Negentienzesenzestig
Wie snel rijdt moet ver vooruit zien
De bevolking
Het economisch vlak
De vrije tijd
Meer onderwijs
Radio en televisie
SroNP@
ZATERDAG 31 DECEMBER 1966
DOOR PROF. DR. PH. J. IDENBURG
DE TOEKOMST op lange termijn is
een onderwerp dat past in het denk
patroon van deze tijd. Allerwegen in de
westerse wereld spreekt men tegenwoor
dig over de toekomst.
Natuurlijk is de mensheid reeds sinds
de industriële revolutie bezig met de
vooruitgang van ons kennen en kunnen
en de gevolgen daarvan. Maar met de
volstrektheid en snelheid waarmede de
wetenschap thans terrein verovert en
ons bestaan omzet, is nog geen generatie
geconfronteerd.
Dit is een fragment, hier en daar be
kort, van de rede die prof. dr. Ph. Iden-
burg eind november in de Rolzaal van
het Haagse Binnenhof voor de Raad
van de Kunst heeft gehouden. Prof.
Idenburg was tot het begin van deze
maand directeur van het Centraal Bu
reau voor de Statistiek. Hij is nog hoog
leraar aan de Universiteit van Amster
dam, en voorzitter van de Raad voor de
Kunst.
DOOR DRS. J. CHR. BRANDS
De faculteit der sociale
wetenschappen ,an de Nijmeegse
Universiteit heeft onlangs een
prijsvraag uitgeschreven. Men
verlangt een studie van de
achtergronden en toepassingen
van het begrip „self fulfilling
prophecy" Over dit onderwerp
schrijft ter oriëntatie en aan
de hand van Robert K. Merton
drs. J. Chr. Brands, weten
schappelijk ambtenaar.
TOEKOMST VANDAAG ACTUEEL
Vooral niet Loos zijn op het afge
lopen jaar.- U heht er Uw aandeel in
gehad. Een dildce driehonderdzestig
dagen van de vijfentwintigduizend,
welke de gemiddelde Nederlander
van de wieg tot het graf gegeven
zijn, gingen voorhij. Dezelfde geui
van kaarsen en oliehollen, die hij het
maken van goede voornemens past,
was er vorig jaar ook al. Als U zich
niet aan die voornemens gehouden
heht ligt dat waarschijnlijk aan U
zelf, niet aan 1966. Maar vandaag
kunt U het weer proberen. Het uur
van bezinning voor driftkoppen,
krentenwegers, kettingrokers en rod
delaars is weer aangebroken. Onze
goede wensen vergezellen hen. Een
van onze betere is deze: Oud en
Nieuw is een feestelijke fictie, een
fraai versierd, maar kunstmatig
merkteken in de tijd: iedere dag van
het jaar is het „oud en nieuw". Ver
geet het en Uw voornemens verdwij
nen als vuurpijlen in de lucht en als
gillende keukenmeiden onder de
nieuwe auto van Uw buurman.
Hoe was 1966? Een snel en hitsig
jaartje, volgepropt met dagen waar
in heel veel gebeurde.
Op godsdienstig terrein heerste
naast grote openheid ook grote ver
warring. De progressiviteit brak
soms al te onstuimig los en bezorgde
de Nederlandse katholieken als ge
heel in het buitenland een onver
diende beruchtheid. In het binnen
land lokte zij reacties uit, welke in
groepjes als die rond „Confrontatie
de orthodoxe verontrusten te hoop
dreef. Maar tussen deze twee uiter
sten werd de gezonde wil tot - ver
nieuwing en verdieping hier en daar
met successen bekroond. De Nieuwe
Katechismus en het Pastoraal Con
cilie zijn er goede voorbeelden van.
We deden wat moeilijk op theolo
gisch gebied. Wellicht leidt de bo
ventoon, welke gevestigde instituten
en erkende personen in het Pastoraal
Concilie voeren, langzamerhand tot
'het ontstaan van een kaste van
«chier-clerici en een behandeling van
zaken welke, zo niet de mondigheid,
dan toch de kennis van de volbloed-
leek te boven gaan.
Er blijft dus verontrusting en ver
warring bestaan. Wat men de leek
niet of nauwelijks gunt is de gelei
delijkheid. Wij zijn wel onderweg,
maar achter een paar uitlopers en
•een intellectuele kopgroep gaapt de
afstand die de eenvoudige en streng-
conservatieve gelovigen nog niet
kunnen of willen overbruggen.
Daarin schuilt een gevaar. Het
geheime smeekschrift aan de Paus
over de Nieuwe Katechismus
was een voorbeeld van geeste
lijke krampverschijnselen, welke
dit gevaar blijkt op te roepen.
Toch schatten wij de voordelen van
de snelle ontwikkeling hoger dan de
nadelen. Op het terrein van de be
roeps-dwarsliggers van links en
rechts ontwikkelt de dialoog zich met
vrucht. Intern en oecumenisch.
door ook in haar program wensen op
te nemen zoals: de gekozen minister
president en het gemengd districten
stelsel: wensen die zij zelf niet waar
kan maken, als zij een splinterpartij
blijft, hetgeen te voorspellen valt.
Maar ook als splinter in andermans
oog heeft D '66 wellicht nut. Zeer
veel meer althans dan de boerenpar
tij, die allerwegen voortgaat haar vol
strekt gebrek aan levensvatbaarheid
te demonstreren.
Moest men 1966 met een onple
zierige term kenmerken, dan zou „het
jaar van het ongenuanceerd denken
niet zo dwaas zijn. Vooral in kringen
van jongeren, kunstenaars en een
aantal professoren is het begrip com
promis geworden tot een klefferig
handjeplak, waarover niets goeds te
zeggen valt. In het streven naar
uiterste progressiviteit wordt een
zorgvuldig gecultiveerde bewustzijns
vernauwing voorheen een laakbare
conservatieve onhebbelijkheid tot
hoogste wijsheid en tamelijk onver
draagzaam strijdmiddel verheven.
De oogkleppen zijn even „in als
de minirok.
Dit leidt tot snelle en opvallende
doordraverijen, met name op gods
dienstig en binnenlands, doch voor
al buitenlands politiek gebied. Het
optreden van de provo's is daar niet
vreemd aan geweest. Genuanceerd
denken loont niet, uitdagend han
delen en eenzijdig denken wel. Veel
kwaad kan het niet, want dergelijke
acties roepen vanzelf hun reacties
op. Hinderlijk is hooguit dat zowel
aan de linker- als aan de rechterzijde
de sjem van het modieus en
schreeuwzuchtig onbenul het luidst
gehoord wordt, hetgeen bij de leeg-
hoofden-van-het-midden ofwel apa
thie ofwel krijgshaftige verontrus
ting opwekt.
De provo's zelf zullen minder
waa,rdig over de drempel gaan, dan
in 1965. De laatste krenten lijken
uitgedeeld te zijn. Hebben zij in 1966
functie vervuld? Wie
een nuttige
zegt w
ook wel
dlicht
eens
„ja
,nee
Ook in de politieke meningsvor
ming deed zich een stroomversnelling
voor. Het woord „duidelijkheid was
velen niet van de lippen te branden.
Het is wellicht het meest misbruikte
woord uit het afgelopen jaar. Vooral
de linkse „jongeren" in de politiek
maakten korte metten met de ondui
delijkheid. Zij verweten deze eigen
schap niet alleen aan de verguisde
confessionele partijen, maar aan het
gehele partijwezen, de gehele groep
van gevestigde politieke stoelklevers,
welke zij kenmerkten met het mode
woord „establishment".
Na de nacht van Schmelzer ge
raakte de PvdA in de oppositie. Bij
na iedereen is vergeten of wil ver
geten, hoe gering de verkiezingsver
wachtingen waren toen zij nog in het
kabinet-Cals zat en hoe fors de
stukken die de PvdA naar links
dreigde te verliezen aan groeperingen
als 10 over rood en andere veront
rusten. Dat ons partijwezen dringend
aan vernieuwing toe is, zal iedereen
nu wel duidelijk zijn. Forums en
teach-ins hebben overigens wel aan
getoond. dat men daarbij vooral het
oog op de tegenpartij heeft gericht.
De stroomversnelling welke de val
van het kabinet-Cals veroorzaakt
heeft wordt weer fors afgeremd door
de verkiezingen welke in februari
worden gehouden. De interne span-
ningen moeten wijken voor het ver
langen front te maken en warme
eensgezindheid voor te wenden. Be
grijpelijk. Maar hoe lang kan die
stilstand na de verkiezingen
Niet lang, zegt de enige werkelijk
nieuwe partij: de Democraten 66
Nieuw in die zin, dat zij van geval
tot geval links dan wel rechts uit dt
hoek komt, hetgeen zo niet een frisst
dan toch onverwachte indruk maakt.
Nieuw ook, omdat zij de staatsrech
telijke ideeënbus geplunderd heeft,
republikein
Maar het zou
kunnen zijn.
Hetzelfde geldt voor de provostrijd
tegen de regenten, tegen de politie en
de justitie. Het klootjesvolk is niet
geïmponeerd. Men weet nooit hoe
averechts een provo-actie uiteindelijk
werkt, als het hi-ha-happening ver
klonken is.
Met het junioproer in Amsterdam
is het met de provo's in dalende lijn
gegaan. Momenteel hoort men meer
over „gezag-is-gezag dan over pro
vo's praten en volgens een opiniepei
ling van het weekblad Revu heelt
de monarchie een geweldige aan
hang. Ondanks Prins Claus en on
danks het rumoer rond het belasting
vrije inkomen.
Een laatste belangrijk punt -
naar volledigheid is niet gestreefd
is onze economische situatie. On
duidelijkheid bij de partijen zegt
men. maar die onduidelijkheid be
staat ook bij de gaandeweg belang
rijkste adviseurs van de regering: de
economen. Zelden is de mogelijk
heid met één wetenschap en één
prognose zulke verschillende kanten
op te gaan, duidelijker aan de dag
getreden.
Volgens de minister-president is
vrees voor overbesteding nog steeds
gewettigd, volgens de socialisten
zijn wij al over het dieptepunt heen
en moet de regering meer geld in
het economisch mechanisme spuiten,
omdat het anders mis gaat met groei
en werkgelegenheid. Ons vertrouwen
heeft Zijlstra.
Het lijkt bevestigd te worden door
de meningen welke vooraanstaande
figuren uit het economisch leven el
ders in dit blad over het jaar 1967
uiten. Dat alles in de veronderstel
ling dat er geen wereldrecessie op
- komst is. Want dan zijn de moeilijk
heden van dit moment maar een
schijntje van wat ons te wachten
staat. De komst van die recessie is
niet waarschijnlijk, maar uitgesloten
is zij evenmin. Voorlopig kunnen wij
ons nog bezighouden met het aan
harken van ons eigen tuintje.
De techniek was traditioneel het geheel van
vaardigheden en middelen waarmede de mens
de natuur voor zijn doeleinden dienstbaar maak
te, een machtsmiddel ten dienste van de mens.
Actueel is zij evenwel tot een kracht geworden
die ons gehele levensmilieu herschept.
Het is een fundamentele omzetting van onze
zijnswijze, wanneer de geboorte van kinderen,
in plaats van een schikking van God of de
natuur, afhankelijk wordt van de vrije beslis
sing van de ouders. En wanneer de dood in
plaats van diep-menselijke bestemming wordt
teruggebracht tot een technisch verzaken van
de medische wetenschap. En wanneer bij de
bevrediging van onze materiële behoeften de
natuurprodukten worden vervangen door pro-
dukten van menselijke vinding, zodat de mens
niet meer afhankelijk is van bodem en kli
maat, maar van een ingewikkelde apparatuur
van produktie en verdeling.
Wat betekent het voor ons levensgevoel wan
neer de menselijke macht zo is toegénomen,
dat zij ons gehele ras en cultuur zonder reserve
kan vernietigen? Welke gevolgen heeft het wan
neer de menselijke produktie niet meer door
onze arbeid maar door automaten wordt ver
richt en het denken grotendeels aan de com
puter wordt overgedragen? Waartoe zijn wij
gekomen nu wij het innerlijke leven van de mens.
zijn diepste geheim, ontleden en hanteren kun
nen en nu de sterrenhemel boven ons zijn mys
terie verliest, door astronauten wordt doorkruist
en met kunstmanen wordt bevolkt? Wat be
tekent het voor de situatie van de mens wanneer
zijn oriëntering op transcendente symbolen ver
zwakt of afsterft om plaats te maken voor het
bewustzijn van zijn, nauwelijks beperkt, eigen
vermogen?
Het is-uit deze vragen duidelijk dat wij van
daag op de overgang leven. Persoonlijk en
maatschappelijk. De enige onveranderlijke
grootheid die wij nog kennen, is de verande-
ring; het besef van worden en vergaan is ons
gemeenzaam geworden.
Het heden wordt niet langer ervaren als
de voortzetting van het verleden. Het wordt
beleefd als beginpunt van een potentieel aan
wezige, gedurig nagestreefde nieuwe werkelijk
heid. Hier ligt een oorzaak van misverstand
tussen de generaties. De ouderen weten zich
gevestigd in de historie, de jongeren achten
de terugblik onvruchtbaar en leveren zich uit
aan de zuigkracht van wat te komen staat,
de ouderen hebben een door de traditie in
gebouwd kompas, de jongeren richten zich met
een innerlijke radarinstallatie naar de verschijn
selen om hen heen. Welke gevolgen ontstaan
er voor het maatschappelijk leven, indien de
mens zo nadrukkelijk van zijn maatschappelijk
verleden afstand neemt?
De verbondenheid met de omgeving verzwakt.
Het besef van ergens in een familie of mi
lieu thuis te behoren verdwijnt. Gevestigdheid
maakt plaats voor een streven naar bewege
lijkheid. De gesloten vorm wijkt voor de open
relatie. Het spelelement in de cultuur doet op
geld. Eerbied voor traditioneel gefundeerd ge
zag kan niet meer wortelen. Te midden van res
tanten van zekerheden tracht de jongere gene
ratie haar eigen weg te vinden. De toekomst
is door dit alles onze zaak geworden: niet meer
wat op ons toekomt, maar wat wij ervan ma
ken. Zij ligt, naar hedendaags levensbesef, niet
in de schoot der goden geborgen en is niet
iets, dat ons wordt toegeworpen. Ze gaat ons
rechtstreeks aan en komt voor onze verant
woordelijkheid. De politiek betrekt haar in haar
overwegingen. De wetenschap denkt meer
dan vroeger naar de daad toe. Zij schrikt voor
het maatschappelijk engagement niet terug, zo
dat ook daar voor dit belang plaats is.
De vraag naar de toekomst is vandaag ac
tueel. Naarmate de veelzijdigheid en de snel
heid der veranderingen duidelijk worden, worden
zij dringender. In tijden van behoud wordt de
vraag naar de toekomst niet gesteld. Vandaag
en morgen zijn dan identiek. Maar wie een
snelle vaart rijdt, moet ver vooruitzien.
Een eerste element in alle politiek is het
bevolkingsverloop. De Nederlandse bevolking
groeit snel. In 1800 vergde een groei met een
miljoen inwoners vijftig jaar, rond 1900 veer
tien jaar, nu zes jaar en rond het jaar 2000 zal
er nog slechts vier jaar voor nodig zijn. De
bevolking verdubbelt zich thans elke vijftig jaar.
In 1965 publiceerde het Centraal Bureau
voor de Statistiek nieuwe inzichten over het
vermoedelijk verloop van de bevolking. Het heeft
drie in waarde wisselende grootheden, die de
bevolkingsontwikkeling beïnvloeden berekend, na
melijk de sterftekansen, het aantal huwelijken
en de huwelijksvruchtbaarheid.
Eén van de uitkomsten is dat ons land, dat
thans bijna 12V» miljoen inwoners heeft, er in
het jaar 2000 21 miljoen zal tellen. Dat is dus
wanneer onze dit jaar geboren kinderen
of kleinkinderen 34 jaar oud zullen zijn. Rekent
men, op basis van de jaarlijkse groei-percen-
tages van vóór 2000, dus zeer globaal, nog wat
verder door dan is het resultaat dat deze jong
geborenen op hun 65ste jaar in dit kleine land
met 30 a 35 miljoen mensen zullen wonen en
tegen hun levenseinde met 35 a 40 miljoen.
Niemand steekt voor deze ramingen de hand
in het vuur. De snelle daling van de huwelijks
leeftijd van de laatste tijd zou kunnen ophou
den. De huwelijksvruchtbaarheid kan sneller
teruglopen dan is aangenomen: de hoge speci
fieke cijfers van katholieken en gereformeer
den kunnen zich bijvoorbeeld voegen naar die
van de rest van de bevolking. Het maakt evenwel
nauwelijks uit of straks zal blijken dat ons
volk nog een respijt van een tiental jaren meer
gegeven wordt.
Dit zijn cijfers, waar het beleid mee moet
rekenen. Let wel, het gaat niet om een pei
spectief in een verre oneindigheid maar om
een zeer concrete zaak. De helft van de thans
levende bevolking zal het jaar 2000 nog mee
maken. De leefbaarheid van het bestaan
een verstedelijkte wereld, is hier aan de
in
orde.
De produktie per arbeider neemt dank zij
betere technische uitrusting en organisatie
voortdurend toe. Tuusen 1900 en 1913 heeft de
stijging ongeveer anderhalf procent per jaar
bedragen. In de periode 1925-1937 was zij
dubbeld: dus drie procent per jaar.
periode 1953-1964 bedroeg de toename
industrie reeds vier procent per jaar
ver-
In de
voor de
en voor
de landbouw vierenhalf. Een aanzienlijke wel
vaartsvermeerdering komt eruit voort.
Tussen 1860 en 1900 steeg het werkelijke in
komen (de geldontwaarding is in deze cijfers
uitgeschakeld) per hoofd met ongeveer een
half procent per jaar. Voor een verdubbeling
zou bij dit tempo 125 jaar nodig zijn geweest.
Tussen 1900 en 1950 werd, bij een stijging van
1 pet per jaar, in ongeveer 50 jaar een ver
dubbeling bereikt. Tussen 1950 en 1965 steeg
het werkelijke inkomen per hoofd van de be
volking evenwel gemiddeld met 3.4 pet.
Naar dit tempo verdubbelt zich onze wel
vaart elke twintig jaar. Er is alle reden om in
de komende jaren zulk een stijging te verwach
ten. Bij de besteding van deze aanwas van het
nationale inkomen zullen aanzienlijke delen op
gaan in nieuwe investeringen, aan huisvesting
en aan het verkeer. Het onderwijs zal op een
enorm aandeel aanspraak maken. Voor recrea
tie zal meer beschikbaar zijn. Zal er ook voor
de kunst niet een grotere plaats worden inge
ruimd?
De arbeidstijd is sinds het begin der indus
triële revolutie reeds tot dg helft teruggebracht.
Hij ligt thans op 46 uur per week. Het is moei
lijk ons voor te stellen, dat hij nog eens tot
de helft zou worden teruggebracht en in een
niet te ver verwijderde toekomst slechts ruim
20 uur of twee tot drie dagen per week zal be
dragen.
Maar de 35- of 30-urige werkweek ligt reeds
thans in het verschiet. In de Verenigde Sta
ten werd zij voor bepaalde groepen ingevoerd.
De automatisering, waarbij de besturing van
machines zonder menselijke tussenkomst door
andere machines geschiedt, doet de gedachten
sterk in deze richting gaan. De vermindering
van de plaats van de arbeid in het bestaan
van de massa der bevolking zal zich verder
voortzetten. Voor het kunstzinnig scheppen en
het kunstgenot zullen nieuwe mogelijkheden
ontstaan.
Toen de uitkomsten van de volkstelling 1960
bekend werden, heb ik even staan kijken van
de geringe graad van onderwijs van onze
volwassen bevolking. In 1960 had van alle 25-
39-jarigen nog 82 pet. niet meer dan lager on
derwijs eventueel met beroepsonderwijs aan
gevuld genoten, van allé 40-59-jarigen was dit
percentage 89 pet., van alle 6O-jarigen en oude
ren 95 pet.
De volwassen bevolking had, gezien haar
leeftijd, van de na-oorlogse onderwijsontwikke
ling nog nauwelijks kunnen profiteren. Slechts
5-9 pet. ervan ontving algemeen vormend voort
gezet onderwijs.
Maar er is een verbetering van de onder
wijsvoorziening gaande. In 1850 waren er van
de 1000 12-19-jarigen 56 bij het voortgezet onder
wijs, in 1900 79, in 1950 452 en in 1964 627.
Thans gaat 63 pet. van de 12-19 jarigen naar
school. De na-oorlogse ontwikkeling, die haar
top nog lang.niet heeft bereikt, zal leiden tot
een indrukwekkende verheffing van het onder-
wijspeil van ons volk, die in het jaar 2000
tastbaar op het gehele culturele niveau der
bevolking zal hebben doorgewerkt. De mensen
in de kracht van hun leven zullen anders tegen
over cultuuruitingen staan dan in de oude situa
tie. Zij zullen behoefte hebben aan grotere acti
viteit in de kunstproduktie.
De voorbereiding voor de arbeidsvrije tijd zal
even serieus genomen worden als die voor het
toekomstige werk. Het vrijetijdsonderzoek laat
zien dat betere opleiding leidt tot hogere percen
tages bij vrijwel alle cultuur-activiteiten: bezoek
aan musea, toneel, concerten, bioscoop: lezen
van boeken, bespelen van muziekinstrumenten
en het werken aan een cursus.
In landbouw, nijverheid en dienstenverkeer
verwerft het laatste een steeds groter aandeel.
Rond de eeuwwisseling werkte in ons land
ruim 25 pet. van de werkzame bevolking in
de economische en niet-economische diensten.
In 1960 was dit percentage tot bijna 42 pet.
gestegen.
Rond 1900 waren er per 100 arbeiders 15 em-
ployé's en in 1960 bijna viermaal zoveel na
melijk 57. Het aandeel der arbeiders vermin
dert opvallend ten gunste van dat der em
ployés.
Van arbeider tot employé is geestelijk en
maatschappelijk een grote stap. Collectieve stre-
vingen spreken in de nieuwe levenssfeer
meer aan, het persoonlijk geluk en het welzijn
van het gezin gaan voorop. De maatschappe
lijke status wordt belangrijk. Opklimming het
nastreven waard. Er ontstaan andere con
sumptiegewoonten. De vrijetijdsactiviteiten wij
zigen zich.
Die sociale verschuivingen blijken de cultu
rele belangstelling te stimuleren.
De radio had in 1950 nog geen twee miljoen
toestellen, thans ruim drie miljoen. De televisia
had in 1957 niet meer dan honderdduizend ap
paraten, thans meer dan twee miljoen. Wij kun
nen de invloed ervan nauwelijks overschatten.
Op een winteravond zitten 2.2 miljoen men
sen van 12 jaar en ouder gemiddeld 1uur
aan het radioapparaat en 3.5 miljoen mensen
van dezelfde leeftijd gedurende 1% a 2 uur aan
het televisietoestel gekluisterd.
Het geschreven woord dreigt het tegen deze
nieuwe communicatiemiddelen af te leggen, zo
dat wij een audio-visuele beschaving krijgen
die die van het geschreven woord verdringt.
In de gezinnen komt een stuk wereld binnen,
dat voorheen veraf en onbekend was. Er
wordt kennis overgebracht. Er komen vragen
op die vroeger nimmer werden gesteld, over
de stands- en levensbeschouwelijke muren heen.
Hier ontstaan openingen ook voor de kunst, die
10 jaar geleden nog ondenkbaar waren. Het Franse
rapport Reflections pour 1985, doelend op film
televisie stelt: „Het is niet onjuist
en
om te
veronderstellen dat het in de wereld van de
audio-visuele technieken is en niet tegen die
wereld in dat de kunst in 1985 gered moet
worden."
DE VOORSPELLING DIE
ZICH
Terug naar de oliebollen. En nog
maals de vraag: was 1966 voor de
gehele bevolking een goed jaar?
Vietnam, Rhodesië, apartheid. Kon-
ger voor de helft van de wereldbe
volhing. Er is minder reden tot
juichen dan tot bezinning. Maar een
ongerept jaar ligt voor ons. Naarmate
we ons het lot van de rest van de
wereld op meer verantwoorde wijze
aantrekken, is er reden met recht
enige tevredenheid te koesteren over
het bereikte in hel land, waai Kan
lachend over do loongrens gaat Wat
ons betreft mag het ook lonend over
de lachgrens zijn, want wat deze
man ook verdient, het is te weinig.
HET MENSELIJK HANDELEN is
doel-gericht. Wij mensen doen iets
omdat we iets willen of iets juist niet
willen. We maken steeds gebruik van
de kennis die we reeds bezitten over
doel, beschikbare middelen en om
standigheden waarin we zullen han
delen.
Nu moet men deze „kennis" niet al
te zeer beperken tot „verstandelijk"
kennen. Ik zou haar willen omschrij
ven als elk weten, opinie of geloof dat
men heeft omtrent zichzelf, zijn om
geving of zijn gedrag. Deze „kennis"
omvat dan bijvoorbeeld ook het veelal
niet eens bewuste ervaringsweten, ge
voelens, ideologieën en vooroordelen.
De kennis die de mens bezit over
de situatie waarin hij heeft te handelen
voor een groot gedeelte sociaal
bepaald is nooit volledig. Soms is
ze zelfs onjuist. Toch handelt de
mens veelal op grond van deze „ob
jectief gezien" gebrekkige of onjuiste
kennis alsof er niets aan de hand is.
Niet de situatie zoals die is, maar de
situatie zoals ik denk dat die is
mijn definitie van de situatie is
leidraad voor mijn handelen.
Ons gedrag heeft steeds gevolgen.
Zo ook het gedrag dat berust op on
juiste of eenzijdige of gebrekkige ken
nis van de situatie waarin het tot
stand komt. In sommige gevallen zul
len door dit gedrag omstandigheden
ontstaan waarin de oorspronkelijk
juiste definitie van de situatie, op
grond waarvan men handelde, tot een
juiste definitie wordt.
Als een vader vindt dat zijn kind
stout is geweest en hij het kind straft,
dan zijn de gevolgen voor het kind er
zeker niet minder om eerder het
tegendeel - al« het ten onrechte wor
gestraft, liet is dan mogelijk dat het
kind, juist door het zich ten onrechte
gestraft we'en. pas echt „stout" word'
IN DE SOCIALE WETENSCHAP
PEN is bekend het „Thomas theore
ma", zo genoemd naar de Ameri
kaanse socioloog W. I. Thomas, die
het aldus formuleerde: „Als men een
situatie als „echt" definieert is ze
„echt" in haar gevolgen."
Robert K. Merton komt de verdiei
ste toe dit te lang verwaarloosde
Thomas theorema weer uitdrukké
lijk onder de aandacht van met name
sociologen te hebben gebracht in het
hoofdstuk „The self-fulfilling prophe
cy" van zijn „Social Theory and So
cial Structure". Merton omschrijft de
zich zelf waarmakende voorspelling
(„self-fulfilling prophecy") als een
proces waarbij een aanvankelijk on
juiste definitie van een situatie een
gedrag oproept waardoor de aanvan
kelijk onjuiste opvatting de juiste
wordt.
Een bekend ook^ door Merton ge
noemd voorbeeld is dat van vele
Amerikaanse bankfaillissementen in de
depressie in het begin van de jaren
dertig. Op een gegeven dag doet in
een stad het volkomen ongegronde ge
rucht de ronde, dat de plaatselijke
bank insolvent zou zijn. De verontruste
spaarders spoeden zich in massa naar
de bank en willen allen hun centjes
terug Dat betekent natuurlijk het ein
de van de bank. Het aanvankelijk „uit
de lucht gevallen" gerucht heeft een
gedrag uitgelokt waardoor het bewaa:
neid werd
NIET AL,LEEN GERUCHTEN kun
oen het begin zijn van een self-ful-
fiiiing prophecy. Vooroordelen tegen
groepen andere" mensen evenzeer.
Een voorbeeld, ook van Merton: „Ne
gers zijn dom, te dom om naar de
middelbare school te gaan. We waken
er wel voor ai te veel van ons goede
geld te verkwisten door het te bestem
men voor college-onderwijs voor n-
gei";. Trouwens, kijk maar, het aantal
negers met een middelbaar diploma
is relabel slechts een vijfde van het
aantal blanken dat zo'n diploma heeft
Deze redenering lijkt „ijzersterk".
Het aanta' negers dat college voltooid
■heeft is relatief slechts een vijfde van
„et aantal blanke afgestudeerden. Di'
iS een op het eerste gezicht zeer ge
loofwaardig argument voor de uit-
spiaak „negers zijn eigenlijk te dom
voor college". Maar is het niet juister
te zeggen dat het vooroordeel „negers
zijn dom", het feitelijk scheppen van
mogelijkheden voor neger-kinderen or
naar „college" te gaan in de weg
staat waardoor ze wel „dom" moe-
en blijven?
Een oorspronkelijk onjuiste of ,,nir
it-wezen" definitie van de situatie
uceft een gedrag tot gevolg - in dit
geval het uitblijven van middelbare
school-voorzieningen voor negers
welke die oorspronkelijke opvattin
gen bevestigen.
Zo is de voorspelling die zich zelf
waar maakt, op vele terreinen in de
samenleving werkzaam.
PRAKTISCHE VOORBEELDEN:
Koekoek's Boerenpartij zal bij de
komende kamerverkiezingen wel veel
stemmen verliezen. Velen die deze
partij tot nu toe steunden zijn het
niet meer eens met de partijleiding.
Maar ook zullen tallozen, eenmaal
geconfronteerd met via pers, radio
en. T.V. uitgesproken verwachtingen
dat deze partij „een flinke klap
zal krijgen" er voor terug schrikken
haar hun stem te geven. Men is
bang dat die stem „verloren" zal
gaan aan deze partij die „sterk zal
teruglopen", waardoor men zich
„politiek" in de kou voelt staan.
Sociaal-wetenschappelijk onderzoek
over het kiesgedrag heeft uitgewezen
dat de mensen het liefst stemmen
op de partij „die de verkiezingen
zal winnen" of die vooruitgang
maakt. Men heeft het gevoel er bij
te zijn geweest, men heeft „zijn
steentje bijgedragen". Ook het om
gekeerde geldt. Confrontatie met de
tot het moment van de uitslag
„onbewezen" verwachting, „de Boeren
partij verliest" lokt bij de kiezer een
gedrag uit (het niet op die partij
stemmen) dat die verwachting
in sterke mate tot werkelijkheid maak
De bedrijfsvoering van de onder
nemer wordt mede bepaald door
zijn verwachtingen van het economis.
klimaat in de toekomst. Heerst
er in een land bijvoorbeeld door
enkele geruchtmakende bedrijfssluiti
gen een soort malaise en
verwacht men nog slechtere tijden
dan zullen op grond van deze „pessi
mistische indrukken" ondernemers di
moeilijkheden vrezen, eerder geneigc
zijn ook zo te handelen (verkortin
van werktijd, bedrijfssluiting met
als gevolg ontslagen enz.) dat
deze sombere verwachtingen (en
met meer recht natuurlijk) nog
intenser worden. Wordt in een oorlof-
in de interne propaganda de
vijand als zeer wreed en „onmense
lijk" voorgesteld, dan zal dit leiden
tot een straf en hard optreden tegen
over die vijand. Op zijn beurt ook
al is hij eigenlijk vreedzaam en „men
selijk" van aard kan en zal die
vijand de ondervonden wreedheden
niet onbeantwoord laten. Men bevindt
ZELF
WAAR
MAAKT
zich dus in een vicieuze cirkel. Het
is zeer moeilijk deze cirkel te door
breken, te meer daar de betrokkenen
veelal niets in de gaten hebben.
Niets wijst hen er achteraf op dat
hun aanvankelijke opvattingen (gerucht,
vooroordeel, propaganda) van waar
uit zij handelen, onjuist waren. In
tegendeel: de gevolgen versterken
zelfs de vermeende juistheid ervan.
Sociologen en psychologen
hebben zich afgevraagd hoe het mo
gelijk is dit proces van de zichzelf
waarmakende voorspelling vaak
leidend tot hele nare toestanden in
bedwang te krijgen. Men zou denken
dat men door het verschaffen van in
formatie over de verschillende in dit
proces werkzame aspecten, dus door
het inzichtelijk maken van het betref
fend stukje maatschappelijk functione
ren of door het bevorderen van com-
nunicatie tussen de betrokkenen, de
-nogelijk ongewenste gang van zaken
-,ou kunnen doorbreken.
Zo eenvoudig ligt het echter niet.
Het verschaffen van betere informa-
tie en communicatiemogelijkheden
blijkt niet voldoende. In veel gevallen
maken de betrokkenen van deze mo
gelijkheden eenvoudig geen gebruik.
Zij hebben er ook geen belang bij
om zich beter op de hoogte te sti
hoe andere mensen werkelijk zijn, wat
zij doen enzovoort. Men staat er een
voudig niet voor open.
Dit hangt samen met de door de so
ciale wetenschappen nog te weinig be
studeerde communicatie-motivatie. Zo
heb ik er als blanke bij een ruime ar
beidsmarkt (bij dreigende werkloos
heid) alle belang bij negers te blijven
afdoen met het vooroordeel „dom en
onbetrouwbaar". Ik kan me eenvou
dig niet veroorloven hen als gelijke en
even capabel te beschouwen, omdat dat
zou betekenen dat zij op de arbeids
markt een gelijkwaardige positie zou
den gaan innemen. Mijn eigen brood
winning zou zeer wel in gevaar kun
nen komen. Komt me dan iemand ver
tellen dat negers eigenlijk even „goed"
zijn en capabel, dan zal ik waarschijn
lijk niet erg „open" staan voor deze
informatie en liever bij mijn vooroor
delen blijven.
BETERE INFORMATIE lost de zich
zelf waarmakende voorspelling niet op.
Ook onderscheiden belangen spelen een
rol. Belangen hangen grotendeels sa
men met posities in de maatschappelij
ke structuur. De maatschappelijke
structuur hangt samen met en wordt
in belangrijke mate in stand gehou
den door de in de samenleving aange
hangen waarden, normen en opvattin
gen. Niet altijd zijn die opvattingen „ob
jectief gezien" juist. Maar ?o begin
nen we weer van voren af aan.
Het zal duidelijk zijn dat een beter in
zicht in de diverse aspecten, die bij de
voorspelling die zichzelf waar maakt
een rol spelen, het de socioloog en de
sociaal-psycholoog mogelijk zal maken
verdere en betere inzichten te verkrij
gen in het functioneren van het maat
schappelijk bestel. Met name wordt het
aldus mogelijk wat meer vat te krijgen
op de verandering-bevorderende en
-belemmerende elementen in die sa
menleving. Er is dan mogelijkheid van
een betere beheersing van dit bestel
en de daarin werkzame factoren door
beleidsmensen, bestuurders en ook
door „gewone" mensen. Ook bestaat
dan de mogelijkheid van minder ver
warring, minder wanorde (oorlog,
ruzie) en meer geluk voor steeds meer
mensen.
1959
1960
1961
1962
1963
1964
Or0
Urech
^aarle:
fcihdho
Koe