PLUS. MINUS m 1 De Tafel van zeven (29) KINDERPUZZEL bm mumm ROBBIE DE BEER en de pinguïns 1 WgjSWbH m mm Mm tPê mm tü EINDE mr m VtuËH' ZATERDAG1 26 NOVEMBER 1966 WE w È^P4" zssmzr ~- zodat het jongetje zich stevig aan het gordijn moest vastklampen door PAUL BIECEL *7 X KUN JE NOOIT EENS STIL ZIJN EN ZET DIE TELEVISIE AF vmwi ^rT O Robbie is erg enthousiast over zijn idee. „Mis* schien wil de koning van de elfen de pinguinkoning wel bezoeken", denkt hij. „Ik zal het de lente-elfen meteen vragen". Hij haast zich naar de open plek in het bos, waar het kleine volkje gewoonlijk te vin* den is. Robbie zoekt achter bomen en onder strui ken. Hij heeft de moed al bijna opgegeven, als er ineens een graszode opzij wordt geschoven en een klein figuurtje opduikt. „Oh", roept Robbie uit. ,Je maakt me aan het schrikken!" „Oh ja?" zegt het elfje, dat blijkbaar in een niet zo best humeur is» scherpt „Wat wil je?" Als Robbie over zijn opdracht vertelt, komen er nog meer elfjes om hem heen staan. „De koning van de pinguins verlangt vier koninklijke bezoekers", legt de kleine beer uit. „En dus dacht ik dat jullie koning misschien bereid zou zijn hem een visite te brengen..." „Wat!" onderbreekt de eerste elf hem. „Waarom zou hij! Het is de taak van koning pin- guin om onze koning te bezoeken!" „Oh, aistjeblieft, vraag het aan de koning", smeekt Robbie. „Wel", antwoordt de elf, „ik zal hem het document laten zien, maar ik kan niets beloven. Wacht hier, ik ben zo terug". „En? Wat zei de koning?" vraagt Robbie benieuwd als de elfjes terugkomen. „Zijne majesteit beval me dit document terug te brengen", antwoordt de elf- „Hij zegt dat hij het veel te druk heeft om andere koningen te bezoeken. Koning pinguin moet naar hem toe komen". „Dat zou ik ook denken", voegt de andere elf daaraan toe. „We hebben het je wel ge' zegd", roept een derde. En ze lachen de kleine beer uit. Robbie draait zich teleurgesteld om. „Dat gaat dus niet door", peinst hij. „Ik moet iets anders be denken". ■W'i Met het schrille gelach van de elfjes in zijn rug> wandelt Robbie somber weg. Maar voor hij goed wel op pad is, hoort hq een stemmetje dat roep1' „Wacht!" Robbie kijkt om en ziet een van de elfJeS' die naar een vogel, hoog in de lucht, wijst. „Waaroh1 vraag je niet hem om je te helpen?" oppert het elftf' „Ik geloof dat het een winterkoninkje is". De and£f elfjes beginnen weer te lachen, maar Robbie besIU1 „Laat ik het maar proberen. Dank je wel voor 1 goede raad". Ijverig probeert Robbie dé vogel in te halen- jt rent zo hard hij kan, maar ineens is hq de vogf1 js het oog verloren. „Ik denk dat hij naar de rivier gegaan", meent de kleine beer. Net als hij oever van de rivier is aangekomen ziet Robbie vogel vliegen. „Wacht even, alsjeblieft", roept Maar de vogel hoort hem niet en zet koers naar andere oever. „r •smi, „Wat, u kent mijn stem niet? En vanmorgen hebben jullie mijn remmen nog nagekeken!" Hij dóet 't!! „Inderdaad meneer. De Bruin is er niet." Maar toch leek 't ineens of de scha duwen op de grond iets meer waren dan alleen schaduwen. Alsof er iets uit oprees. En de boom leek ineens een paar takken te hebben die geen takken waren en vaag een gestalte vormden. Stond daar iemand waar je dwars doorheen kon kijken? Iemand zo groot als de boom zelf? Iemand die je niet zag en wel zag, die geen benen had en toch stond, die geen hoofd had en toch keek, die de boom leek te zijn, maar helemaal de boom niet was? Anders begon te trillen. B-bent u de Grote Tovenaar?" riep hij zacht. Hij was er nu zeker van dat er een geheimzinnige figuur stond. B-bent u gekomen?" riep hij nog eens. Toen klonk er een stem als een zucht van de wind: „Jazeker, wat wil je?" Anders hield de veer voor zich uit. „Ik ik Vrouw Buul had ge zegd dat als ik de tafel van zeven goed opzei, dat u dan zou komen, en dat u me dan anders zou kunnen to veren. Maar maar ik wil eigenlijk liever dat u Veertje gewoon tovert in- plaats van mij anders. Alstublieft." „Waarom vraag je dat?" „Alstublieft", zei Anders. „Ze heeft mij geholpen. Ze heeft rnjj gered. Ik wil niet dat ze altijd een «eer blyft. En ik had de tafel toch goed?" „Jawel", klonk het. „Jjj had Ijem goed". „Zij kende hem toch ook?" riep An ders. „Ze heeft me voorgezegd. Ik be doel ik bedoel niet meteen, en niet alsmaar. Alleen negen keer zeven. O en zes keer zeven, maar toen maar toen „Wil je niet anders worden?" „Ik-ik 't hoeft niet", zei An ders. „Ik wil wel Anders blijven". Er klonk een vreemd gelach. Toen zei de stem: „Anders ben je geble ven, maar je bent ook anders gewor den. Met een hoofdletter en met een kleine letter. Je zult weer naar school gaan en Anders heten en anders zijn, omdat je de tafel van zeven zo goed hebt geleerd. Zó goed dat je zult wor den wat de vlinder al in je zag: een dokter. Maar anders dan andere dokters. Een dokter van mensen en van dieren. Een wonderdokter". Het jongetje had met open mond staan luisteren. Maar ineens riep hij: „Ja maar, ja maar Veertje dan? Alstublieft, maak haar weer gewoon. Ik ik Hij probeerde de ogen van de Grote Tovenaar te vinden, maar die waren niet te zien. Toen sprak de stem: „Wonderdok ter Anders, omdat gij het vraagt zal het gebeuren. En gij zult het zijn, die haar beter maakt. Zeg whoesjj". „Whoesjjü schreeuwde Anders te gen het dons in zijn armen. Op hetzelfde ogenblik stond Veertje voor hem, in haar witte japonnetje en op bonten pantoffeltjes. „Veertje stamelde het jonge tje. „Veertje, ben je helemaal ge woon „Anders fluisterde het meis je. „Jij bent jij bent Meer zeiden ze niet en voor het eerst in deze geschiedenis gaven de twee elkaar een kus. Een hele dikke op elke wang. Maar de Grote Tovenaar sprak: „Door jou is zij gered, Anders. Maar zij kan niet bij je blijven. Neem af scheid van haar; zjj gaat met mij mee. Later, veel later zul je haar misschien terugzien". Toen gaven de twee elkaar nog meer zoenen. Het werden er zeven, maar vóór Anders de .achtste kon ge ven en vóór ze verder iets tegen el kaar gezegd hadden, stak er een he vige windvlaag op, zodat het jongetje zich aan het gordijn moest vastklam pen. Hij meende nog haar stemmetje boven het geraas uit te horen klin ken, daag! roepend, maar de wind werd zo sterk dat het in zijn oren bulderde en het klonk als WHOESJJ! „Auw!" schreeuwde Anders, want al zijn botten deden pijn. Zijn armen, zijn rug, zjjn benen, zijn hals, zijn knieën, zijn voeten. Toen het voorbij was en hij weer om zich heen keek, waren Veertje en de Grote Tovenaar verdwenen. Er stond alleen een gewone boom in het achtertuintje, beschenen door de maan. Maar de vensterbank was plot seling heel klein geworden, zo klein dat Anders er nauwelijks nog op kon zitten. Truusje eet koek jes en op die koek jes staan letters. Als je die in de goede volgorde zet ontstaat er een be kend spreekwoord. Je moet bij de W links bovenaan be ginnen. Schrijf de oplos sing op een brief kaart en stuur deze vóór 3 december naar het bureau van deze krant te Amsterdam, N.Z. Voorburgwal 67. Links bovenaan moet je schrijven: Kinderpuzzel. Oplossing van 12 november: Het sterrenbeeld is- DE GROTE BEER. De prijzen zijn gewonnen door: Wouter Croonen, v. d. Doessingel 10, 's Hertogenbosch; Nanda Leereveld, Fr Hendriklaan 24, Haarlem; Freddy Lap Karei v. Egmondstraat 14, Venlo; Mir- Toen begreep hij het. Hijzelf was weer groot geworden. Zo groot als vroeger. Zo groot als een schooljon gen. Toen de kapper de volgende ochtend in zijn salon bezig was de boeren te scheren, vloog onverwacht de binnen deur open. Zijn vrouw verscheen op de drempel, haar ene wang was rood, haar andere wit, haar ogen zaten vol tranen en haar mond lachte. „Man!" riep ze hijgend. „A-A-An ders is terug. Hij ligt in zijn bed. Te slapen. Ik Toen viel ze flauw. De kapper holde naar boven en de boeren tilden de vrouw in de stoel. Ze kreeg er scheerzeep van aan haar jurk, en ook een paar spetters van de dure lotion die de boeren over haar gezicht sprenkelden uit een gloed nieuwe fles van de kapper. ,,'t Is tovenarij. Heb ik altijd ge zegd", bromde er een. De kapper kwam weer naar bene den hollen. „Hij slaapt!" riep hij. „De jongen slaapt. In z'n eigen bed. Alsof hij niet is weggeweest. En alle deuren zaten op slot". „Wat heb ik gezegd?" bromde de boer. Die ochtend kon de kapper niet meer scheren, want zijn handen trilden veel te veel. De boeren moesten met hun stoppelbaarden naar huis en één met een halve. De salon werd gesloten en man en vrouw zjjn samen naast het bed van Anders gaan zitten, ieder op een stoel, net zo lang tot hij wakker werd. Dat gebeurde om tien over half twaalf. „Jongen, waar heb je al die tijd gezeten?" vroeg zijn moeder toen hij zijn ogen opsloeg. „Ik heb de tafel van zeven geleerd", antwoordde het jongetje slaperig. „En kèn je die nu?" vroeg zijn va der. „Ik bedoel ik bedoel: waar heb je gezeten? Je moeder en ik zijn zijn Toen kon de kapper niks meer zeg gen. En zijn vrouw ook niet. Ze om helsden hun zoon tot hij bijna platge drukt was, en daarna kreeg hij bo terhammen en warme chocolademelk. Anders heeft zijn verhaal wel ver teld, later. Maar natuurlijk wilde nie mand hem geloven. Gedroomd kon hij niet hebben. Een droom duurt geen maanden. Hij ging weer naar school. Hij moest een heleboel rekenen en aardrijks kunde en taal en geschiedenis inha len. En hoewel hij een keer inplaats van de slag bij Nieuwpoort sprak over de slag van de Zwarte Mieren, en een andere keer koningin Ziwieria zei in plaats van koningin Juliana, is hij toch overgegaan. Met een 10 voor de tafel van zeven. En iedereen zei: die jongen is an ders geworden. Ze zeiden het met een kleine letter, zodat Anders zich af vroeg of de Grote Tovenaar hem niet tóch anders getoverd had. Maar hij heeft nooit meer de mie- renberg in het bos kunnen vinden, en ook niet de resten van zijn brilletje. En als hij langs de slootkant liep en een slak in het gras zag, wist hij nooit zeker of het mejuffrouw Hik was of mejuffrouw Hak of mejuffrouw Hok. Maar wat de Grote Tovenaar had gezegd, kwam uit: Anders werd een dokter. Geen gewone, maar een won derdokter, speciaal om mensen en die ren die in sprookjes leven te gene zen. Hoe dat kwam? Omdat hij Veertje had ontmoet. Of hij haar later weer is tegenge komen, en of hij toen met haar is getrouwd, wordt misschien wel eens in een ander verhaal verteid, want mogelijk zijn de kinderen uit Rotter dam die zo naar de voorgeschiedenis van de wonderdokter vroegen, nog niet tevreden jam Schildkamp, Linnaeusparkweg 196, Amsterdam; Willem Jan, Jan Barendse- laan 196, Poeldijk. door JU BENT DE GROOTS TE SCHREI UWER OIL' LR OOU GCU TJ O HEELT.' AlSJENIETZINGr. GOOTJE ALLES OMVER OEREN JE ALS EEN GEK DOOR HETHU/5 SMEER TK DE BOTER WANT BEN INSMEER JENUWLLR SOMS TE LUID PUILT nv t BEZIG BOTERHAM... HIJ

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1966 | | pagina 22