodat ons kerkgebouw het woon huis is van God-met-ons in de meest let terlijke betekenis. Vandaar heeft het ka tholieke kerkgebouw altijd overal een theo- centrisch, christocentrisch, eucharistisch-cen- trisch, altaar-centrisch karakter. Bovendien is het kerkgebouw ook het huis der gelo vigen. Door het doopselsacrament is de gedoonte lid geworden van een priesterlijk volk, bestemd tot de door Christus inge stelde eredienst, bestemd vooral om door zijn daar gewijde priesters, zijn plaats vervangers, hun offer op te dragen aan God, door met en in hun onzichtbare Ho gepriester, Christus, aan de allerhoogste Triniteit Geen wonder dat de chris ten de hoogste eisen stelde, alle eeuwen door, aan het kerkgebouw, en dat de chris telijke kunst daaraan al haar fijne zor gen heeft gewijd". („Liturgie en Ker kelijke kunst" door P. Constantinus OFM Cap. druk 1950). Een dergelijke heilige hoogdravend heid wordt vandaag met nuchtere vraagtekens omgeven, een gevolg van het streven om de als steeds pijnlij ker ervaren scheiding tussen „kerke lijk en werkelijk" op te heffen. Het studiecentrum heeft nu als eerste opdracht opnieuw de vraag aan de orde gesteld: wat is eigenlijk een kerk? (Van een correspondent) PARIJS heeft een levendig theaterseizoen meegemaakt, niet tegenstaande officiële theatersta tistieken aangaande gedaalde re cettes en kortere looptijden. Het is eigenlijk verkeerd van een sei zoen te spreken. Tijdens de zomer- uittocht plachten tot dusver alleen de striptease-shows en soortgelijke vermakelijkheden de aanplakbor den te houden. Tegenwoordig rea liseert een inzichtrijke theater leiding zich, dat er een groot on aangesproken zomerpubliek be staat om vooi te spelen, zelfs al moeten betaalde vakanties ver leend worden. De leiding van La Bruyère ziet het onder anderen zo in. In het hart van de zomer deed zij een vroeger succes herleven, de double bill van Margue rite Duras, omvattende „La Musica' en „Wouden en Waterwegen". Het eer ste stuk onthulde het roerende talent van Claire Deluca in de rol van een gescheiden vrouw met aarzelende ach tergedachten, die haar tenslotte in ten naastebij dezelfde knoop brengen als tevoren. Het tweede stuk, volgens zijn grappige aan de naam van een mi nisterie ontleende titel, gaat over al les en nog wat onder de zon. Een amu sante driehoeksconversatie vlamt toe valligerwijze op en sterft onwillekeu rig weer uit, zonder iemand wijzer ge maakt te hebben, uitgezonderd dan de toeschouwers. Hierin toonde Claire De luca haar veelzijdigheid in een geheel andere, komische rol. Een andere betrekkelijk late ver schijning vormde het Mrozek-drieluik, waarvan het tweede, oorspronkelijk genaamd „Karol" om tactische rede nen veranderd werd in „Bertrand". Het bagatelliseert de rol der militai ren in de moderne samenleving. Niet dat het Franse toneel te bleu is om de militaire geest aan te vallen. Anouilh deed het enkele jaren geleden in „l'Hurluberlu" en Boris Vian's post- hume „De theepartij van de generaal" heeft hetzelfde gedaan gedurende de vier seizoenen van het jaar tot in de late zomer toe, tot algemene verheu genis. DE LAATSTE PRESENTATIE van het Théatre de France vóór het Theatre des Nations bezit nam van het huis was Genet's door haat gedre ven en schroeiende onthulling van het militairisme in verbondenheid met het kolonialisme, „Les paravents", door een der Parijse critici begroet als „het stuk van het jaar". Het is aangekon digd om in de herfst hervat te wor den. Ver van ideaal opgevoerd, slaagt het er nochtans in de bourgeois te epateren op de manier die door de schrijver is vastgesteld. Iedereen is het erover eens, dat de kern van het Parijse theaterpubliek door de middenklasse gevormd wordt en zowel de gesubsidieerde als de bou levard-theaters daarop drijven, om niet te zeggen ervan afhangen. De twee mogelijke uitzonderingen zijn het Théatre National Populair en liet T.E.P., die een grote spreiding heb ben onder theaterminnende arbeiders, evenals Planchons theater in Villeur- banne. Dit zou de bijval verklaren die „Les Paravents" begroette. Zouden deze stukken in de „Comédie Frangaise" met dezelfde voorbehoud loze bijval ontvangen zijn als, laat ons zeggen, „Die Irre von Chaillot" (met Edwige Feuillère) in het Palais Chaillot of Armand Gatti's uiterst veel eisende ofschoon visueel fascinerende epische melodrama over de gerechte- ANALYSE VAN ZELFMOORD in Utrecht moest alleen voor de j al de geweldige som van -"00 betaald worden. In enkele vP(??. is de vierkante meter-prijs van den 8 naar tachtig tot honderd gul- bur gesteBen- De bisdommelijke bouw- hïaBUS en kerkbesturen zien zich harm M te vaak verplicht om toe te van rt1 Kij dergelijke aanbiedingen keid ,e gemeente, om niet uitgescha- Iw te worden. Deze factoren heb- ^chti Kosten voor de bouw en in- honj+f? van een kerk tot ongekende joen 6n °Pgestuwd. Een half mil- h0„' gulden voor een bescheiden ge- kpru ls al normaal. Voor de grotere gen l? Komt men meestal dicht te- a «et miljoen. Uhrt>r*B jaar heeft katholiek Neder- befj,. voor het lekenfonds een belangrijk bijeen gebracht gelijk aan de dit Ta "ie alleen het bisdom Haarlem dat, at raamde te moeten uitgeven dan bouwprogram: iets meer ten v mib°en gulden. De totale kos- het aanvarLkelijk 68 nieuwe bei0Jr? omvattende schema voor 1966 Een Jtl Kijna vijftig miljoen gulden, ter nikJrn:erKelijk deel zal dit jaar ech- k'nanci'-i Kt uitvoering komen wegens 0then moeilijkheden - leningen ^VoWstroef af - en ten dele ook ten- u enin? Van het op drift raken van de Kgeb*1 over vorm en functie van het ^n^Ur^0ORZITTER van het studie- «ta^PPeliik t' B" J' Weterman, bis- £o?t'V)scinrv, oouwinspecteur van het t0, iistjP V', beschikt al over een vra- °P ziin Faar,mee het kerkgebouw ben 8(K Vrii«,UV menten wordt bloot- ïftl ?an rii ?tle nieuwe denkbeel- en rix>Va ?t0 tijd passeren de aat zijn er niet weinig. In Den Haag bijvoorbeeld maakten verleden jaar 56 mannen en vrouwen een einde aan him leven, tegenover welk getal 55 aan verkeersdoden staan. Is het verkeersprobleem nog betrek kelijk nieuw, er zijn toch al vele, ook wetenschappelijke studies aan gewijd. Over het aloude vraagstuk van de zelfmoord daarentegen weet men nog niet zo heel veel, al zijn er dan inter nationaal gezien, zo'n l^fduizeml ver- proberen in te halen: opgenchtishet Algemeen Nederlands G®z^hapvoor de studie van zelfmoordproblemen. Tot voorlopig voorzitter is benoemd prof. dr. N. Speijer, buitengewoon hoog leraar in de sociale psychiatrie aan de universiteit in Leiden en hoofd van de afdeling Geestelijke Gezondheidszorg bij de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in Den Haag. Hij lijkt voor die functie de aangewezen persoon omdat hij een van de weinigen is die een studie hebben gemaakt van de zelfmoord. Meer dan dertig jaar geleden promoveerde hij op het on derwerp en ook zjjn rede bij het aan vaarden van zijn ambt als buitenge woon hoogleraar in mei van dit jaar was gewijd aan de zelfmoord. Prof. Speijer wil met zfjn gezelschap een wetenschapsgroep vormen van psychiaters, psychologen, sociologen, theologen en maatschappelijk werkers en van anderen die door hun werk met het verschijnsel zelfmoord te maken hebben of die in de problematiek er van geïnteresseerd zijn. Het moet een trefpunt worden waar resultaten van studies, gegevens en ervaringen kun nen worden uitgewisseld en van waar uit individueel of in groepsverband be paalde facetten van de problematiek verder worden bestudeerd. Dit alles met het doel tot een diepere kennis te komen, om daarmee zelfmoorden te kunnen voorkomen. DE ZELFMOORD is, behalve een menselijk drama, door het aantal al leen al ook een maatschappelijk pro bleem. In Nederland gebeuren vol gens de officiële statistieken zo'n 850 gevallen per jaar, wat betekent dat suicide meer slachtoffers maakt dan t.b.c. en besmettelijke ziekten samen. Volgens prof. Speijer is het getal van 850 per jaar een minimum. Dat offi ciële getal is geflatteerd omdat er art sen zijn die, om de familie te sparen er wordt immers in diverse kringen nog altijd voornamelijk fluisterend ge sproken over zelfmoord de doodsoor zaak verhullen. Er worden ook nog werking niet gemist op de wetenschap pelijke werkers, kinderen als ze zijn van eenzelfde cultuur als ieder ander. Eerst nu de laatste jaren naast an dere zaken ook de dood uit de verbor gen hoek van het denken is te voor schijn gehaald, nu ook de publikaties over de dood in aantal toenemen, er steeds meer over wordt gesproken ook, de dood als facet van het bestaan steeds minder wordt weggemoffeld, nu ~as blijkt de tijd rijp voor een onver- uld op de voorgrond plaatsen van de zelfmoord. Ook aan de kerk is die ontwikkeling van veranderende inzichten in de zelf moord niet voorbijgegaan. Is het for meel nog zo dat het kerkelijk wetboek de begrafenis van zelfmoordenaars in gewijde grond" verbiedt, naarmate men duidelijker tot het besef kwam dat het hier veelal om „patiënten onopzettelijke fouten gemaakt bij het vaststellen van de doodsoorzaak en ook wordt er nog een aantal zelfmoorden gemaskeerd door de slachtoffers zelf. Volgens prof. Speijer moet een nog niet eens zo gering aantal dodelijke auto-ongelukken als zelfmoord worden aangemerkt. Nog veel groter dan het aantal ge slaagde zelfmoorden is het getal po gingen. Volgens schattingen van des kundigen bedraagt het aantal „ernsti ge pogingen" met als maatK*a? op neming in inrichting of "sKenhuig zó'n 4 a 500 per jaar. HetJtantal lich tere pogingen ;icht keer hcht °nfet aUijd Ss serieuze aanslkg^op volgens prof. sP£VLe poging tot weieens genoemd is. gaat, om zieken wier ultieme daad hun niet kan worden aangerekend, werd de toepassing van dit voorschrift steeds soepeler in praktijk gebracht. Dit bete kent dat vele zelfmoordenaars uit het katholieke milieu toch de kerkelijke begrafenis krijgen, tot grote troost vaak van de familie. Professor Speijer acht een grotere kennis van de zelfmoord vooral ge wenst om in de toekomst, zelfmoorden te kunnen voorkomen. Hij is voorai voorstander van meer psychiatrische autopsies van zelfmoorden, een soort reconstructies aan de hand van ver klaringen van onder meer mensen uit de naaste omgeving van 't slachtoffer. Door de verschijnselen, voorafgaand aan de zelfmoord, opnieuw te analyse ren en te groeperen lukt het niet zel den een beter inzicht te krijgen in het proces dat tot de daad zelf heeft ge leid. Een inzicht dat weliswaar te laat komt voor het slachtoffer, maar waar uit voordeel getrokken kan worden voor anderen bij wie de diagnose wel mogelijk is en bij wie nog wel tijdig de juiste behandeling kan worden toege past. Gebleken la dat veel patiënten voor hun zelfmoord of de poging daartoe de huisarts hebben geraadpleegd wegens slapeloosheid, hoofdpijnen of andere euvels, zonder dat zelfs het vermoeden van een mogelijke aanstaande zelf- moordpoging bij de arts opkwam, hoe- wel soms de symptomen daarvoor aan wezig waren. Prof. Speijer ziet ook veel nut in meer samenwerking tussen sociologen en me dici, in het bijzonder sociaal-psychia ters, bij de studie van zelfmoordpro blemen. Dat sociologen veel wetenswaardigs kunnen bijdragen heeft eerder dr. C. Kruyt bewezen met zijn uitgebreide statisch-sociologische verkenningen op dit terrein. Hij heeft onder meer naar verbanden gezocht tussen werk loosheidscijfers en de frequentie van zelfmoorden, onderzocht de vraag of het belijden van een godsdienst de zelfmoordcijfers gunstig beïnvloedt (een vraag die niet positief kon worden be antwoord) en hij kwam onder meer tot de conclusie dat vooral snelle en fun damentele structurele veranderingen, ïneciaal in de beginfaze, een klimaat *KLDDen, waarin relatief velen tot zelfmoord komen. Dat zou ook het vroeiende aantal zelfmoorden door vrouwen verklaren daar waar sprake is van snelle emancipatie. nersoonlijke beweegredenen voor Errt 7iin zeer gecompliceerd en oi zeer ver chillend. Wie zou het wa- zeer veis Schaffeiaar, He- gen Judas, arjiyn Monroe om mmgway figuren te noemen fift" e en' ha as twel eindeloze rij - onder e^nenonemearSte brengen? Sommige^be- ogen met hun zelfmoord hpt een veranderen, voor anueicu 1 d- uitbarsting van agressie'd zich tegen het eigen zelf keert soms is het een wraakoefening, weer and ren vluchten in de dood voor ee dragelijke levensangst, niet zelden ver kiest men de dood na het verlj®® een beminde of van meer abstracte waarden als eer of waardigheid, het algemeen wordt vereenzaming een belangrijk aspect gezien m de on derliggende oorzaken van de zen- moord. Vandaar dat professor Speijer zegt dat eenieder het zijne kan bijdra gen tot het voorkomen van zelfmoor den, gewoon in zijn verhouding mei anderen. Dat is een uitspraak die nu gerust durft te doen zonder de eerste conclusies van het nieuwe gezelschap af te wachten. lijke moord (zoals heit stuk onomwon den te kennen geeft) op Sacco Van- zetti met de onaanlokkelijke titel „Openbare zang voor twee electrische stoelen?" Er klonk geen hoongeroep ter begroeting van O'Casey's „Purple Dust", toen George Wilson zijn enigs zins tamme versie van deze oproerige sociale satire daar presenteerde. Als iets het er welbewust op gemunt scheen te hebben om openlijke afkeu ring gaande te maken, dan was het ze ker de ergerlijk iconoclastische, maar niettemin opwiegelend gekke vorm, die Jacques Fabbri gegeven heeft aan „A Midsummer Night's Dream" in het Théatre Franpais, met Puck, die de wereld rondrijdt op een fiets en der gelijke grappen. Deze extreme vorm van vertekening behaagde evenwel kennelijk de stijve-front beschermers van de dinsdagavond, die eerder ful minant Audiberti's uitspattingen ver oordeeld hadden en later soortgelijke extravanganties van Ionesco vernieti gend zouden beoordelen. HET IS DUIDELIJK dat er geen vaste regels in deze zaken bestaan. Het is nu eenmaal zo dat de gevoelens van deze en gene gekwetst moeten worden in de stroom van stukken, en per saldo is een theater bezoeken een kwestie van keuze, zoals het uit draaien van een ongewenst televisie program. Zo kan men het zich ten minste denken. Als het publiek zijn stemming met zijn voeten gaat uit drukken en wegblijft beginnen de ech te moeilijkheden pas. Wat, om een voorbeeld te noemen, valt er te doen met theaters als „l'Am- bigu", dat na een geweldige publieke toeloop tenslotte verloren raakte aan een huizenmakelaar? Hoe is het Théatre en Rond, het enige van Pa rijs, te vervangen, nadat het is af gebroken? Het enige stuk, waarmee daar in de laatste tijd nog zaken te doen scheen was „Het proces van de Cane-muiterij"; de directie gaf gere geld reprises om zich het bankroet van het lijf te houden, vergeefs naar het bleek. -- -ïh M£Mfl y- ai x, w. Van der Elsken is geen fotograaf van het type: hier is het plaatje, kijk maar of je het mooi vindt. Hij is een Amsterdammer en praat er graag bij. De toelichting bij de foto's in zijn reisreportage „Sweet Life" is, voor wie gevoelig is voor dit soort proza, bijna zo interessant als de foto's zelf. Van der Elsken praat met zijn lezers op de nonchalante jongens-onder mekaar-toon van De Kring, quasi-onverschiUig maar in werkelijkheid heel geëngageerd. Hij gebruikt niet alleen zijn ogen maar ook zijn her senen. Hong Kong, om een van zijn aanleghavens te noemen, karakteriseert hij op een wijze, die men niet uit een reisgids haalt. New York heeft hem overrompeld en zelfs in Afrika gaat hij met op de sentimentele toer. Maar als hij zo maar een jochie in het water ziet duiken, komt ineens de „mesjokkene artiest" in hem boven. Dan schrijft hij: „Sweet Life, sweet and sour, sweet and bitter." Wat zal ik hier gaan staan zwammen over „het leven", over geluk, over happiness. Over „het is wel goed op aarde" of „het is slechts een tranendal, later in de hemelenz. U weet het zelf. U moet het zelf maar weten. Als u het zo nodig van mij moet weten: ongelooflijk, fantastic vind ik het hier, vind ik het leven vind ik de dingen, de birds and the bees, de koe en het kalf en een heel paard half, de blanke top der duinen, het bronsgroen eikehout, John F. en Robert Kennedy, Picasso, Georges Brassens, Fidel Castro, Johannes de drie ëntwintigste. De schoot van mijn vrouw, een landing op de maan, ruimte, eeuwigheid, ik begrijp er geen ene makke van Het is allemaal wel een beetje Querido, een beetje Jordaanse Mooie- Karel-romantiek, maar eerlijk gemeend. Over de fotograaf Van der Elsken kunnen wij kort zijn. Hij kan zijn bedoelingen niet alleen in woorden, maar ook in beelden overbrengen. Hij kent zijn vak, zoals dat heet, en hij is bereid een pak rammel te riske ren als hij achter zijn onderwerp aan is. Foto's als in „Sweet Life" ziet men zelden van Nederlandse fotografen. En zelden ziet men zoveel rake prenten bijeen. Natuurlijk vertegen woordigt Van der Elsken een genre, een manier van benaderen waarover men van mening kan verschillen. Hij houdt van drama, van „echte men sen", dat wil zeggen van mensen, die hun drama op hun gezicht mee dragen, maar daarvoor is hij een fotograaf. De bedoeling moet in één oog opslag overkomen. Wie wil nuanceren, moet gaan filmen. Dat gaat Van der Elsken nu ook doen. Zijn afscheidboek is een meesterproef. Hopelijk komt hij, filmend, tot dezelfde hoogte. I. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1966 | | pagina 15