Opvoeringen van Lear en Othello in Düsseldorf
WIELEN
Automobilisten zeer geïnteresseerd in
SAMENSPRAAK JAGO EN OTHELLO
LEAR, GEKKE TOM EN NAR
AUSTIN HEALEY SPRITE VERBETERD
CLUB DER ZUINIGEN
Oprichters
staan
versteld
STUUR IN HET MIDDEN
Veiliger vormgeving
In RAI 78 merken
In één weekend waren er voor de benijdens
waardige toneelliefhebbers van Düsseldorf
twee grote Shakespeare-opvoeringen te zien:
King Lear en Othello. Ze gingen beide in
toneelbeelden van Teo Otto, die hiermede als
een goed decorateur zijn aanpassingsvermogen
aan zeer uiteenlopende speeltijden bewees. Die
waren bij Lear en Othello ver van elkaar ver
wijderd. Lear was geënsceneerd door Werner
Düggelin, Othello door Karl Heinz Stroux.
ZATERDAG 29 OKTOBER 1966
5
Heinz Reincke als Jago en Wolfgang Reichmann als Othello.
Koning Lear
*Wald Balser als Lear, Wolfgang Arps als Edgar, Otto Rouvel als
Nar in Koning Lear.
Stroux' regie
Het mysterie. Strzoux is er in
deze Othello met zulke spelers
na aan toe gekomen.
LEO HANEKROOT
Zal het interieur van de auto er in de toekomst zö uitzien? Stuur in het
midden, passagiers-fauteuils aan de kant. In de door de studio van
Pininfarina ontworpen Ferrari is dat al het geval. De bestuurder
zit in het midden en ook de pook van de versnelling is rechts van de
middenzetel geplaatst. Speciaal aanbevolen voor mensen, die van
•gezelligheid houden. Er zijn nog geen plannen voor serie-produktie
van dit model. Maar: wie weet...
Austin heeft de Healy Sprite verbeterd: de cabrioletkap kan nu gemakkelijker worden opgezet en in de
carrosserie worden opgevouwen. De wagen kreeg ook een 1275 cc motor (in plaats van 1098 cc).
Ook de remmen zijn verbeterd.
DEVENTER, 29 oktober.
„We zijn verbaasd over al die reacties
van de Nederlandse automobilisten. En
niet minder over al die „goedkope aan
biedingen" van handel en verzekerings
maatschappijen Dat zeggen de initia
tiefnemers van de Economische Auto
mobiel Club. Leken in het auto-vak. Ge
wone automobilistendie vonden, dat het
rijden nu onder hand toch wèl een
beetje te duur werd. Ze besloten op 1 ok
tober j.l., de hoofden eens bij elkaar te
steken. Over het resultaat zijn ze een
beetje beduusd.
De heer C. de Zeeuw uit Deven
ter, employé bij een groot bedrijf,
DAF-rijder, zegt; „Moet U die
post eens zien. Allemaal mensen
die zich komen aanmelden voor
het lidmaatschap van de Club-in-
oprichting. Dat kost ze een rijks
daalder en daarvoor krijgen ze nu
al een lijst van 500 pompen met
„witte benzine". Ja, die pompen,
daar zijn we vóór. Een van onze
programma-punten is dan ook:
géén liquidatie van de vrije ben-
zine-pompen.
f J
De heer H. Warrink: de moeite
waard, om te proberen...
VIC. SNIEKERS
- S A
WILLIAM SHAKESPEARE
EN HET MYSTERIE
Nochtans zag (je toeschouwer door
beide stukken en gestalten heen on
veranderlijk één figuur te voorschijn
komen, eén geest, één man, Shakes
peare, borend naar de zin van het be
staan die hem naarmate zijn jaren
toenemen en zijn inzicht zich verdiept
meer en meer ontgaat. In Lear ge
beurt tenslotte niets dat nog zin heeft;
net is onnodig te proberen hem en
de andere mensen die zijn wereld vor
men te verklaren.
In Othello is dit nog mogelijk en
net schijnt tot op zekere hoogte een
lonende bezigheid. Men kan de Moor
ontleden tot zijn wezen dat hijzelf niet
kent, zelfs niet bevroedt. Jago bezit
een zekere mate van zelfkennis; hij
begrijpt het een en ander van de mo
tieven die hem drijven. Hij is een
kwade geest en hij weet het. Othello
is wel een goede geest, maar hij is
een niet zo goede geest als hij zich
denkt en hij heeft daar geen vermoe
den van. Hij miskent zichzelf, slechts
ten dele weliswaar maar op een be
slissend punt. Jago miskent zich niet;
hij weet dat hij kwaad is en kwaad
wil zijn. Hij omvat zijn eigen kwaad
alleen niet geheel, al weet hij dat het
groot en alles beheersend is.
Hij is afgunstig, omdat Othello
waarschijnlijk slechts uit eigengerei
de willekeur Cassio voortrekt in diens
carrière. Die afgunst ligt voor de
hand, maar zij geeft onvoldoende ver
klaring voor zoveel kwaad als Jago
ontwikkelt. Hij is ook afgunstig op de
noblesse van de Moor, eenvoudig om
dat edelmoed zijn tegendeel is. Of
schoon hij zich dit niet in zijn volle
betekenis realiseert, komt hem dit bij
voorbijgaande vlagen voor de geest.
Was Cassio niet in de rang geplaatst
die hij zelf verdiend meende te heb
ben, hij zou Othello vermoedelijk even
goed ten val gebracht hebben om een
andere aanleiding.
Dat hij een hater is stempelt hem
niet tot een bijzonder karakter.
Ün trieste grootsheid is, dat hij een
aadnóèns is, een doener die daar-
°e in staat gesteld door de snelheid
van zijn uitsluitend op het praktische
gerichte verstand aan het kwaad
onbeperkt gestalte durft te geven tot
het alle objecten van zijn haat ver
nietigd heeft. Hij haat de Moor om
zijn wezen dat gaat veel dieper
dan hij tot zijn besef kan brengen
en dit wezen wordt bevestigd en be
kroond doordat Othello de liefde wint
van Desdemona. Zij is bevattelijk voor
de goedheid in de vorm van de recht
schapenheid van haar bestaan. Tot
haar laatste ademtocht, als zij zijn
slachtoffer is geworden, is zij niets an
ders dan de vrouw van haar marr
zij heeft een onbeperkt vermogen tot
liefhebben. gen tot
HET IS HAAR GENOEGEN te leven
in die zuivere witte tempel van haar
liefde. Maar het is niet genoeg om
*ich in stand te kunnen houden naast
Othello of om hem te bewaren voor
zijn morele sterfelijkheid. Zij kent van
Othello niets; zij heeft geen wereld
huiten dat liefdevermogen dat haar
overstraalt. Zij is Desdemona, zij is
ont-demoniseerd. Zij weet niet dat de
dingen een dubbele bodem hebben.
Het bedrog dal zij tegenover haar va
der zonder bedenken heeft gepleegd
om de man van haar keuze aan te
hangen, heeft zij zelf niet in zijn be
tekenis als geestelijke mogelijkheid
begrepen. Voor Othello, als dit bedrog
voor hem geformuleerd wordt bij wij
ze van waarschuwing, is het de eer
ste steek die zijn masker doorboort.
Desdemona zal aan haar in zichzelf
verboorde liefdesbestaan te gronde
gaan. Voor deze wereld is zij niet
deugdelijk genoeg, en het is Jago die
dit ontdekt. In Desdemona treft Jago
Othello in zijn zwak, dat is de opbouw
van zijn masker van rechtvaardigen
de heldhaftigheid over een afgrond
van twijfel aan zichzelf en derhalve
twijfel aan zijn beminnenswaardigheid
in zulk een complete overgave 'als
Desdemona opbrengt.
Zo ongeveer zitten de verknopingen
in elkaar. Het is natuurlijk eindeloos
boeiend ze te ontwarren en ze in hun
samenhang te beschouwen. Maar ter
wijl men dit doet, voelt men zich
evenzeer voor een raadsel geplaatst,
dat althans van aard gelijk is aan
het raadsel dat Lear ons stelt. Othel
lo is een drama van mateloze, in hun
hoedanigheid zeer onderscheiden drif
ten, goed of kwaad gericht. Het leidt
evenwel allemaal tot blinde vernieti
ging en ondergang, want de goeden
zijn niet vuurvast in de beproeving
van het kwaad, dat alles verteert en
naar zijn natuur tenslotte zichzelf ook.
Waar komt dat vandaan? Waarom is
dat zo?
Hier stuit de schouwende dichter op
het mysterie van goed en kwaad, die
als twee aspecten zijn van dezelfde
zaak, twee verschijnselen uit dezelf
de wortel spruitend. Het is een ge
heim waarvan mensen de zin niet kun
nen achterhalen.
„As flies to wanton boys, are we
to the gods, They kill us for their
sport."
v HET IS GLOSTER in King Lear
die dit zegt, nadat hem de ogen zijn
uitgetrapt. In King Lear is het futiel
naar rationele verklaringen te zoeken
in het karakter van mensen. In Othel
lo kunnen dergelijke ontledingen nog
tot een verklaring strekken, voor zo
ver als ze dan strekken. In Macbeth
zijn ze al veel ontoereikenderhet
kwaad viert daar een orgie in zijn
eigen dienst.
In Lear is niets verklaard en alles
is verkeerd naar rationele maatstaven.
De Nar vertegenwoordigt die; hij
doorziet, hij weet dat alles verkeerd is
en verdraaid. Lears initiële daad is te
zwak gefundeerd om in zichzelf van be
lang te kunnen zijn. Ze heeft slechts de
Instrumentele functie het kwaad aan
het werk te zetten. Het is absurd, wat
Lear doet zowel ten opzichte van de
verdeling van zijn rijk als van de opper
vlakkige verwerping van Cordelia, de
dochter die hem met verstand bemint.
Het kwaad breekt uit, het treedt in
werking en iedereen die erdoor wordt
aangegrepen verkeert in een dwaas.
Het Is grotesk zich te verbeelden iets
te willen, waar niemand iets te willen
heeft. Gloster die zich van de rots in
Dover wil storten staat op de vlakke
bodem, en Lear in zijn opkomende
waanzin vindt begrip en respons in de
gekke Edgar, die evenwel slechts krank
zinnigheid speelt. De enige die nfj meènt
van zijn geest te zijn is dit het minst
van allemaal. De vernedering is vol
maakt, en om niets, om niets dat voor
het mensenverstand aanwijsbaar is.
Verder denken is niet mogelijk. Het is
in wezen in Othello al niet anders.
Waarom moet zoveel goede wil, zoveel
vermogen om een wereld vol geluk te
scheppen zo compleet vernietigd wor
den?
De tragedie is in haar oorspronkelijke
betekenis de cultus van het mysterie,
dat zich in mythische gedaante open
baart. Shakespeare is daar heel dicht
aan toe gekomen doch van een ander
uitgangspunt uit: het vertrekpunt van
de moderne twijfel van de individuele
geest.
Deze onderkenning van een aanraking
zoals die door Shakespeare tot stand
gebracht is met de authentieke geest
der tragedie, doet de hedendaagse re
gisseurs weer grijpen naar de niet-ver-
klarende speeltrant: het gebeuren
staat centraal, de interpretatie wordt
zoal niet uitgebannen dan toch naar
de peripheric verschoven.
Dit moet Düggelin bij zijn regie van
King Lear voor ogen gestaan hebben,
maar hij is niet geslaagd omdat hij zich
niet kon losmaken van de werkhypothe
se der vervreemding. Hij past die toe
door in 'n uiterst verstorven stijl te laten
spelen, en zijn spelers hun rollen in een
zeer statische trant niet veel meer te
laten doen dan ze voor te dragen. Daar
is hij niet uitgekomen, ofschoon Teo
Otto hem een vormloos, non-figura
tief toneelbeeld had gegeven. Er ge
beurt zoveel in het stuk, niet zelden
zeer drastisch in Grand-Guignolstijl. Het
mocht echter vooral niet de vervoe
ring krijgen van losgeslagen barbaarse
kracht. Het ging ook om een andere
reden niet op: hij had nu eenmaal te
doen met het geweld van Ewald Balser
in de titelrol. Düggelin doet fijnzinnige
dingen, zeer treffend soms, en hij cul
mineert in Otto Rouvels Nar, een rui
ge, en oude, wetende, uit bittere wijs
heid sprekende man. Maar de tekst
glijdt over het geheel genomen Bal
ser en Rouvei uitgezonderd voorbij
zonder veel indruk te maken, Men
kijkt naar een gespeelde voorstelling,
die een manco aan impact heeft.
STROUX DAARENTEGEN laat
Othello leven zonder enige theorie in
een geweldig vernuftig decor, dat al
les wordt, maar in werkelijkheid
niets anders is dan het interieur van
een ronde vechttoren met alle glans,
kracht en verve van illusie-toneel, niet
zonder verfijnde intelligentie evenwel
afgestemd in al zijn onderdelen en in
zonderheid op de subtielste balans van
het woord. De opvoeringsstijl is zeer
drastisch, hoog erotisch zoals men het
in vroegere perioden niet had kunnen
wagen en nochtans van een superieure
smaak in dit geheel genomen.
Hij heeft voor zijn titelheld een ware
vent, een acteur van de rijkste moge
lijkheden in stem en plastiek, Wolf
gang Reichmann. Hij Iaat hem met re
gelrechte hoogvarendheid in het wes
pennest lopen en breekt hem dan lang
zaam af tot hij in zijn slotscènes even
verschrikkelijk als deerniswekkend in
zijn verdwaasde menselijkheid is. Hij
geeft hem een Desdemona (Libgart
Schwarz), die volkomen de liefelijke
vraagloze overgave is, een aanbiddelijk
wezentje, en een Jago (Heinz Reincke)
die het kwaad speelt ais een sport en
zich verheugt. Alle bijfiguren zijn op
die hoge diapason afgesteld. Het 'glanst
en het straalt en het maakt het hart
week van medegevoel, terwijl het de
geest staalt en verheldert tot het in
zicht hoe hier in wezen precies het
zelfde heerst als in Lear en in zovele
stukken van de raadselachtige toneel
man uit de Elizabethaanse tijd.
Vanuit Brussel is onlangs door de
Internationale Voetgangers Vereniging
aan senator Robert Kennedey ge
vraagd, te willen bepleiten dat de
auto's voortaan veiliger worden ge
maakt voor voetgangers. Dat wil zeg
gen: geen vinnen, harde randen van
motorkappen, geen overstekende kap
pen van lampen, geen niet-verende
achteruitkijkspiegels etc.
En de heer H. Warrink, landbouw-
voorlichter uit Markelo, Mercedes 180D
rijder, voegt daaraan toe: „als u eens
wist, hoe alléén een heleboel automo
bilisten zich voelen. Ze zien, dat an
deren, verenigd in personeelsclubs of
ook wel via bedrijven, kortingen krij
gen. Zij moeten echter de volle mep
betalen. Niemand doet iets voor deze
automobilisten. Nee, de ANWB niet
en de vakbonden niet, dit laatste in
tegenstelling tot bijvoorbeeld West-
Duitsland.
En kijk, daarom zijn wij met dit
initiatief gekomen. Wat we willen is:
<■-. y
auto's. Handelaren verplichten, bij te
leurstelling de wagens terug te nemen.
Als we tot de definitieve oprichting
van een Club komen, zeggen de ini
tiatief-nemers, zouden we ook graag
iemand van de consumentenbond in
het bestuur hebben.
Natuurlijk zijn er ook nog méér pro
grammapunten
aanwenden van de invloeden bij
politieke partijen en volksvertegen
woordiging tégen de voortdurende ver
hoging van lasten, die de overheid de
autobezitters oplegt.
bevorderen van het totstandkomen
van autowasgelegenheden en doe-het-
zelf-werkplaatsen, waar autobezitters
tegen een geringe vergoeding en onder
deskundig toezicht hun wagens kunnen
verzorgen en eenvoudige reparaties
kunnen uitvoeren.
Ze hebben ons al voor de voeten
gegooid, dat we daarmee de verkeers
veiligheid in gevaar brachten, maar
dat is niet waar, zeggen de twee ini
tiatiefnemers. Juist in zo'n doe-het-zelf-
werkplaats komt de automobilist ertoe,
méér aan zijn auto te doen, en dan
nog wel onder deskundig toezicht.
Toen het balletje eenmaal rolde,
werden de oprichters tot hun eigen
verbazing overstelpt met brieven en
telefoontjes. Heel wat automobilisten
voelden véél voor zo'n club. En heel
wat fabrikanten en verzekeringsmaat
schappijen voelden iets voor zo'n gro
te groep afnemers.
We kregen aanbiedingen van
accessoire-f abrikan ten en verze
keringen van dertig, soms wel
veertig procent korting, zegt de
heer de Zeeuw. Je vraagt je dan
als gewone automobilist wél iets
af.
Op het ogenblik worden 50.000 auto
mobilisten benaderd in een enquête.
Als de resultaten daarvan ook gunstig
zijn, zal op 1 januari a.s. tot de op
richting van de club worden overge
gaan. Ja, de initiatiefnemers realise
ren zich wel, dat er heel wat werk
bjj komt kijken, zoals bijvoorbeeld een
verstandige inkoop. En zij realiseren
zich óók, dat de bestaande organisatie
daarvoor te „licht" is.
Maar zeggen ze, het moet mogelijk
zijn, dp automobilisten die wat goed
koper willen rijden, zo bij elkaar te
brengen. Al was het maar tien pro
cent van de hele groep. Het is in
alle geval de moeite waard, het te
proberen.
Op de a.s. RAI-tentoonstelling, die
van donderdag 16 tot en met zondag 26
februari 1967 in het RAI-gebouw in
Amsterdam wordt gehouden, zullen 78
automerken te bewonderen zijn. Het
netto-standoppervlak wordt groter dan
op de laatstgehouden RAI-personenwa-
gententoonstelling in 1965. Ditmaal zul
len ook in de Noord- en Oosthal auto's
worden opgesteld.
geen verhoging van de verzeke
ringspremies, maar juist verlaging,
door collectieve contracten.
voor de leden de gelegenheid schep
pen goedkoop banden, accu's e.d. te
kopen.
controle op de handel in gebruikte