Rode octrooi-houdster Twee China's in V.N. Treffend boek van Nijmeegs hoogleraar DE BURGERLIJKE MORAAL VAN HET CONVENTIONELE CHRISTENDOM KERK IN BEWEGING Meningen blijken zeer verdeeld MILITAIR RECHT OP DE HELLING Algemeen ■tft 2*on 5^^^ Het zesde gebod Een teer punt Radicaal verschil pondsènbezit r ZATERDAG 26 NOVEMBER 1966 Dos niet al uw eieren in één mandje! Algemeen Fondsenbezit HET CONVENTIONELE CHRISTEN DOM draagt het stempei van een blijk baar algemeen aanvaarde, conventionele opvatting betreffende het karakter van de christelijke moraal. Er is wel geen facet van het christen-zijn ten aanzien waarvan de publieke opinie zó gevoelig en tevens zó eenstemmig is een daarom ook zó licht geraakt, zo niet hevig ge schokt, wanneer de conventie wordt aan getast als juist dat van de moraal. En toch: er is wel geen facet van de christe lijke levenshouding ten aanzien waarvan het zo moeilijk is om de overeenstemming ervan aan te tonen met wat Jesus hier over in zijn prediking heeft gezegd. DOOR PROF. DR. W. H. VAN DER POL Talrijke crisisverschijnselen in het huidige christendom ziet de Nijmeegse hoogleraar dr. W. H. van der Pol als gevolgen van het naderende einde van het conventionele christendom. In zijn jongste boek „Het einde van het con ventionele christendom", verklaart hij te werk te gaan als fenomenoloog: hij registreert alle verschijnselen die zich in het christendom voordoen, en steunt bij die registratie op veel werk van anderen. Van der Pols boek is óók een samenvatting en een glasheldere van de belangrijkste theo logische vraagstukken in alle kerken. De fenomenoloog, die slechts be schrijft en niet oordeelt, blijft tot de laatste bladzijden van het boek aan het woord. Pas in de voorlaatste paragraaf komt Van der Pol persoonlijk aan het woord, het werden de treffendste bladzijden van het boek. Na een omschrijving van het begrip conventionaliteit gaat de auteur in hel tweede hoofdstuk over tot een beschrijving van het conventionele christendom. Naast geloofsovertuiging en vroomheid komt de moraal uit voerig ter sprake. Het deel over de moraal wordt hier afgedrukt. In volgen de hoofdstukken karakteriseert de auteur de belangrijkste oorzaken die de ondermijning van het conventionele christendom hebben meegebracht, ze liggen zowel in een veranderd wereld- en mensbeeld als in gewijzigde visies op de Bijbel. Het grote theologische probleem van het ogenblik is de Godsvraag. Dat probleem krijgt in het boek de voornaamste aandacht, waarbij het werk van de belangrijkste filosofen en theologen wordt doorlicht. Voor de levering van de op deze bladzijde besproken nieuwe uitgave: Boekhandel H. Coebergh Haarlem^ 02 500-17517 Prof. dr. W. H. van der Pol, in 19^ benoemd tot buitengewoon hoogler00^ aan de Nijmeegse universiteit, is daar sinds 1956 gewoon hoogleraar; zij® leeropdracht is de fenomenologie va® het protestantisme. TOT DE VELE DELEN van het Nederlandse recht die in de laatste tijd op de helling zijn ge komen behoort ook het militair strafprocesrecht. Nog altijd gel den er voor militairen die zich aan een misdrijf hebben, schuldig gemaakt ook in vredestijd andere regels dan voor burgers. Niet al leen staan zij dan niet terecht voor de gewone rechter maar voor een krijgsraad, maar ook het vooronderzoek is aan andere regels onderworpen. De waarbor gen, die een burger dan heeft voor een rechtvaardige behande ling gelden voor een militair niet alle. Hierin wil men nu verande ring brengen. Ook de PvdA heeft nu een proeve van een verkiezingsprogram geproduceerd. Het ziet er wat de opzet betreft ordelijker uit dan dat van de KVP. Wat de inhoud be treft zijn er punten van overeen komst, ofschoon de krijgskreet „strijd tussen behoudzucht en vooruitgang doet vermoeden, dat de PvdA zich meer dan ooit de octrooihoudster van de vooruitstrevendheid acht. Het stuk valt in twee paragrafen uiteen. De eerste vermeldt welke punten de PvdA in de eerstkomende vier jaar wil verwezenlijken. De tweede geeft in precies eens zoveel tekst weer waarvoor de PvdA zich voorts inzet. De eerste paragraaf heet het resultaat te zijn van een duidelijke keus. Wijst dat in de richting van een minimumprogram ma of een urgentie-programma? Geen van beide termen wordt ge noemd, maar het is duidelijk, dat het partijbestuur goed geluisterd heeft naar de discussie op het bui tengewoon partijcongres. Een aan zienlijke minderheid pleitte toen voor een minimumprogramma. Het partij bestuur was daar op goede gronden tegen, maar beleed bij monde van zijn voorzitter wel iets voor een urgentie-programma te voelen. Wat het ontwerp-verkiezingsprogram nu in zijn eerste paragraaf te zien geeft, is naar de inhoud een kruising van minimum- en urgentie-programma, maar de formulering is voldoende elastisch om de mogelijkheid tot deelneming aan een regeringscoalitie wijd open te houden. Wat behelst die eerste paragraaf? Vooreerst een aantal maatregelen ten bate van de werknemers plus een wijziging van de inkomens- en vermogensverdeling, inclusief een aanzienlijke verhoging van de suc cessie- en schenkingsrechten. Al weer een bewijs, dat men goed ge luisterd heeft naar luide stemmen op het buitengewoon partijcongres. De programpunten grondpolitiek en defensie bieden geen verrassing. Het eerste is al neergelegd in een wetsontwerp onderscheidenlijk een wetsvoorstel, mede onder verant woordelijkheid van KVP-bewinds- lieden ingediend: het tweede loopt parallel met een punt in het ont werp-verkiezingsprogram van de KVP. Verwantschap met het KVP-pro- gram spreekt duidelijker uit de twee de paragraaf, handelend over zaken „waarvoor de PvdA zich voorts in zet Socialistische specialiteiten daarin: een meerjarenplan voor over heidstaken en, onder het opschrift „groter welzijn", invoering van de zomertijd. Men kan op basis van de beide programma's niet vaststellen dat rooms en rood onherroepelijk uiteen zijn gegaan. Of zij elkaar na de ver kiezingen zullen hervinden zal be halve van de verkiezingsuitslag voor al afhangen van de sfeer en de onderlinge verhouding tijdens de re geerperiode van Zijlstra s overgangs kabinet. De nabije toekomst zal daarover nader Ieren. Volgende week speelt het eerste bedrijf. Juist omdat de Chinese Volks republiek zich ontwikkelt tot een grote mogendheid, die een arsenaal opbouwt van kernwapens en raket ten, zou deze staat lid moeten wor den van de Verenigde Naties. Het isolement van Peking in de wereld zou zo doorbroken kunnen worden en de Chinese communisten zouden bij het ontwapeningsgesprek kunnen worden betrokken. Peking heeft indertijd gewei gerd het kernstopakkoord te on dertekenen. Maar de hoop moet niet opgegeven worden dat Rood-China alsnog bereid gevonden kan worden zijn kernproeven te staken. Zo moet men ook proberen Rood-China te betrekken bij de onderhandelingen over een akkoord om de spreiding van kernwapens tegen te gaan: de zogenaamde non-proliferatie. Het tegenwoordige regime in Peking voert een agressieve en onverzoen lijke buitenlandse politiek. Maar kennelijk is er in China ook een tegenstroming van politici die vin den dat meer aandacht zou geschon ken moeten worden aan de binnen landse economische ontwikkeling en die de isolationistische koers van Mao Tse-toeng en Lin Piao nood lottig achten. De Verenigde Naties zouden wellicht die Chinese binnen landse oppositie tegemoet kunnen komen door de Chinese Volksrepu bliek voor het lidmaatschap uit te nodigen. Amerika wil niet eenvoudig de bestaande Chinese zetels in de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de V.N. aan de Chinese Volksrepubliek overdoen, met uitsluiting van Natibnalistisch China, dat nu die zetels bezet. De Amerikanen staan met een militair pact garant voor de bescherming van de Chinese Nationalisten die zich sinds 1949 op Formosa hebben te ruggetrokken. De Amerikaanse af gevaardigde bij de V.N., Goldberg, heeft in zijn rede voor de Algemene Vergadering van 22 september laten blijken dat de V.S. het plan van twee China's in de volkerenorganisatie niet verwerpen. Hij verklaarde, dat de Nationalisten niet uitgesloten mogen worden, maar dat men Pe king zou kunnen vragen „zijn bui tensporige voorwaarden voor toetre ding" te laten vallen. Een van die voorwaarden is de uitstoting van Tsjang-Kai-sjek. Canada heeft in de V.N. voor gesteld, dat Peking de permanente Chinese zetel in de Veiligheidsraad zou krijgen en dat Peking en Formo sa ieder een zetel in de Algemene Vergadering zouden hebben. Be langrijker in dit Canadese voorstel is echter nog, dat aan de secretaris generaal van de V.N., Oe Thant, instructies zouden worden gegeven om met beide China's te onderhan delen om tot een regeling te komen die voor alle partijen aanvaardbaar zou zijn. Een moeilijkheid is dat niet alleen Peking maar ook Formo sa tot nog toe niet van een dubbele Chinese vertegenwoordiging in de V.N. wil horen. Oe Thant zou moe- ten proberen zowel Mao Tse-toeng als 1 sjang Kai-sjek tot rede te bren gen. Tegelijk met dit Canadese plan is er een Italiaans voorstel ingediend voor de instelling van een speciale commissie van zeer vooraanstaande en ervaren diplomaten die een studie zou moeten maken van het Chinese V.N.-probleem en die vooral zou moeten onderzoeken of Peking te bewegen zou zijn het Handvest van de Verenigde Naties te aanvaarden. Albanië, de enige Europese vriend van China, heeft een resolutie in gediend voor eenvoudige overdracht van Formosa's V.N.-lidmaatschap aan Peking. Amerika heeft daarop betoogd, dat dit „een belangrijke kwestie is, die bijgevolg een twee derde meerderheid vereist. Vorig jaar werd een soortgelijke resolu tie, die toen ook een tweederde meerderheid moest hebben, verwor pen met 47 stemmen voor en 47 tegen. Waarschijnlijk zou de stem ming nu niet gunstiger uitvallen voor Peking. De Chinese communisten moeten begrijpen dat de Verenigde Naties hen niet buiten willen sluiten. De meeste V.N.-leden zien het belang van een lidmaatschap van Peking in. Maar Peking sluit zich zelf bui ten, door onmogelijke concessies te eisen van de volkerenorganisatie. ADVERTENTIE Verdeel Uw beleggingsrisico. Met een participatiebewijs bezit U een aandelenbelang in méér dan 200 geselecteerde Nederlandse en Amerikaanse ondernemingen. Inlichtingen bij elke commissionair en bankier, of rechtstreeks via Postbus 1700 Amsterdam. Conventionele moraal. Wat is dat? Conven tionele moraal is de moraal van mensen, die voor geen geld ter wereld ook maar het geringste goddelijk en kerkelijk gebod overtreden, maar die er zich schijnbaar niet van bewust zijn, dat ze voortdurend gevaar lopen om met al hun strenge, nauwgezette en letterlijke wetsbetrachting de wet van God, dat is de wet van de liefde, met voeten te treden en krachteloos te maken. Het is in het Nieuwe Testament de moraal van de farizeeën en schriftgeleerden: uiterst correcte en fatsoenlijke mensen, op wie letterlijk niets valt aan te merken en die er een eer in stellen bij alle weldenkende mensen, ja, zelfs bij God, als zodanig bekend te staan: 'God, ik dank u dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtyaardigen, echtbrekersIk vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten' (16). Jesus noemt deze mensen hui chelaars, dwazen en blinden, 'gekalkte graven, die er van buiten wel mooi uitzien maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerhande onreinheid' (17), d.w.z. vol haat, hartstocht, heb zucht, machtswellust en zelfingenomenheid. Van waar dit vernietigend oordeel en dan nog wel over mensen, die te goeder naam en faam bekend staan en vanwege hun onberispelijke levenswijze, hun vroomheid en hun stipte wetsbetrachting door ieder worden bewonderd en geëerd? Moet de wet van God en van de Kerk dan niet worden geëerbiedigd? Is het misschien dan juist goed de wet te overtreden? 'Dat zij 'verre' zou Paulus zeggen. Maar wat hapert er dan aan deze alleszins achtenswaardige en door ieder ho gelijk geëerde mensen van de conventionele en burgerlijke moraal? Wij raken hier aan een teer punt van het con ventionele christendom. Het is de vraag of op dit bepaalde punt het conventionele christendom ei genlijk wel verschilt van het conventionele jo dendom van Jesus' dagen. En toch: het was juist vanwege zijn voortdurende aantasting van de conventionele moraal, dat Jesus door de fa rizeeën en Sadduceeën, door de schriftgeleerden en opperpriesters, kortom door de leiders van het volk hartstochtelijk werd gehaat, werd ver oordeeld en ter dood werd uitgeleverd aan de romeinse landvoogd. Had Jesus niet volkomen onnodig het prestige van de priester en de leviet ondermijnd door zijn gelijkenis van de barmhartige Samari taan (18)? Had Jesus niet door zijn prediking het gezag ondermijnd, dat farizeeën en schrift geleerden genoten bij het volk? Had Jesus niet op allerlei manieren de wet van Mozes overtreden door zieken te genezen op de sabbath en door niet te vasten en zich niet. te houden aan de gebruike lijke reinigingen? Was het niet zonder meer een slag in het aangezicht van de heilige Wet, dat Jesus at en dronk met openbare zondaren en met de verachte tollenaars, die het volk uit buitten ten bate van de Romeinen, dat hij een op heterdaad betrapte prostituée in bescherming nam en nota bene in gezelschap van zijn gast heer en diens gasten door zulk een verdachte vrouw zich de voeten liet kussen? Bracht Jesus niet heel de sociale orde in gevaar door zijn critiek op de rijken en door hen aan te sporen om niet hun standgenoten maar armen en dak lozen, d.w.z. het uitvaagsel van de samenleving, aan tafel te noden? Was het niet in strijd met elke conventie, dat Jesus vriendschappelijk om ging met vrouwen en met Samaritanen? Waren de grieven van de leiders van het volk niet alles zins rechtmatig en gegrond? Wat bedoelde daarentegen Jesus als hij zeide: Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt' Want met het oordeel dat gij velt zult gij ge oordeeld worden en de maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken' (19)? Is hét misschien? omdat wij noch het hart van een ander noch ons eigen hart werkelijk kennen? Is het mis schien omdat wij aller zondaar zijn en Gods vergeving nodig hebben en omdat daarom uit sluitend God en geen enkel mens het recht heeft om te oordelen? Heeft Jesus ooit zijn leerlingen aangespoord om toch vooral ieder die verkeerd handelt, te veroordelen? Of heeft Jesus van zijn volgelingen gevraagd, dat zij te allen tijde en ieder zouden vergeven tot zeventig maal zeven maal, ook al zou het kwaad bedreven zijn tegen henzelf? Is het er Jesus niet om te doen geweest om zijn leerlingen en volgelingen op te voeden tot een radicaal nieuwe maatstaf van beoordeling, tot een radicaal nieuwe houding jegens de mede mens, tot een leven niet naar de letter maar naar de geest van de wet, kortom tot een leven niet vanuit het recht maar vanuit de liefde? Heeft Jesus het in de gelijkenis van de 'verloren zoon' opgenomen voor de oudste zoon, die zijn vader reeds zoveel jaren trouw en gehoorzaam had gediend? Heeft Jesus het tegenover het men zou zeggen toch alleszins gerechtvaardigd verwijt van de oudste zoon aan het adres van zijn vader niet veeleer opgenomen voor de jongste zoon, die, door schade en schande wijsgeworden, was teruggekeerd naar zijn ouderlijke wo ning (20)? Kortom: Heeft Jesus niet uitdrukke lijk gezegd: ,Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet uitgaat boven die van schriftgeleerden en farizeeën, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen' (21)? Heeft Jesus hiermee niet willen zeggen, dat de houding van de christenen tegenover de medemens van een geheel andere, nieuwe en hogere orde zou moeten zijn dan die van de gangbare moraal van het conventionele jodendom? Nu is de vraag, kunnen wij in alle oprechtheid staande houden, dat de radicale omkeer van alle maatstaven wat betreft de menselijke verhou dingen, die de kern is van Jesus'prediking, metter daad zijn uitdrukking en toepassing heeft ge vonden in de gangbare burgerlijke moraal van het conventionele christendom? Of zouden we moeten zeggen, dat de grote ernst, waarmee het conventionele christendom getracht heeft het ge lóóf in overeenstemming te doen zijn met het getuigenis van de bijbel, omgekeerd evenredig is geweest aan de geringe ernst, waarmee het gestreefd heeft naar een levenswijze en levens houding, zoals Jesus die heeft bedoeld? Wanneer men vraagt naar aard en inhoud van de moraal van het conventionele christen dom dan zal men tot de slotsom moeten komen, dat deze moraal zich in geen enkel opzicht heeft ADVERTENTIE onderscheiden van die van de joden en van de heidenen. Het is zonder meer de moraal van de tien geboden, de moraal van de natuurwet, van de wet die, zoals Paulus zegt, 'geschreven staat in het hart' niet alleen van de joden, die de uitwendige Wet bezitten, maar ook van de heide nen, die 'uit zichzelf doen wat de Wet verlangt al bezitten zij de Wet dan niet' (22). Deze algemeen menselijke moraal is de officiële moraal van het conventionele christendom. Het zijn alleen uitzonderlijke heiligen geweest, wier doenen laten uitging boven deze moraal. Voor de 'gewone man', die gaarne in alle bescheiden heid toegaf: 'ik ben geen heilige' gold alleen de burgerlijke moraal. Meer kon van hem niet geëist worden noch ook verwacht. Waarop nu komt het neer, wanneer iemand zijn leven inricht naar de eisen en maatstaven van de officiële moraal van het conventionele christendom? Dit komt in de eerste plaats hierop neer, dat een mens zich houdt aan het zesde gebod (betref fende het 'sextum') en met verontwaardiging protesteert tegen elke gedachte, elke opvatting en elke daad, die in strijd is met de algemeen gang bare interpretatie van dit gebod. Dit gebod heeft zozeer in het conventionele christendom het hoofdaccent gekregen, dat velen bij 'zedelijk leven' vrijwel uitsluitend denken aan het seksuele bestaan van de mens. Zonde is elke fantasie, elke begeerte, elke handeling, elke verstandhouding, die in strijd is met de seksuele moraal, vooral wanneer het daarbij gaat om iets, dat bovendien nog als tegennatuurlijk moet worden gebrand merkt. Het is verbazingwekkend, hoe fel en on beheerst sommigen kunnen reageren, wanneer gevallen op dit gebied bekend worden en ter sprake komen. Hierbij vergeleken schijnen moord, diefstal, leugen en bedrog maar weinig te beteke nen. Intussen is er geen facet van het menselijk bestaan, dat zich zo zorgvuldig aan elke open baarheid onttrekt als juist het seksuele aspect. Wat daarvan nu en dan aan het licht komt is slechts een uiterst geringe weerspiegeling van wat op dit gebied mogelijk is en in feite ge beurt. Het gevolg is dat wij er gemakkelijk toe kunnen komen om eigen seksuele verlangens en gedragingen te camoufleren, seksuele schuld gevoelens af te reageren en ons een goede naam te verschaffen door openlijk zo verontwaardigd en scherp mogelijk te veroordelen wat anderen op dit gebied naar onze mening hebben misdaan. Hier ligt wel de reden, waarom Jesus, toen de schriftgeleerden en farizeeën Hem een vrouw brachten, die op overspel was betrapt, sprak: 'Laat degene onder u die zonder zonden ls, het eerst een steen op haar werpen' (23). Een tweede deugd' die in de moraal van ht conventionele christendom altijd sterk is be nadrukt, is de gerechtigheid. Een christen moet ieder het zijne geven. Niet de liefde, die tot het uiterste gaat, maar het recht heeft hierbij steeds als norm gegolden. Er is hier sprake niet van een 'gaan tot het uiterste', maar juist van een 'blijven binnen de perken'. Het gaat hier om de' strenge eis van recht en van plicht, maar 1 dat van geen mens gevraagd of verwacht worden dan datgene, waartoe hij rechten» verplicht. Omdat het van belang is om vast te stellen v'® het recht in de duizend en meer conflicten va elke dag eist en wat men tegenover de an strikt genomen verplicht is, is een ingewikkel en alle terreinen van het menselijk leven offlva tende wetgeving en een zich hiermee bezig®0 dende rechtswetenschap noodzakelijk geworde Strikt genomen valt er op een christen niets a® te merken, wanneer hij in al zijn menselij®, verhoudingen altijd volgens recht en plicht beet gehandeld. Wat hier boven uitgaat is op zijn be* een prijzenswaardig extra, maar in het oog v® velen een naïeve dwaasheid. Ook de verhouding tot God is in de burger lij® moraal van het conventionele christendom veelal beschouwd als een zaak van gerechtigheid. HetJ ■passend en billijk dat de christen aan God de eer geeft, die Hem toekomt Dit betekent, dat me® geen afgoden maar de ene ware en levende Go» alleen goddelijke eer bewijst. Dit geschiedt alle1" eerst door deelname aan de wekelijkse eredienst" vervolgens door Gods Naam met respect te te' bruiken en tenslotte door Gods geboden niet te overtreden: 'eert uw vader en moeder; ge zuj* niet doden; gij zult geen overspel doen; ge zU' niet stelen; ge zult tegen uw naaste geen vals® getuigenis afleggen' (24). Dit laatste: 'gij zUl niet liegen' wordt echter 'in praktijk gebrac» onder zeker voorbehoud, d.w.z. zolang het niet J® ons nadeel is. Dit geldt ook voor beloften. Be loften komt men na, zolang de omstandighed®® onveranderd blijven. Gewoonlijk acht men zic*| niet verplicht beloften na te komen, wanneer me» hiervoor ten koste van eigen levensgeluk onvoor ziene en zware offers zou moeten brengen. Een van de meest opvallende trekken in d* moraal van het conventionele christendom eeuwenlang geweest de volledige afwezigheid va® sociaal besef. De verheugende ontwaking va® dit besef in onze tijd is bij de christenen wel heel laat gekomen en dan no» goeddeels onder press1® van buiten af van de kant van onderdrukt®1 uitgebuite, uitgesloten en vervolgde volken, r®s" sen, standen en godsdienstige of sociale minder' heden. Wie zou het wagen om staande te houden, d® de talloze oorlogen tussen christenvolken gevoerd, culminerend in de beide laatste wereldoorlog®®' dat de wijze waarop de christenvolken hebbe® gekoloniseerd en hun macht over heel de we reld hebben trachten uit te breiden en dat he lot, dat de arbeidersbevolking sedert de i®' dustriële revolutie van de 18e eeuw te verdure® heeft gehad, ook maar enigszins beantwoorde® aan wat Jesus Christus heeft geleerd en bedoeld- De burgerlijke moraal van het conventionele christendom is gebaseerd op de natuurwet e® de wet van de tien geboden. Zij houdt onde' alle omstandigheden uitsluitend rekening met h®' recht en is in dit opzicht zo principieel mogelij Noch de liefde noch het gezond verstand verm°' gen iets tegen de juridische geest van de mora®1' Vergelijken wij deze wettische moraal m® de gelijkenissen, de bergrede en in het bijzond® met de acht zaligsprekingen van Jesus, da® springt het radicale verschil onmiddellijk in bf oog. Hetzelfde geldt bij een vergelijking met vermaningen, die Paulus geeft in zijn brieven- Gemeten aan de maatstaf van de zalig»Pr®' kingen zouden christenen in alle omstandighede® van hun leven ernaar moeten streven om te b?" horen tot de armen van geest, de treurenden, zachtmoedigen, de hongerenden en dorstende® naar (sociale) gerechtigheid, de barmhartig®®' de zuiveren van hart, de vredestichters en d vervolgden. Volgens de conventionele mor®8 zijn christenen echter mensen die voor a11® principieel zijn, staan op hun recht, leven vDl' gens de letter van de wet en de daarmee over' eenstemmende plicht. Dat er tal van geval1® t zijn, waarin de liefde vraagt, dat men meer do® dan wat recht en plicht is, ja waarin de li®'® zelfs kan eisen dat de wet wordt overtrede komt bij de principiële en fatsoenlijke mens de burgerlijke en officiële moraal niet op. t ontgaat de conventionele christen blijkbaar, t Jesus een radicale omkeer heeft gepredikt j®1 met het oog op de conventionele moraal. (Van een juridische medewerker) Daarbij is gebleken dat de menin gen over dit deel van het recht zeer verdeeld zijn. Daarom zijn de ministers van defensie en justitie de procedure tot verandering van deze wet begon nen op dezelfde manier als die voor het nieuwe B.W. Dezer dagen ver scheen een nota aan de Tweede Ka mer waarin een aantal vraagpunten over het militaire strafrecht worden gesteld. De eerste vraag is of er nog reden is een afzonderlijk militair strafrecht naast het civiele strafrecht te handhaven. Aparte krijgsraden zou den volgens de toelichting op de nota vooral nodig zijn om degenen die in oorlogstijd ovet militairen moeten rechtspreken nu al te oefenen. Dit ar gument lijkt ons niet sterk. De rechter die in oorlogstijd moet werken komt voor morele beslissingen te staan die in vredestijd niet na te doen zijn. In een noodtoestand kan het inderdaad nodig zijn een doodvonnis uit te spre ken; in oorlogstijd zal een oordeel vaak moeten worden gegeven tijdens een enorme emotionele spanning; een tijd van snel optrekken of Van vlucht kunnen nooit de maatstaven gelden die in vredestijd nagebootst kun nen worden. Het lijkt ons trouwens niet helemaal verantwoord om de recht spraak over militairen. i°"Be n?ensen, in de eerste plaats te willen zien als oefening voor andere omstandigheden. Als tweede reden wordt dan aange voerd: „Daar komt nog bij, dat de eigen aard van het militaire apparaat, de zeer zware eisen die aan de mili tair in oorlogstijd worden gesteld en de intensieve voorbereiding, die dit reeds in vredestijd vergt, medebrengen dat van de rechter die over militairen te oordelen krijgt, ook in vredestijd een hoge mate van invoelingsvermo gen wordt vereist t.a.v. de omstandig heden waarin de militair verkeert." Dit is een argument waar wij mee kunnen instemmen, maar dat ons in ziens nog niet meebrengt dat er voor militairen een geheel afzonderlijke rechterlijke macht hoeft te bestaan. We willen in dit verband in het mid den laten dot wat in deze nota over militairen wordt gesteld ook geldt voor deelnemers aan het wegverkeer, spoorwegarbeiders, zeeheden en min derjarigen. In de Sovjet-Unie trok men hieruit de consequentie en voerde be halve krijgsraden voor soldaten ook spoorraden voor spoorwegarbeiders in. Voor minderjarigen kennen wij in ons land aparte rechters die echter deel uit maken van de gewone rechterlij ke macht Men kan zich afvragen waarom wij niet het voorbeeld volgen van andere landen zoais Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen en Zweden en de rechtspraak over militairen opdragen aan de gewone rechter. Een volgende vraag is in hoeverre de militaire rechter in oorlogstijd recht zal moeten spreken over burgers. De bedoeling schijnt te zijn hem alleen bevoegd te maken als het gaat om burgers die in dienst staan van het le ger of die het leger volgen, zoals oor logscorrespondenten en zo voort. Wij vrezen dat men hier te veel probeert te regelen. Oorlogstijd is noodtoestand en het recht dat dan geldt is nood- recht. Prof. Van den Bergh schreef daarover: „Het recht van de noodtoe stand is niet te voorzien. Het is naar zijn aard ongeschreven en onschrijf- baar." In een noodtoestand doen zich nu eenmaal onvoorzienbare situaties voor, juist daarom is het een noodtoestand. Indien men alle situaties die dan voor kunnen komen wil voorzien in een ge schreven wet overschat men de bete kenis van de wet schromelijk. Buiten dien begaat men de vergissing recht en wet als het zelfde te zien. In een noodsituatie zal men ook moeten probe nen recht te doen, dat wil zeggen ieder het zijne te geven, maar wat ieder lijK® toekomt wordt door de gezarne»* pt nood bepaald. Ter wille van het r gef zal de rechter dan de mogelijkheid ft ten hebben de wet opzij te zettei» vergaande regeling van wat er ridisch gebied dan zal moeten 0d' gedaan, maakt een werkelijke rechtspraak vrijwel onmogelijk- ,grie' Na de oorlog '40-'45 toen ®v0erd noodwetten moesten worden m®e je® had het ons, zoals aan d® Bergh, duidelijk moeten word® t® noodrecht niet in een wet 1* vaw®ef leggen. Toch probeert men het n» 0e" als men voorstelt alleen bepaaM® f d® pen burgers in oorlogstijd °®d bI-e°' rechtsmacht van de krijgsraad .ebt>e® gen. Men schijnt vergeten te dat het in de afgelopen oorl°» t bleek een militaire politierecht® voeren, die de bevoegdheid kre ieder, Burger of militair, di® evacueerd gebied plunderde, ze Aan O" "„al» re straffen op te leggen. Aan 0o> tuatie was nooit gedacht. Al» c weer een oorlog zouden krijg®®o0r»' di" wcci ecu uuuug zuuueu «ivo «p' a veel meer onvoorziene en °®v ns dL bare situaties geven. Het lijktje fl' dat het beter zal zijn deze m®1 ,otoc te regelen by het militair straw recht.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1966 | | pagina 18