Rode octrooi-houdster
Twee China's in V.N.
Treffend boek van Nijmeegs hoogleraar
DE BURGERLIJKE MORAAL VAN HET
CONVENTIONELE CHRISTENDOM
KERK IN BEWEGING
Meningen blijken zeer verdeeld
MILITAIR RECHT OP DE HELLING
Algemeen
■tft
2*on 5^^^
Het zesde gebod
Een teer punt
Radicaal verschil
pondsènbezit
r
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1966
Dos niet al uw eieren
in één mandje!
Algemeen Fondsenbezit
HET CONVENTIONELE CHRISTEN
DOM draagt het stempei van een blijk
baar algemeen aanvaarde, conventionele
opvatting betreffende het karakter van
de christelijke moraal. Er is wel geen
facet van het christen-zijn ten aanzien
waarvan de publieke opinie zó gevoelig
en tevens zó eenstemmig is een daarom
ook zó licht geraakt, zo niet hevig ge
schokt, wanneer de conventie wordt aan
getast als juist dat van de moraal. En
toch: er is wel geen facet van de christe
lijke levenshouding ten aanzien waarvan
het zo moeilijk is om de overeenstemming
ervan aan te tonen met wat Jesus hier
over in zijn prediking heeft gezegd.
DOOR PROF. DR. W. H. VAN DER POL
Talrijke crisisverschijnselen in het huidige christendom ziet de Nijmeegse
hoogleraar dr. W. H. van der Pol als gevolgen van het naderende einde van
het conventionele christendom. In zijn jongste boek „Het einde van het con
ventionele christendom", verklaart hij te werk te gaan als fenomenoloog:
hij registreert alle verschijnselen die zich in het christendom voordoen, en
steunt bij die registratie op veel werk van anderen. Van der Pols boek is
óók een samenvatting en een glasheldere van de belangrijkste theo
logische vraagstukken in alle kerken. De fenomenoloog, die slechts be
schrijft en niet oordeelt, blijft tot de laatste bladzijden van het boek aan het
woord. Pas in de voorlaatste paragraaf komt Van der Pol persoonlijk aan
het woord, het werden de treffendste bladzijden van het boek.
Na een omschrijving van het begrip conventionaliteit gaat de auteur in
hel tweede hoofdstuk over tot een beschrijving van het conventionele
christendom. Naast geloofsovertuiging en vroomheid komt de moraal uit
voerig ter sprake. Het deel over de moraal wordt hier afgedrukt. In volgen
de hoofdstukken karakteriseert de auteur de belangrijkste oorzaken die de
ondermijning van het conventionele christendom hebben meegebracht,
ze liggen zowel in een veranderd wereld- en mensbeeld als in gewijzigde
visies op de Bijbel. Het grote theologische probleem van het ogenblik is
de Godsvraag. Dat probleem krijgt in het boek de voornaamste aandacht,
waarbij het werk van de belangrijkste filosofen en theologen wordt doorlicht.
Voor de levering van de op
deze bladzijde besproken
nieuwe uitgave:
Boekhandel H. Coebergh
Haarlem^ 02 500-17517
Prof. dr. W. H. van der Pol, in 19^
benoemd tot buitengewoon hoogler00^
aan de Nijmeegse universiteit, is daar
sinds 1956 gewoon hoogleraar; zij®
leeropdracht is de fenomenologie va®
het protestantisme.
TOT DE VELE DELEN van
het Nederlandse recht die in de
laatste tijd op de helling zijn ge
komen behoort ook het militair
strafprocesrecht. Nog altijd gel
den er voor militairen die zich
aan een misdrijf hebben, schuldig
gemaakt ook in vredestijd andere
regels dan voor burgers. Niet al
leen staan zij dan niet terecht
voor de gewone rechter maar
voor een krijgsraad, maar ook
het vooronderzoek is aan andere
regels onderworpen. De waarbor
gen, die een burger dan heeft
voor een rechtvaardige behande
ling gelden voor een militair niet
alle. Hierin wil men nu verande
ring brengen.
Ook de PvdA heeft nu een
proeve van een verkiezingsprogram
geproduceerd. Het ziet er wat de
opzet betreft ordelijker uit dan dat
van de KVP. Wat de inhoud be
treft zijn er punten van overeen
komst, ofschoon de krijgskreet „strijd
tussen behoudzucht en vooruitgang
doet vermoeden, dat de PvdA zich
meer dan ooit de octrooihoudster
van de vooruitstrevendheid acht.
Het stuk valt in twee paragrafen
uiteen. De eerste vermeldt welke
punten de PvdA in de eerstkomende
vier jaar wil verwezenlijken. De
tweede geeft in precies eens zoveel
tekst weer waarvoor de PvdA zich
voorts inzet. De eerste paragraaf
heet het resultaat te zijn van een
duidelijke keus. Wijst dat in de
richting van een minimumprogram
ma of een urgentie-programma?
Geen van beide termen wordt ge
noemd, maar het is duidelijk, dat
het partijbestuur goed geluisterd
heeft naar de discussie op het bui
tengewoon partijcongres. Een aan
zienlijke minderheid pleitte toen voor
een minimumprogramma. Het partij
bestuur was daar op goede gronden
tegen, maar beleed bij monde van
zijn voorzitter wel iets voor een
urgentie-programma te voelen. Wat
het ontwerp-verkiezingsprogram nu
in zijn eerste paragraaf te zien geeft,
is naar de inhoud een kruising van
minimum- en urgentie-programma,
maar de formulering is voldoende
elastisch om de mogelijkheid tot
deelneming aan een regeringscoalitie
wijd open te houden.
Wat behelst die eerste paragraaf?
Vooreerst een aantal maatregelen
ten bate van de werknemers plus
een wijziging van de inkomens- en
vermogensverdeling, inclusief een
aanzienlijke verhoging van de suc
cessie- en schenkingsrechten. Al
weer een bewijs, dat men goed ge
luisterd heeft naar luide stemmen
op het buitengewoon partijcongres.
De programpunten grondpolitiek
en defensie bieden geen verrassing.
Het eerste is al neergelegd in een
wetsontwerp onderscheidenlijk een
wetsvoorstel, mede onder verant
woordelijkheid van KVP-bewinds-
lieden ingediend: het tweede loopt
parallel met een punt in het ont
werp-verkiezingsprogram van de
KVP.
Verwantschap met het KVP-pro-
gram spreekt duidelijker uit de twee
de paragraaf, handelend over zaken
„waarvoor de PvdA zich voorts in
zet Socialistische specialiteiten
daarin: een meerjarenplan voor over
heidstaken en, onder het opschrift
„groter welzijn", invoering van de
zomertijd.
Men kan op basis van de beide
programma's niet vaststellen dat
rooms en rood onherroepelijk uiteen
zijn gegaan. Of zij elkaar na de ver
kiezingen zullen hervinden zal be
halve van de verkiezingsuitslag voor
al afhangen van de sfeer en de
onderlinge verhouding tijdens de re
geerperiode van Zijlstra s overgangs
kabinet. De nabije toekomst zal
daarover nader Ieren. Volgende week
speelt het eerste bedrijf.
Juist omdat de Chinese Volks
republiek zich ontwikkelt tot een
grote mogendheid, die een arsenaal
opbouwt van kernwapens en raket
ten, zou deze staat lid moeten wor
den van de Verenigde Naties. Het
isolement van Peking in de wereld
zou zo doorbroken kunnen worden
en de Chinese communisten zouden
bij het ontwapeningsgesprek kunnen
worden betrokken.
Peking heeft indertijd gewei
gerd het kernstopakkoord te on
dertekenen. Maar de hoop moet niet
opgegeven worden dat Rood-China
alsnog bereid gevonden kan worden
zijn kernproeven te staken. Zo moet
men ook proberen Rood-China te
betrekken bij de onderhandelingen
over een akkoord om de spreiding
van kernwapens tegen te gaan: de
zogenaamde non-proliferatie. Het
tegenwoordige regime in Peking
voert een agressieve en onverzoen
lijke buitenlandse politiek. Maar
kennelijk is er in China ook een
tegenstroming van politici die vin
den dat meer aandacht zou geschon
ken moeten worden aan de binnen
landse economische ontwikkeling en
die de isolationistische koers van
Mao Tse-toeng en Lin Piao nood
lottig achten. De Verenigde Naties
zouden wellicht die Chinese binnen
landse oppositie tegemoet kunnen
komen door de Chinese Volksrepu
bliek voor het lidmaatschap uit te
nodigen.
Amerika wil niet eenvoudig
de bestaande Chinese zetels in de
Veiligheidsraad en de Algemene
Vergadering van de V.N. aan de
Chinese Volksrepubliek overdoen,
met uitsluiting van Natibnalistisch
China, dat nu die zetels bezet. De
Amerikanen staan met een militair
pact garant voor de bescherming van
de Chinese Nationalisten die zich
sinds 1949 op Formosa hebben te
ruggetrokken. De Amerikaanse af
gevaardigde bij de V.N., Goldberg,
heeft in zijn rede voor de Algemene
Vergadering van 22 september laten
blijken dat de V.S. het plan van twee
China's in de volkerenorganisatie
niet verwerpen. Hij verklaarde, dat
de Nationalisten niet uitgesloten
mogen worden, maar dat men Pe
king zou kunnen vragen „zijn bui
tensporige voorwaarden voor toetre
ding" te laten vallen. Een van die
voorwaarden is de uitstoting van
Tsjang-Kai-sjek.
Canada heeft in de V.N. voor
gesteld, dat Peking de permanente
Chinese zetel in de Veiligheidsraad
zou krijgen en dat Peking en Formo
sa ieder een zetel in de Algemene
Vergadering zouden hebben. Be
langrijker in dit Canadese voorstel
is echter nog, dat aan de secretaris
generaal van de V.N., Oe Thant,
instructies zouden worden gegeven
om met beide China's te onderhan
delen om tot een regeling te komen
die voor alle partijen aanvaardbaar
zou zijn. Een moeilijkheid is dat
niet alleen Peking maar ook Formo
sa tot nog toe niet van een dubbele
Chinese vertegenwoordiging in de
V.N. wil horen. Oe Thant zou moe-
ten proberen zowel Mao Tse-toeng
als 1 sjang Kai-sjek tot rede te bren
gen. Tegelijk met dit Canadese plan
is er een Italiaans voorstel ingediend
voor de instelling van een speciale
commissie van zeer vooraanstaande
en ervaren diplomaten die een studie
zou moeten maken van het Chinese
V.N.-probleem en die vooral zou
moeten onderzoeken of Peking te
bewegen zou zijn het Handvest van
de Verenigde Naties te aanvaarden.
Albanië, de enige Europese vriend
van China, heeft een resolutie in
gediend voor eenvoudige overdracht
van Formosa's V.N.-lidmaatschap
aan Peking. Amerika heeft daarop
betoogd, dat dit „een belangrijke
kwestie is, die bijgevolg een twee
derde meerderheid vereist. Vorig
jaar werd een soortgelijke resolu
tie, die toen ook een tweederde
meerderheid moest hebben, verwor
pen met 47 stemmen voor en 47
tegen. Waarschijnlijk zou de stem
ming nu niet gunstiger uitvallen
voor Peking.
De Chinese communisten moeten
begrijpen dat de Verenigde Naties
hen niet buiten willen sluiten. De
meeste V.N.-leden zien het belang
van een lidmaatschap van Peking
in. Maar Peking sluit zich zelf bui
ten, door onmogelijke concessies te
eisen van de volkerenorganisatie.
ADVERTENTIE
Verdeel Uw beleggingsrisico.
Met een participatiebewijs
bezit U een aandelenbelang in méér
dan 200 geselecteerde Nederlandse
en Amerikaanse ondernemingen.
Inlichtingen bij elke commissionair en
bankier, of rechtstreeks via Postbus 1700
Amsterdam.
Conventionele moraal. Wat is dat? Conven
tionele moraal is de moraal van mensen, die voor
geen geld ter wereld ook maar het geringste
goddelijk en kerkelijk gebod overtreden, maar die
er zich schijnbaar niet van bewust zijn, dat ze
voortdurend gevaar lopen om met al hun strenge,
nauwgezette en letterlijke wetsbetrachting de
wet van God, dat is de wet van de liefde, met
voeten te treden en krachteloos te maken. Het is
in het Nieuwe Testament de moraal van de
farizeeën en schriftgeleerden: uiterst correcte
en fatsoenlijke mensen, op wie letterlijk niets
valt aan te merken en die er een eer in stellen
bij alle weldenkende mensen, ja, zelfs bij God,
als zodanig bekend te staan: 'God, ik dank u
dat ik niet zo ben als de rest van de mensen,
rovers, onrechtyaardigen, echtbrekersIk vast
tweemaal per week en geef tienden van al mijn
inkomsten' (16). Jesus noemt deze mensen hui
chelaars, dwazen en blinden, 'gekalkte graven,
die er van buiten wel mooi uitzien maar van
binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerhande
onreinheid' (17), d.w.z. vol haat, hartstocht, heb
zucht, machtswellust en zelfingenomenheid. Van
waar dit vernietigend oordeel en dan nog wel
over mensen, die te goeder naam en faam bekend
staan en vanwege hun onberispelijke levenswijze,
hun vroomheid en hun stipte wetsbetrachting
door ieder worden bewonderd en geëerd?
Moet de wet van God en van de Kerk dan niet
worden geëerbiedigd? Is het misschien dan juist
goed de wet te overtreden? 'Dat zij 'verre' zou
Paulus zeggen. Maar wat hapert er dan aan
deze alleszins achtenswaardige en door ieder ho
gelijk geëerde mensen van de conventionele en
burgerlijke moraal?
Wij raken hier aan een teer punt van het con
ventionele christendom. Het is de vraag of op dit
bepaalde punt het conventionele christendom ei
genlijk wel verschilt van het conventionele jo
dendom van Jesus' dagen. En toch: het was
juist vanwege zijn voortdurende aantasting van
de conventionele moraal, dat Jesus door de fa
rizeeën en Sadduceeën, door de schriftgeleerden
en opperpriesters, kortom door de leiders van
het volk hartstochtelijk werd gehaat, werd ver
oordeeld en ter dood werd uitgeleverd aan de
romeinse landvoogd.
Had Jesus niet volkomen onnodig het prestige
van de priester en de leviet ondermijnd door
zijn gelijkenis van de barmhartige Samari
taan (18)? Had Jesus niet door zijn prediking
het gezag ondermijnd, dat farizeeën en schrift
geleerden genoten bij het volk? Had Jesus niet
op allerlei manieren de wet van Mozes overtreden
door zieken te genezen op de sabbath en door niet
te vasten en zich niet. te houden aan de gebruike
lijke reinigingen? Was het niet zonder meer een
slag in het aangezicht van de heilige Wet, dat
Jesus at en dronk met openbare zondaren en
met de verachte tollenaars, die het volk uit
buitten ten bate van de Romeinen, dat hij een
op heterdaad betrapte prostituée in bescherming
nam en nota bene in gezelschap van zijn gast
heer en diens gasten door zulk een verdachte
vrouw zich de voeten liet kussen? Bracht Jesus
niet heel de sociale orde in gevaar door zijn
critiek op de rijken en door hen aan te sporen
om niet hun standgenoten maar armen en dak
lozen, d.w.z. het uitvaagsel van de samenleving,
aan tafel te noden? Was het niet in strijd met
elke conventie, dat Jesus vriendschappelijk om
ging met vrouwen en met Samaritanen? Waren
de grieven van de leiders van het volk niet alles
zins rechtmatig en gegrond?
Wat bedoelde daarentegen Jesus als hij zeide:
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt'
Want met het oordeel dat gij velt zult gij ge
oordeeld worden en de maat die gij gebruikt zal
men ook voor u gebruiken' (19)? Is hét misschien?
omdat wij noch het hart van een ander noch
ons eigen hart werkelijk kennen? Is het mis
schien omdat wij aller zondaar zijn en Gods
vergeving nodig hebben en omdat daarom uit
sluitend God en geen enkel mens het recht heeft
om te oordelen? Heeft Jesus ooit zijn leerlingen
aangespoord om toch vooral ieder die verkeerd
handelt, te veroordelen? Of heeft Jesus van zijn
volgelingen gevraagd, dat zij te allen tijde en
ieder zouden vergeven tot zeventig maal zeven
maal, ook al zou het kwaad bedreven zijn tegen
henzelf?
Is het er Jesus niet om te doen geweest om
zijn leerlingen en volgelingen op te voeden tot
een radicaal nieuwe maatstaf van beoordeling, tot
een radicaal nieuwe houding jegens de mede
mens, tot een leven niet naar de letter maar
naar de geest van de wet, kortom tot een leven
niet vanuit het recht maar vanuit de liefde?
Heeft Jesus het in de gelijkenis van de 'verloren
zoon' opgenomen voor de oudste zoon, die zijn
vader reeds zoveel jaren trouw en gehoorzaam
had gediend? Heeft Jesus het tegenover het
men zou zeggen toch alleszins gerechtvaardigd
verwijt van de oudste zoon aan het adres van zijn
vader niet veeleer opgenomen voor de jongste
zoon, die, door schade en schande wijsgeworden,
was teruggekeerd naar zijn ouderlijke wo
ning (20)? Kortom: Heeft Jesus niet uitdrukke
lijk gezegd: ,Ik zeg u: Als uw gerechtigheid
niet uitgaat boven die van schriftgeleerden en
farizeeën, zult gij zeker niet binnengaan in het
Rijk der hemelen' (21)? Heeft Jesus hiermee niet
willen zeggen, dat de houding van de christenen
tegenover de medemens van een geheel andere,
nieuwe en hogere orde zou moeten zijn dan die
van de gangbare moraal van het conventionele
jodendom?
Nu is de vraag, kunnen wij in alle oprechtheid
staande houden, dat de radicale omkeer van alle
maatstaven wat betreft de menselijke verhou
dingen, die de kern is van Jesus'prediking, metter
daad zijn uitdrukking en toepassing heeft ge
vonden in de gangbare burgerlijke moraal van
het conventionele christendom? Of zouden we
moeten zeggen, dat de grote ernst, waarmee het
conventionele christendom getracht heeft het ge
lóóf in overeenstemming te doen zijn met het
getuigenis van de bijbel, omgekeerd evenredig
is geweest aan de geringe ernst, waarmee het
gestreefd heeft naar een levenswijze en levens
houding, zoals Jesus die heeft bedoeld?
Wanneer men vraagt naar aard en inhoud
van de moraal van het conventionele christen
dom dan zal men tot de slotsom moeten komen,
dat deze moraal zich in geen enkel opzicht heeft
ADVERTENTIE
onderscheiden van die van de joden en van de
heidenen. Het is zonder meer de moraal van de
tien geboden, de moraal van de natuurwet, van
de wet die, zoals Paulus zegt, 'geschreven staat
in het hart' niet alleen van de joden, die de
uitwendige Wet bezitten, maar ook van de heide
nen, die 'uit zichzelf doen wat de Wet verlangt
al bezitten zij de Wet dan niet' (22).
Deze algemeen menselijke moraal is de officiële
moraal van het conventionele christendom. Het
zijn alleen uitzonderlijke heiligen geweest, wier
doenen laten uitging boven deze moraal. Voor
de 'gewone man', die gaarne in alle bescheiden
heid toegaf: 'ik ben geen heilige' gold alleen
de burgerlijke moraal. Meer kon van hem niet
geëist worden noch ook verwacht.
Waarop nu komt het neer, wanneer iemand
zijn leven inricht naar de eisen en maatstaven
van de officiële moraal van het conventionele
christendom?
Dit komt in de eerste plaats hierop neer, dat
een mens zich houdt aan het zesde gebod (betref
fende het 'sextum') en met verontwaardiging
protesteert tegen elke gedachte, elke opvatting en
elke daad, die in strijd is met de algemeen gang
bare interpretatie van dit gebod. Dit gebod heeft
zozeer in het conventionele christendom het
hoofdaccent gekregen, dat velen bij 'zedelijk
leven' vrijwel uitsluitend denken aan het seksuele
bestaan van de mens. Zonde is elke fantasie, elke
begeerte, elke handeling, elke verstandhouding,
die in strijd is met de seksuele moraal, vooral
wanneer het daarbij gaat om iets, dat bovendien
nog als tegennatuurlijk moet worden gebrand
merkt. Het is verbazingwekkend, hoe fel en on
beheerst sommigen kunnen reageren, wanneer
gevallen op dit gebied bekend worden en ter
sprake komen. Hierbij vergeleken schijnen moord,
diefstal, leugen en bedrog maar weinig te beteke
nen.
Intussen is er geen facet van het menselijk
bestaan, dat zich zo zorgvuldig aan elke open
baarheid onttrekt als juist het seksuele aspect.
Wat daarvan nu en dan aan het licht komt is
slechts een uiterst geringe weerspiegeling van
wat op dit gebied mogelijk is en in feite ge
beurt. Het gevolg is dat wij er gemakkelijk toe
kunnen komen om eigen seksuele verlangens en
gedragingen te camoufleren, seksuele schuld
gevoelens af te reageren en ons een goede naam
te verschaffen door openlijk zo verontwaardigd
en scherp mogelijk te veroordelen wat anderen op
dit gebied naar onze mening hebben misdaan.
Hier ligt wel de reden, waarom Jesus, toen
de schriftgeleerden en farizeeën Hem een vrouw
brachten, die op overspel was betrapt, sprak:
'Laat degene onder u die zonder zonden ls, het
eerst een steen op haar werpen' (23).
Een tweede deugd' die in de moraal van ht
conventionele christendom altijd sterk is be
nadrukt, is de gerechtigheid. Een christen moet
ieder het zijne geven. Niet de liefde, die tot het
uiterste gaat, maar het recht heeft hierbij steeds
als norm gegolden. Er is hier sprake niet van
een 'gaan tot het uiterste', maar juist van een
'blijven binnen de perken'. Het gaat hier om de'
strenge eis van recht en van plicht, maar 1
dat van geen mens gevraagd of verwacht
worden dan datgene, waartoe hij rechten»
verplicht.
Omdat het van belang is om vast te stellen v'®
het recht in de duizend en meer conflicten va
elke dag eist en wat men tegenover de an
strikt genomen verplicht is, is een ingewikkel
en alle terreinen van het menselijk leven offlva
tende wetgeving en een zich hiermee bezig®0
dende rechtswetenschap noodzakelijk geworde
Strikt genomen valt er op een christen niets a®
te merken, wanneer hij in al zijn menselij®,
verhoudingen altijd volgens recht en plicht beet
gehandeld. Wat hier boven uitgaat is op zijn be*
een prijzenswaardig extra, maar in het oog v®
velen een naïeve dwaasheid.
Ook de verhouding tot God is in de burger lij®
moraal van het conventionele christendom veelal
beschouwd als een zaak van gerechtigheid. HetJ
■passend en billijk dat de christen aan God de
eer geeft, die Hem toekomt Dit betekent, dat me®
geen afgoden maar de ene ware en levende Go»
alleen goddelijke eer bewijst. Dit geschiedt alle1"
eerst door deelname aan de wekelijkse eredienst"
vervolgens door Gods Naam met respect te te'
bruiken en tenslotte door Gods geboden niet te
overtreden: 'eert uw vader en moeder; ge zuj*
niet doden; gij zult geen overspel doen; ge zU'
niet stelen; ge zult tegen uw naaste geen vals®
getuigenis afleggen' (24). Dit laatste: 'gij zUl
niet liegen' wordt echter 'in praktijk gebrac»
onder zeker voorbehoud, d.w.z. zolang het niet J®
ons nadeel is. Dit geldt ook voor beloften. Be
loften komt men na, zolang de omstandighed®®
onveranderd blijven. Gewoonlijk acht men zic*|
niet verplicht beloften na te komen, wanneer me»
hiervoor ten koste van eigen levensgeluk onvoor
ziene en zware offers zou moeten brengen.
Een van de meest opvallende trekken in d*
moraal van het conventionele christendom
eeuwenlang geweest de volledige afwezigheid va®
sociaal besef. De verheugende ontwaking va®
dit besef in onze tijd is bij de christenen wel heel
laat gekomen en dan no» goeddeels onder press1®
van buiten af van de kant van onderdrukt®1
uitgebuite, uitgesloten en vervolgde volken, r®s"
sen, standen en godsdienstige of sociale minder'
heden.
Wie zou het wagen om staande te houden, d®
de talloze oorlogen tussen christenvolken gevoerd,
culminerend in de beide laatste wereldoorlog®®'
dat de wijze waarop de christenvolken hebbe®
gekoloniseerd en hun macht over heel de we
reld hebben trachten uit te breiden en dat he
lot, dat de arbeidersbevolking sedert de i®'
dustriële revolutie van de 18e eeuw te verdure®
heeft gehad, ook maar enigszins beantwoorde®
aan wat Jesus Christus heeft geleerd en bedoeld-
De burgerlijke moraal van het conventionele
christendom is gebaseerd op de natuurwet e®
de wet van de tien geboden. Zij houdt onde'
alle omstandigheden uitsluitend rekening met h®'
recht en is in dit opzicht zo principieel mogelij
Noch de liefde noch het gezond verstand verm°'
gen iets tegen de juridische geest van de mora®1'
Vergelijken wij deze wettische moraal m®
de gelijkenissen, de bergrede en in het bijzond®
met de acht zaligsprekingen van Jesus, da®
springt het radicale verschil onmiddellijk in bf
oog. Hetzelfde geldt bij een vergelijking met
vermaningen, die Paulus geeft in zijn brieven-
Gemeten aan de maatstaf van de zalig»Pr®'
kingen zouden christenen in alle omstandighede®
van hun leven ernaar moeten streven om te b?"
horen tot de armen van geest, de treurenden,
zachtmoedigen, de hongerenden en dorstende®
naar (sociale) gerechtigheid, de barmhartig®®'
de zuiveren van hart, de vredestichters en d
vervolgden. Volgens de conventionele mor®8
zijn christenen echter mensen die voor a11®
principieel zijn, staan op hun recht, leven vDl'
gens de letter van de wet en de daarmee over'
eenstemmende plicht. Dat er tal van geval1® t
zijn, waarin de liefde vraagt, dat men meer do®
dan wat recht en plicht is, ja waarin de li®'®
zelfs kan eisen dat de wet wordt overtrede
komt bij de principiële en fatsoenlijke mens
de burgerlijke en officiële moraal niet op. t
ontgaat de conventionele christen blijkbaar, t
Jesus een radicale omkeer heeft gepredikt j®1
met het oog op de conventionele moraal.
(Van een juridische medewerker)
Daarbij is gebleken dat de menin
gen over dit deel van het recht zeer
verdeeld zijn. Daarom zijn de ministers
van defensie en justitie de procedure
tot verandering van deze wet begon
nen op dezelfde manier als die voor
het nieuwe B.W. Dezer dagen ver
scheen een nota aan de Tweede Ka
mer waarin een aantal vraagpunten
over het militaire strafrecht worden
gesteld. De eerste vraag is of er nog
reden is een afzonderlijk militair
strafrecht naast het civiele strafrecht
te handhaven. Aparte krijgsraden zou
den volgens de toelichting op de nota
vooral nodig zijn om degenen die in
oorlogstijd ovet militairen moeten
rechtspreken nu al te oefenen. Dit ar
gument lijkt ons niet sterk. De rechter
die in oorlogstijd moet werken komt
voor morele beslissingen te staan die
in vredestijd niet na te doen zijn. In
een noodtoestand kan het inderdaad
nodig zijn een doodvonnis uit te spre
ken; in oorlogstijd zal een oordeel
vaak moeten worden gegeven tijdens
een enorme emotionele spanning;
een tijd van snel optrekken of Van
vlucht kunnen nooit de maatstaven
gelden die in vredestijd nagebootst kun
nen worden. Het lijkt ons trouwens niet
helemaal verantwoord om de recht
spraak over militairen. i°"Be n?ensen,
in de eerste plaats te willen zien als
oefening voor andere omstandigheden.
Als tweede reden wordt dan aange
voerd: „Daar komt nog bij, dat de
eigen aard van het militaire apparaat,
de zeer zware eisen die aan de mili
tair in oorlogstijd worden gesteld en
de intensieve voorbereiding, die dit
reeds in vredestijd vergt, medebrengen
dat van de rechter die over militairen
te oordelen krijgt, ook in vredestijd
een hoge mate van invoelingsvermo
gen wordt vereist t.a.v. de omstandig
heden waarin de militair verkeert."
Dit is een argument waar wij mee
kunnen instemmen, maar dat ons in
ziens nog niet meebrengt dat er voor
militairen een geheel afzonderlijke
rechterlijke macht hoeft te bestaan.
We willen in dit verband in het mid
den laten dot wat in deze nota over
militairen wordt gesteld ook geldt voor
deelnemers aan het wegverkeer,
spoorwegarbeiders, zeeheden en min
derjarigen. In de Sovjet-Unie trok men
hieruit de consequentie en voerde be
halve krijgsraden voor soldaten ook
spoorraden voor spoorwegarbeiders in.
Voor minderjarigen kennen wij in ons
land aparte rechters die echter deel
uit maken van de gewone rechterlij
ke macht Men kan zich afvragen
waarom wij niet het voorbeeld volgen
van andere landen zoais Duitsland,
Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen
en Zweden en de rechtspraak over
militairen opdragen aan de gewone
rechter.
Een volgende vraag is in hoeverre
de militaire rechter in oorlogstijd recht
zal moeten spreken over burgers. De
bedoeling schijnt te zijn hem alleen
bevoegd te maken als het gaat om
burgers die in dienst staan van het le
ger of die het leger volgen, zoals oor
logscorrespondenten en zo voort. Wij
vrezen dat men hier te veel probeert
te regelen. Oorlogstijd is noodtoestand
en het recht dat dan geldt is nood-
recht. Prof. Van den Bergh schreef
daarover: „Het recht van de noodtoe
stand is niet te voorzien. Het is naar
zijn aard ongeschreven en onschrijf-
baar."
In een noodtoestand doen zich nu
eenmaal onvoorzienbare situaties voor,
juist daarom is het een noodtoestand.
Indien men alle situaties die dan voor
kunnen komen wil voorzien in een ge
schreven wet overschat men de bete
kenis van de wet schromelijk. Buiten
dien begaat men de vergissing recht
en wet als het zelfde te zien. In een
noodsituatie zal men ook moeten probe
nen recht te doen, dat wil zeggen ieder
het zijne te geven, maar wat ieder
lijK®
toekomt wordt door de gezarne»* pt
nood bepaald. Ter wille van het r gef
zal de rechter dan de mogelijkheid ft
ten hebben de wet opzij te zettei»
vergaande regeling van wat er
ridisch gebied dan zal moeten 0d'
gedaan, maakt een werkelijke
rechtspraak vrijwel onmogelijk- ,grie'
Na de oorlog '40-'45 toen ®v0erd
noodwetten moesten worden m®e je®
had het ons, zoals aan d®
Bergh, duidelijk moeten word® t®
noodrecht niet in een wet 1* vaw®ef
leggen. Toch probeert men het n» 0e"
als men voorstelt alleen bepaaM® f d®
pen burgers in oorlogstijd °®d bI-e°'
rechtsmacht van de krijgsraad .ebt>e®
gen. Men schijnt vergeten te
dat het in de afgelopen oorl°» t
bleek een militaire politierecht®
voeren, die de bevoegdheid kre
ieder, Burger of militair, di®
evacueerd gebied plunderde, ze
Aan O" "„al»
re straffen op te leggen. Aan 0o>
tuatie was nooit gedacht. Al» c
weer een oorlog zouden krijg®®o0r»'
di"
wcci ecu uuuug zuuueu «ivo «p' a
veel meer onvoorziene en °®v ns dL
bare situaties geven. Het lijktje fl'
dat het beter zal zijn deze m®1 ,otoc
te regelen by het militair straw
recht.