PLUS.
MINUS
KINDERPUZZEL
R OBBIE DE
BEER en de
steenbok
Nt
Kerstprijsvraag
U^/ï
rt> -
ZATERDAG 7 'JANUARI 1967
I
DOOR COKS VAN EYSDEN
VI
directMaerK*
„Dat is een mooie", zegt Robbie als hij een grote,
parelmoerkleurige schelp ziet liggen. Het is stralend
vakantieweer en de kleine beer is naar het strand
gegaan om schelpen te zoeken. Het is nog vroeg en
er is nergens iemand te bekennen. Terwijl Robbie
zijn vondst bewondert, hoort hij ineens een zoevend
geluid. Hij draait zich om en laat van verbazing
de schelp uit zijn handen vallen. „Wat is dat nou?"
roept hij uit. Er komt een vreemd gevaarte aange
vlogen, recht op de kleine beer af. Wat het is, kan
Robbie niet onderscheiden.
Robbie blijft stokstijf staan en kijkt een beetje ang
stig omhoog. Als het geval dichterbij komt, slaakt hij
een opgewonden kreet. „Nu zie ik het!" roept hij
uit. „Het iè een soort net en het wordt gedragen door
vliegende vissen!" Het net nadert hem snel en al
spoedig zweeft het pal boven Robbies hoofd. „Waar
om zouden ze stoppen?" vraagt de kleine beer zich
af, als hij ziet dat de vliegende vissen zijn gestopt
en het net uitgespreid boven zijn hoofd houden. Erg
behaaglijk voelt Robbie zich niet.
Bang kijkt hij naar boven. „Kijk uit!" roept hij
dan ineens, want de vissen laten plotseling het net
los, zodat dit op de kleine beer terechtkomt en hem
helemaal omhult. „Ooh!" schreeuwt Robbie benauwd.
„Ik kan er niet uitkomen!" Hij probeert zich uit het
net te bevrijden, maar het enige resultaat van zijn
moeizaam geworstel is, dat hij steeds meer in de
mazen verstrikt raakt. Tenslotte raken zijn benen
in de knoop, Robbie struikelt en valt. „Help! Help!"
gilt hij, maar er is op het stille strand niemand die
hem hoort. De vissen cirkelen kalmpjes om hem heen.
Ineens komen de vliegende vissen op het net af.
„Eindelijk", verzucht Robbie opgelucht, want hij
denkt dat ze van plan zijn hem uit zijn gevangenis
te bevrijden. Vol verwachting kijkt hij toe, als de vis
sen ijverig aan de slag gaan. Maar al spoedig wordt
zijn hoop wreed de bodem ingeslagen. De vissen blij
ken helemaal niet de bedoeling te hebben hem uit het
net te helpen. Zij grijpen met hun bekken de uit
einden van het net vast en vliegen er mee weg. Spra
keloos van schrik ligt Robbie opgekruld in zijn luch
tige cel, waarin hij in snelle vaart naar een onbe
kend doel wordt vervoerd.
Het wordt een lange tocht, hoog boven n usachtige,
schuimspetterende golven. Maar geleidelijk aan dalen
de vissen, totdat Robbie tenslotte de waterdruppels
voelt. „Oh nee", mompelt hij angstig. „Ze zullen me
toch niet in de zee laten vallen?" Op dat moment
ziet hij ineens een eenzaam rotseilandje boven het
water uitsteken. Dat blijkt het doel van de reis te
zijn. De vissen laten het net behoedzaam op de rots
neer. „Laat me hier niet alleen", smeekt de kleine
beer. Maar de vissen laten het net los en vliegen
weg. Robbie blijft eenzaam op de rots achter.
Bc
„Ik moet me nu losscheuren
en aan werk gaan."
„Het zou interessant zijn te
weten of onze verzekering dit
soort gevallen dekt."
„Hij doet het weer, Albert!
„Meer naar achteren, nog wat naar links, ooh ja, heerlijk!"
„Ik heb al eerder geklaagd over
de tocht hier, maar niemand
neemt er notitie van.
DE RODE SOK
„Je bestudeert hem expres zo
nauwkeurig om mij in verle
genheid te brengen."
EEN PAAR DAGEN LATER, toen
Michael met z'n vriendje treintje speel
de en de bank als station gebruikte
vond hij de rode sok. Jongens ruiken
altijd avontuur. „JippieIk heb 'n
sok van het opperhoofd van de rood-
voet-indianen gevonden. Ga mee naai
buiten, voetsporen zoeken in de tuin"
Op het grasveldje achter het huis lie
pen de twee jongens met hun neus
naar de grond heen en weer. Er werd
nog een nieuwsgierig buurjongetje in
het spel betrokken en met z'n drieën
schuifelden ze het tuinpoortje uit.
Daar tingelde het belletje van de
voddeman. Zodra dit geluid klonk, ren
den altijd alle kinderen naar de bak
fiets. Net als de rattenvanger van Ha-
melen trek de voddenman de buurtkin
deren aan. Want de voddenman had
altijd dropjes bij zich en hij deelde
er royaal van rond. Of je moeder nu
oude kleren gaf of niet, een dropje
kreeg je toch. Michaël hield de wol
len sok als een oorlogsbuit voor zich
uit. ,,Ik heb wat voor u, voddenman".
„Je bent een reuzevent, mijn dag is
weer goed vandaag".
Met een mooie boog gooide de vod
denman de sok op z'n kar. Hij bleef
hangen over het bord in het midden:
„Jacob Treurniet, Handel in lompen
en oude metalen". Dat stond met dik
ke scheve krijt-letters te lezen op het
bord. Er waren moeders, die hun oude
traproeden aan de voddenman verkoch
ten of een scheef ijzeren ledikant.
Maar een kapotte stoel of een kapstok
kon je ook aan hem kwijt. Eigenlijk
ontfermde Jacob Treurniet zich over
alles wat in huis niet meer te gebrui
ken was.
Michaël had er laatst bij gestaan,
toen zijn moeder de grote tafel die
altijd zo wiebelde, probeerde te ver
kopen. „Twee knaken geef ik er voor
en geen cent méér", zei Jacob. Ma
ma vond vijf gulden veel te weinig.
Minstens een tientje moest het zijn.
Het was zo'n mooie eikenhouten tafel
en er zaten van die prachtige gedraai
de balpoten onder. „Mooi? Mooi ge
wéést, zal je bedoelen", lachte Jacob.
„Mens, ik ben eigenlijk stapelgek, dat
ik er nog twee knakén voor geef. Ik
kan dat monster nergens meer kwijt.
Wees nou maar blij, dat ik 'm voor
dat geld meeneem, bij de vuilnisman
moet je nog geld toegeven als ze dat
kreng voor je weghalen".
„Wat is dat, een knaak?" vroeg Mi
chaël, die er met z'n neus bovenop
stond. „Straks, ik ben nu bezig", zei
Mama kortaf. „Zeven gulden vijftig
dan", probeerde ze nog. Maar toen
was de voddenman echt kwaad gewor
den. Michaël schrok er van. Hij had
gedacht dat de man van de dropjes
alleen maar vrolijk kon zijn. „Je
denkt zeker, dat je nog in Indonesië
bent, op de markt bij de Chinezen,
waar afdingen en pingelen erbij hoort.
KonóM r*i VOuclf
„Ik heb wat voor u, voddenman!"
Maar zó is het hier niet. Ik ben een
eerlijk zakenman, ik geef je vijf gul
den voor die tafel en dan mag ik blij
zijn als ik er een paar kwartjes op
verdien. Ik zal moeite hebben om dat
stuk brandhout ergens voor vijf vijftig
te verpatsen. Nou? Graag of niet".
Jacob zette z'n voeten op de pedalen
en begon langzaam z'n bakfiets weg te
rijden.
„Zes gulden," riep mama, die heel
klein leek naast die grote tafel mid
den in het voortuintje. „Akkoord van
putten," zei de voddenman en hij
sprong van het zadel om de zaak af
te handelen. Hij keek helemaal niet
boos meer, mama lachte tegen hem en
ze leken de beste vrienden.
„De voddenman was eerst kwaad
omdat u meer vroeg en toen kreeg u
toch zes gulden." „Och jongetje, dat
is handel, daar snap jij nog niets van,"
zei mama, en ze stopte met een vol
daan gezicht het geld in haar porte-
monnaie.
„Ik hoef geen twee dropjes voor die
sok, hoor voddenman," riep Michael.
Jacob Treurniet kende zijn klanten,
maar hij wist ook alles van kinderen
af. Had hij zelf thuis niet drie van die
schooiers rondlopen? „Nee't hoeft niet
maar het mag wel, hè jongen?" en
meteen greep Jacob in de zak van zijn
jas. Het vriendje en het buurjongetje
kregen ook ieder twee dropjes. De jas
zak van Jacob leek wel een toverzak.
Hoeveel kinderen er ook om de bak
fiets stonden, de voorraad drop was
altijd groot genoeg.
De voddenman pakte Michael even
bij de schouder en keek hem diep in
de ogen. „Je hebt die ene sok toch
niet bij je moeder uit de kast ge-
Horizontaal:
1. grote steen, 4.
opstootje, 7. bak
plaats, 8. ontken
ning, 9. lof, 10. mu
zieknoot, derde, 12.
meisjesnaam, 13.
wezen, 15. vader, 16.
heden, 18. onder
andere (afk.), 19.
persoonlijk voor
naamwoord, 21. ver
lichtingsartikel, 25.
strafwerktuig. 27.
bergplaats. 28. an-
dere naam voor
Noach, 30. plek,
plaats, 31. huisdier,
32. jong varken, 33.
dier. dat veel op
een boerderij voor
komt.
Vertikaal:
1 zie 33 horizon
taal. 2. ogenblik, 3. Europeaan. 4. meis
jesnaam. 5. watervogel, 6. Lagere Tech
nische School (afk.), 10. persoonlijk
voornaam-woord, 11. voorzetsel, 13. keer,
14. watervogel, 15. rivier in Italië, 17.
klein kind, 20. fraai, 22. reeds, 23. moe
der, 24. uitroep van afkeuring. 25. zee
hond, 26. bar, 28. bovenste deel van het
dak, 29. boom.
Schrijf de oplossing op een brief
kaart en stuur deze vóór 14 januari
naar het bureau van deze krant te
Amsterdam, N.Z. Voorburgwal 67. Links
bovenaan moet je schrijven: Kinder
puzzel.
beledigd. Hij was nog wel klein maar
hij wist best dat je niet zomaar iets
mocht wegpakken, en dat deed hij heus
niet.
Hij probeerde uit te leggen dat Pe-
pie een zo'n rode sok in haar jaszak
had gevonden. „En hij is niet van ons
hoor voddenman, die sok is zomaar
vanzelf in Pepies zak gekomen en Mies-
je van het pension had ook zulke sok
ken, maar toen gleed zij uit op
het zeil met een pan soep. Pepie en
Theodoor hebben het voorgedaan. Ik
was nog heel klein toen, ik wist het
niet meer."
„O, maar nu is het mij helemaal zo
helder als koffiedik," lachte Jacob
Treurniet en hij reed de straat uit
met de rode sok die zo'n raar groen
wit randje had.
Jacob Treurniet en zijn vrouw Elsa
waren zeven jaar geleden van een oud
huis in de binnenstad verhuisd naar
een der nieuwste wijken van de stad.
Rijen flats zag je daar afgewisseld
met groepjes eengezinswoningen. Ze
waren helemaal niet zo blij geweest in
het begin. Toen ze trouwden had El-
sa's oud-tante gezegd „ik woon hier
maar alleen in mijn huis, er is ruim
te genoeg voor jullie erbij. Waarom zou
den wij niet samendoen?"
Jacob en Elsa hadden dat aanbod
met beide handen aangenomen. Het
was niet zo gemakkelijk geweest om
ergens onderdak te komen. Zij had
den al links en rechts geïnformeerd
en dat had geen resultaat opgeleverd.
Je kon op een ellenlange wachtlijst
komen te staan als je je bij de ge
meente opgaf. „En als je oud genoeg
bent om naar een bejaardentehuis te
gaan, krijg je een woning toegewezen,"
had Jacob smalend gezegd. Geen won
der dat zij tante Dientje een redden
de engel vonden. Twee kamers kon tan
te best missen en de keuken konden
ze ook gebruiken. Tante kookte de eer
ste tijd nog zelf haar potje, 's Middags
om een uur, dan kon Elsa 's avonds
in de keuken terecht om het warme
eten klaar te maken.
Maar Jacob met zijn goeie hart zei
al na een paar weken: „dat is toch
eigenlijk onzin. Nu zitten wij lekker te
smullen van de biefstuk en de gebak
ken aardappeltjes en tanté zit voor
ons plezier 's avonds koude boterham
men te eten. Laat dat mens toch ge
zellig gelijk met ons meeëten." En om
dat Jacob een vrouw getrouwd had die
zo mogelijk nog goedhartiger was dan
hij zat tante Dientje vanaf die dag op
een vaste plaats aan tafel met haar
stoel vlak onder de koekoeksklok aan
de muur.
(Wordt vervolgd)
OPLOSSING puzzel van 10 december:
MAURITIUS
CURACAO
HONOLULU
JERSEY
IJSLAND
GROOT-BRITTANNIË
De prijzen zijn gewonnen door:
Beatrijs van Wayenburg, Suriname-
straat 6, Den Haag: Berrie Hartman,
Kanaalstraat 75a, Dongen; Maria Reij-
gersberg, Deken v. Miertstraat 8, Veghel;
Marie-Louise Petri, Verlengde Heinse-
weg 32, Sittard; Robbie v. d. Berg,
Reinwardtstraat 15, Zandvoort a. Zee.
pikt, hè?" Michael voelde zich heel
Zeer veei kinderen hebben
zich (met penseel, krijt, teken
inkt en, naar het ons voorkomt,
ook wel met hun vader) op de
grote Kerstprijsvraag gestort.
Zij maken het de jury, die be
slissen moet voor wie de fiets,
voor wie de schaatsen, voor
wie enzovoort zal zijn, bijzon
der lastig. Tot en met dinsdag
10 januari kunnen nog oplos-
singen-in-kleuren worden inge
zonden. Daarna gaat de jury
aan de slag.
AHf
ONTBIJT! J
B
/K BEN ZO o
IEMANDDIE
ETEN ALS i" <2=
HU
OPSTAAT.'
dbxrr EjoHisI
NIETTE
GELOVEN!
EN WAT
KRIJG IK?
JANUARI
HETSNEEUW
EN VRIEST
DATHET
KRAAKT!
V Vvs
II t, t'l
c:
m
33