Een voorzichtige Gijsbreght Kluchtig spel van Ensemble Fantasie op klassiek thema SHAKESPEARE OP NIEUWJAARS DAG OP TV Centrum aan het puzzelen s«llP MAAND 'AG 2 'JANUARI 1967 André van den Heuvel als Gijs breght en Ellen Vogel als Bade loch HET GEBRUIK van een to neelpremière op Nieuwjaars dag moet in Amsterdam ont staan zijn, sinds men er Von dels Gijsbreght op de avond van 1 januari heeft opgevoerd. Bij geen andere première zijn er zoveel hoge gasten aanwe zig als daar in de Stadsschouw burg: twee ministers dit jaar, de excellenties Struycken en Bot, de commissaris van de koningin in Noordholland, mr. F. J. Kranenburg, burgemeester G. van Hall, wethouders en hoge ambtenaren en andere notabelen uit de hoofdstad. Het is een van de weinige ke ren, dat een première nog een gebeurtenis is in het stedelijk samenleven. Dit is dan één van de zes nieuwjaarspremières, die er op Nieuwjaarsdag gegeven zijn en die op deze pagina worden be sproken. Overal elders heeft men geput uit het luchtige gen re, waarbij het wel opmerke lijk is, dat telkens een keuze gemaakt moest worden uit het oude repertoire. Is er in het heden te weinig stof te vinden, die aanleiding tot lachen gééft? i-| Wt - I A 1 Johan Kaart zet in „Je kunt het toch niet meenemen" een verrukkelijke opa Vandenhof neer. Cabaret-effecten Minimode Luc Lutz en de als pian vermomde Annet Nieuwenhuyzen in „Wie kan er twee heren dienen? Sjoukje Hooymaayer met Eric v. d. Donk in „De Herbergierster." Er was op Nieuwjaarsdag ook toneel op de televisie. Op Nederland 2 was Shakespeares blijspel -.Liefdes loze lessen" te zien in een uitvoering van toneelgroep Centrum. Op de foto Ina van der Molen, Wim van den Heuvel, Letty Oosthoek, Ton v. Duinhoven en (op de rug gezien) Els v. Rooden. Guido de Moor en Annemarie Heyligers in Valency's „Tussen paard én stier." Ton van Duinhoven met Ina v. d. Molen in „Reis om de wereld in 80 dagen" van Jules Verne bij Toneelgroep Centrum. NIEUWJAARSPREMIÈRES IN ZES STEDEN HENK RIGTERS heeft ditmaal de Gijsbreght geregisseerd, vakmatig goed, maar sober en voorzichtig. Gijs breght zelf doet alleen zijn intrede. Tussen twee hoge stadsmuren door, die enigszins trzijde een hoge spleet vrij laten, stapt hij naar buiten. Een paar schildwachten stellen zich op, ook zon der uiterlijk vertoon. De stadsmuren zijn neutraal, hoge vlakken, wit, over gaand in zwart, en daarover een dub bele rode meanderband. Geen stralende opluchting hij Gijs breght over het onverwachte wegtrek ken van de vijandwel een vrij nuch tere voldoening. Wel een opmerkelijke tekstbehandeling bij André van den Heuvel: hij doet Vondels taal geen geweld aan in de richting nan de spreektaal, maar laat haar eenvoudig klinken, zodat zij een menselijke toon krijgt. Dit tekent de wijze waarop hij de hele rol speelt. Hij maakt van de Gijs breght een mens, maar op de wijze, waarop Vondel een mens ziet: niet ®en samenstel van menselijke emoties, ntaar levend naar de idee, die hij zich van zichzelf gevormd heeft. Die idee is niet die van de vrome held, maar van een eerlijk man, die het zowel zijn recht als zijn plicht vindt nauwgezet en met volledige inzet de taak te vervullen, die hem naar zijn mening toegewezen is. De emoties, die André van den Heu vel in zijn spel brengt, betreffen niet Gijsbreght, maar worden gewekt door wat bij hem het vervullen van zijn plicht in de weg treedt. Dat geldt ook zijn verhouding tot Badeloch. Hij is ook geen gelovige in de moderne zin. God is het absolute beginsel, waar naar hij zich richt, het laatste woord, dat niet hem, slechts zijn handelen verandert. Er zijn in de rol geen he dendaagse gevoelens, die zich op de toeschouwer laten overbrengen. André van den Heuvel probeerde ook niet ze er in te spelen. Hij schiep een figuur, die overtuigend leeft uit de idee, die hij van zichzelf heeft. De figuur van Badeloch is in wezen niet anders, al liggen blijvender emo ties binnen haar bereik: zij herinnert Gijsbreght niet alleen aan zijn plichten als man en vader, zij betuigt ook haar echtelijke liefde. Het is niet de meest opzienbarende rol, die men van Ellen Vogel kan zien, maar zij speelde hem goed. In de bodeverhalen Gijsbrecht zelf treedt ook als verslaggever op, Arend, Julien Schoenaerts en de bode Wim van den Brink, doen weinig an ders. Ook hier was naar de menselijke toon gestreefd, zonder Vondels taal te mistekenen; de emotionele geladen heid werd bepaald zowel door de cli maxen in de verhalende gebeurtenis sen als door de persoonlijke reacties van de vertellers daarop. Dat gold ook voor Jules Croiset als Vosmeer de Spie. De reien Femke Boers- ma, Willem Nijholt, Marja Habraken en Han Bentz van den Berg, waren ingetogen als in de voorstelling van Han Bentz van den Berg het vorig jaar, hun lyrisch-beschouwelijke aard benadrukkend. De voorstelling was nog eenvoudiger dan die van Han Bentz van den Berg. De decors grote architectonische vormen met sobere kleuren, die geome trische vormen aannamen bleven onzijdig, de kostuums waren gesty- leerd met reminiscensies aan Vondels tijd. Er waren weinig bewegingen, en die zo simpel mogelijk. Maar dit alles was ook veel minder gedurfd", dan het vorige jaar, het verraste niet, het ■uias te voorzichtig om boeiend te zijn. In De Bruiloft verschenen een aan tal nieuwe gezichten, zodat er een nieuwe instudering was gemaakt, die toch sterk op de vorige leek, speels en opgewekt, een feestelijk geheel. Naast de Elsje van Therese Steinmetz verscheen nu Willem Nijholt als Kre- lis. Nell Koppen en Wim van den Brink brachten als Thomasvaer en Pieternel de wens van Evert Werk man, een beetje provocerender dan voorheen, leek het. Er was veel bij val, zowel voor de kritische prikken aan velerlei adressen als voor de hul digende woorden voor koningshuis en autoriteiten. ANDRé RUTTEN NA ALLE TERUGBLIKKEN en prognoses rond Oud en Nieuw mocht de nieuwjaarspremière in de Eindho- vense Stadsschouwburg gerust een pro bleemloze lacher zijn. „Je kunt 't toch niet meenemen" was daarom een schot in de roos. Ensemble wist er, onder regie van Jan Retèl en met Johan Kaart als een verrukkelijke opa Van denhof, aardig raad mee en de mach tige rook- en knaleffecten waarmee de voorstelling gepaard ging, droegen er het hunne toe bij om er een dolle boel van te maken. Het dankbare publiek reageerde dan ook diverse malen met open doekjes, om te beginnen al voor het fraaie décor van Colin Winslow, toen het doek nog nauwelijks open was. De dolle boel was overigens wel de sterkste kant van deze voorstelling. Daarvoor zorgden, behalve Kaart, de overtuigende excentriciteit van Mieke Verstraete en Henk Molenberg als het echtpaar Sycamore en mannetjesma ker Chris Baay als meneer De Pinna, maar ook Pleunie Touw als Alice, An- nabet Tausk als Rheba en John Leddy als Kolenkhov hadden er af en toe hun aandeel in, terwijl Adèle Bloemen- daal als grootvorstin en Cobi Stunnen- berg als Gay Wellington een verdien stelijk supplement leverden. Een be weeglijke regie en een overdaad aan vuurwerkeffecten maakten deze kant van de zaak verder wel rond. Veel moeilijker lagen de scènes die de dolle situaties aan elkaar moesten rijgen en de intrige van het stuk moesten waarmaken. Het bezoek van het echtpaar Kirby gespeeld door Mela Soesman en Guus Verstraete kwam dank zij de komische entoura ge nog wel over, maar in de serieu ze verloofdenproblematiek van Essie (Ine Veen) en Tony Kirby (Arnold Gelderman) viel al evenmin te geloven als in de ommekeer van meneer Kir by. Het succes, dat er talrijk was, be trof niet het blijspel, maar de klucht. Maar omdat het blijspel weinig om het lijf had en de klucht royaal aan zijn trekken kwam, oogstte het gezel schap tenslotte een ovationeel applaus. V. L. Goldoni: kleurrijke herschepping, geslaagd experimentje MET EEN TOMELOZE FANTASIE zijn Ton Lutz en Nicolaas Wijnberg Gol- doni's „De knecht van twee meesters" te lijf gegaan. Het programma dat als titel vermeldde ,,Wie kan er twee heren dienen?", spreekt van „een voorstel ling van Ton Lutz en Nicolaas Wijn berg". De opvoering zoals die gister avond in de Rotterdamse Schouwburg bij Nieuw Rotterdams Toneel in pre mière ging, zal de geschiedenis ingaan als een produkt op basis van gelijk waardigheid van regisseur en decoront werper. Wijnberg werd geen decoront werper meer genoemd zomin als Ton Lutz als regisseur werd aangeduid. Het was gewoon een voorstelling van hen beiden. Na de diverse voorproefjes van dit auo op het gebied van verdietsen naar r i!?ar?s gelegenheid, onder meer in Croidoni'g i £ie Ware vriend" nu precies jaar geleden op dezelfde plaats, en ^nakespeares „Spel der vergissingen", ïjerd hier een Goldoni gepresenteerd V? de meest letterlijke zin een re al^ ,1s geworden. Het simpele, kapot vÜ j overbekende verhaal uit 1756 ml j knecht die twee meesters dient de verwikkelingen zoals die gebrui- Kenjk zijn bij deze grote vernieuwer van de Comedia deH'arte, inclusief de vaste populaire figuren als Pantalone en II Dottore, was helemaal opgehangen aan een barokke overdaad van kleur en kleine en grote vondsten in de regie. effectenGaïs°stab??-at even8oed cabaret komedie of klucht v van haarzuivere jeslatijnse teksten va^taJin'pot" den in kleuren gepro1" de dokter wer- «int „it„n„_ beteerd zoals ook met uitgesproken gedachten en wensdromen van de knecht Truffaldino. Drie draaitonelen voerden de dyna- miek tot een maximum op terwijl een een verlaat oudejaarsvuurwerk dat de zaal tot dozijnen bijvalsbetuigingen bracht. basisachterwand van een soort alumi niumfolie voor verrassende spiegelef fecten zorgde. Bij open toneel staat er bij de aanvang al een jukebox te schet teren. De eerste scène krijgt een sterk filmisch karakter met stilstaande beel den en geprojecteerde titels en namen. Muziek en geluid zijn al even anachro nistisch als verschillende brokken tekst waarin AOW, vrije zaterdag, werkloos heid en dergelijke op achteloze wijze eigentijds contrapuntig werken met de eigenlijke intrige. Waar de overdaad even afwezig was en het ensemble tot stilstand kwam in zijn driftige vaart, bleef er een naakte tekst over die gedragen werd door een hiervoor gepredestineerde acteur als Luc Lutz. De aanvankelijk gesuggereer de aanzet van clown, versterkt door zijn kostuum met de Grock-broek en iets van zijn grime, versmolt later met zijn beweeglijke interpretatie van de knecht die dwars door de overrompelende gang van zaken heen, zijn eigen gang gaat, een toch wel pientere katalysator van HET KLEURENFEEST dat Wijnberg aanrichtte was geïnspireerd door mini- mode en tienerkoloriet. Annet Nieuwen huyzen draagt in de dubbelrol van Bea trice, die zich als man vermomt, één keer een rose mantel met hel oranje bont afgezet. Als ze zich omdraait blin ken er twee groene knopen. De volgen de scène komt ze op in dezelfde mantel, die dan geopend is. Er blijkt een zilve ren, hypermoderne japon onder te zit ten die correspondeert met zilveren oor bellen zo groot als mandarijnen. Dan overheerst infeens de kolder weer zoals in goochelscènes en een soort beheer ste slapstick. Gerard Hartkamp speelde heel druk de in nood verkerende Pantalone, Mar- tine Crefcoeur een vinnige Clarice, Wim Hoddes een prachtig boze dokter Lom- bardi, Eric Schneider een hevig min nende Florindo en Simone Rooskens een opvallend pittige dienstbode. Ze voegden zich kantig in dit speelse, mousserende spektakel. Juist de over dadigheid zou hier en daar tot een ge voel van een te veel aanleiding kunnen geven, maar wij hebben het zo maar zelden ondergaan. Het werd een grote kaleidoskopischedartele twee-meester lijke voorstelling die een gigantisch ap plaus wist op te wekken. Daarbij werd het bleke nieuwjaars- cabaretje maar een sinteltje dat nog wat nagloeide op weinig oorspronkelijke teksten van Marinus van Henegouwen en op als altijd goed verzorgde muziek jes van Steye van Brandenberg, door solisten en ensemble hier en daar met de Franse slag uitgevoerd. HARRY WILLEMSEN. TONEELGROEP THEATER is gister avond in de Arnhemse schouwburg het nieuwe jaar begonnen met Goldoni's Herbergierster. Bewust had men dit maal een achttal jongere krachten van het gezelschap de niet lichte taak toe bedacht het bij de toneelliefhebbers overbekende blijspel prettig voor een goedgemutst publiek te serveren. Re gisseur Theo Kling stond met hen voor de opgave de roem van Goldoni's werk niet te schaden, liever nog er iets mee te doen waardoor de toe schouwer van een geslaagd experi mentje kon spreken. Voor wie het stuk enige tientallen ma len heeft meegemaakt en gezien is de opzet wel niet helemaal gelukt, maar hij heeft toch met bewondering zitten kijken naar de grote speelvaardigheid van de jeugd, die de voorstelling zoveel elan wist te geven dat succes bij de generatiegenoten verzekerd mag wor den geacht. Voor hen is de luchtige ge schiedenis van de herbergierster die haar drie adellijke gasten plus haar bediende tegen elkaar uitspeelt in deze versie zeer acceptabel geworden. Daar voor moest Sjoukje Hooymaayer in de titelrol meestal figuurlijk wel op haar tenen lopen, maar dat was uiteraard niet aan haar te wijten, doch aan het punt van uitgang, het spel te doen Uitvoeren door de hope des volks Van hen bleek Carol Linssen als de markies van Forlipopoli het dichtst de figuur te benaderen, zoals deze van 1753 af het geboortejaar van het stuk bekend is geworden. De vrouwen- hatende maar voor de herbergierster zwichtende baron van Ripafratta lever de geduchte moeilijkheden op voor Eric van der Donk omdat we hem tot dus ver steeds hadden leren kennen als een wat oudere en zure mopperaar. Dia moest het veld ruimen voor een felle, soms razendsnelle donderse kerel, die men met geen mogelijkheid ook maar een ogenblik zielig kon vinden. De vrouwenjagende graaf van Albafiorita Jan Gorissen kon nu moeilijk zo'n schuinsmarcheerder zijn als we hem dachten. Zijn jeugd rechtvaardig de zijn enthousiasme voor drie meisjes tegelijk volkomen. Twee van hen, de actrices, gespeeld door Else Valk en Margriet de Groot, waren niet van het lage allooi, waartoe Goldoni ze heeft laten behoren en de huisknecht Fabri- zio Jan Verhoeven die uiteinde lijk met Mirandolina en haar herberg schoot gaat, was allerminst de klas sieke tijdelijk slome sufferd van wel eer. THEATER heeft met deze opvoering dus duidelijk aan de orde willen stellen of men met werken als dit van Goldo ni wat kan en mag experimenteren. Na het zien van deze voorstelling lijkt het een als het ander volkomen verantwoord. Men maakt de schrijver ermee voor de jeugd verteerbaar, ter wijl men de ouderen toch ook weer niet zo heel erg op de kunsttenen gaat staan. Voor sommigen van de laatsten had regisseur Kling best nog wat ver der mogen gaan. Misschien heeft hij enige voorzichtigheid willen betrachten. Deze behoort echter niet bij de moed die men dient te hebben om zo'n jeug dige herbergierster te presenteren. Spectaculair was er net iets te wei nig te beleven, wat niet weg neemt dat het interressant genoeg was te zien hoe onbevangen de jeugd zich een weg wist te banen door de stof der tradi tie waaronder het stuk en zijn moei lijke rollen jarenlang bedolven is. FRANC. STRANGER noeft e vrijwillig haar leven T""1 haar man Adme- tus, geldt als het klassieke voorbeeld van de zich opofferende liefde. De tragische heldin wordt door Herakles aan de dood ontrukt en aan Admetus terug gegeven. Bij Euripides is de of fervaardigheid van de vrouw die zich geheel en al wegcijfert een duidelijke zaak. Men kan echter de vraag op- Werpen wat er nu precies Achter die °ffervaardigheid zat. De Amerikaan- ?e filosoof en literator Maurice Va lency heeft hierover zijn fantasie la- ter» gaan in het blijspel „The Thracian Horses" door Bert Voeten vertaald onder d'e titel Tussen paard en 'ttet" rakioJitel slaat op de werken van He- Tussen de sterke staaltjes met de paarden van Diomedes en de Kre- tensische stier verricht hij de redding van Alkestis, die na haar terugkeer uit de onderwereld teleurgesteld en schamper constateert, dat zij niet meer dan „werk 7 A" is geweest. Men kan hier reeds uit opmaken, dat de nobele vrouw bij Valency door ietwat andere gevoelens bezield is dan bij Euripides. De auteur heeft vrolijk gestoeid met de klassieke gegevens. De tragedie eindigt met de hereniging van de koning en zijn nog half door de dood bevangen echtgenote maar wat gebeurde er daarna wanneer Al kestis weer geheel zichzelf zou zijn? Het thema leent zich goed voor een parafrase en persiflage. Meefantaserend zou ik persoonlijk Alkestis achteraf in woede laten ont branden omdat haar heer gemaal na haar dood vrij gemakkelijk op haar is afgestapt in de veronderstelling, dat zij een andere vrouw is. Valency meent echter dat de vrouwenziel an ders geconstrueerd is en het is geen man gegeven te zeggen wie er gelijk heeft. Wat nu in dit blijspel in feite de diepste roerselen van Alkestis' hart en geest zijn, zij hier in het midden gelaten: u moet het maar gaan zien. „Tussen paard en stier" is een amu sant geval met hier en daar spitse variaties op het klassieke thema. Men kan zich ter opening van het nieuwe jaar een blijspel van meer al lure voorstellen, maar de Haagsche Comedie gisteravond was in Den Haag de première brengt het stuk onder regie van Joris Diels met mede werking van Wim van Rooij en muzi kale ondersteuning van Jurriaan An- driessen met zoveel plezier ten tonele, dat het niet moeilijk valt er zich aan gewonnen te geven. De aankleding van Harry Wich steekt met de histo rie kostelijk de draak. Anne-Marie Heyligers speelt zowel de toegewijde als de recalcitrante Al kestis charmant en pittig. Ook Guido de Moor heeft zich als Admetus goed gevoegd naar de vertekening van de schrijver. Gijsbert Tersteeg is de mooi in het belachelijke getrokken vader van Admetus en Carl van der Plas de droge lijfarts Krito, die de moei lijkheden allemaal wel heeft zien aan komen. Leo de Hartogh oogst veel succes als de buitengemeen stoere He rakles in de tooi die we kennen van de boekjes. Het wordt tegen het einde op het toneel een dolle boel, maar dan is er tenslotte in de letterlijke zin van het woord wel de „deus ex machina" om orde op zaken te stellen. Paul Steen bergen, die na afloop van de voorstel ling ten tonele verscheen, had goede wensen voor eenieder. Voor politiek Den Haag luidde de wens: Gelukkige dagen zonder schokkende nachten. T.E. VAN JULES VERNE'S VERHAAL: ,,De reis om de wereld in 80 dagen" toneel maken lijkt een onmogelijke zaak, al is het dramatiseren van een roman niet iets nieuws. Toneel moet kort en eenvoudig zijn en juist de ver halen van de grote verteller Verne le nen zich ogenschijnlijk het minst voor een toneelbewerking omdat op een ty pische negentiende-eeuwse breedspra kige manier zijn personages geschil derd worden of aan het woord zijn. De Tsjechische schrijver Pavel Kohout, in 1928 geboren in Praag, ts echter op het idee gekomen Verne's beroemde boek wel te dramatiseren tot een blijspel, met de bedoeling tot 'n kern te komen, die alleen maar vermakelijk zou moe ten zijn. Zijn „reis" werd al in ver schillende west- en oost-Europese lan den gespeeld. Toneelgroep Centrum heeft nu het blijspel op het repertoire genomen in de regie en met de muziek van Paul Vasil. Gisteravond beleefde het stuk zijn eerste opvoering in de Stadsschouwburg van Haarlem. Wat de bewerker Pavel Kohout voor ogen heeft gestaan, toen hij zich tot de dramatische kernen in het lange ver haal van de beroemde reis bepaalde, wordt wel duidelijk. Men kan zelfs met bewondering inzien dat hij een heel moeilijke taak in principe goed heeft vervuld. Hij móést wel uitkomen bij de satire en de parodie, die hem overigens goed liggen; uiteraard deed hij daarbij de roman van Verne wel geweld aan. Er is in de opzet zelfs nog meer: de bewerking bestaat uit 45 scènes waar uit men kan afleiden dat het verhaal ook weer niet zo'n groot geweld wordt aangedaan. Dit houdt in dat de toneel schrijver Kohout zichzelf heeft uitge daagd. Zoekend naar de grenzen van het toneel. Dit mag dan allemaal wat te theoretisch klinken, niettemin heb ben wij hier te maken met een opgave als een puzzel, waarbij iedereen be nieuwd is hoe de bewerker er uit tracht te komen. De helden uit Verne's verhaal zijn in elk geval excentriek genoeg om ook in onze dagen, waarin satellieten in nauwelijks meer dan 80 minuten om de aarde cirkelen, te boeien. Zij zijn nu voornamelijk amusant geworden, ou derwetse avonturiers, die vermakelijke dingen doen. Daardoor kunnen de gren zen van wat mogelijk is op het toneel ook verlegd worden, hetgeen Kohout dan ook grif doet met allerlei vondsten en kleine grapjes zoals: twee vertellers, die naar gelang het uitkomt door de scènes wandelen, monteringen, techni sche foefjes, opkomsten vanuit de zaal, aardigheidjes met geluid en licht, vin dingrijke changementen, suggestieve bewegingen, in opzet allemaal leuk be dacht. Het Nederlands van Hans Ro- duin klonk naar ieders gebektheid uit stekend evenals de liedteksten van Jelle de Vries. De monteringen van Roger Chailloux waren ingenieus en vooral kleurrijk. Van de uitvoerenden werd veel gevraagd om er ook lichtvoetig in te passen. Wat zou er dan mis zijn? Het is moeilijk te zeggen waar pre cies de verveling begon. Aanvankelijk kreeg men de indruk dat het heel ple zierig ging worden. De eerste scènes van de lange reeks stónden. Het zalige liedje „Op reis", gezongen door de plechtige onverstoorbare avonturier Phileas Fogg (Ton van Duinhoven) en zijn Franse bediende Jean Passepar tout (Piet Römer) was meteen raak en kreeg terecht een open doekje. Voor de rest moesten enkele dwaze vondsten in de montering nog voor een herha ling van dat succes zorgen. Maar de opvoering kreeg allengs iets ingewik keld traags en oppervlakkigs, de knip oogjes naar onze tijd iets vervelends. Eigenlijk was men blij dat de heren eindelijk weer thuis waren, na 45 scè nes. Ik geloof dat het toch teveel van het goede was. Men moet van heel goe de huize komen om het ingenieuze „metrum" van Kohouts opzet met „rit me" te vullen. Een samenspel in die richting kwam maar ten dele tot stand. De nadrukkelijkheid van het amusante irriteerde op de duur. „Schandelijk" vrij naar Bertolt Brecht schreef Dimitri Frenkel Frank de Nieuwjaarswens voor Centrum on der de titel Angst en Ellende van het Koninkrijk". Men moest daarbij aan een scène uit het stuk van Brecht: „Angst en ellende van het derde rijk" denken omdat Frank die in opzet vrije lijk had overgenomen met de bedoe ling een ouderpaar en hun dochter vrijblijvend te laten praten over de toestanden in ons land. Het viel ook hier niet mee alle ongenoegelijkheden van het afgelopen jaar nog eens in dia loogjes verpakt te krijgen nage kauwd. Maar het schijnt er nu een maal bij te horen. Wat Kan kan kan niet iedereen. FRANS DUISTER.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 9