Een nieuwe bezigheid voor rijksdienst JACQUES BREL DE „FRANCOFOON": Voor mij is de flamingant een extremist en fanaticus Vader ga voor je kinderen staan... TV geen redactionele concurrent van de krant Nieuws op scherm is pover Bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is men begonnen met een nieuwe activiteit: het meten en tellen van »?jaarringen" in eikehout. Men hoopt een soort eikenkalender te kunnen samenstellen, met behulp waarvan o.a. houten bouwcon structies gedateerd kunnen worden. Het onder zoek is nog in het beginstadium, maar het kan voor allerlei specialisten op den duur van be tekenis worden. 3 - ZATERDAG 12 NOVEMBER 19é« 3 Doorsnee van een eik, waar zich de ringen duidelijk aftekenen. MONUMENTENZORG heeft Veel belangstelling, omdat de „eikehoutkunde" richtlijnen kan opleveren voor restauraties; me teorologen kunnen er gegevens in vinden voor hun onderzoek naar de wetmatigheden van weers- schommelingen op lange termijn; bosbouwers krijgen er mogelijk meer inzicht door in de optimale groeicondities voor bossen; his torici kunnen er conclusies uit trekken over de handelsbetrek kingen tussen de landen in vroe ger eeuwen en over de werkme thodes in de bouwvakken en ar cheologen kunnen aan de hand van de houtkalender de ontwik kelingsgeschiedenis van pre-his- torische nederzettingen achter halen. Dat zal dan allemaal te danken zijn aan het simpele feit, dat eikehout groeit zoals de na tuur het voorschrijft: met jaar lijks een ring bestaande uit voor- jaarshart en najaarshart. Geboortejaar hoogte ri°de' t0en de eik nog niet de Sequoia's Groeivariaties VIC LANGENHOFF BRUSSEL, 12 nov. Het schijnt nu vast te staan, onher roepelijk: Jacques Brei, nauwe lijks 37, gaat de music-hall ver laten, op het hoogtepunt van zijn roem zoals men dat pleegt te noemen. Van volgend jaar af zal hij niet meer optreden. Hij zal nog zingen, „voor de plaat", maar voor de rest wil hij „een vrfj leven" leiden. Hij is de sleur van de tournees en de contrac ten beu. Maar alvorens afscheid te nemen heeft de in Brussel ge boren en getogen maar in Parijs een succesrijk chansonnier ge worden Brei opnieuw schandaal verwekt in Vlaanderen. „Schan daal" is overigens veel gezegd een rel dus. ft Y I Sr. JACQUES BREL CONCORDIA HET OUDE BEELDMERK Toen de televisie van start ging, in Nederland vijftien jaar geleden, heeft men zich al met een het hoofd gebroken over het probleem van de concurrentie verhouding tussen tévé en krant. Niet in de commerciële zin, maar in redactionele zin. De algemene opvatting Is, dat wil de krant de concurrentie met de televisie met succes kunnen weerstaan, dan zal de journalis tiek het in de toekomst veel meer moeten hebben van de verklaring van het nieuws, het geven van de politieke, economische en cultu rele achtergronden van het ge beuren. Dr. P. GROS HET NIEUWE VIGNET RINGEN TELLEN IN EIKEN (Van onze correspondent) Drs. J. A. Brongers, die dit „dendro- ehronologisch onderzoek" leidt en er een speciaal subsidie voor heeft gekre gen van de Nederlandse Organisatie Voor Zuiver Wetenschappelijk Onder- Zoek, legt er de nadruk op, dat deze nieuwe studie in Nederland nog maar In het aanloopstadium verkeert en dat tnen er in het buitenland met name In de Verenigde Staten en in Duitsland al resultaten mee heeft bereikt die ln ons land waarschijnlijk nooit be reikbaar zjjn. „Het gaat er om dat er hier iemand is die zich ermee be- sighoudt en het buitenlands onderzoek kan volgen: dat kun je pas goed als je *elf het vak beoefent." Amerika en Duitsland zullen vermoe delijk een voorsprong houden. Men is daar al lang en op groter schaal bezig; men heeft er ook betere natuurlijke Voorwaarden. „In Nederland staan Keen heel oude bomen en hout rot er shel weg". Toch verwacht drs. Bron- Kers, dat Nederland eigen bijdragen kan leveren. Met enige nationale trots vertelt hij, dat Nederland de primeur Van dit onderzoek heeft gehad: hij is enlangs een publicatie op het spoor ge komen waaruit blijkt, dat de Groninger ??ogleraar in de astronomie dr. J. apteyn al in 1908 een referaat heeft Kehouden over metingen aan groeirin- »en, een feit dat helemaal in het ver- ^®em°ek was geraakt. Nederland heeft de primeur van computerprogram ma s op dit gebied. u^at er in Nederland toch nog wel eens el oud hout tevoorschijn kan komen, wist de vondst van de „boot van is SSV die in het veen geconserveerd gebleven en thans in het provinciaal rents museum in Assen staat. Dat nip wordt gedateerd op 6300 vóór nnstus en is daarmee de oudste hou- ■fn boot ter wereld. Bij de datering •an dit hout is gebruik gemaakt van de mgenaamde C-14-methode, waarbij de radioactiviteit in de koolstof wordt ge meten. Bij dit systeem is de datering mteraard globaal. PRINCIPE van de dendrochro- 8ch°-gie is eenvoudig: men neemt een eik 1 h°Ut Van de onderkant van een telt' dicht mogelijk bij de wortel, en Van i?e ringen. De buitenste ring is te.- t kapjaar, de kern is bet geboor- na fr. Het geboortejaar is niet altijd Van Ur'g te Opalen, omdat de kern ,oude bomen vaak van de wortel •neriJ3 WeSgerot. Als men de door reken Wat ko£er neemt, klopt het een r:?.mme«e niet» omdat men dan eerste ?nd aantal jaren mist uit de ft°hien n waar°P de doorsnede is ge- He voet van een eik is vele ja ren ouder dan de top. Heeft men de juiste doorsnede, dan kan men het ge boortejaar vaststellen. Kent men het kapjaar niet, dan kan men het soms achterhalen door het verrichten van metingen. De ringen die in de verschillende ja ren zijn gegroeid, zijn namelijk van verschillende dikte. Diverse omstandig heden spelen een rol: de grond, de standplaats van de boom en de weers- condities. Bomen die in goede grond staan, groeien harder, bomen die vrij staan eveneens. Bosbouwers schatten de leeftijd van eiken vaak op het oog, maar met vrijstaande bomen kan men daarbij bedrogen uitkomen: een zoge heten eeuwenoude eik die aan alle kan ten de ruimte heeft gehad, kan even oud zjjn als een boom die de helft van de omvang heeft, maar midden in een bos heeft gestaan. Duidelijk is aan sommige doorsneden in Amersfoort te zien, dat de betrokken bomen in de eerste twintig jaar zeer snel zijn ge groeid en daarna veel trager. Waarschijn lijke oorzaak is de ruimte die de bomen in het eerste stadium van het bos heb ben gehad en de belemmering die ze van elkaar ondervonden naarmate het bos dichtgroeide. Men kan ook het om gekeerde effect krijgen, als een inge sloten boom later door kap rondom wordt „vrijgesteld". keurig hetzelfde patroon, dat de grafie ken vrijwel volledig samenvallen. Zo'n Geldropse eik is veel moeilijker verge lijkbaar met een eik uit bij voorbeeld het noorden van het land, ook al zijn bodem en standplaats gelijkwaardig ge weest: tussen Groningen en Brabant bestaat een aanzienlijk klimaatver schil, dat in de jaarringen van de ei ken tot uiting komt. Welke weerstoe- standen voor de groei van de eiken doorslaggevend zijn, is nog niet bekend. DIT SOORT factoren bemoeilijken het werk, dat er juist op gericht is de meer algemeen optredende groeivariaties vast te stellen: die welke verband hou den met 't klimaat. Zowel een krachtig groeiende eik als een langzame groei er vertonen in dezelfde jaren relatief grotere of kleinere ringen, naar gelang de groeicondities in de betrokken jaren. Werkelijk frappant zijn de uitgezette grafieken van twee eiken uit de kasteel tuin in Geldrop, die in 1964 zijn gekapt. Gegroeid in dezelfde bodem en op een gelijkwaardige standplaats, vertonen de diktes van hun groeiringen zo nauw- MEN HEEFT nog geen vergelijkende studie gemaakt met de weerkundige ge gevens. Bekend is, dat de weersverschil- len tussen het noorden en het zuiden het ene jaar veel groter zijn dan het andere. In sommige winters loopt de vorstgrens lange tijd door het noorden van het land en soortgelijke verschillen treden vaak ook in het groeiseizoen op. In andere jaren heerst globaal hetzelf de weertype. Er zullen dus tal van ja ren zijn waarin de condities voor Gro ningse en Brabantse eiken nagenoeg hetzelfde zijn. Voor tussenliggende ja ren kan men de afstand overbruggen door bij voorbeeld Gelderse en Overijs selse eiken in het onderzoek te betrek ken. In de V.S. ia men ver met het onder zoek gevorderd. Men werkt er met Se quoia's, die duizenden jaren oud wor den. Men kan er dan ook terugtellen tot 1000 vóór Christus. „Men kan daar op gegraven Indianendorpen dateren door in de buurt een boom te vellen: daar in vindt men dezelfde jaarringen terug die ook in het hout van de dorpen voor komen". In Duitsland, waar men ook met eiken werkt, is het wat minder ge makkelijk, maar ook daar kan men heel wat verder terugtellen dan in Ne derland. De oudste boom die de rijks dienst in Amersfoort heeft gehad, was een 270-jarige eik uit Helmond. Eiken die ouder zjjn dan 300 jaar, komen in Nederland niet voor. In Spessart zijn echter eiken gevonden die 550 jaar oud waren. Door het meten van de jaarrin gen in deze bomen en in oud hout van eikenconstructies in historische gebou wen heeft heeft men daar 'n aaneenslui tende reeks kunnen samenstellen die te ruggaat tot het jaar 800. Aan de hand van oude vondsten heeft men een reeks van het jaar nul tot 400 kunnen maken. In Nederland kan men nog niet verder terug dan tot 1700. Daar ligt een bar rière, omdat er in de 17-de eeuw in de Nederlandse bouw vrijwel uitsluitend met naaldhout is gewerkt. In heel Am sterdam is geen 17-de of 18-de eeuws eikehout te bespeuren. Men moet el ders terecht, in oude boerderijen, en drs. Brongers is er voortdurend naar op Hij loert o.a. op het dak van de abdij van Rolduc, waarin mogelijk eiken- balken zitten die uit het jaar 1000 stam men. Ooit komt zo'n abdij in res tauratieOf er dan Nederlands hout tevoorschijn komt, is nog de vraag. Misschien komt het wel uit het Spessartgebied. Nederland heeft zjjn bouwhout vanouds voor het merendeel ingevoerd. Op de duur hoopt men zo veel vondsten te doen, dat men een brug kan slaan naar een ver verleden. Tegelijkertijd probeert men aansluiting te krijgen op de onderzoekresultaten ln Duitsland. Door eiken „aan elkaar te breien" die telkens iets oostelijker zijn gegroeid, kan men wellicht de afstand Helmond-Spessart overbruggen. Zelfs denkt men aan de mogelijkheid via Rusland waar men eveneens zeer actief is naar Amerika over te ste ken. Het budget en de mankracht van de rijksdienst zjjn beperkt. Men zal zich dus voorlopig tot een bescheiden pro gram, uitsluitend met eiken, moeten beperken. Voorlopig moeten tal van in teressante mogelijkheden blijven lig gen, tenzij er amateurclubs of scholen zouden zjjn die zich ermee gaan bezig houden. Heel veel werk zou volgens drs. Brongers met simpele middelen door liefhebbers kunnen worden aangepakt. (Van onze correspondent) Het gebeurde onlangs in Oostende. Tijdens een galavoorstelling in de Kur saal. Onder het selecte publiek: vier ministers van Zijne Majesteit de Ko ning. Die opgelucht zijn wanneer blijkt dat de vedette van de avond zijn be ruchte liedje „Les Flamandes" een niet al te vriendelijke karakterte kening van de Vlaamse meisjes, die enkele jaren geleden al heibel veroor zaakte ditmaal niét zal zingen. Maar er staat hun erger te wachten. De crea tie met name van „Quand je serai vieux". Zingt Brei nu niet: „Quand je serai vieux, je serai insupportable. Mon chien sera mort; ma barbe sera minable. J'habiterai une quelconque ren en om de hoop uit te drukken dat alle gemeentebesturen „nieuwe Vlaam se eerroof" zullen beletten. En, drei gend: .Anders zal de VVB zelf maatre gelen treffen." De gewestelijke zender van de BRT is trouwens al een boycot van het Franse chanson begonnen: om voortaan „alle obsceniteiten" uit de Westvlaamse aether te weren zullen geen platen van lieden als Brei en Brassens meer ten gehore worden gebracht. De „Hit Parade" van Stu- dio-Kortrijk wordt beperkt tot ortho doxe nummers als „Vlaanderen mijn land" van de door onwelwillende critici weliswaar „artistiek ontoereken baar" verklaarde Will Ferdi. STORM IN een glas water? Op 15 november komt Brei naar Brussel om er in het Paleis voor Schone Kunsten afscheid te nemen van zijn Belgische fans. De arm van de Vlaamse Volks beweging reikt weliswaar (nog) niet tot da ér, maar incidenten worden niet uitgesloten geacht. De chansonnier zelf weigert in elk geval olie op de golven te gieten. „Luister," zei hij on langs aan een verslaggever van een Vlaams weekblad, „ik ben Vlaming van geboorte, maar ik ben Francofoon. Hoe wel de Vlamingen nu in de meerder heid zijn, hebben ze hun minder waardigheidscomplex behouden. En ze hebben mijn jeugd zo vergiftigd met hun onzin dat ik ten slotte M aux Flamingants geschreven heb." Aan een verslaggever van „De Stan daard", die eveneens naar Parijs snel de om hem te ondervragen over zijn bedenkelijk Vlaams-zijn, verstrekte Brei meer uitleg: „Voor mij is een flamin gant een extremist, een fanaticus, die aan zijn Vlaamse cultuur voldoend* heeft en zich afgrendelt van de buiten wereld. Het is een anachronistisch wezen, met de ogen op het verleden gericht, het is iemand die zich zo min derwaardig voelt en zo zwak dat hij vreest bij ieder contact met niet-Vla- mingen er zijn eigen gebruiken en ze den bij in te schieten. Zo gedragen zich veel Vlamingen; wij vormen de meer derheid in België en we stellen ons aan als een in het nauw gedreven min derheidsgroep. Dat verraadt onze zwak te; we zetten een grote bek op, om dat we ons klein voelen." UITERAARD nogal summier als ge loofsbelijdenis. De rest van Brels ver klaringen over de taaltoestanden in Bel gië gaf blijk van even weinig begrip voor de echte moeilijkheden, waarmee de Vlamingen nog steeds hebben af te rekenen. Conclusie van de journalist, na zijn gesprek met Brei: „Als het over de taaltoestanden gaat, bewaren wij de indruk dat hij zijn kennis uit sluitend puurt uit de troebele nieuws bron van de Belgisch-Franstalige pers. Op onze keiharde voorbeelden van taaidiscriminatie antwoordde Brei ontwijkend en hij ging er ook niet op in toen wij hem zegden zowel Les Fla mandes als Maux Flamingants te verwerpen wanneer hij deze delicate liedjes in door en door verfranste ves tingen als de casino's van Oostende en Knokke opvoert voor een blasé-franco- fiel publiek, dat zijn uitval aangrijpt om hun afkeer voor alles wat Vlaame is extra aan te scherpen. Maar léét hem zingen, ook als hij de bal misslaat. Iemand het zwijgen opleg gen, betekent je ongelijk bekennen." Belgique qui m'insultera autant que maintenant lorsque je lui chanterai: Vive la république! Vivent les Bel- giens! Merde pour les flamingants!" Het franskiljonse publiek applaudis seert uitbundig, 's konings minister» kijken sip. Maar de kat verschijnt pas 's anderendaags op het koord. Het „Leve de republiek", tot daar toe maar het woord van Cambronne voor de flaminganten, dót gaat te ver. De voorzitter van de regionale afdeling v/d Vlaamse Volksbeweging, een overigens serieuze advocaat uit Kortrijk, neemt het niet. Hij publiceert een communi qué om Jacques Brei „persona non grata" aan de Vlaamse kust te verkla- UTÏR5*fBZIS»IW HET HEEFT WEL VEEL PIJN en moeite gekost, maar Concordia heeft een nieuwe blikvanger. Uit het huisorgaan „Onder Ons" van de Coöperatieve Levensverzekering Maatschappij een dochter van het NKV is op te maken, dat verscheidene grafische ontwerpers en tekenaars zich tot het uiterste hebben ingespannen om een nieuw symbool te ontwerpen voor „DE maatschappij met winstdelende po lissen". Ze braken hun nek. „Geen van hen kon tot een voor Concordia aanvaardbaar resultaat komen", Er zijn weinigen die de juistheid van deze stelling in twijfel trekken. Alle studies over televisie en pers dragen sterk een beschouwend karakter waar vaak geen speld tussen te krijgen is. Verantwoorde vergelijkende inhouds analyses ontbreken tot nu. Wat er op dit gebied tot nu toe is gedaan is nau welijks boven wat „proefwerk" uitge komen. De Duitse socioloog prof. dr. Alphons Silbermann, directeur van het instituut voor massacommunicatie aan de Universiteit van Keulen, en leider van een soortgelijk instituut te Lau sanne, heeft een gelukkige poging ge waagd die onwetendheid op dit punt te doorbreken. Zijn vergelijkende stu die „Bildschirm und Wirklichkeit" (uitgeverij Ullstein) beperkt zich niet tot een vergelijking tussen televisie en pers in de Bondsrepubliek, maar be trekt er ook Nederland, België, Frank rijk en Engeland bij. In al die landen is de vergelijking gemaakt tussen de tévé en een aantal belangrijke bladen. Wat direct opvalt, is dat de resultaten in de verschillende landen elkaar niet zo erg veel ontlopen. Gedurende 15 tot 25 dagen heeft men nauwkeurig de te levisieprogramma's en de redactione le inhoud van de bladen geanalyseerd en men heeft zich afgevraagd hoeveel informaties de mensen bereiken. En bij de nieuwsprogramma's ging het dus om het dagelijkse journaal, maar ook om programma's als achter het nieuws en satirische programma's met een sterk nieuwselement. En dan blijkt dat ongeveer een kwart (voor Neder land I) tot ruim 55 procent (België Vlaams) in de onderzochte periode aan dergelijke uitzendingen worden gewijd. Dat ziet er dus niet gek uit, maar wanneer men nagaat, wat wordt door gegeven, dan is er niet zoveel reden om te juichen. Het blijkt dat een zeer groot deel van de nieuwsuitzendingen gewijd zijn aan politieke onderwerpen en daarna volgt de sport. Dat televisie dus zeer veel doet aan de politieke meningsvorming van het publiek, dat is maar tendele waar. Het Nederland se stelsel laat zich natuurlijk veel min der gemakkelijk vergelijken dan de andere staats- of semi-staatsomroe- pen. Gedurende de periode dat men in Nederland de media vergelijkt, "a™e~ lijk tussen 22 augustus en 1 oktober 1964 heeft men in de categorie „nieuws" kunnen constateren dat er 9986 men ziet de Duitsers zijn weer bijzonder grondig te werk ®egaaa informaties zijn verstrekt, waarvan er door de televisie 7,27 Pr°cef* ow®rd doorgegeven. De rest door de verschil lende dagbladen die elk voor zich zo n 22 procent van de informaties voor hun rekening hebben 2enomf,n'e po litieke informaties heef' ^de.r^nd I zelfs 17 3 nrocent van het totaal van 1914 mededelingen genomen. Het onderzoek heeft zich slechts uitgestrekt over de program ma's van Hilversum I, omdat Hilver sum II nog maar delen van het land bereikte. Met dit percentage staat de Nederlandse televisie niet ten achter bij de verschillende kranten. Anders wordt het op sociaal-economisch ge bied namelijk 3,22 procent en op het vlak van de culturele informatie na melijk 3,67 procent; wetenschap 5,10 procent; sport 7.88 procent. Nederland vormt op het punt van politieke informatie een gunstige uit- zondering. Het Nederlandse publiek komt goed aan zijn (politieke) trek ken. En nu iS het merkwaardig, dat ln Frankrijk met zijn staatsomroep als onderdeel van het ministerie van voorlichting juist de politieke uitzen dingen een veel kleiner deel van het totaal uitmaken. Een conclusie die lijnrecht staat tegenover de verwach tingen, want men zou toch kunnen aannemen, dat de Gaulle alles zal pro beren om de omroep voo- zijn doel einden te gebruiken. Maar dan komt het psychologische en propagandisti sche element om de hoek kijken. Zo dra een omroep geheel, of gedeeltelijk staatsaangelegenheid is, wordt de pro pagandistische kracht ondermijnt. Zelfs de uit ten treure als ideaal van stal gehaalde BBC kan het in po litieke voorlichting tegen de Neder landse omroep niet opnemen. Het voor deel van deze studie is, dat het nu weer eens anderen zijn, die niet ge voelsmatig, maar op grond van verant woord wetenschappelijk onderzoek tot bepaalde conclusies komen. Wat wel een kwalijke zaak is, ook in Nederland, is dat de voorlichting in de particu liere economische sector, in kranten termen de rubriek „Financiën en Eco nomie" praktisch helemaal niet uit de verf komt. Elke mededeling over een bedrijf of onderneming zou een verkap te vorm van reclame kunnen zijn en daar brandt men zich liever niet aan. Het werk van Silbermann leidt maar tot een conclusie, dat de televisie geen wezenlijke concurrent van de dagbla den is, op het gebied der nieuwsvoor ziening. In „über Presse und Fernsehen in Gegenwart und Zukunft" wordt een blik in de toekomst geworpen name lijk I960- Het is interessant zich aan allerlei toekomstvoorspellingen over te geven, aan de hand van zo nauwkeu- rig mogelijke prognoses, maar het is een hachelijke zaak. Hier volgen een paar van die voorspellingen. 1 De man zal nog maar 30 tot 35 uur per week behoeven te werken en de beschikking hebben over een ste- reofonische radio en televisie-installa tie. 2 De prijs van een tévéontvanger zal ongeveer de helft van de tegen woordige prijs zijn. 3. Het eigen video-tape opname-ap paraat zal gemeengoed zijn. 4. De directe uitzendingen uit alle delen van de wereld via communicatie satellieten zullen de uniformiteit in op vattingen nog groter maken. 5. Door schooltelevisie en gepro grammeerde instructie zal men in 1980 tenminste drie talen spreken. 8. In Europa zal een keuze kunnen worden gedaan uit 6 tot 10 program ma's. 7. Zoals er de nieuwsagentschappen zijn die de bladen met een stroom van nieuws voorzien, zo zullen er een aan tal televisie-agentschappen komen die volgens hetzelfde principe gaan wer ken. 8. Tachtig procent van de mensen zal voor het vullen van hun vrije tijd kiezen uit het programma-aanbod. 9. Tot tien procent van de bevolking zal behoren tot de kritische kijkers, die alleen maar naar die program ma's zullen kijken, die men placht te rekenen tot de betere programma's. Deze kijkers zijn te vergelijken met de lezers van de opiniebladen. 10. Voor nog eens tien procent van de bevolking worden speciale pro gramma's gemaakt een soort Tele- ac dus en tot die groep behoren ook diegenen, die aanstonds meewerken bij het bepalen van programma-in houd. Het boek van Silbermann zou aan betekenis gewonnen hebben wanneer de schrijver en zijn medewerkers zich niet aan sociologische voorspellingen hadden gewaagd, maar zich hadden bepaald tot een analyse van de huidi ge situatie en zich wat de toekomst betreft hadden beperkt tot de techni sche mogelijkheden. Deze studie bevat een schat van informaties en is dus zeker geen compilatiewerk, het bijeen brengen van allerlei meningen en op vattingen van anderen, waaruit dan met meer of minder succes een eigen mening wordt gedistilleerd. Een me thode, die in de sociale wetenschappen nogal eens wordt gehanteerd. Alphons Silbermann e.a.: Bildschirm und Wirklichkeit; über Presse und Fernsehn in Gegenwart und Zukunft, pp. 872. Verlag Ullstein, 1966; DM 24,- constateert Onder Ons onbarmhar tig. „Steeds kwam men met ont werpen, die voor elk willekeurig bedrijf dienst zouden kunnen doen." Na de carrière van al deze naamloze ontwerpers vernietigd te hebben zag het er donker uit voor Concordia. Gelukkig verscheen daar de ster van ene G. van Stoutenburg (van Drukkerij Lumax, een andere doch ter van het NKV) aan de horizon. Onder Ons zucht opgelucht: „Zijn vaardige hand zorgde voor een mo derne naar onze (O.O.'s - red.) mening op Henry Moore's werken geïnspireerde stijlvolle vormge ving van de verzorgingsgedachte". Op de hijgende toon van het jury-rap port over een Edison-winnaar volgt dan: „Het idee van de heer Van Stoutenburg om in een geheel an dere stijl in te haken op een speci fiek Concordia-gegeven, namelijk op het door René van Seumeren ver vaardigde fraaie beeldhouwwerk, dat de frontgevel van ons hoofdge bouw tooit, kan worden beschouwd als een vondst. De wijze waarop hij vervolgens aan die vondst gestalte heeft gegeven, dwingt respect af". Voortaan zal het nieuwe beeldmerk als blikvanger prijken in adverten ties, op folders, enveloppen, brief papier en formulieren van Concor dia. De robuuste man, die in eep teder gebaar zijn vrouw en vie? kindertjes beschermt, gaat verdwij nen' en met hem de laatste herinne ring aan het schone vers: „Vader ga voor je kinderen staan, daar ko men de kapitalisten aan". Wat er voor in de plaats komt ie het silhouet (nog steeds in simpel zwart-wit) van een moderne vader, met afzakkende schouders in zijn gestileerde colbertjasje. Weg zijn de uit de korte mouwtjes van het werk- hemd puilende biceps. De vrouw, tot voor kort rustende na een uit puttende dag achter de tobbe, ia even vormloos geworden als haar wasautomaat. Het meest gemoder niseerd echter zijn de vier kinderen. Hun aantal is gedecimeerd tot twee. v. R.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1966 | | pagina 19