Gun U
ER DREIGT EEN AFSCHUWELIJKE CRISIS
f
ARABISCHE BOER MET HOUTEN PLOEG
Amerika de spil
Minder reserves
CJ^JlSlP
Bewijs uit cijfe rs
+21,2
ÏK aoX
':-v - <,\v.y -v.- v v v,-„ -
jt
ZATERDAG; 31 DECEMBER 1966
DE HELFT van de mensheid heeft
honger en het wordt nog erger. Dit is
natuurlijk geen prettige mededeling voor
iedereen die in deze dagen uitgebreid ge
niet en genoot van een welvoorziene feest
dis. Er zijn ruim drie miljard mensen op
de wereld, van wie er anderhalf miljard
niet genoeg te eten krijgen. Gelukkig heb
ben zij niet allemaal honger in de letter
lijke zin van het woord. Het kan ook zijn
dat zij gewoon het verkeerde voedsel eten
en, zonder direct hongergevoel, in feite
toch ondervoed zijn. Het resultaat blijft
evenwel even rampzalig.
OP DEZE KAART is de wereld verdeeld in acht gebieden. Slechts
drie ervan (Noord-Amerika, Latijns-Amerika en Oceanië) zijn in staat
voor hun eigen voedsel te zorgen en bovendien nog te exporteren;
alle andere gebieden moeten voedsel invoeren. Viervijfde deel van de
mensheid is afhankelijk van import. Dertig jaar geleden kwam alleen
West-Europa voedsel tekort. De situatie is sindsdien dus zeer ver
slechterd, hetgeen voornamelijk het gevolg is van de snelle bevol
kingsgroei in de meeste ontwikkelingslanden.
De percentages, die bij de acht gebieden staan afgedrukt, duiden
op de groei of vermindering van de voedselproduktie in het betrokken
gebied in verhouding met de consumptie, omgerekend per persoon,
in de afgelopen 27 jaar. Het percentage plus 33,9 voor de Sovjet-Unie
en Oost-Europa betekent dus, dat daar sinds 1939 de voedselproduk
tie per inwoner 33,9 procent is gestegen. Dat dit gebied, ondanks deze
grote en verheugende stijging, nog steeds afhankelijk is van import,
bewijst hoe groot de achterstand daar was. In Latijns-Amerika is de
produktie per persoon 5,7 procent gedaald. Niettemin behoort Latijns-
Amerika nog steeds tot de exporterende gebieden.
Communistisch China is op de kaart blank gelaten, omdat over dit
land geen gegevens bekend zijn.
«f'v Jl#:-
In de ontwikkelingslanden zijn de produktieresultaten in de landbouw bedroevend. Deze Arabische boer bewerkt nog steeds, evenals miljoenen
collega's in Afrika en Azië, zijn land met een houten ploeg, getrokken door twee koeien. De regeringen van vele ontwikkelingslanden
leggen te veel nadruk op de ontwikkeling van hun industrie en verzuimen de modernisering van de landbouw drastisch aan te pakken.
Overwegingen van prestige liggen daaraan ten grondslag. In Amerika en andere westerse landen levert een hectare landbouwgrond
vijf- tot tienmaal zoveel op als in Afrika en Azië waar bovendien veel meer mensen in de landbouw werken.
Wij durven er heel wat om te
verwedden, dat binnen enkele
jaren de eerste demonstranten
zullen verschijnen voor de Ame
rikaanse ambassades, waar ook
ter wereld, om te protesteren
tegen deze schandelijke Ameri
kaanse bemoeizucht.
ARIE KUIPER
DE TIJD
HALVE MENSHEID
HEEFT HONGER
WtSTP
EURO
MIDDEN
O o: S TtN
AUSTRALIË
TT1 Voedsel exporterende -i Voedsel importerende
+1 gebieden j
gebieden
Amerikaanse voedselreserve is snel kleiner geworden
Laten we, om vooral duidelijk te
rijn, de zaak anders stellen. Van alle
kinderen beneden zeven jaar, die op
deze wereld leven, is de helft dermate
ondervoed dat zij worden geremd in
hun lichamelijke én geestelijke ontwik
keling. Thomas van Aquino wist al dat
een mens niet gelukkig kan zijn, en
nauwelijks tot harmonische groei kan
komen, als hij niet genoeg te eten
heeft.
Dat van die kinderen staat statis
tisch volkomen vast. Van elke twee
kleuters wordt er één niet wat hij wor
den kan, hetzij omdat zijn maagje
knort, hetzij omdat zijn moeder hem
de verkeerde dingen in de mond stopt.
Wat een onafzienbare berg van mense
lijk leed is dat, wat een verspilling
van talent en potentiële menselijke
groeikracht!
En het wordt nog erger - als er
niet snel iets gebeurt. Alle deskundi
gen zeggen, dat de wereld in de tach
tiger jaren (sommigen zeggen pre
cies- 1985) zal worden geconfronteerd
met'een voedselcrisis, die zijn weerga
In de geschiedenis niet heeft. Dat is
duidelijk en afschuwelijk genoeg. Het
i. een politiek probleem van de eerste
F,_ niet op wereldwijde schaal
zullen doen weet nieman
maar beter zich daar gee
ling van te maken.
Er kan nog van «lies hp ']r, nf
halen uit de oceanen
het produceren van synthe 1
■el. In Amerika zijn de eerste biefstuk
ken in de laboratoria al gemaakt, zon
der één spiertje vlees, met evenveel,
zo niet meer voedingswaarde als ech
te biefstuk, en even lekker. Maar
toch, dit zijn oplossingen (als het op
lossingen zijn) op zeer lange termijn,
waarvan in deze eeuw nog geen grote
resultaten kunnen worden verwacht.
En om deze eeuw gaat het! In 1985
■uilen er geen 3,2 maar ongeveer 4,5
miljard mensen zijn, allemaal met een
maag die gevuld moet worden. In
Noord-Amerika, in West- en Oost-Euro
pa, in de Sovjet-Unie, Australië en
Nieuw-Zeeland zal iedereen ook dan
nog genoeg te eten hebben. Maar in
Azië, Afrika en grote delen van La
tijns-Amerika niet. In feite is dat al de
situatie van het ogenblik. De have's"
staan tegenover de have-nots", de
hebbers" tegenover de „niet-heb-
bers". Een mondiale scheidslijn Noord-
Zuid, die heel wat ernstiger is dan de
traditionele scheidslijn Oost-West.
EEN CATASTROFE is tot. nu toe
uitgebleven omdat de Verenigde Sta
ten, vooral sinds de oorlog, bijna ge
heel alléén het hongerige deel van de
mensheid in leven hebben gehouden.
Omdat het behoort tot de rotsvaste
gewoonten van vele Europese borrel
tafelexperts en quasi-progressieve de
monstranten Amerika de schuld te ge
ven van alles wat in de wereld fout
gaat, is het niet overdreven daar wat
meer over te vertellen. We raken hiel
de kern van het probleem, omdat het
juist de landbouwpositie van Amerika
is, waar alles om draait.
Laten wij eens de wereld verdelen
ln zeven regionen: Noord-Amerika, La
tijns-Amerika, Azië, Afrika, Oost-
Europa, West-Europa en Oceanië. Der
tig jaar geleden Exporteerden zes van
deze zeven gebieden voedsel naar het
zevende: West-Europa. Thans moeten
vier van de zeven voedsel IMporteren:
Azië, Afrika, Oost-Europa en West-
Europa. Niet minder dan 65 procent
van deze voedselimport komt uit de
Verenigde Staten. Dat is een ongeloof
lijk i cijfer. Het wordt nog indrukwek
kender als men weet dat acht procent
van de Amerikaanse bevolking in de
landbouw werkt, tegen ruim dertig pro
cent in bijvoorbeeld de Sovjet-Unie en
zestig tot zeventig procent in heel \tfat
ontwikkelingslanden.
Hoe belangrijk de positie van Ame
rika is, bleek dit jaar, toen India werd
bedreigd door een immense hongers
nood. Overal in de wereld werden
hulpacties georganiseerd. Velen kre
gen een kater toen de Indische rege
ring korte tijd later begon te ontken
nen, dat de situatie zo ernstig was. Op
dat moment loog de Indische regering
niet. De situatie ivas ernstig gewéést.
De kwestie was eenvoudig dat de VS
zich schrap hadden gezet en giganti
sche hoeveelheden graan al hadden
verscheept, toen hier de acties nog
moesten béginnen. Een kwart van de
totale Amerikaanse oogst van 19 65
werd naar India gebracht.
Koud kunstje, kan men zeggen
wie hééft, kan geven! Toch verdient
Amerika geprezen te worden omdat
het ook werkelijk gééft. Vooral sinds
1954, toen het Congres akkoord ging
met de ,,Food for Peace"-wetgeving
(voedsel voor de vrede), zijn enorme
hoeveelheden graan verscheept naar
niet minder dan 66 ontwikkelingslan
den. India, Egypte, Polen en Joegosla
vië zijn enkele zeer bekende ontvan
gers.
Vele zendingen waren zonder meer
gratis; voor de andere konden de ont
vangende landen betalen met hun
eigen valuta. Zij hoefden niet met dol
lars op tafel te komen. Hun nationale,
niet-inwisselbare geld was voor de
Amerikanen weinig meer dan waarde
loos en werd meestal snel, in de vorm
van een of ander krediet, aan het be
trokken land teruggegeven. Ook ge
beurde het dikwijls dat de VS het geld
gebruikten om in het land van uitgifte
goederen te kopen, ook al geen aan
trekkelijke vorm van zaken doen.
Sinds de aanneming van wet PL-480,
zoals de „Food for Peace"-wet in wer
kelijkheid heet, zijn jaarlijks voedsel-
zendingen tot een waarde van zes mil
jard gulden per jaar (1500 miljoen dol
lar) van Amerika naar het buitenland
gegaan. De drie andere grote graan-
exporterende landen, Canada, Argen
tinië en Australië, zijn altijd heel wat
minder royaal geweest en hebben zich
meestal voor hun overschotten goed
laten betalen.
De Amerikanen doen nog veel meer.
Zij dekken jaarlijks de tekorten van
de FAO, de voedsel- en landbouworga
nisatie van de Verenigde Naties. De
VN en de FAO hebben gezamenlijk
het World Food Program (wereldvoed
selprogramma) opgezet om de wereld
te behoeden voor de catastrofe, die in
de tachtiger jaren wordt verwacht. De
Verenigde Staten hebben toegezegd
dat zij de helft van alle kosten op zich
zullen nemen. Dat wil zeggen, zo legde
de Amerikaanse FAO-afgevaardigde
George L. Killion onlangs uit, dat Ame
rika alle bijdragen van andere lan
den, in geld of in natura, zal verdub
belen. President Johnson heeft deze
vorm gekozen om te voorkomen dat
de Amerikanen alles weer alleen moe
ten doen. Amerika doet wat naarmate
de rest van de wereld óók wat doet.
DE SITUATIE is thans dringend.
Waarom? Het antwoord is ingewik
keld, omdat een complex van factoren
'er in meespeelt. Op de eerste plaats
het feit dat grote stukken van de we
reld, die dertig jaar geleden zichzelf
konden voeden en bovendien nog ex
porteerden, thans voedsel moeten in
voeren. (In dezelfde tijd slaagden de
Amerikanen er in hun voedsel
opbrengst per hectare landbouwgrond
ruim te verdubbelen.)
Over de gehele wereld gezien stijgt
de produktie van graan minder snel
dan de consumptie. Een fatale ontwik
keling. Alarmerend wordt het vooral
als wij het geheel bekijken sinds 1939.
De FAO heeft een statistiek opgesteld
over de voedselproduktie per persoon
sinds dat jaar. Men heeft berekend dat
in Latijns-Amerika, Afrika, Azië (uit
gezonderd China, waarvan geen ge
gevens bekend zijn) en Oceanië de
voedselproduktie per inwoner kleiner
is geworden en wel met de volgende
percentages:
Latijns-Amerika: min 5,7
Afrika: min 4,0
Azië: min 2,8
Oceanië: min 0.9
In het Midden-Oosten echter, in
Noord-Amerika, in West- en Oost-
Europa en in de Sovjet-Unie is de
voedselproduktie per inwoner geste
gen:
Midden-Oosten: plus 7,9
Noord-Amerika: plus 18,3
West-Europa: plus 21,2
Oost-Europa en Sovjet-Unie: plus
33,9.
Het relatief lage cijfer van Amerika
moet worden verklaard uit het feit,
dat in dat land de intensivering van
de landbouwproduktie al veel eerder
op gang was gekomen dan elders. Uit
de statistiek blijkt voorts duidelijk, dat
vooral de communistische landen hard
op weg zijn hun achterstand in te ha
len. Een zeer verheugend verschijnsel.
Maar helaas kampen deze landen nog
steeds met voedseltekorten (zó ver la
gen zij achter!), zodat zij moeten im
porteren. In de toekomst zullen zij eens
voor zichzelf kunnen zorgen, maar in
1985 zullen zij nog niet beschikken over
reserves voor de rest van de wereld.
De slechte percentages voor Azië,
Afrika en Latijns-Amerika zijn vooral
het gevolg van de enorme bevolkings
aanwas in die landen, die mede is ver
oorzaakt door de snel beter wordende
medische verzorging. (Maar bij de ene
helft van de mensheid is de kleuter-
sterfte tot zeven jaar nog steeds
zestigmaal zo groot als bij de andere
helft.) Gelukkig mag worden ver
wacht, dat in de toekomst gezinsplan
ning ook in de ontwikkelingslanden
een gewone zaak zal worden.
De demografen verwachten echter
niet dat, gezien de conservatieve in
stelling van de mens, de geboorterege
ling in de komende 25 jaar al een be
langrijke factor zal zijn. Daar komt
V ftSV
nog bij dat voor vele Afrikaanse en
Aziatische regeringen het inwonertal
van hun land een factor van prestige
is, zgdat zij niet hard lopen als het er
om gaat op grote schaal gezinsplan
ning te propageren. Maar deze over
weging wordt steeds minder belang
rijk, vooral in Azië.
In landen als India en Pakistan zijn
enorme geboortebeperkingscampagnes
aan de gang. Zelfs in China gebeurt dat
ook al weet niemand daar het fij
ne van. De Chinese regering zoekt het
vooral in het uitoefenen van grote druk
op alle verliefden om laat te trouwen
(omstreeks het 28ste tot 30ste jaar).
Wie op jongere leeftijd trouwt is a-so
ciaal. Erotische driften kunnen en
moeten langs politieke weg worden ge
sublimeerd. (Het optreden van de Ro
de Gardisten biedt, op deze manier
bezien, interessant voer voor tal van
psychologen.)
De Anerikanen zijn vastbesloten in
de toekomst verzoeken om voedselhulp
alléén te honoreren, als het betrokken
land belooft dat het óók iets aan zijn
bevolkingsaanwas zal doen. De VS zijn
bereid daarbij alle mogelijke hulp te
verlenen. President Kennedy begon
daar al mee, een fraaie ironie, omdat
hem in zijn verkiezingscampagne dik
wijls werd verweten, dat hij als katho
liek nooit zou kunnen instemmen met
Amerikaanse activiteiten op dit ge
bied.
EEN DREIGENDE SITUATIE dus.
De produktie stijgt wel, maar de con
sumptie stijgt veel sneller. Een twee
de belangrijke factor in feite de
doorslaggevende is de omstandig
heid, dat de Amerikaanse graanreser
ves snel in omvang afnemen. Een
paar jaar geleden beschikten de VS
over een reserve van veertig miljoen
ton, thans is dat nog maar tien miljoen
ton. Dit is gebeurd ondanks het feit
dat de Amerikanen hun landbouwgron
den hebben uitgebreid. De Amerikaan
se export van graan bedraagt onge
veer twintig miljoen ton per jaar.
Het ministerie van landbouw in Was
hington heeft een aantal interessante
berekeningen gemaakt. In 1966 werd
in Amerika 300 miljoen are land
bouwgrond bebouwd. Daar kan nog
zestig miljoen are bijkomen. Door
technische verbeteringen kan tegen
1970 het jaarlijkse overschot worden
opgevoerd tot zeventig miljoen ton.
Daarna zal nog maar weinig vooruit
gang kunnen worden geboekt.
In 1966 ontvingen de 66 ontwikke
lingslanden, die aanklopten om voed
selhulp, 18,5 miljoen ton. In 1970 zullen
zij, als zij niet héél snel hun eigen
landbouwtechniek verbeteren, 25 mil
joen ton nodig hebben en in 1980 62
miljoen ton, nog steeds minder dus
dan de VS in dat jaar kunnen aanbie
den.
In 1985 echter zullen de ontwikke
lingslanden 88 miljoen ton nodig heb
ben, terwijl de VS slechts 76 miljoen
ton kunnen leveren. De andere graan
exporterende landen zullen het tekort
niet kunnen opvullen. Resultaat: de
catastrofe. Natuurlijk zijn dit maar
schattingen. Het kan anders gaan,
maar vele experts in vele delen van
de wereld geloven dat deze berekening
van de Amerikanen juist is.
De regering in Washington is niet
erg gelukkig met de situatie, dat de
enige barrière tegen de ontwikkeling,
die Malthus twee eeuwen geleden voor
ogen zweefde, het vermogen van de
Amerikanen is méér eten te maken
dan zij kunnen opeten. Geërgerd wij
zen de Verenigde Staten op een paar
vervelende feiten:
1. Vele ontwikkelingsgebieden doen
net of zij de Amerikanen een grote
dienst bewijzen door hen van hun
overtollige voedsel af te helpen. (Maar
dikwijls zou in zee gooien voor de
Amerikanen goedkoper zijn.)
2. Vele ontwikkelingslanden zijn te
lui om hun eigen landbouw op poten
te zetten. Aankloppen in Washington
vinden zij gemakkelijker. Om de toe
komst denken zij niet.
3. Vele ontwikkelingslanden leggen
om prestige-redenen veel te veel na
druk op hun industrialisering. Een
nieuwe staalfabriek'of een eigen lucht
vaartmaatschappij verleent meer aan
zien dan een extra ton tarwe. Zij ver
geten de eenvoudige ecqnomische wet,
dat een land eerst zichzelf moet kun
nen "oeden voordat het begint aan de
opbouw van een moderne economie.
DE CIJFERS bewijzen dat de Ame
rikanen sterk staan. Eén are land
bouwgrond levert in Amerika zeven
maal zoveel mais op als in Marokko.
Een Nederlandse boer haalt uit elke
are grond ruim zevenmaal zoveel
tarwe als een boer in Tunesië. In
Italië levert elke are grond viermaal
zoveel rijst als in de Philippijnen. En
zovoorts, enzovoorts. En de oorzaak
daarvan is niet de grond of het kli
maat. Op proefboerderijen is aange
toond dat wat in Noord-Amerika en
West-Europa mogelijk is, in Afrikaan
se en Aziatische landen óók kan. Trou
wens, in een land als Griekenland i«
de grond onvruchtbaarder dan bijvoor
beeld in India, maar de oogsten per
hectare zijn er heel wat groter.
In deze richting moet men dus zoe
ken naar een oplossing. De eerste ini
tiatieven zijn al genomen. Eugen Ros
tov, de Amerikaanse afgevaardigde bij
de OESO, de internationale Organisatie
voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling, heeft voorgesteld dat al
le ontwikkelde landen een internatio
naal fonds vormen, dat moet worden
gebruikt om de onderontwikkelde lan
den te helpen hun landbouw doeltref
fend uit te rusten.
Op de eerste plaats echter zal de
mentaliteit in de ontwikkelingslanden
moeten veranderen. Beroemd is het
verhaal van een vorstelijke Ameri
kaanse gift aan een serie vissersdor
pen ergens aan de oostkust van een
Afrikaans land. De vissers in die dor
pen konden zichzelf en hun families
maar net in leven houden door zes
dagen per week intensief te vissen.
Zij deden dat met ouderwetse uitrus
ting en ouderwetse roeibootjes. De
schenking van de Amerikanen bestond
uit vissersmateriaal, snelle motorbo
ten en grote, ijsgekoelde opslagplaat
sen. Men had grote voorstellingen van
dit project. Het moest mogelijk zijn
dat deze vissersdorpen niet alleen
zichzelf zouden onderhouden, maar
ook vis zouden gaan leveren aan gro
te gebieden in het achterland. Van
daar de opslagplaatsen. En inder
daad: de vissers vingen voortaan in
enkele uren evenveel vis als vroeger
in een hele week. En wat deden zij
Zij visten voortaan nog maar één mid
dag per week en verluierden de rest
van hun tijd in de zon.
Soms hoeft niemand zich erover te
verbazen dat de Amerikanen, als het
om ontwikkelingshulp gaat, een ge
frustreerd volk zijn. In de toekomst
zullen zij harde eisen stellen aan alle
landen, die Amerikaans graan willen
hebben. Graan kunnen zij krijgen, op
voorwaarde echter dat zij óók de be
reidheid tonen orde op eigen zaken te
stellen. Wie niet bereid is, met hulp
van buitenaf, zijn eigen landbouw te
moderniseren, komt óf op de tweede
plaats óf helemaal niet aan bod. Voor
rang krijgen de landen, die thuis hun
landbouwzaken aanpakken.