KINDERPUZZEL msmmm D ROBBIE DE BEER en de pinguins *2 ZATERDAG'31 DECEMBER 1966 DOOR COKS VAN EYSDEN „Oooh", brulde ze, „er zitten allemaal balletjes gehakt en groente in mijn schort". cLeop Scfalp*. bewqon&n 'NOOR/NMU ■*8 „Nu is het ogenblik gekomen om deze grot te ver laten", kondigt Koning Pinguin aan en meteen gonst de ruimte van de verheugde kreten, die de andere pinguins slaken. Met een vriendelijk gebaar biedt de koning Robbie zijn troon aan. Dan daalt hij de tre den af om de erewacht, gevormd door zijn onder danen, te inspecteren. Tenslotte beveelt hij Robbie naar buitep te gaan en het nieuws te vertellen. Robbie vindt de kapitein bij de vijver. „En, hoe is het afgelopen?" vraagt de ontdekkingsreiziger. Rob bie duwt hem de twee schaakstukken in de handen. „Het is fantastisch gegaan", antwoordt de kleine beer. „De koning was volkomen tevreden en hij staat op het punt naar buiten te komen". „Uitstekend, daar heb ik al een hele poos op gewacht", knikt de kapi tein. „Kom mee, kleine beer". De kapitein neemt Robbie mee naar zijn huis. „Ik ga een film maken", legt hij uit. „Mijn filmcamera staat al dagen lang klaar. Vlug, we mogen deze gebeurtenis niet missen". De kapitein geeft Robbie een grote bal. „Wil je me helpen?" vraagt hij. „Natuurlijk", stemt Robbie toe. „Vraag de pinguins dan of ze in de vijver willen dui ken en gooi daarna deze bal naar hen toe. JOnderwijl film ik en ik geloof vast, dat het een leuke film zal worden". Robbie gaat enthousiast mee en terwijl de kapitein zijn camera installeert, rent de kleine beer naar Kees en Rosalie om hun het nieuws te vertellen. De twee biggen zijn zo opgewonden, dat ze ophouden met smikkelen. „Een film van de pinguins?" vraagt Kees. „Dat mogen we niet missen!" Robbie neemt Kees en Rosalie mee naar de andere kant van de vijver, waar de kapitein zijn camera heeft neergezet. „Denk erom, mondje dicht", waar schuwt de kapitein vriendelijk. „Daar komen ze aan". Waardig en trots komt koning Pinguin uit zijn grot. Even blijft hij in de ingang staan, fier om zich heen kijkend. Dan leidt hij zijn onderdanen rond de vijver. „Nu, Robbie!" fluistert de kapitein, als de zwart witte optocht zijn snorrende filmcamera passeert. „Nu moet je de bal in de vijver gooien". Robbie gaat naar voren om de pinguins te vragen of ze in de vijver willen duiken .Maar voor hij de kans krijgt iets te zeggen, spreekt de koning tot hem. „Kleine beer! Je hebt mijn wensen getrouw en goed vervuld. Nu is het onze beurt om iets voor jou te doen. Wat zal het zijn?" „Majesteit", antwoordt Robbie, „zouden uw pinguins alstublieft in de vijver willen duiken en met deze bal spelen? Ze zullen er veel plezier mee hebben". A- Eén voor één duiken de pinguins het water in. „Daar komt de bal!" roept Robbie en hij gooit het ding in de vijver. Kapitein Zwerver filmt naarstig als de pinguins op de bal afzwemmen en er mee gaan spelen. „Kom Robbie, laten we wat gaan eten", roept Rosalie. Kijkend naar de pinguins verorberen Robbie en de twee biggetjes de inhoud van het picknick mandje. „Het wordt vast een heel leuke film", merkt Robbie op. „Ik wil hem graag zien, als hij klaar is, vooral omdat ik er zelf ook opsta". EINDE DE RODE SOK PEPIE FIETSTE van de familie Jansing naar huis. Ze genoot van de tintelende voorjaarslucht. Je neus ging er wel van kriebelen en ze zocht haar zakdoek. Tot haar verbazing greep zij een rode sok uit haar zak. Pepie zag opeens weer die zitkamer van het pension voor zich, waar het altijd naar babies en naar oude men sen rook. Nu dacht ze niet aan de nare dingen uit die tijd. Ze grinnikte zelfs hardop. Ze hadden er toch ook wel gelachen, vooral Theodoor en zij. Die rode sok in haar hand deed haar denken aan het dienstmeisje van het pension, dat ook altijd op zulk soort sokken liep. Op een dag, toen ze allemaal naar beneden waren gegaan naar de grote kamer van het pension om te eten, rook het heel eigenaardig. „Bah, wat ruikt het hier naar boenwas", zei ma ma, „maar het ziet er wel keurig schoon en fris uit, hoor kind". Dat laatste was tegen Miesje, die op haar sokken heen en weer schuifelde om de tafels in orde te maken. Miesje was een lieverd, dat vond iedereen. Ze wil de je altijd helpen, ze lachte de hele dag en vooral de oude mensen hielden veel van haar. Miesje deed in haar vrije uurtje vaak boodschappen voor je en ze was er altijd voor te vinden foto's van vroeger te bekijken en ver halen over Indonesië aan te horen. Miesje glunderde bij het compliment om de schone kamer. „Met zoveel mensen in huis, moet het wel eens een keer goed gedaan worden". Toen was ze weg, naar de keuken om de soep te halen. „Ik ruik, wat we eten", gilde Theodor aanstellerig, „we eten boterhammen met lekkere goudgele boenwas er op en dan denk je dat het honing is". „Ja, en dan ga je vanzelf zoemen en brommen zeker,'net als de bijen", lachte Rutger, „maar dan zal het wel een beetje anders klinken. Ha, daar komt de soep, dat is beter dan boenwas-boterhammen". Rutger wees naar de deur, waar Miesje aan kwam met een grote pan voor haar buik. Pepie kon nog wel brullen van het lachen als ze aan dat ogenblik dacht. De ene tel zag je Miesje rechtop, met opeengeklemde lippen om niet te mor sen. Het andere ogenblik zat Miesje op de grond, de pan omgekeerd in haar schoot. Ze riep „Au, wat héét", trapte wild met haar benen, keek ver bijsterd naar de rommel in haar schort en jammerde toen: „Het was nog wel van die lekkere groentesoep en de grond was zo glad, daarom ben ik uitgegleden, had ik nou maar niet zo hard geboe-oe-oendl" Even was het stil en toen klonken er allerlei geluiden door elkaar. De grote mensen riepen „Dat arme kind" of „heb je je bezeerd, liefje." En de «rg. kinderen? Die lachten, lachten, zoals ze in die kamer nog nooit gelachen hadden. Die Miesje midden in een plas soep, met sliertjes vermicelli over haar zwarte maillot, met een schoot vol groen en oranje en geel. En het slachtoffer zelf? Dat kon toen de eer ste schrik voorbij was, niet meer jam meren of roepen van het lachen. Ter wijl de tranen haar over de wangen KRUISWOORD RAADSEL Horizontaal: 1. godsdienst, 3. kwaad, 5. strook, 6. vulkaan in Italië, 7. vruchtje, 9. man nelijk schaap, 12. muzieknoot, 13. ri vier in Italië, 14. teken van onder scheiding, stempel, 15. toegankelijk, 17. soldatenvoedsel, 18. bijnaam van Ezau, 20. eiland in de Mid dellandse zee, 22. wintervoertuig, 23. eiland in de Oost zee, behorende aan Rusland, 24. niet vroeg, 27. trip, tocht, 28. meisjes naam. Vertikaal: 1. schoorsteenzwart, 2. flink, moedig, 3. gat in een muur, 4. naaldboom, 7. draagband om de broek op te hou den, 8. aanvankelijk, 10. vrucht, 11. één van je ouders, 14. tijding, 16. ongaarne, 17. RijksKweekSchool (afk.), 19. len temaand, 21. indien, 22. bevel, 25. ri vier in Noord-Brabant, 26. slee. Schrijf de oplossing op een brief kaart en stuur deze vóór 7 januari naar het bureau van deze krant te Amsterdam, N.Z. Voorburgwal 67. Links bovenaan moet je schrijven: Kinder- puzzeL OPLOSSING puzzel van 17 december: 't Spreekwoord is: SPREKEN IS ZIL VER, MAAR ZWIJGEN IS GOUD. De prijzen zijn gewonnen door: Ansje Coebergh, Burg. Serrarisstraat 7, Heeze (N.Br.); Gerry Peltzer, Karei Doormanlaan 37, Tilburg; Anneke Nijs, Rochussenstraat 67b, Rotterdam-2; José Holierhoek, Polderweg 194, Kethel (Schiedam); Marion Lemmers, Rust hoflaan 36, Sassenheim. stroomden probeerde Miesje op te Staan. Rutger stond aan de rand van de soepvijver en strekte met een vies ge zicht z'n handen uit om haar over eind te helpen, „'t Is je geluk, dat mevrouw nooit zulk erg heet eten kookt." Ja, knikte Miesje, nu in ver- tikale stand. Ze keek omlaag naar de overblijfselen van de groentesoep, waar ze wijdbeens in stond. Vies van zich zelf, als ze op dit moment was, trok Miesje de zak van haar schort tussen duim en wijsvinger wat open. „OOOh," brulde ze, „er zitten allemaal balletjes gehakt en stukjes groente in mijn schort." „Ik heb de sok bij me van Miesje, een van die rooie sokken, die ze aan had toen ze uitgleed met de groente soep." Zo kwam Pepie die middag de kamer binnen. Het leek een toverfor mule. Ze riepen en lachten allemaal door elkaar. Theodoor ging wijdbeens op de grond zitten. Hij keek in een denkbeeldige schortzak en riep aan stellerig: „O, er zitten allemaal bal letjes gehakt in mijn schortzak." Rut ger legde zijn boek weg. „Ik zal je wel helpen, hoor Miesje, maar eerst even de vermicelli uit je haar pluk ken". Zelfs mama speelde het spel letje mee. „Geef mij je schort maar, Miesje, dan kan ik er wéér lekkere groentesoep van koken". De kleine Michaël van zes bekeek z'n familie leden de een na de ander of ze mal geworden waren. Hij kon zich natuur lijk niéts herinneren van de soeppret, die hij als klein kinderstoei-jongetje had meegemaakt. Dat was niet erg, nu konden ze het hem uitvoerig gaan vertellen. „Ja, maar, wie van jullie heeft nu die sok in mijn zak gestopt", vroeg Pepie toen ze na een poosje bedaard waren. Niemand bleek er iets van af te weten. Pepie dacht, dat ze haar voor de mal hielden. „Flauw, hoor. Jij weet er vast wel meer van, Theo, hier heb je hem terug", en ze gooide haar broer de sok toe. Maar Theo was helemaal niet van plan 'm op te van gen. „Ach kind, dat had je gedroomd", en hij schopte de sok onder de bank. (Wordt vervolgd) WAT JE.NU NIET OP KUNT, MOETJE VOORLATER BEWAREN 'TIS WERKELIJK METTE GELOVEN JKBEGRIJP ER NIETS VAN HOE SPEELT HU HET KLAAR? HOE KAN HU VANDAAS EENBOTBEGRAVEN EN OVER DRIE MAANDEN WEER TERNS V/N' DEN. „VOORAL ONDER AL DIE SNEEUW IKLES STAART* HET HEEL SIMPEL s <rTf '"'.'-Arv:Z

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1966 | | pagina 25