Onzekerheid verlamt kerkenbouw
Studiecentrum werkt aan nieuwe visie
I
i
ii
If
Gevolg van dalende recettes
THEATERS IN PARIJS
MOETEN DOORWERKEN
Studiegroep opgericht
Ed van der Elskens
foto's ten afscheid
wmm
!ii
ifi
SS"»
I
Definitie
Genet
E:
glpSI
I
I
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1966
WAT IS EIGENLIJK een kerk Wat moeten we er
vandaag-de-dag precies onder verstaan Zoals heel de
Kerk als abstracte gemeenschap in de branding staat van
verhitte discussies, zo is ook alle triomfantelijke zekerheid
geweken als het gaat om de tamelijk elementaire vraag,
aan welke voorwaarden het kerkgebouw moet voldoen.
De bouwers van het kathedraal van Chartres hadden
van dergelijke kwellende twijfels geen weet. Hun pro
bleem was in alle argeloosheid hoe zij met inschakeling
Van alle beschikbare talent een zo indrukwekkend en
^aardig mogelijk bouwsel konden optrekken als woon
stede van God. Kerkenbouwers van vandaag zitten ver
strikt in een bijna onontwarbare knoop van puzzels en
ongewisheden, maar de noodzaak doet zich voor, dat er,
in weerwil van alle vraagstukken, eenvoudig gebouwd
moet worden. Zondagsplicht houdt bouwplicht in, des
noods met voorbijgaan aan alle hedendaagse problema
tiek. Maar des te sterker wordt de behoefte voelbaar aan
het, begin van dit jaar al aangekondigde, Studiecentrum
Katholieke Kerkenbouw. Er zijn tekenen die er op wijzen,
dat dit wetenschappelijke centrum binnenkort van de
grond komt.
De eerste vraag die de heren deskundigen zal worden
voorgelegd, luidt: Wat is een kerk?
E>E MOEILIJKHEDEN rond
bouw van kerken waren tot
v_oor kort vrijwel uitsluitend van
hnanciële aard, en nog altijd
h°udt geldgebrek de expansie
van de kerk in een wurgende
greep. De kapitaalschaarste en
?e stijgende rentevoet, heeft zelfs
*n het bisdom Rotterdam geleid
*°t een bouwstop, waaraan zes
&ePlande parochies voorlopig ten
°ffer vielen. Vier kerken waren
°P het ogenblik van de afkondi
ging van de bouwstop in uitvoe-
ring en zullen worden voltooid,
Jhaar daarna zal de activiteit ge
heel stil liggen, vermoedelijk tot
het voorjaar van 1968.
Financiering
HANS STEVENS
Vragenlijst
Er gaat geen dag voorbij of er
wordt in de kranten melding ge
maakt van doden op de weg; wij
weten: het verkeer is een pro
bleem. Vrijwel nooit leest men
over zelfmoorden. Maar ze ge
beuren wel en in grote getale:
ook de zelfmoord is een probleem.
Er zijn plaatsen in Nederland
waar het aantal zelfmoorden het
getal aan verkeersdoden over
treft.
Hot i,«J;»™ jSó'ïdh«t
VdE
mm
lilted rt*
Met een foto-tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk en
een dik fotoboek „Sweet Life", een uitgave van de Bezige Bij,
heeft Ed van der Elsken afscheid genomen van de fotografie om
zich geheel te gaan wijden aan de film.
Of zo een afscheid iets te maken heeft met een „artistieke crisis"
is een zaak, die de kijker-koper van het boek weinig zal interes
seren. Fotografen zullen er altijd wel blijven en de behoefte van de
mens aan informatie is eindeloos.
BEN KROON
11
I
i
r
I
WAT IS EEN KERK?
Er is een tekort van vijf miljoen gul
den. Het bleek onmogelijk 'voor dit
*?pitaal geldschieters te vinden, zelfs
h'et tegen een rente van acht procent,
pe bouw dreigt te stagneren van en
kele kerkgebouwen, die het Kijk als
vervangingskerk beschouwt en waar
voor het subsidie van dertig procent
her wettelijke stichtingskosten niet
Werd verleend. Tegen deze beslissing
ls het bisdom in beroep bjj de Kroon
Begaan. Ook het Aartsbisdom heeft
"Vee beroepszaken aanhangig gemaakt
htn dezelfde reden.
In Utrecht is evenmin als in de
overige bisdommen in ons land, niet
Kozeer sprake van een bouwstop, maar
Wel van een matiging in de uitvoe
ring der plannen. Ook in Den Bosch,
V'aar vorig jaar op initiatief van
Jhgr. Bekkers een bezinnig is gehou-
jen. over het moderne kerkgebouw,
maar °uw weer op gang gekomen
zuiver ori^er deze voorwaarde, dat de
van sak bouwkosten voor een kerk
niet t? Plaatsen de som van 275.000
twee gen overschrijden. De laatste
beste ^handen zijn drie kerken aan-
bisdn volgens deze norm. In het
botiu} Sreda zijn drie van de vier
Zal ^P'hhnen aanbesteed. Groningen
ja z0n ambitieuze voornemen om dit
niet" Zeven kerken aan te besteden, wel
Wei Waar kunnen maken, ten dele
Ha s financiële belemmeringen. Ook
hart m' dat begin 1966 tien kerken
tm? geprogrammeerd, heeft zich moe-
tj* beperken, evenals het bisdom
Roermond.
j be financieringsmethoden, waarmee
?e bisdommen kerkbesturen te hulp
R®hen, vertonen onderling wel ver-
hftillen, maar in de praktijk komt het
P hetzelfde neer. Globaal genomen
de *Sn en bisdom voor de helft
aai Kosten, het kerkbestuur moet de
uere helft op tafel leggen. De pre-
ingevolge de wet kerkenbouw be
st? dertig procent der wettelijke
hbtingskosten, maar rekent men de
ongesubsidieerde pastorie mee,
Ui? blijft er maar 22 procent over.
rp«. l fonds kerkenbouw wordt de
kora "Ögepast. De tweede helft moet
We en van eigen kapitaal in de nieu-
sti Parochie, en van leningen. Met de
biet- gskosten is men er nog lang
helfi Vaak vormen die slechts de
kot? Van het totale bedrag. De grond-
Reu ®n bijvoorbeeld eisen verhoudings
wet^ -een steeds groter deel op van
i PinfIKftrlftnrv iiaa« non uiDimio
keat ?lndbedrag. Voor een nieuwe
K ijn TTffpflnt TYiAocf oTIpph
t 175
in
ven hardnekkig spreken van „gelovi
gen") daaraan deel. Voorts de plaats
van communiebanken, van het taber
nakel, het orgel, de biechtruimte, het
koor. Voor de bouwbureaus is het be
langrijk welke bijruimten tot het
kerkgebouw moeten worden gere
kend, en of de kerkbezoekers prijs
zullen stellen op een grotere mate
van comfort, zoals de aanwezigheid
van garderobe, toiletten, gemakkelijke
fauteuils en dergelijke zaKen.
Nu langzaam de gedachte veld wint,
dat niet zozeer de Kerk de wereld
moet heiligen, maar dat het heilige
evengoed in de wereld uit zichzelf al
aanwezig is en dat de aardse wer
kelijkheid zonder bezwaar meer in de
Kerk mag penetreren, zodat de kloof
tussen kerkelijke en profane werke
lijkheid van twee kanten kan worden
overbrugd, nu werkt de evolutie in het
denken door tot op de tekentafel van
de kerkontwerper.
De ingang van de Gedachteniskerk te Rhenen.
Moet de capaciteit van een kerk be
paald worden door het aantal prak-
tisanten binnen een parochieel territo
rium? Mag bij de berekening van die
capaciteit uitgegaan worden van een
aantal staanplaatsen? Is de misviering
op zaterdagavond van invloed op de
gewenste omvang? Moet bij de bouw
van nieuwe kerken rekening gehouden
worden met simultaan gebruik voor
andere, profane, doeleinden, en met
medegebruik door andere christenen?
Moet de kerkruimte een eigen doel
gerichtheid bezitten of is juist een on
bepaalde ruimte gewenst? Is een si
tuering van de kerk als accent op
een kruispunt van wegen' nog ide
aal of moet aansluiting worden ge
zocht bij de overige bebouwing. Moet
de geestelijkheid bij de kerk of tus
sen de mensen wonen?
De nieuwe liturgie-opvattingen kun
nen de inwendige ordening van de
kerk radicaal omver werpen. Welk
karakter moet aan de eucharistieviering
worden toegekend, en in welke mate
hebben de kerkgangers (priesters blij-
Een jaar of tien geleden bestond er
nog nauwelijks twijfel over de definitie
van het katholieke kerkgebouw als cen
trum van liturgie;
„De kerk is de woonplaats van God, om
dat door Christus' offer de hoogste hulde
wordt gebracht aan de aanbiddellijke Drie-
eenheid, omdat onder de eucharistische ge
daanten de Godmens, Jezus Christus tegen
woordig blijft, omdat in de persoon van
de priester Christus zelf daar het offer
opdraagt, zodat ons kerkgebouw het woon
huis is van God-met-ons in de meest let
terlijke betekenis. Vandaar heeft het ka
tholieke kerkgebouw altijd overal een theo-
centrisch, christocentrisch, eucharistisch-cen-
trisch, altaar-centrisch karakter. Bovendien
is het kerkgebouw ook het huis der gelo
vigen. Door het doopselsacrament is de
gedoonte lid geworden van een priesterlijk
volk, bestemd tot de door Christus inge
stelde eredienst, bestemd vooral om door
zijn daar gewijde priesters, zijn plaats
vervangers, hun offer op te dragen aan
God, door met en in hun onzichtbare Ho
gepriester, Christus, aan de allerhoogste
Triniteit Geen wonder dat de chris
ten de hoogste eisen stelde, alle eeuwen
door, aan het kerkgebouw, en dat de chris
telijke kunst daaraan al haar fijne zor
gen heeft gewijd". („Liturgie en Ker
kelijke kunst" door P. Constantinus OFM
Cap. druk 1950).
Een dergelijke heilige hoogdravend
heid wordt vandaag met nuchtere
vraagtekens omgeven, een gevolg van
het streven om de als steeds pijnlij
ker ervaren scheiding tussen „kerke
lijk en werkelijk" op te heffen. Het
studiecentrum heeft nu als eerste
opdracht opnieuw de vraag aan de
orde gesteld: wat is eigenlijk een
kerk?
(Van een correspondent)
PARIJS heeft een levendig
theaterseizoen meegemaakt, niet
tegenstaande officiële theatersta
tistieken aangaande gedaalde re
cettes en kortere looptijden. Het
is eigenlijk verkeerd van een sei
zoen te spreken. Tijdens de zomer-
uittocht plachten tot dusver alleen
de striptease-shows en soortgelijke
vermakelijkheden de aanplakbor
den te houden. Tegenwoordig rea
liseert een inzichtrijke theater
leiding zich, dat er een groot on
aangesproken zomerpubliek be
staat om vooi te spelen, zelfs al
moeten betaalde vakanties ver
leend worden.
De leiding van La Bruyère ziet het
onder anderen zo in. In het hart van
de zomer deed zij een vroeger succes
herleven, de double bill van Margue
rite Duras, omvattende „La Musica'
en „Wouden en Waterwegen". Het eer
ste stuk onthulde het roerende talent
van Claire Deluca in de rol van een
gescheiden vrouw met aarzelende ach
tergedachten, die haar tenslotte in ten
naastebij dezelfde knoop brengen als
tevoren. Het tweede stuk, volgens zijn
grappige aan de naam van een mi
nisterie ontleende titel, gaat over al
les en nog wat onder de zon. Een amu
sante driehoeksconversatie vlamt toe
valligerwijze op en sterft onwillekeu
rig weer uit, zonder iemand wijzer ge
maakt te hebben, uitgezonderd dan de
toeschouwers. Hierin toonde Claire De
luca haar veelzijdigheid in een geheel
andere, komische rol.
Een andere betrekkelijk late ver
schijning vormde het Mrozek-drieluik,
waarvan het tweede, oorspronkelijk
genaamd „Karol" om tactische rede
nen veranderd werd in „Bertrand".
Het bagatelliseert de rol der militai
ren in de moderne samenleving. Niet
dat het Franse toneel te bleu is om de
militaire geest aan te vallen. Anouilh
deed het enkele jaren geleden in
„l'Hurluberlu" en Boris Vian's post-
hume „De theepartij van de generaal"
heeft hetzelfde gedaan gedurende de
vier seizoenen van het jaar tot in de
late zomer toe, tot algemene verheu
genis.
DE LAATSTE PRESENTATIE van
het Théatre de France vóór het
Theatre des Nations bezit nam van het
huis was Genet's door haat gedre
ven en schroeiende onthulling van het
militairisme in verbondenheid met het
kolonialisme, „Les paravents", door
een der Parijse critici begroet als „het
stuk van het jaar". Het is aangekon
digd om in de herfst hervat te wor
den. Ver van ideaal opgevoerd, slaagt
het er nochtans in de bourgeois te
epateren op de manier die door de
schrijver is vastgesteld.
Iedereen is het erover eens, dat de
kern van het Parijse theaterpubliek
door de middenklasse gevormd wordt
en zowel de gesubsidieerde als de bou
levard-theaters daarop drijven, om
niet te zeggen ervan afhangen. De
twee mogelijke uitzonderingen zijn het
Théatre National Populair en liet
T.E.P., die een grote spreiding heb
ben onder theaterminnende arbeiders,
evenals Planchons theater in Villeur-
banne. Dit zou de bijval verklaren die
„Les Paravents" begroette.
Zouden deze stukken in de „Comédie
Frangaise" met dezelfde voorbehoud
loze bijval ontvangen zijn als, laat ons
zeggen, „Die Irre von Chaillot" (met
Edwige Feuillère) in het Palais
Chaillot of Armand Gatti's uiterst veel
eisende ofschoon visueel fascinerende
epische melodrama over de gerechte-
ANALYSE VAN ZELFMOORD
in Utrecht moest alleen voor de
j al de geweldige som van
-"00 betaald worden. In enkele
vP(??. is de vierkante meter-prijs van
den 8 naar tachtig tot honderd gul-
bur gesteBen- De bisdommelijke bouw-
hïaBUS en kerkbesturen zien zich
harm M te vaak verplicht om toe te
van rt1 Kij dergelijke aanbiedingen
keid ,e gemeente, om niet uitgescha-
Iw te worden. Deze factoren heb-
^chti Kosten voor de bouw en in-
honj+f? van een kerk tot ongekende
joen 6n °Pgestuwd. Een half mil-
h0„' gulden voor een bescheiden ge-
kpru ls al normaal. Voor de grotere
gen l? Komt men meestal dicht te-
a «et miljoen.
Uhrt>r*B jaar heeft katholiek Neder-
befj,. voor het lekenfonds een belangrijk
bijeen gebracht gelijk aan de
dit Ta "ie alleen het bisdom Haarlem
dat, at raamde te moeten uitgeven
dan bouwprogram: iets meer
ten v mib°en gulden. De totale kos-
het aanvarLkelijk 68 nieuwe
bei0Jr? omvattende schema voor 1966
Een Jtl Kijna vijftig miljoen gulden,
ter nikJrn:erKelijk deel zal dit jaar ech-
k'nanci'-i Kt uitvoering komen wegens
0then moeilijkheden - leningen
^VoWstroef af - en ten dele ook ten-
u enin? Van het op drift raken van de
Kgeb*1 over vorm en functie van het
^n^Ur^0ORZITTER van het studie-
«ta^PPeliik t' B" J' Weterman, bis-
£o?t'V)scinrv, oouwinspecteur van het
t0, iistjP V', beschikt al over een vra-
°P ziin Faar,mee het kerkgebouw
ben 8(K Vrii«,UV menten wordt bloot-
ïftl ?an rii ?tle nieuwe denkbeel-
en rix>Va ?t0 tijd passeren de
aat zijn er niet weinig.
In Den Haag bijvoorbeeld maakten
verleden jaar 56 mannen en vrouwen
een einde aan him leven, tegenover
welk getal 55 aan verkeersdoden staan.
Is het verkeersprobleem nog betrek
kelijk nieuw, er zijn toch al vele, ook
wetenschappelijke studies aan gewijd.
Over het aloude vraagstuk van de
zelfmoord daarentegen weet men nog
niet zo heel veel, al zijn er dan inter
nationaal gezien, zo'n l^fduizeml ver-
proberen in te halen: opgenchtishet
Algemeen Nederlands G®z^hapvoor
de studie van zelfmoordproblemen.
Tot voorlopig voorzitter is benoemd
prof. dr. N. Speijer, buitengewoon hoog
leraar in de sociale psychiatrie aan de
universiteit in Leiden en hoofd van de
afdeling Geestelijke Gezondheidszorg bij
de Gemeentelijke Geneeskundige en
Gezondheidsdienst in Den Haag. Hij
lijkt voor die functie de aangewezen
persoon omdat hij een van de weinigen
is die een studie hebben gemaakt van
de zelfmoord. Meer dan dertig jaar
geleden promoveerde hij op het on
derwerp en ook zjjn rede bij het aan
vaarden van zijn ambt als buitenge
woon hoogleraar in mei van dit jaar
was gewijd aan de zelfmoord.
Prof. Speijer wil met zfjn gezelschap
een wetenschapsgroep vormen van
psychiaters, psychologen, sociologen,
theologen en maatschappelijk werkers
en van anderen die door hun werk met
het verschijnsel zelfmoord te maken
hebben of die in de problematiek er
van geïnteresseerd zijn. Het moet een
trefpunt worden waar resultaten van
studies, gegevens en ervaringen kun
nen worden uitgewisseld en van waar
uit individueel of in groepsverband be
paalde facetten van de problematiek
verder worden bestudeerd. Dit alles
met het doel tot een diepere kennis te
komen, om daarmee zelfmoorden te
kunnen voorkomen.
DE ZELFMOORD is, behalve een
menselijk drama, door het aantal al
leen al ook een maatschappelijk pro
bleem. In Nederland gebeuren vol
gens de officiële statistieken zo'n 850
gevallen per jaar, wat betekent dat
suicide meer slachtoffers maakt dan
t.b.c. en besmettelijke ziekten samen.
Volgens prof. Speijer is het getal van
850 per jaar een minimum. Dat offi
ciële getal is geflatteerd omdat er art
sen zijn die, om de familie te sparen
er wordt immers in diverse kringen
nog altijd voornamelijk fluisterend ge
sproken over zelfmoord de doodsoor
zaak verhullen. Er worden ook nog
werking niet gemist op de wetenschap
pelijke werkers, kinderen als ze zijn
van eenzelfde cultuur als ieder ander.
Eerst nu de laatste jaren naast an
dere zaken ook de dood uit de verbor
gen hoek van het denken is te voor
schijn gehaald, nu ook de publikaties
over de dood in aantal toenemen, er
steeds meer over wordt gesproken ook,
de dood als facet van het bestaan
steeds minder wordt weggemoffeld, nu
~as blijkt de tijd rijp voor een onver-
uld op de voorgrond plaatsen van de
zelfmoord.
Ook aan de kerk is die ontwikkeling
van veranderende inzichten in de zelf
moord niet voorbijgegaan. Is het for
meel nog zo dat het kerkelijk wetboek
de begrafenis van zelfmoordenaars in
gewijde grond" verbiedt, naarmate
men duidelijker tot het besef kwam
dat het hier veelal om „patiënten
onopzettelijke fouten gemaakt bij het
vaststellen van de doodsoorzaak en ook
wordt er nog een aantal zelfmoorden
gemaskeerd door de slachtoffers zelf.
Volgens prof. Speijer moet een nog
niet eens zo gering aantal dodelijke
auto-ongelukken als zelfmoord worden
aangemerkt.
Nog veel groter dan het aantal ge
slaagde zelfmoorden is het getal po
gingen. Volgens schattingen van des
kundigen bedraagt het aantal „ernsti
ge pogingen" met als maatK*a? op
neming in inrichting of "sKenhuig
zó'n 4 a 500 per jaar. HetJtantal lich
tere pogingen ;icht keer
hcht °nfet aUijd Ss serieuze aanslkg^op
volgens prof. sP£VLe poging tot
weieens genoemd is.
gaat, om zieken wier ultieme daad hun
niet kan worden aangerekend, werd de
toepassing van dit voorschrift steeds
soepeler in praktijk gebracht. Dit bete
kent dat vele zelfmoordenaars uit het
katholieke milieu toch de kerkelijke
begrafenis krijgen, tot grote troost
vaak van de familie.
Professor Speijer acht een grotere
kennis van de zelfmoord vooral ge
wenst om in de toekomst, zelfmoorden
te kunnen voorkomen. Hij is voorai
voorstander van meer psychiatrische
autopsies van zelfmoorden, een soort
reconstructies aan de hand van ver
klaringen van onder meer mensen uit
de naaste omgeving van 't slachtoffer.
Door de verschijnselen, voorafgaand
aan de zelfmoord, opnieuw te analyse
ren en te groeperen lukt het niet zel
den een beter inzicht te krijgen in het
proces dat tot de daad zelf heeft ge
leid. Een inzicht dat weliswaar te laat
komt voor het slachtoffer, maar waar
uit voordeel getrokken kan worden
voor anderen bij wie de diagnose wel
mogelijk is en bij wie nog wel tijdig de
juiste behandeling kan worden toege
past.
Gebleken la dat veel patiënten voor
hun zelfmoord of de poging daartoe de
huisarts hebben geraadpleegd wegens
slapeloosheid, hoofdpijnen of andere
euvels, zonder dat zelfs het vermoeden
van een mogelijke aanstaande zelf-
moordpoging bij de arts opkwam, hoe-
wel soms de symptomen daarvoor aan
wezig waren.
Prof. Speijer ziet ook veel nut in meer
samenwerking tussen sociologen en me
dici, in het bijzonder sociaal-psychia
ters, bij de studie van zelfmoordpro
blemen.
Dat sociologen veel wetenswaardigs
kunnen bijdragen heeft eerder dr. C.
Kruyt bewezen met zijn uitgebreide
statisch-sociologische verkenningen
op dit terrein. Hij heeft onder meer
naar verbanden gezocht tussen werk
loosheidscijfers en de frequentie van
zelfmoorden, onderzocht de vraag of
het belijden van een godsdienst de
zelfmoordcijfers gunstig beïnvloedt (een
vraag die niet positief kon worden be
antwoord) en hij kwam onder meer tot
de conclusie dat vooral snelle en fun
damentele structurele veranderingen,
ïneciaal in de beginfaze, een klimaat
*KLDDen, waarin relatief velen tot
zelfmoord komen. Dat zou ook het
vroeiende aantal zelfmoorden door
vrouwen verklaren daar waar sprake
is van snelle emancipatie.
nersoonlijke beweegredenen voor
Errt 7iin zeer gecompliceerd en
oi zeer ver chillend. Wie zou het wa-
zeer veis Schaffeiaar, He-
gen Judas, arjiyn Monroe om
mmgway figuren te noemen
fift" e en' ha as twel eindeloze rij - onder
e^nenonemearSte brengen? Sommige^be-
ogen met hun zelfmoord hpt een
veranderen, voor anueicu 1 d-
uitbarsting van agressie'd
zich tegen het eigen zelf keert soms
is het een wraakoefening, weer and
ren vluchten in de dood voor ee
dragelijke levensangst, niet zelden ver
kiest men de dood na het verlj®®
een beminde of van meer abstracte
waarden als eer of waardigheid,
het algemeen wordt vereenzaming
een belangrijk aspect gezien m de on
derliggende oorzaken van de zen-
moord. Vandaar dat professor Speijer
zegt dat eenieder het zijne kan bijdra
gen tot het voorkomen van zelfmoor
den, gewoon in zijn verhouding mei
anderen. Dat is een uitspraak die nu
gerust durft te doen zonder de eerste
conclusies van het nieuwe gezelschap
af te wachten.
lijke moord (zoals heit stuk onomwon
den te kennen geeft) op Sacco Van-
zetti met de onaanlokkelijke titel
„Openbare zang voor twee electrische
stoelen?" Er klonk geen hoongeroep
ter begroeting van O'Casey's „Purple
Dust", toen George Wilson zijn enigs
zins tamme versie van deze oproerige
sociale satire daar presenteerde.
Als iets het er welbewust op gemunt
scheen te hebben om openlijke afkeu
ring gaande te maken, dan was het ze
ker de ergerlijk iconoclastische, maar
niettemin opwiegelend gekke vorm,
die Jacques Fabbri gegeven heeft aan
„A Midsummer Night's Dream" in het
Théatre Franpais, met Puck, die de
wereld rondrijdt op een fiets en der
gelijke grappen. Deze extreme vorm
van vertekening behaagde evenwel
kennelijk de stijve-front beschermers
van de dinsdagavond, die eerder ful
minant Audiberti's uitspattingen ver
oordeeld hadden en later soortgelijke
extravanganties van Ionesco vernieti
gend zouden beoordelen.
HET IS DUIDELIJK dat er geen
vaste regels in deze zaken bestaan.
Het is nu eenmaal zo dat de gevoelens
van deze en gene gekwetst moeten
worden in de stroom van stukken, en
per saldo is een theater bezoeken een
kwestie van keuze, zoals het uit
draaien van een ongewenst televisie
program. Zo kan men het zich ten
minste denken. Als het publiek zijn
stemming met zijn voeten gaat uit
drukken en wegblijft beginnen de ech
te moeilijkheden pas.
Wat, om een voorbeeld te noemen,
valt er te doen met theaters als „l'Am-
bigu", dat na een geweldige publieke
toeloop tenslotte verloren raakte aan
een huizenmakelaar? Hoe is het
Théatre en Rond, het enige van Pa
rijs, te vervangen, nadat het is af
gebroken? Het enige stuk, waarmee
daar in de laatste tijd nog zaken te
doen scheen was „Het proces van de
Cane-muiterij"; de directie gaf gere
geld reprises om zich het bankroet van
het lijf te houden, vergeefs naar het
bleek.
--
-ïh
M£Mfl
y- ai
x, w.
Van der Elsken is geen fotograaf van het type: hier is het plaatje, kijk
maar of je het mooi vindt. Hij is een Amsterdammer en praat er graag bij.
De toelichting bij de foto's in zijn reisreportage „Sweet Life" is, voor wie
gevoelig is voor dit soort proza, bijna zo interessant als de foto's zelf.
Van der Elsken praat met zijn lezers op de nonchalante jongens-onder
mekaar-toon van De Kring, quasi-onverschiUig maar in werkelijkheid
heel geëngageerd. Hij gebruikt niet alleen zijn ogen maar ook zijn her
senen.
Hong Kong, om een van zijn aanleghavens te noemen, karakteriseert
hij op een wijze, die men niet uit een reisgids haalt. New York heeft hem
overrompeld en zelfs in Afrika gaat hij met op de sentimentele toer. Maar
als hij zo maar een jochie in het water ziet duiken, komt ineens de
„mesjokkene artiest" in hem boven. Dan schrijft hij: „Sweet Life, sweet
and sour, sweet and bitter." Wat zal ik hier gaan staan zwammen over
„het leven", over geluk, over happiness. Over „het is wel goed op aarde"
of „het is slechts een tranendal, later in de hemelenz. U weet het zelf.
U moet het zelf maar weten. Als u het zo nodig van mij moet weten:
ongelooflijk, fantastic vind ik het hier, vind ik het leven vind ik de
dingen, de birds and the bees, de koe en het kalf en een heel paard half,
de blanke top der duinen, het bronsgroen eikehout, John F. en Robert
Kennedy, Picasso, Georges Brassens, Fidel Castro, Johannes de drie
ëntwintigste. De schoot van mijn vrouw, een landing op de maan, ruimte,
eeuwigheid, ik begrijp er geen ene makke van
Het is allemaal wel een beetje Querido, een beetje Jordaanse Mooie-
Karel-romantiek, maar eerlijk gemeend.
Over de fotograaf Van der Elsken kunnen wij kort zijn. Hij kan zijn
bedoelingen niet alleen in woorden, maar ook in beelden overbrengen.
Hij kent zijn vak, zoals dat heet, en hij is bereid een pak rammel te riske
ren als hij achter zijn onderwerp aan is.
Foto's als in „Sweet Life" ziet men zelden van Nederlandse fotografen.
En zelden ziet men zoveel rake prenten bijeen. Natuurlijk vertegen
woordigt Van der Elsken een genre, een manier van benaderen waarover
men van mening kan verschillen. Hij houdt van drama, van „echte men
sen", dat wil zeggen van mensen, die hun drama op hun gezicht mee
dragen, maar daarvoor is hij een fotograaf. De bedoeling moet in één oog
opslag overkomen. Wie wil nuanceren, moet gaan filmen. Dat gaat Van
der Elsken nu ook doen. Zijn afscheidboek is een meesterproef.
Hopelijk komt hij, filmend, tot dezelfde hoogte.
I.
1