Een nieuwe bezigheid voor rijksdienst
JACQUES BREL DE „FRANCOFOON":
Voor mij is de flamingant
een extremist en fanaticus
Vader ga voor je kinderen staan...
TV geen redactionele concurrent van de krant
Nieuws op
scherm
is pover
Bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek is men begonnen met een
nieuwe activiteit: het meten en tellen van
»?jaarringen" in eikehout. Men hoopt een
soort eikenkalender te kunnen samenstellen,
met behulp waarvan o.a. houten bouwcon
structies gedateerd kunnen worden. Het onder
zoek is nog in het beginstadium, maar het kan
voor allerlei specialisten op den duur van be
tekenis worden.
3 -
ZATERDAG 12 NOVEMBER 19é«
3
Doorsnee van een eik, waar zich de ringen duidelijk aftekenen.
MONUMENTENZORG heeft
Veel belangstelling, omdat de
„eikehoutkunde" richtlijnen kan
opleveren voor restauraties; me
teorologen kunnen er gegevens in
vinden voor hun onderzoek naar
de wetmatigheden van weers-
schommelingen op lange termijn;
bosbouwers krijgen er mogelijk
meer inzicht door in de optimale
groeicondities voor bossen; his
torici kunnen er conclusies uit
trekken over de handelsbetrek
kingen tussen de landen in vroe
ger eeuwen en over de werkme
thodes in de bouwvakken en ar
cheologen kunnen aan de hand
van de houtkalender de ontwik
kelingsgeschiedenis van pre-his-
torische nederzettingen achter
halen. Dat zal dan allemaal te
danken zijn aan het simpele feit,
dat eikehout groeit zoals de na
tuur het voorschrijft: met jaar
lijks een ring bestaande uit voor-
jaarshart en najaarshart.
Geboortejaar
hoogte ri°de' t0en de eik nog niet de
Sequoia's
Groeivariaties
VIC LANGENHOFF
BRUSSEL, 12 nov. Het
schijnt nu vast te staan, onher
roepelijk: Jacques Brei, nauwe
lijks 37, gaat de music-hall ver
laten, op het hoogtepunt van zijn
roem zoals men dat pleegt te
noemen. Van volgend jaar af zal
hij niet meer optreden. Hij zal
nog zingen, „voor de plaat",
maar voor de rest wil hij „een
vrfj leven" leiden. Hij is de sleur
van de tournees en de contrac
ten beu. Maar alvorens afscheid
te nemen heeft de in Brussel ge
boren en getogen maar in Parijs
een succesrijk chansonnier ge
worden Brei opnieuw schandaal
verwekt in Vlaanderen. „Schan
daal" is overigens veel gezegd
een rel dus.
ft Y
I Sr.
JACQUES BREL
CONCORDIA
HET OUDE BEELDMERK
Toen de televisie van start
ging, in Nederland vijftien jaar
geleden, heeft men zich al met
een het hoofd gebroken over het
probleem van de concurrentie
verhouding tussen tévé en krant.
Niet in de commerciële zin, maar
in redactionele zin.
De algemene opvatting Is, dat
wil de krant de concurrentie met
de televisie met succes kunnen
weerstaan, dan zal de journalis
tiek het in de toekomst veel meer
moeten hebben van de verklaring
van het nieuws, het geven van de
politieke, economische en cultu
rele achtergronden van het ge
beuren.
Dr. P. GROS
HET NIEUWE VIGNET
RINGEN TELLEN IN EIKEN
(Van onze correspondent)
Drs. J. A. Brongers, die dit „dendro-
ehronologisch onderzoek" leidt en er
een speciaal subsidie voor heeft gekre
gen van de Nederlandse Organisatie
Voor Zuiver Wetenschappelijk Onder-
Zoek, legt er de nadruk op, dat deze
nieuwe studie in Nederland nog maar
In het aanloopstadium verkeert en dat
tnen er in het buitenland met name
In de Verenigde Staten en in Duitsland
al resultaten mee heeft bereikt die
ln ons land waarschijnlijk nooit be
reikbaar zjjn. „Het gaat er om dat er
hier iemand is die zich ermee be-
sighoudt en het buitenlands onderzoek
kan volgen: dat kun je pas goed als je
*elf het vak beoefent."
Amerika en Duitsland zullen vermoe
delijk een voorsprong houden. Men is
daar al lang en op groter schaal bezig;
men heeft er ook betere natuurlijke
Voorwaarden. „In Nederland staan
Keen heel oude bomen en hout rot er
shel weg". Toch verwacht drs. Bron-
Kers, dat Nederland eigen bijdragen
kan leveren. Met enige nationale trots
vertelt hij, dat Nederland de primeur
Van dit onderzoek heeft gehad: hij is
enlangs een publicatie op het spoor ge
komen waaruit blijkt, dat de Groninger
??ogleraar in de astronomie dr. J.
apteyn al in 1908 een referaat heeft
Kehouden over metingen aan groeirin-
»en, een feit dat helemaal in het ver-
^®em°ek was geraakt. Nederland heeft
de primeur van computerprogram
ma s op dit gebied.
u^at er in Nederland toch nog wel eens
el oud hout tevoorschijn kan komen,
wist de vondst van de „boot van
is SSV die in het veen geconserveerd
gebleven en thans in het provinciaal
rents museum in Assen staat. Dat
nip wordt gedateerd op 6300 vóór
nnstus en is daarmee de oudste hou-
■fn boot ter wereld. Bij de datering
•an dit hout is gebruik gemaakt van de
mgenaamde C-14-methode, waarbij de
radioactiviteit in de koolstof wordt ge
meten. Bij dit systeem is de datering
mteraard globaal.
PRINCIPE van de dendrochro-
8ch°-gie is eenvoudig: men neemt een
eik 1 h°Ut Van de onderkant van een
telt' dicht mogelijk bij de wortel, en
Van i?e ringen. De buitenste ring is
te.- t kapjaar, de kern is bet geboor-
na fr. Het geboortejaar is niet altijd
Van Ur'g te Opalen, omdat de kern
,oude bomen vaak van de wortel
•neriJ3 WeSgerot. Als men de door
reken Wat ko£er neemt, klopt het
een r:?.mme«e niet» omdat men dan
eerste ?nd aantal jaren mist uit de
ft°hien n waar°P de doorsnede is ge-
He voet van een eik is vele ja
ren ouder dan de top. Heeft men de
juiste doorsnede, dan kan men het ge
boortejaar vaststellen. Kent men het
kapjaar niet, dan kan men het soms
achterhalen door het verrichten van
metingen.
De ringen die in de verschillende ja
ren zijn gegroeid, zijn namelijk van
verschillende dikte. Diverse omstandig
heden spelen een rol: de grond, de
standplaats van de boom en de weers-
condities. Bomen die in goede grond
staan, groeien harder, bomen die vrij
staan eveneens. Bosbouwers schatten
de leeftijd van eiken vaak op het oog,
maar met vrijstaande bomen kan men
daarbij bedrogen uitkomen: een zoge
heten eeuwenoude eik die aan alle kan
ten de ruimte heeft gehad, kan even
oud zjjn als een boom die de helft van
de omvang heeft, maar midden in een
bos heeft gestaan. Duidelijk is aan
sommige doorsneden in Amersfoort te
zien, dat de betrokken bomen in de
eerste twintig jaar zeer snel zijn ge
groeid en daarna veel trager. Waarschijn
lijke oorzaak is de ruimte die de bomen
in het eerste stadium van het bos heb
ben gehad en de belemmering die ze
van elkaar ondervonden naarmate het
bos dichtgroeide. Men kan ook het om
gekeerde effect krijgen, als een inge
sloten boom later door kap rondom
wordt „vrijgesteld".
keurig hetzelfde patroon, dat de grafie
ken vrijwel volledig samenvallen. Zo'n
Geldropse eik is veel moeilijker verge
lijkbaar met een eik uit bij voorbeeld
het noorden van het land, ook al zijn
bodem en standplaats gelijkwaardig ge
weest: tussen Groningen en Brabant
bestaat een aanzienlijk klimaatver
schil, dat in de jaarringen van de ei
ken tot uiting komt. Welke weerstoe-
standen voor de groei van de eiken
doorslaggevend zijn, is nog niet bekend.
DIT SOORT factoren bemoeilijken het
werk, dat er juist op gericht is de meer
algemeen optredende groeivariaties
vast te stellen: die welke verband hou
den met 't klimaat. Zowel een krachtig
groeiende eik als een langzame groei
er vertonen in dezelfde jaren relatief
grotere of kleinere ringen, naar gelang
de groeicondities in de betrokken jaren.
Werkelijk frappant zijn de uitgezette
grafieken van twee eiken uit de kasteel
tuin in Geldrop, die in 1964 zijn gekapt.
Gegroeid in dezelfde bodem en op een
gelijkwaardige standplaats, vertonen
de diktes van hun groeiringen zo nauw-
MEN HEEFT nog geen vergelijkende
studie gemaakt met de weerkundige ge
gevens. Bekend is, dat de weersverschil-
len tussen het noorden en het zuiden
het ene jaar veel groter zijn dan het
andere. In sommige winters loopt de
vorstgrens lange tijd door het noorden
van het land en soortgelijke verschillen
treden vaak ook in het groeiseizoen op.
In andere jaren heerst globaal hetzelf
de weertype. Er zullen dus tal van ja
ren zijn waarin de condities voor Gro
ningse en Brabantse eiken nagenoeg
hetzelfde zijn. Voor tussenliggende ja
ren kan men de afstand overbruggen
door bij voorbeeld Gelderse en Overijs
selse eiken in het onderzoek te betrek
ken.
In de V.S. ia men ver met het onder
zoek gevorderd. Men werkt er met Se
quoia's, die duizenden jaren oud wor
den. Men kan er dan ook terugtellen
tot 1000 vóór Christus. „Men kan daar op
gegraven Indianendorpen dateren door
in de buurt een boom te vellen: daar
in vindt men dezelfde jaarringen terug
die ook in het hout van de dorpen voor
komen".
In Duitsland, waar men ook met
eiken werkt, is het wat minder ge
makkelijk, maar ook daar kan men
heel wat verder terugtellen dan in Ne
derland. De oudste boom die de rijks
dienst in Amersfoort heeft gehad, was
een 270-jarige eik uit Helmond. Eiken
die ouder zjjn dan 300 jaar, komen in
Nederland niet voor. In Spessart zijn
echter eiken gevonden die 550 jaar oud
waren. Door het meten van de jaarrin
gen in deze bomen en in oud hout van
eikenconstructies in historische gebou
wen heeft heeft men daar 'n aaneenslui
tende reeks kunnen samenstellen die te
ruggaat tot het jaar 800. Aan de hand
van oude vondsten heeft men een reeks
van het jaar nul tot 400 kunnen maken.
In Nederland kan men nog niet verder
terug dan tot 1700. Daar ligt een bar
rière, omdat er in de 17-de eeuw in de
Nederlandse bouw vrijwel uitsluitend
met naaldhout is gewerkt. In heel Am
sterdam is geen 17-de of 18-de eeuws
eikehout te bespeuren. Men moet el
ders terecht, in oude boerderijen, en
drs. Brongers is er voortdurend naar op
Hij loert o.a. op het dak van de abdij
van Rolduc, waarin mogelijk eiken-
balken zitten die uit het jaar 1000 stam
men. Ooit komt zo'n abdij in res
tauratieOf er dan Nederlands
hout tevoorschijn komt, is nog de
vraag. Misschien komt het wel uit het
Spessartgebied. Nederland heeft zjjn
bouwhout vanouds voor het merendeel
ingevoerd. Op de duur hoopt men zo
veel vondsten te doen, dat men een
brug kan slaan naar een ver verleden.
Tegelijkertijd probeert men aansluiting
te krijgen op de onderzoekresultaten
ln Duitsland. Door eiken „aan elkaar te
breien" die telkens iets oostelijker zijn
gegroeid, kan men wellicht de afstand
Helmond-Spessart overbruggen. Zelfs
denkt men aan de mogelijkheid via
Rusland waar men eveneens zeer
actief is naar Amerika over te ste
ken.
Het budget en de mankracht van de
rijksdienst zjjn beperkt. Men zal zich
dus voorlopig tot een bescheiden pro
gram, uitsluitend met eiken, moeten
beperken. Voorlopig moeten tal van in
teressante mogelijkheden blijven lig
gen, tenzij er amateurclubs of scholen
zouden zjjn die zich ermee gaan bezig
houden. Heel veel werk zou volgens drs.
Brongers met simpele middelen door
liefhebbers kunnen worden aangepakt.
(Van onze correspondent)
Het gebeurde onlangs in Oostende.
Tijdens een galavoorstelling in de Kur
saal. Onder het selecte publiek: vier
ministers van Zijne Majesteit de Ko
ning. Die opgelucht zijn wanneer blijkt
dat de vedette van de avond zijn be
ruchte liedje „Les Flamandes"
een niet al te vriendelijke karakterte
kening van de Vlaamse meisjes, die
enkele jaren geleden al heibel veroor
zaakte ditmaal niét zal zingen. Maar
er staat hun erger te wachten. De crea
tie met name van „Quand je serai
vieux". Zingt Brei nu niet: „Quand je
serai vieux, je serai insupportable.
Mon chien sera mort; ma barbe sera
minable. J'habiterai une quelconque
ren en om de hoop uit te drukken dat
alle gemeentebesturen „nieuwe Vlaam
se eerroof" zullen beletten. En, drei
gend: .Anders zal de VVB zelf maatre
gelen treffen." De gewestelijke zender
van de BRT is trouwens al een boycot
van het Franse chanson begonnen: om
voortaan „alle obsceniteiten" uit de
Westvlaamse aether te weren zullen
geen platen van lieden als Brei en
Brassens meer ten gehore worden
gebracht. De „Hit Parade" van Stu-
dio-Kortrijk wordt beperkt tot ortho
doxe nummers als „Vlaanderen mijn
land" van de door onwelwillende
critici weliswaar „artistiek ontoereken
baar" verklaarde Will Ferdi.
STORM IN een glas water? Op 15
november komt Brei naar Brussel om
er in het Paleis voor Schone Kunsten
afscheid te nemen van zijn Belgische
fans. De arm van de Vlaamse Volks
beweging reikt weliswaar (nog) niet
tot da ér, maar incidenten worden niet
uitgesloten geacht. De chansonnier
zelf weigert in elk geval olie op de
golven te gieten. „Luister," zei hij on
langs aan een verslaggever van een
Vlaams weekblad, „ik ben Vlaming van
geboorte, maar ik ben Francofoon. Hoe
wel de Vlamingen nu in de meerder
heid zijn, hebben ze hun minder
waardigheidscomplex behouden. En ze
hebben mijn jeugd zo vergiftigd met
hun onzin dat ik ten slotte M aux
Flamingants geschreven heb."
Aan een verslaggever van „De Stan
daard", die eveneens naar Parijs snel
de om hem te ondervragen over zijn
bedenkelijk Vlaams-zijn, verstrekte Brei
meer uitleg: „Voor mij is een flamin
gant een extremist, een fanaticus, die
aan zijn Vlaamse cultuur voldoend*
heeft en zich afgrendelt van de buiten
wereld. Het is een anachronistisch
wezen, met de ogen op het verleden
gericht, het is iemand die zich zo min
derwaardig voelt en zo zwak dat hij
vreest bij ieder contact met niet-Vla-
mingen er zijn eigen gebruiken en ze
den bij in te schieten. Zo gedragen zich
veel Vlamingen; wij vormen de meer
derheid in België en we stellen ons
aan als een in het nauw gedreven min
derheidsgroep. Dat verraadt onze zwak
te; we zetten een grote bek op, om
dat we ons klein voelen."
UITERAARD nogal summier als ge
loofsbelijdenis. De rest van Brels ver
klaringen over de taaltoestanden in Bel
gië gaf blijk van even weinig begrip
voor de echte moeilijkheden, waarmee
de Vlamingen nog steeds hebben af te
rekenen. Conclusie van de journalist,
na zijn gesprek met Brei: „Als het
over de taaltoestanden gaat, bewaren
wij de indruk dat hij zijn kennis uit
sluitend puurt uit de troebele nieuws
bron van de Belgisch-Franstalige
pers. Op onze keiharde voorbeelden
van taaidiscriminatie antwoordde Brei
ontwijkend en hij ging er ook niet op in
toen wij hem zegden zowel Les Fla
mandes als Maux Flamingants te
verwerpen wanneer hij deze delicate
liedjes in door en door verfranste ves
tingen als de casino's van Oostende en
Knokke opvoert voor een blasé-franco-
fiel publiek, dat zijn uitval aangrijpt
om hun afkeer voor alles wat Vlaame
is extra aan te scherpen. Maar
léét hem zingen, ook als hij de bal
misslaat. Iemand het zwijgen opleg
gen, betekent je ongelijk bekennen."
Belgique qui m'insultera autant que
maintenant lorsque je lui chanterai:
Vive la république! Vivent les Bel-
giens! Merde pour les flamingants!"
Het franskiljonse publiek applaudis
seert uitbundig, 's konings minister»
kijken sip. Maar de kat verschijnt pas
's anderendaags op het koord. Het
„Leve de republiek", tot daar toe
maar het woord van Cambronne voor
de flaminganten, dót gaat te ver. De
voorzitter van de regionale afdeling v/d
Vlaamse Volksbeweging, een overigens
serieuze advocaat uit Kortrijk, neemt
het niet. Hij publiceert een communi
qué om Jacques Brei „persona non
grata" aan de Vlaamse kust te verkla-
UTÏR5*fBZIS»IW
HET HEEFT WEL VEEL PIJN en
moeite gekost, maar Concordia
heeft een nieuwe blikvanger. Uit
het huisorgaan „Onder Ons" van
de Coöperatieve Levensverzekering
Maatschappij een dochter van
het NKV is op te maken, dat
verscheidene grafische ontwerpers
en tekenaars zich tot het uiterste
hebben ingespannen om een nieuw
symbool te ontwerpen voor „DE
maatschappij met winstdelende po
lissen". Ze braken hun nek. „Geen
van hen kon tot een voor Concordia
aanvaardbaar resultaat komen",
Er zijn weinigen die de juistheid van
deze stelling in twijfel trekken. Alle
studies over televisie en pers dragen
sterk een beschouwend karakter waar
vaak geen speld tussen te krijgen is.
Verantwoorde vergelijkende inhouds
analyses ontbreken tot nu. Wat er op
dit gebied tot nu toe is gedaan is nau
welijks boven wat „proefwerk" uitge
komen. De Duitse socioloog prof. dr.
Alphons Silbermann, directeur van het
instituut voor massacommunicatie aan
de Universiteit van Keulen, en leider
van een soortgelijk instituut te Lau
sanne, heeft een gelukkige poging ge
waagd die onwetendheid op dit punt
te doorbreken. Zijn vergelijkende stu
die „Bildschirm und Wirklichkeit"
(uitgeverij Ullstein) beperkt zich niet
tot een vergelijking tussen televisie en
pers in de Bondsrepubliek, maar be
trekt er ook Nederland, België, Frank
rijk en Engeland bij. In al die landen
is de vergelijking gemaakt tussen de
tévé en een aantal belangrijke bladen.
Wat direct opvalt, is dat de resultaten
in de verschillende landen elkaar niet
zo erg veel ontlopen. Gedurende 15 tot
25 dagen heeft men nauwkeurig de te
levisieprogramma's en de redactione
le inhoud van de bladen geanalyseerd
en men heeft zich afgevraagd hoeveel
informaties de mensen bereiken. En
bij de nieuwsprogramma's ging het
dus om het dagelijkse journaal, maar
ook om programma's als achter het
nieuws en satirische programma's met
een sterk nieuwselement. En dan blijkt
dat ongeveer een kwart (voor Neder
land I) tot ruim 55 procent (België
Vlaams) in de onderzochte periode
aan dergelijke uitzendingen worden
gewijd.
Dat ziet er dus niet gek uit, maar
wanneer men nagaat, wat wordt door
gegeven, dan is er niet zoveel reden
om te juichen. Het blijkt dat een zeer
groot deel van de nieuwsuitzendingen
gewijd zijn aan politieke onderwerpen
en daarna volgt de sport. Dat televisie
dus zeer veel doet aan de politieke
meningsvorming van het publiek, dat
is maar tendele waar. Het Nederland
se stelsel laat zich natuurlijk veel min
der gemakkelijk vergelijken dan de
andere staats- of semi-staatsomroe-
pen. Gedurende de periode dat men in
Nederland de media vergelijkt, "a™e~
lijk tussen 22 augustus en 1 oktober
1964 heeft men in de categorie
„nieuws" kunnen constateren dat er
9986 men ziet de Duitsers zijn weer
bijzonder grondig te werk ®egaaa
informaties zijn verstrekt, waarvan er
door de televisie 7,27 Pr°cef* ow®rd
doorgegeven. De rest door de verschil
lende dagbladen die elk voor zich zo n
22 procent van de informaties voor hun
rekening hebben 2enomf,n'e po
litieke informaties heef' ^de.r^nd I
zelfs 17 3 nrocent van het totaal van
1914 mededelingen
genomen. Het onderzoek heeft zich
slechts uitgestrekt over de program
ma's van Hilversum I, omdat Hilver
sum II nog maar delen van het land
bereikte. Met dit percentage staat de
Nederlandse televisie niet ten achter
bij de verschillende kranten. Anders
wordt het op sociaal-economisch ge
bied namelijk 3,22 procent en op het
vlak van de culturele informatie na
melijk 3,67 procent; wetenschap 5,10
procent; sport 7.88 procent.
Nederland vormt op het punt van
politieke informatie een gunstige uit-
zondering. Het Nederlandse publiek
komt goed aan zijn (politieke) trek
ken. En nu iS het merkwaardig, dat
ln Frankrijk met zijn staatsomroep
als onderdeel van het ministerie van
voorlichting juist de politieke uitzen
dingen een veel kleiner deel van het
totaal uitmaken. Een conclusie die
lijnrecht staat tegenover de verwach
tingen, want men zou toch kunnen
aannemen, dat de Gaulle alles zal pro
beren om de omroep voo- zijn doel
einden te gebruiken. Maar dan komt
het psychologische en propagandisti
sche element om de hoek kijken. Zo
dra een omroep geheel, of gedeeltelijk
staatsaangelegenheid is, wordt de pro
pagandistische kracht ondermijnt.
Zelfs de uit ten treure als ideaal
van stal gehaalde BBC kan het in po
litieke voorlichting tegen de Neder
landse omroep niet opnemen. Het voor
deel van deze studie is, dat het nu
weer eens anderen zijn, die niet ge
voelsmatig, maar op grond van verant
woord wetenschappelijk onderzoek tot
bepaalde conclusies komen. Wat wel
een kwalijke zaak is, ook in Nederland,
is dat de voorlichting in de particu
liere economische sector, in kranten
termen de rubriek „Financiën en Eco
nomie" praktisch helemaal niet uit de
verf komt. Elke mededeling over een
bedrijf of onderneming zou een verkap
te vorm van reclame kunnen zijn en
daar brandt men zich liever niet aan.
Het werk van Silbermann leidt maar
tot een conclusie, dat de televisie geen
wezenlijke concurrent van de dagbla
den is, op het gebied der nieuwsvoor
ziening.
In „über Presse und Fernsehen in
Gegenwart und Zukunft" wordt een
blik in de toekomst geworpen name
lijk I960- Het is interessant zich aan
allerlei toekomstvoorspellingen over te
geven, aan de hand van zo nauwkeu-
rig mogelijke prognoses, maar het is
een hachelijke zaak. Hier volgen een
paar van die voorspellingen.
1 De man zal nog maar 30 tot 35
uur per week behoeven te werken en
de beschikking hebben over een ste-
reofonische radio en televisie-installa
tie.
2 De prijs van een tévéontvanger
zal ongeveer de helft van de tegen
woordige prijs zijn.
3. Het eigen video-tape opname-ap
paraat zal gemeengoed zijn.
4. De directe uitzendingen uit alle
delen van de wereld via communicatie
satellieten zullen de uniformiteit in op
vattingen nog groter maken.
5. Door schooltelevisie en gepro
grammeerde instructie zal men in 1980
tenminste drie talen spreken.
8. In Europa zal een keuze kunnen
worden gedaan uit 6 tot 10 program
ma's.
7. Zoals er de nieuwsagentschappen
zijn die de bladen met een stroom van
nieuws voorzien, zo zullen er een aan
tal televisie-agentschappen komen die
volgens hetzelfde principe gaan wer
ken.
8. Tachtig procent van de mensen
zal voor het vullen van hun vrije
tijd kiezen uit het programma-aanbod.
9. Tot tien procent van de bevolking
zal behoren tot de kritische kijkers,
die alleen maar naar die program
ma's zullen kijken, die men placht te
rekenen tot de betere programma's.
Deze kijkers zijn te vergelijken met de
lezers van de opiniebladen.
10. Voor nog eens tien procent van
de bevolking worden speciale pro
gramma's gemaakt een soort Tele-
ac dus en tot die groep behoren ook
diegenen, die aanstonds meewerken
bij het bepalen van programma-in
houd.
Het boek van Silbermann zou aan
betekenis gewonnen hebben wanneer
de schrijver en zijn medewerkers zich
niet aan sociologische voorspellingen
hadden gewaagd, maar zich hadden
bepaald tot een analyse van de huidi
ge situatie en zich wat de toekomst
betreft hadden beperkt tot de techni
sche mogelijkheden. Deze studie bevat
een schat van informaties en is dus
zeker geen compilatiewerk, het bijeen
brengen van allerlei meningen en op
vattingen van anderen, waaruit dan
met meer of minder succes een eigen
mening wordt gedistilleerd. Een me
thode, die in de sociale wetenschappen
nogal eens wordt gehanteerd.
Alphons Silbermann e.a.: Bildschirm
und Wirklichkeit; über Presse und
Fernsehn in Gegenwart und Zukunft,
pp. 872. Verlag Ullstein, 1966; DM 24,-
constateert Onder Ons onbarmhar
tig. „Steeds kwam men met ont
werpen, die voor elk willekeurig
bedrijf dienst zouden kunnen doen."
Na de carrière van al deze naamloze
ontwerpers vernietigd te hebben zag
het er donker uit voor Concordia.
Gelukkig verscheen daar de ster
van ene G. van Stoutenburg (van
Drukkerij Lumax, een andere doch
ter van het NKV) aan de horizon.
Onder Ons zucht opgelucht: „Zijn
vaardige hand zorgde voor een mo
derne naar onze (O.O.'s - red.)
mening op Henry Moore's werken
geïnspireerde stijlvolle vormge
ving van de verzorgingsgedachte".
Op de hijgende toon van het jury-rap
port over een Edison-winnaar volgt
dan: „Het idee van de heer Van
Stoutenburg om in een geheel an
dere stijl in te haken op een speci
fiek Concordia-gegeven, namelijk op
het door René van Seumeren ver
vaardigde fraaie beeldhouwwerk,
dat de frontgevel van ons hoofdge
bouw tooit, kan worden beschouwd
als een vondst. De wijze waarop hij
vervolgens aan die vondst gestalte
heeft gegeven, dwingt respect af".
Voortaan zal het nieuwe beeldmerk
als blikvanger prijken in adverten
ties, op folders, enveloppen, brief
papier en formulieren van Concor
dia. De robuuste man, die in eep
teder gebaar zijn vrouw en vie?
kindertjes beschermt, gaat verdwij
nen' en met hem de laatste herinne
ring aan het schone vers: „Vader
ga voor je kinderen staan, daar ko
men de kapitalisten aan".
Wat er voor in de plaats komt ie
het silhouet (nog steeds in simpel
zwart-wit) van een moderne vader,
met afzakkende schouders in zijn
gestileerde colbertjasje. Weg zijn de
uit de korte mouwtjes van het werk-
hemd puilende biceps. De vrouw,
tot voor kort rustende na een uit
puttende dag achter de tobbe, ia
even vormloos geworden als haar
wasautomaat. Het meest gemoder
niseerd echter zijn de vier kinderen.
Hun aantal is gedecimeerd tot twee.
v. R.